Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van zaaigranen binnen de Gemeenschap.
Richtlijn van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (66/402/EEG)
Richtlijn van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (66/402/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43 en op artikel 100,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europese Parlement(1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,
Overwegende dat de voortbrenging van graan een bijzonder belangrijke plaats inneemt in de landbouw van de Europese Economische Gemeenschap;
Overwegende dat de bevredigende resultaten van de graanteelt grotendeels afhangen van het gebruik van geschikt zaad; dat hiertoe sommige Lid-Staten sedert enige tijd het in de handel brengen van zaaigranen hebben beperkt tot zaad van zeer goede kwaliteit; dat zij hierbij gebruik hebben gemaakt van het resultaat van stelselmatige kweekarbeid die gedurende verscheidene tientallen jaren werd verricht en die heeft geleid tot voldoende bestendige en homogene graanrassen, van wier eigenschappen aanzienlijke voordelen verwacht kunnen worden voor het beoogde gebruik;
Overwegende dat de produktiviteit van de graanteelt in de Gemeenschap zal stijgen, indien de Lid-Staten eenvormige en zo streng mogelijke regels toepassen bij de keuze van de tot de handel toegelaten rassen;
Overwegende echter dat een beperking van het in de handel brengen tot bepaalde rassen slechts gerechtvaardigd is voor zover er tegelijkertijd een waarborg bestaat dat de landbouwer ook werkelijk zaad van deze rassen ontvangt;
Overwegende dat sommige Lid-Staten hiertoe keuringsregelingen toepassen die ten doel hebben om de echtheid en zuiverheid van de rassen door een officieel toezicht te waarborgen;
Overwegende dat dergelijke regelingen reeds in het internationale vlak bestaan; dat de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties voor de goedkeuring van maïszaad in de Europese landen en de landen rond de Middellandse Zee minimumnormen heeft aanbevolen; dat voorts de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling een regeling heeft opgesteld voor de goedkeuring op ras van de voor het internationale handelsverkeer bestemde zaden van groenvoedergewassen;
Overwegende dat er voor de Gemeenschap een eenvormige keuringsregeling dient te worden opgesteld die berust op de ervaringen opgedaan bij de toepassing van de voornoemde regelingen;
Overwegende dat een dergelijke regeling zowel op de handel tussen de Lid-Staten als op het in de handel brengen op de nationale markten van toepassing dient te zijn;
Overwegende dat zaaigraan in het algemeen slechts in de handel mag worden gebracht, indien het volgens de keuringsregeling officieel is onderzocht en goedgekeurd als basiszaad of gecertificeerd zaad; dat de keuze van de technische termen „basiszaad” en „gecertificeerd zaad” berust op een reeds bestaande internationale terminologie;
Overwegende dat de niet in de handel gebrachte zaaigranen niet onder de communautaire bepalingen dienen te vallen, aangezien zij economisch van weinig belang zijn; dat de Lid-Staten het recht moeten behouden om deze zaaigranen aan bijzondere voorschriften te onderwerpen;
Overwegende dat de communautaire bepalingen niet van toepassing dienen te zijn op zaaigranen waarvan is aangetoond dat deze zijn bestemd voor uitvoer naar derde landen;
Overwegende dat, ten einde naast de genetische waarde de uitwendige hoedanigheden van de zaaigranen in de Gemeenschap te verhogen, bepaalde voorwaarden moeten worden gesteld ten aanzien van de mechanische zuiverheid, de kiemkracht en de gezondheidstoestand;
Overwegende dat ter vastlegging van de identiteit communautaire bepalingen moeten worden vastgesteld betreffende de verpakking, de bemonstering, de sluiting en de aanduiding; dat de etiketten hiertoe de voor de uitoefening van het officiële toezicht alsmede voor de voorlichting van de landbouwer noodzakelijke gegevens moeten vermelden en het communautaire karakter van de goedkeuring tot uitdrukking moeten brengen;
Overwegende dat bepaalde Lid-Staten voor bijzondere bestemmingen behoefte hebben aan mengsels van zaaigranen van verschillende soorten; dat om met deze behoeften rekening te houden de Lid-Staten gemachtigd moeten worden onder bepaalde voorwaarden dergelijke mengsels toe te laten;
Overwegende dat de Lid-Staten passende controlemaatregelen moeten vaststellen ten einde te waarborgen dat bij het in de handel brengen is voldaan aan de voorwaarden betreffende de kwaliteit van het zaad en aan de bepalingen betreffende de waarborging van de identiteit;
Overwegende dat het zaad dat aan deze voorwaarden voldoet slechts onderworpen mag worden aan beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen, voorzien in de communautaire bepalingen, onverminderd de toepassing van artikel 36 van het Verdrag, afgezien van de gevallen waarin de communautaire bepalingen toleranties bevatten ten aanzien van schadelijke organismen;
Overwegende dat gedurende een eerste etappe, en wel tot de vaststelling van een gemeenschappelijke rassenlijst, tot deze beperkingen met name dient te behoren het recht van de Lid-Staten om het in de handel brengen van zaad te beperken tot rassen die voor hun grondgebied een cultuur- en gebruikswaarde bezitten;
Overwegende dat het noodzakelijk is om onder bepaalde voorwaarden te erkennen dat zaad dat in een ander land is vermeerderd, uitgaande van in een Lid-Staat goedgekeurd basiszaad, gelijkwaardig is aan het in die Lid-Staat vermeerderde zaad;
Overwegende dat voorts dient te worden bepaald dat zaaigranen die in derde landen zijn geoogst in de Gemeenschap slechts in de handel gebracht mogen worden, indien zij dezelfde waarborgen bieden als in de Gemeenschap officieel goedgekeurde zaaigranen die beantwoorden aan de communautaire bepalingen;
Overwegende dat voor perioden waarin de voorziening met goedgekeurd zaad van verschillende categorieën op moeilijkheden stuit, tijdelijk zaad dient te worden toegelaten waarvoor minder strenge eisen gelden;
Overwegende dat het aanbeveling verdient, ten einde de technische methoden voor de keuring in de verschillende Lid-Staten te harmoniseren en in de toekomst over mogelijkheden te beschikken voor een vergelijking tussen het in de Gemeenschap goedgekeurde zaad en het uit derde landen afkomstige zaad, in de Lid-Staten communautaire vergelijkingsvelden aan te leggen voor een jaarlijkse nacontrole van het gecertificeerde zaad van verschillende categorieën;
Overwegende dat het aan de Commissie dient te worden overgelaten bepaalde uitvoeringsmaatregelen te treffen; dat, om de uitvoering van de voorgenomen maatregelen te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in een procedure waarbij in het kader van een permanent comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1 bis
Onder „in de handel brengen” in de zin van deze richtlijn wordt verstaan de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding.
Onder „in de handel brengen” wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:
-
beschikbaar stellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;
-
levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.
Onder „in de handel brengen” wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.
De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 21.
Artikel 2
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
-
Granen: planten van de navolgende soorten, die voor de landbouw of de tuinbouw zijn bestemd, met uitzondering van sierdoeleinden:
Avena nuda L.
Naakte haver
Avena sativa L. (omvat A. byzantina K. Koch)
Haver
Avena strigosa Schreb.
Evene
Hordeum vulgare L.
Gerst
Oryza sativa L.
rijst
Phalaris canariensis L.
kanariezaad
Secale cereale L.
rogge
Sorghum bicolor (L.) Moench
sorgho
Sorghum sudanense (Piper) Stapf
Soedangras
xTriticosecale Wittm. ex A. Camus
Hybriden die het gevolg zijn van de kruising van een soort van het geslacht Triticum met een soort van het geslacht Secale
Triticum aestivum L.
Zachte tarwe
Triticum durum Desf.
Harde tarwe
Triticum spelta L.
spelt
Zea mais L. (partim)
Mais, met uitzondering van popcorn en suikermais.
Deze definitie geldt ook voor de onderstaande hybriden die het produkt zijn van een kruising van hierboven genoemde soorten.
Sorghum bicolor (L.) Moench × Sorghum sudanense (Piper) Stapf.
Hybriden die het product zijn van een kruising van Sorghum bicolor en Sorghum sudanense
Tenzij anders bepaald gelden voor zaad van genoemde hybriden de normen of andere voorwaarden die van toepassing zijn voor zaad van elk van de soorten waaruit zij zijn verkregen.
-
Rassen, hybriden en inteeltlijnen van mais en Sorghum spp.:
-
Vrij bestoven ras: voldoende homogeen en bestendig ras.
-
Ingeteelde stam: voldoende homogene en bestendige lijn, die gedurende verscheidene opeenvolgende generaties door kunstmatige zelfbevruchting onder gelijktijdige selectie of door gelijkwaardige maatregelen is verkregen.
-
Enkele hybride: eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van twee ingeteelde stammen.
-
Dubbele hybride: eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van twee enkele hybriden.
-
Drieweg-hybride: eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van een ingeteelde stam en van een enkele hybride.
-
Inteelt-rassen-hybride (topkruising): eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van een ingeteelde stam of van een enkele hybride en van een vrij bestoven ras.
-
Rassen-hybride: eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van planten uit basiszaad van twee vrij bestoven rassen.
