Home

Wet wapens en munitie

Geldig van 1 april 2002 tot 1 juli 2002
Geldig van 1 april 2002 tot 1 juli 2002

Wet wapens en munitie

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-04-2002 tot 01-07-2002]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet wapens en munitie opnieuw vast te stellen in overeenstemming met richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  1. 1°.

    Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  2. 2°.

    de korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993;

  3. 3°.

    vuurwapen: een voorwerp bestemd of geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie;

  4. 4°.

    munitie: patronen en andere voorwerpen, bestemd of geschikt om een projectiel of een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soortgelijke stof door middel van een vuurwapen af te schieten of te verspreiden, alsmede projectielen, bestemd om afgeschoten te worden door middel van een vuurwapen;

  5. 5°.

    beheerder: degene die onmiddellijk leiding geeft aan de uitoefening van een bedrijf, waarin wapens en munitie worden vervaardigd, getransformeerd, uitgewisseld, verhuurd of anderszins ter beschikking gesteld, hersteld, beproefd of verhandeld;

  6. 6°.

    bestemming: de onmiddellijke bestemming van de in een consentaanvraag omschreven wapens en munitie, aangevuld met de eindbestemming daarvan indien ten tijde van de consentaanvraag bekend is dat de wapens en munitie vanuit de onmiddellijke bestemming zullen worden doorgevoerd;

  7. 7°.

    binnenkomen en uitgaan: het binnen het grondgebied van Nederland komen, respectievelijk het verlaten van het grondgebied van Nederland met als bestemming een andere lidstaat van de Europese Unie;

  8. 8°.

    doorvoer: binnenkomen gevolgd door uitgaan;

  9. 9°.

    vervoer van een wapen: het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van een wapen dat zodanig is verpakt, dat het niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend; vervoer van munitie: het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van munitie;

  10. 10°.

    dragen van een wapen: het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van een wapen anders dan voor vervoer in de onder 9° bedoelde zin;

  11. 11°.

    overdragen: het aan een ander doen overgaan van de feitelijke macht;

  12. 12°.

    Europese vuurwapenpas: het document dat wordt afgegeven door de autoriteiten van de lid-staten van de Europese Gemeenschappen aan de wettige houder en gebruiker van een vuurwapen.

Artikel 2

1.

Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.

Categorie I

  1. 1°.

    stiletto's, valmessen en vlindermessen, een en ander indien het lemmet:

    1. meer dan een snijkant heeft;

    2. 7 cm of langer en 14 mm of smaller is;

    3. 9 cm of langer is; of

    4. van een stootplaat is voorzien;

  2. 2°.

    andere opvouwbare messen, indien:

    1. het lemmet meer dan een snijkant heeft; of

    2. de lengte in opengevouwen toestand langer dan 28 cm is;

  3. 3°.

    boksbeugels, ploertendoders, wurgstokken, werpsterren, vilmessen, ballistische messen en geluiddempers voor vuurwapens;

  4. 4°.

    blanke wapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen;

  5. 5°.

    pijlen en pijlpunten bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die zijn voorzien van snijdende delen met de kennelijke bedoeling daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken;

  6. 6°.

    katapulten;

  7. 7°.

    andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.

Categorie II

  1. 1°.

    vuurwapens die niet onder een van de andere categorieën vallen;

  2. 2°.

    vuurwapens, geschikt om automatisch te vuren;

  3. 3°.

    vuurwapens die zodanig zijn vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is dan wel dat de aanvalskracht wordt verhoogd;

  4. 4°.

    vuurwapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen;

  5. 5°.

    voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, met uitzondering van medische hulpmiddelen;

  6. 6°.

    voorwerpen, bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, met uitzondering van medische hulpmiddelen en van vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen, bestemd voor het afschieten van munitie met weerloosmakende of traanverwekkende stof;

  7. 7°.

    voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, met uitzondering van explosieven voor civiel gebruik indien met betrekking tot deze explosieven erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik.

Categorie III

  1. 1°.

    vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen voor zover zij niet vallen onder categorie II sub 2°, 3° of 6°;

  2. 2°.

    toestellen voor beroepsdoeleinden die geschikt zijn om projectielen af te schieten;

  3. 3°.

    werpmessen;

  4. 4°.

    alarm- en startpistolen en -revolvers, met uitzondering van alarm- en startpistolen die:

    1. geen loop of een kennelijk verkorte, geheel gevulde loop hebben;

    2. zodanig zijn ingericht dat zij uitsluitend knalpatronen van een kaliber niet groter dan 6 mm kunnen bevatten; en

    3. waarvan de ligplaats van de patronen en de gasuitlaat loodrecht staan op de loop of op de lengterichting van het wapen.

