Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 2 bis, eerste lid, artikel 3, eerste lid, artikel 4, artikel 5, eerste tot en met vierde lid, artikel 15, eerste, tweede, vierde en zesde lid, en artikel 18, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 2016/44 van de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2016 (Pb EU L 12).
Sanctieregeling Libië 2016
Sanctieregeling Libië 2016
Opschrift
Aanhef
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Handelende in overeenstemming met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Financiën;
Gelet op Verordening (EU) nr. 2016/44 van de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 204/2011 (Pb EU L12);
Gelet op Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad van 31 juli 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Besluit 2011/137/GBVB (Pb EU L 206);
Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977,
Besluit:
Artikel 1
Een verbod als bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 2, derde of vierde lid, artikel 2 bis, derde lid, artikel 3, tweede tot en met vierde lid, artikel 5, vijfde lid, artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 11, artikel 12, artikel 13, artikel 14 of artikel 15, derde en vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 2016/44 van toepassing is.
Artikel 2
De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 2016/44, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2 bis, derde, vierde en vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 2016/44 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wat betreft een goederentransactie, een transactie met betrekking tot technische bijstand of een tussenhandeldienst en de Minister van Financiën wat betreft het verlenen van financiering en financiële bijstand.
De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 2016/44 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wat betreft het verlenen van technische bijstand en de Minister van Financiën wat betreft het verlenen van financiering en financiële bijstand.
De bevoegde douaneautoriteit, bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 2016/44, is de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder c, van de Algemene Douanewet.
De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 8, artikel 9, eerste en tweede lid, artikel 10, artikel 11, artikel 13 en artikel 14 van Verordening (EU) nr. 2016/44, is de Minister van Financiën wat betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wat betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen.
De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 12, tweede lid, en artikel 18, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2016/44, is de Minister van Financiën.
De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2016/44 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 2016/44, is de Minister van Infrastructuur en Milieu.
Artikel 3
Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen of te leveren aan, door of uit te voeren naar, over te dragen aan, daaronder begrepen over te brengen naar, entiteiten of personen in Libië of voor gebruik in of ten behoeve van Libië, ongeacht het land van oorsprong.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor de levering, de verkoop, de overdracht of de door- of uitvoer van:
wapens en verwante materialen waarvoor voorafgaand goedkeuring is verleend door het Comité, bedoeld in punt 24 van Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;
niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend bestemd is voor humanitaire of beschermende doeleinden, dan wel voor de bijstand aan de Libische regering bij beveiliging of ontwapening;
handvuurwapens, lichte wapens en verwante materialen die tijdelijk naar Libië worden uitgevoerd uitsluitend voor gebruik door personeel van de Verenigde Naties, vertegenwoordigers van de media en humanitaire medewerkers en ontwikkelingswerkers en hun personeel onder de voorwaarde dat het Comité, bedoeld onder a, vooraf op de hoogte is gesteld en niet binnen vijf dagen na die kennisgeving negatief heeft besloten.