-
-
Basiszaad (haver, gerst, rijst, kanariezaad, rogge, triticale, tarwe, durum tarwe en spelt, andere dan hybriden wat elk van de vorengenoemde soorten betreft): zaad
-
dat is voortgebracht onder verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras,
-
dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad, hetzij van de categorie gecertificeerd zaad, hetzij van de categorieën gecertificeerd zaad van de eerste nabouw of gecertificeerd zaad van de tweede nabouw,
-
dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, lid 1, sub a), voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en
-
waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.
-
-
Basiszaad (hybriden van haver, gerst, rijst, rogge, tarwe, durumtarwe, spelt en zelfbestuivende rassen van triticale).
-
dat is bestemd voor de voortbrenging van hybriden,
-
dat, overeenkomstig de in artikel 4 bedoelde normen, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en
-
waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in a) en b) vastgestelde voorwaarden voldoet.
-
-
Basiszaad (mais en) Sorghum spp.:
-
van vrij bestoven rassen: zaad,
-
dat is voortgebracht onder verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras,
-
dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van dit ras, van een inteelt-rassenhybride of een rassen-hybride,
-
dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en
-
waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.
-
-
van ingeteelde stammen: zaad,
-
dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en
-
waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in a) vastgestelde voorwaarden voldoet.
-
-
van enkele hybriden: zaad
-
dat is bestemd voor de voortbrenging van dubbele hybriden, drieweg-hybriden of inteelt-rassen-hybriden,
-
dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en
-
waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in a) en b) vastgestelde voorwaarden voldoet.
-
-
-
Gecertificeerd zaad (kanariezaad, andere dan hybriden, rogge, sorghum, soedangras, maïs en hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, durumtarwe, spelt en zelfbestuivende rassen van triticale): zaad,
-
dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet.
-
dat is bestemd voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen,
-
dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, lid 1, sub b), en lid 2, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
-
waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.
-
-
Gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (haver, gerst, rijst, triticale, tarwe, durum tarwe en spelt, andere dan hybriden wat elk van de vorengenoemde soorten betreft): zaad
-
dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden.
-
dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van de tweede nabouw of voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen,
-
dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad van de eerste nabouw opgesomde voorwaarden en
-
waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.
-
-
Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (haver, gerst, rijst, triticale, tarwe, durum tarwe en spelt, andere dan hybriden wat elk van de vorengenoemde soorten betreft): zaad
-
dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste nabouw, of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden.
-
dat is bestemd voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen,
-
dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad van de tweede nabouw opgesomde voorwaarden en
-
waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.
-
-
Officiële maatregelen: maatregelen die genomen zijn
-
door autoriteiten van een staat of
-
onder verantwoordelijkheid van een staat, door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen of,
-
voor hulpwerkzaamheden, eveneens onder toezicht van een staat, door beëdigde natuurlijke personen,
-
mits de personen genoemd onder b) en c) geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen.
Wijzigingen in de in lid 1, punt A, opgenomen soortenlijst worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.
Wijzigingen die in lid 1, punten C, C bis, E, F en G, moeten worden aangebracht ten einde hybriden van kanariezaad, rogge of triticale onder de werkingssfeer van deze richtlijn te laten vallen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.
Volgens de procedure van artikel 21 kan worden gespecificeerd en bepaald welke typen rassen, met inbegrip van kruisingspartners, in aanmerking komen voor goedkeuring volgens het bepaalde in deze richtlijn. Volgens dezelfde procedure worden de definities in lid 1, punt B, dienovereenkomstig aangepast.
De Lid-Staten kunnen volgens de procedure van artikel 21 gemachtigd worden zaaizaad van autogame soorten, dat voor certificering als basiszaad is aangemeld en rechtstreeks afkomstig is van een niet officieel onderzochte generatie die aan het basiszaad voorafgaat, in afwijking van lid 1, sub F a) of G a), als „geceritificeerd zaaizaad van de eerste vermeerdering” of „gecertificeerd zaaizaad van de tweede vermeerdering” goed te keuren. Deze bepaling geldt niet voor zaad van hybriden. De goedkeuring als „gecertificeerd zaaizaad” mag alleen worden verleend wanneeer degene die daarom verzoekt zulks doet met toestemming van de kweker en wanneer bij een uiterlijk in de groeiperiode van het aangemelde zaad verrichte officiële nacontrole van officieel genomen monsters is geconstateerd dat het zaad van deze vroegere generatie heeft voldaan aan de voor basiszaad inzake rasechtheid en raszuiverheid gestelde eisen. In dat geval geeft de kweker bij de monsterneming de totale oppervlakte op waarop het zaaizaad van deze vroegere generatie werd verbouwd. Deze voorwaarden kunnen in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis volgens de procedure van artikel 21 worden gewjijzigd.
De Lid-Staten schrijven voor dat op de officiële etiketten van zaaizaad dat in de handel wordt gebracht uit hoofde van de in de vorige alinea bedoelde machtiging de vermelding „Verhandeling uitsluitend toegestaan in … (betrokken Lid-Staat)” voorkomt; de Lid-Staten kunnen in dat geval bovendien voorschrijven dat op de officiële etiketten overeens de vermelding „Uitsluitend bestemd voor vermeerdering” voorkomt.
De Lid-Staten kunnen volgens de procedure van artikel 21, tot en met 30 juni 1987 worden gemachtigd om het in de handel brengen toe te laten van zaad van sommige vooral voor voederdoeleinden bestemde rassen van rogge, die niet voldoen aan de normen die zijn vastgesteld:
-
in bijlage II, wat de kiemkracht betreft,
De Lid-Staten mogen:
-
in de categorie basiszaad verscheidene generaties opnemen en deze categorie naar generatie onderverdelen,
-
bepalen dat het officiële onderzoek naar kiemkracht en mechanische zuiverheid ter gelegenheid van de goedkeuring niet bij alle partijen wordt verricht, behoudens indien eraan wordt getwijfeld dat aan de desbetreffende voorwaarden vervat in bijlage II is voldaan.
-
gedurende een overgangsperiode van ten hoogste drie jaar na de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die noodzakelijk zijn ten einde zich naar deze richtlijn te voegen, en in afwijking van lid 1, alinea's E, F en G, als gecertificeerd zaad goedkeuren, zaad dat rechtstreeks afkomstig is van zaad dat in een Lid-Staat officieel volgens het tot nu toe geldende stelsel werd gecontroleerd en dat dezelfde waarborgen biedt als het overeenkomstig de beginselen van deze richtlijn goedgekeurde basiszaad; deze bepaling vindt overeenkomstige toepassing voor het in lid 1, alinea G, bedoelde gecertificeerde zaad van de eerste nabouw.
-
op aanvraag volgens de procedure van artikel 21 ertoe gemachtigd worden tot uiterlijk 31 december 1978 zaad van zelfbestuivende soorten van de categorieën „gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering” of „gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering” officieel goed te keuren
-
wanneer in plaats van de in bijlage I voorgeschreven officiële veldkeuring een zodanige veldkeuring heeft plaatsgehad dat steekproefsgewijs ten minste 20 % van de percelen per soort officieel is gecontroleerd, en
-
op voorwaarde dat benevens het basiszaad, ten minste het prebasiszaad van de twee onmiddellijk aan dit basiszaad voorafgaande generaties bij het officiële onderzoek in de betrokken Lid-Staat aan de eisen van bijlagen I en II met betrekking tot de rasechtheid en de raszuiverheid van basiszaad heeft voldaan.
-
Het onderzoek onder officieel toezicht als bedoeld in lid 1, punt C, onder d), lid 1, punt C bis, onder c), lid 1, punt D, punt 1, onder d), lid 1, punt D, punt 2, onder b), lid 1, punt D, punt 3, onder c), lid 1, punt E, onder d), lid 1, punt F, onder d) en lid 1, punt G, onder d), moet aan de volgende eisen voldoen:
-
Veldkeuring
-
De keurmeesters:
-
moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;
-
mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;
-
moeten officieel zijn erkend door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, waarbij deze erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;
-
moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden.
-
-
Het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd, waarvan de resultaten bevredigend waren.
-
Een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %.
-
Een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren.
-
De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een straf kan intrekking inhouden van de onder a), punt iii), bedoelde erkenning van de officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
-
-
Zaadcontrole
-
Zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in b) tot en met d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn erkend.
-
Het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium; deze zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.
De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.
De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend.
Zaadcontrole moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.
-
Het zaadcontrolelaboratorium moet:
-
een onafhankelijk laboratorium zijn;
of
-
tot een zaadbedrijf behoren.
In het in ii) bedoelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dit zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.
-
-
De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit.
-
Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.
-
De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
-
Volgens de procedure van artikel 21 kunnen nadere regels worden vastgesteld voor de onderzoeken onder officieel toezicht.
Artikel 3
De lidstaten schrijven voor dat zaaigranen slechts in de handel mogen worden gebracht indien zij officieel zijn goedgekeurd als „basiszaad”, „gecertificeerd zaad”, „gecertificeerd zaad van de eerste generatie” of „gecertificeerd zaad van de tweede generatie”.
De Lid-Staten stellen voor de goedkeuring en het in de handel brengen het maximumvochtgehalte vast van basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten.
De Lid-Staten dragen er zorg voor dat het officiële zaadonderzoek plaatsvindt volgens de gebruikelijke internationale methoden, voor zover die methoden bestaan.