Categorie IV

  1. 1°.

    blanke wapens waarvan het lemmet meer dan een snijkant heeft, voor zover zij niet vallen onder categorie I;

  2. 2°.

    degens, zwaarden, sabels en bajonetten;

  3. 3°.

    wapenstokken;

  4. 4°.

    lucht-, gas- en veerdrukwapens, behoudens zulke door Onze Minister overeenkomstig categorie I, sub 7°, aangewezen die zodanig gelijken op een vuurwapen dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn;

  5. 5°.

    kruisbogen en harpoenen;

  6. 6°.

    bij regeling van Onze Minister aangewezen voorwerpen die geschikt zijn om daarmee personen ernstig lichamelijk letsel toe te brengen;

  7. 7°.

    Voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij voor geen ander doel zijn bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en die niet onder een van de andere categorieën vallen.

2.

Munitie in de zin van deze wet is, onderverdeeld in de volgende categorieën:

Categorie I

(Vervallen)

Categorie II

  1. 1°.

    munitie die uitsluitend geschikt voor vuurwapens van categorie II is;

  2. 2°.

    munitie die een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soortgelijke stof verspreidt, met uitzondering van munitie met weerloosmakende of traanverwekkende stof, bestemd voor vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen;

  3. 3°.

    munitie voorzien van een projectiel waarmee een pantserplaat kan worden doorboord, munitie voorzien van een projectiel met brandsas of met een explosieve lading, alsmede de voor deze munitie bestemde projectielen;

  4. 4°.

    munitie voor geweren, revolvers en pistolen voorzien van expanderende projectielen, alsmede de voor deze munitie bestemde projectielen, behalve wanneer het voor de jacht of de schietsport bestemde munitie of projectielen betreft.

Categorie III

Alle overige munitie.

3.

Aanwijzingen door Onze Minister, als bedoeld in het eerste lid, geschieden bij regeling.

4.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, onder categorie I, sub 7°, zijn geen wapens in de zin van deze wet voorwerpen die klaarblijkelijk zijn bestemd om als speelgoed te worden gebruikt en die redelijkerwijze niet geschikt kunnen worden geacht om daarmee personen ernstig lichamelijk letsel toe te brengen.

Artikel 3

Artikel 3a

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

§ 2. Erkenning

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11 [Vervallen per 11-07-1997]

Artikel 12

§ 3. Bepalingen voor wapens van categorie I

Artikel 13

§ 4. Binnenkomen en uitgaan van wapens en munitie van de categorieën II en III

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17 [Vervallen per 11-07-1997]

Artikel 18 [Vervallen per 11-07-1997]

Artikel 19 [Vervallen per 11-07-1997]

Artikel 20

Artikel 21 [Vervallen per 11-07-1997]

§ 5. Vervoer van wapens en munitie van de categorieën II en III

Artikel 22

Artikel 23 [Vervallen per 11-07-1997]

Artikel 24

Artikel 25 [Vervallen per 11-07-1997]

§ 6. Voorhanden hebben en dragen van wapens en munitie van de categorieën II, III en IV

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 28a

Artikel 29

Artikel 30 [Vervallen per 11-07-1997]

§ 7. Overdracht en verkrijging van wapens en munitie van de categorieën II, III en IV

Artikel 31

Artikel 32

§ 8. Veiligheidseisen

Artikel 33

§ 9. Beroep

Artikel 34

Artikel 35 [Vervallen per 11-07-1997]

Artikel 36 [Vervallen per 11-07-1997]

Artikel 37 [Vervallen per 11-07-1997]

§ 10. Bepalingen over de uitvoering van de wet

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43 [Vervallen per 11-07-1997]

Artikel 44 [Vervallen per 11-07-1997]

§ 11. Toezicht op de naleving

Artikel 45

Artikel 46 [Vervallen per 01-01-1998]

Artikel 47 [Vervallen per 01-01-1998]

Artikel 48 [Vervallen per 01-01-1998]

§ 11a. Opsporing

Artikel 49

Artikel 50

Artikel 51

Artikel 52

Artikel 53 [Vervallen per 11-07-1997]

§ 12. Strafbepalingen

Artikel 54

Artikel 55

Artikel 56

§ 13. Slotbepalingen

Artikel 57

Artikel 58

Artikel 59

Artikel 60