In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Commissie voor de milieu-effectrapportage: de Commissie voor de milieu-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.17;
Commissie genetische modificatie: de Commissie genetische modificatie, bedoeld in artikel 2.26;
provinciale milieucommissie: de provinciale milieucommissie, bedoeld in artikel 2.41;
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander besluit;
inspecteur: de ter plaatse bevoegde inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid, die door Onze Minister is aangewezen;
adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden gesteld advies uit te brengen met betrekking tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander besluit;
betrokken bestuursorganen: adviseurs en andere bestuursorganen die overeenkomstig afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht worden betrokken bij de totstandkoming van de in artikel 13.1, eerste lid, bedoelde beschikkingen.
inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht;
nationaal milieubeleidsplan: het nationale milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.3;
provinciaal milieubeleidsplan: het provinciale milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.9;
gemeentelijk milieubeleidsplan: het gemeentelijke milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.16;
provinciale milieuverordening: de verordening, bedoeld in artikel 1.2;
afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere produkten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
doelmatige verwijdering van afvalstoffen: zodanige verwijdering van afvalstoffen dat in ieder geval:
de continuïteit van de verwijdering wordt gewaarborgd;
de afvalstoffen met inachtneming van artikel 10.1 op effectieve en efficiënte wijze worden verwijderd;
de capaciteit aan afvalverwijderingsinrichtingen is afgestemd op het aanbod aan te verwijderen afvalstoffen;
een onevenwichtige spreiding van afvalverwijderingsinrichtingen wordt voorkomen, en
een effectief toezicht op de verwijdering mogelijk is;
autowrakken: motorrijtuigen op meer dan twee wielen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeren, in gevallen die bij algemene maatregel van bestuur worden aangegeven;
stoffen: stoffen in de zin van de
;preparaten: preparaten in de zin van de
;huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;
bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, autowrakken of gevaarlijke afvalstoffen;
gevaarlijke afvalstoffen: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen: de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PbEG L 30);
afvalwater: alle water waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
huishoudelijk afvalwater: afvalwater afkomstig uit particuliere huishoudens;
bedrijfsafvalwater: afvalwater, niet zijnde huishoudelijk afvalwater;
biochemisch zuurstofverbruik: massaconcentratie aan opgeloste zuurstof die gedurende vijf dagen wordt verbruikt door biochemische oxydatie van organische bestanddelen onder uitsluiting van ammoniumoxydatie onder omstandigheden die zijn gespecificeerd in een door Onze Minister aangewezen norm van het Nederlands Normalisatie Instituut;
inwonerequivalent: biochemisch zuurstofverbruik van 54 gram per etmaal;
de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit: de richtlijn (EG) nr. 96/62 van de Raad van de Europese Unie van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (PbEG L 296), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld.