Home

Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten

Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten

1966R0136 — NL — 01.11.2004 — 007.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING Nr. 136/66/EEG VAN DE RAAD

van 22 september 1966

houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten

(PB P 172, 30.9.1966, p.3025)

Gewijzigd bij:

Publicatieblad

No

page

date

M1

Verordening (EEG) nr. 2146/68 van de Raad van 20 december 1968

L 314

1

31.12.1968

M2

Verordening (EEG) nr. 1253/70 van de Raad van 29 juni 1970

L 143

1

1.7.1970

M3

Verordening (EEG) nr. 2554/70 van de Raad van 15 december 1970

L 275

5

19.12.1970

M4

Verordening (EEG) nr. 2727/71 van de Raad van 20 december 1971

L 282

8

23.12.1971

M5

Verordening (EEG) nr. 1547/72 van de Raad van 18 juli 1972

L 165

1

21.7.1972

M6

Verordening (EEG) nr. 1707/73 van de Raad van 26 juni 1973

L 175

5

29.6.1973

M7

Verordening (EEG) nr. 2560/77 van de Raad van 7 november 1977

L 303

1

28.11.1977

M8

Verordening (EEG) nr. 1419/78 van de Raad van 20 juni 1978

L 171

8

28.6.1978

►M9

AKTE betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek en de aanpassing van de Verdragen

L 185

1

7.7.1978

M10

Verordening (EEG) nr. 590/79 van de Raad van 26 maart 1979

L 78

1

30.3.1979

►M11

Verordening (EEG) nr. 1585/80 van de Raad van 24 juni 1980

L 160

2

26.6.1980

M12

Verordening (EEG) nr. 1917/80 van de Raad van 15 juli 1980

L 186

1

19.7.1980

M13

Verordening (EEG) nr. 3454/80 van de Raad van 22 december 1980

L 360

16

31.12.1980

►M14

Verordening (EEG) nr. 1413/82 van de Raad van 18 mei 1982

L 162

6

12.6.1982

M15

Verordening (EEG) nr. 1097/84 van de Raad van 31 maart 1984

L 113

1

28.4.1984

M16

Verordening (EEG) nr. 1101/84 van de Raad van 31 maart 1984

L 113

7

28.4.1984

►M17

Verordening (EEG) nr. 1556/84 van de Raad van 4 juni 1984

L 150

5

6.6.1984

►M18

Verordening (EEG) nr. 2260/84 van de Raad van 17 juli 1984

L 208

1

3.8.1984

M19

Verordening (EEG) nr. 231/85 van de Raad van 29 januari 1985

L 26

12

31.1.1985

M20

Verordening (EEG) nr. 3768/85 van de Raad van 20 december 1985

L 362

8

31.12.1985

►M21

Verordening (EEG) nr. 1454/86 van de Raad van 13 mei 1986

L 133

8

21.5.1986

►M22

Verordening (EEG) nr. 1915/87 van de Raad van 2 juli 1987

L 183

7

3.7.1987

►M23

Verordening (EEG) nr. 3994/87 van de Commissie van 23 december 1987

L 377

31

31.12.1987

►M24

Verordening (EEG) nr. 1098/88 van de Raad van 25 april 1988

L 110

10

29.4.1988

►M25

Verordening (EEG) nr. 2210/88 van de Raad van 19 juli 1988

L 197

1

26.7.1988

►M26

Verordening (EEG) nr. 1225/89 van de Raad van 3 mei 1989

L 128

15

11.5.1989

M27

Verordening (EEG) nr. 2902/89 van de Raad van 25 september 1989

L 280

2

29.9.1989

M28

Verordening (EEG) nr. 3499/90 van de Raad van 27 november 1990

L 338

1

5.12.1990

►M29

Verordening (EEG) nr. 3577/90 van de Raad van 4 december 1990

L 353

23

17.12.1990

►M30

Verordening (EEG) nr. 1720/91 van de Raad van 13 juni 1991

L 162

27

26.6.1991

M31

Verordening (EEG) nr. 356/92 van de Raad van 10 februari 1992

L 39

1

15.2.1992

M32

Verordening (EEG) nr. 2046/92 van de Raad van 30 juni 1992

L 215

1

30.7.1992

M33

Verordening (EG) nr. 3179/93 van de Raad van 16 november 1993

L 285

9

20.11.1993

►M34

Verordening (EG) nr. 3290/94 van de Raad van 22 december 1994

L 349

105

31.12.1994

►M35

Verordening (EG) nr. 1581/96 van de Raad van 30 juli 1996

L 206

11

16.8.1996

►M36

Verordening (EG) nr. 1638/98 van de Raad van 20 juli 1998

L 210

32

28.7.1998

M37

VERORDENING (EG) Nr. 2702/1999 VAN DE RAAD van 14 december 1999

L 327

7

21.12.1999

M38

VERORDENING (EG) Nr. 2826/2000 VAN DE RAAD van 19 december 2000

L 328

2

23.12.2000

►M39

VERORDENING (EG) Nr. 1513/2001 VAN DE RAAD van 23 juli 2001

L 201

4

26.7.2001

►M40

VERORDENING (EG) Nr. 865/2004 VAN DE RAAD van 29 april 2004

L 206

37

9.6.2004


Gewijzigd bij:


Gerectificeerd bij:



NB: Deze geconsolideerde versie bevat referenties naar de Europese rekeneenheid en/of ecu. Vanaf 1 januari 1999 moeten beide worden gelezen als referentie naar de euro — Verordening (EEG) nr. 3308/80 van de Raad (PB L 345 van 20.12.1980, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad (PB L 162 van 19.6.1997, blz. 1).




▼B

VERORDENING Nr. 136/66/EEG VAN DE RAAD

van 22 september 1966

houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten



DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Overwegende dat in de Gemeenschap de toestand op de markten van oliën en vetten, van plantaardige oorsprong en van vis of van zeezoogdieren, wordt gekenmerkt door de grote omvang van de behoefte enerzijds en de geringe totale produktie anderzijds; dat de Lid-Staten bijgevolg voor hun voorziening op dit gebied in sterke mate zijn aangewezen op de wereldmarkt; dat deze situatie in het algemeen rechtvaardigt dat de onderscheidene invoerbelemmeringen worden opgeheven en, behoudens voor bepaalde produkten van de olijventeelt, worden vervangen door het gemeenschappelijk douanetarief, dat door zijn nulrecht op grondstoffen de voorziening van de industrie vergemakkelijkt en door zijn rechten op bewerkte produkten de betrokken industrie beschermt en voorts de verbruikers een voorziening tegen redelijke prijzen waarborgt;

Overwegende evenwel dat de opheffing van de invoerbelemmeringen de communautaire markt voor oliehoudende zaden en vruchten en voor de oliën daarvan onbeschermd laat tegen de verstoringen die voortvloeien hetzij uit bepaalde invoeren uit derde landen, hetzij uit de door derde landen veroorzaakte dispariteiten tussen de prijzen van de uit oliehoudende zaden en vruchten verkregen produkten en de prijzen van deze zaden en vruchten; dat deze verstoringen de belangen van de producenten en van de verwerkende industrie ernstig kunnen schaden en dat het derhalve, met inachtneming van de internationale verplichtingen, nodig is passende maatregelen te treffen om deze situatie het hoofd te bieden;

Overwegende dat de opheffing van de invoerbelemmeringen, als de gevolgen daarvan niet door andere maatregelen werden gecompenseerd, de voortbrenging van bepaalde landbouw- of industrieprodukten in de Gemeenschap in gevaar zou brengen, gezien de toestand op de wereldmarkt; dat namelijk het verbruik van olijfolie zou kunnen afnemen, als de prijs van concurrerende oliën aanmerkelijk zou dalen; dat bovendien andere oliehoudende produkten zijn blootgesteld aan de rechtstreekse concurrentie van dezelfde produkten die uit derde landen tegen verlaagde of nulrechten worden ingevoerd;

Overwegende dat de olijventeelt en de olijfolieproduktie van bijzondere betekenis zijn voor de economie van bepaalde gebieden van de Gemeenschap, waar zij dikwijls de voornaamste bron van inkomsten voor een groot gedeelte van de bevolking vormen; dat olijfolie voor grote groepen verbruikers de voornaamste vetsoort is; dat de teelt van oliehoudende zaden, met name van koolzaad, raapzaad en zonnebloemzaad, de rentabiliteit van de bedrijven verhoogt doordat zij deze in staat stelt een beter technisch en financieel evenwicht te verwezenlijken; dat het bijgevolg nodig is deze produkten door passende maatregelen te ondersteunen;

Overwegende dat te dien einde, voor de producenten van de Gemeenschap, de afzet op de markt van hun oogsten een billijke beloning moet waarborgen, waarvan de hoogte voor olijfolie door een produktierichtprijs en voor oliehoudende zaden door een richtprijs kan worden bepaald; dat het verschil tussen deze prijzen en de voor de verbruiker aanvaardbare prijzen overeenkomt met de steun die voor het bereiken van het nagestreefde doel dient te worden verleend;

Overwegende dat de verbruikers van olijfolie in liet algemeen dit produkt verkiezen boven andere soortgelijke voedingsmiddelen, zodat dit produkt tegen een hogere prijs kan worden verkocht dan deze soortgelijke voedingsmiddelen; dat het bijgevolg mogelijk is, rekening houdende met de prijzen van de concurrerende produkten, een marktrichtprijs vast te stellen op een zodanig niveau dat de producent in beginsel de noodzakelijke beloning grotendeels uit de inkomsten op de markt verkrijgt;

Overwegende dat het met de marktrichtprijs van olijfolie beoogde doel slechts kan worden bereikt indien de daadwerkelijk toegepaste marktprijs de marktrichtprijs zoveel mogelijk benadert; dat dientengevolge zowel binnen de producerende Lid-Staten als aan de grenzen van de Gemeenschap dient te worden voorzien in stabilisatiemaatregelen;

Overwegende dat de nagestreefde stabiliteit binnen de Gemeenschap kan worden bereikt door in de produktiegebieden de mogelijkheid te scheppen olijfolie aan de bevoegde instanties van de Lid-Staten aan te bieden; dat, gegeven de geografische concentratie van produktie en consumptie, de interventieprijs die deze instanties verplicht zijn voor deze olie te betalen, in alle interventiecentra dezelfde kan zijn; dat voorts ter verzekering van een constant evenwicht tussen vraag en aanbod en gezien de noodzaak de gevolgen van het onregelmatig zijn van de produktie te beperken, de mogelijkheid dient te worden geopend de interventiebureaus op te dragen een buffervoorraad aan te leggen;

Overwegende dat, ten einde de markt van de Gemeenschap op het gewenste niveau te stabiliseren, met name door te voorkomen dat de schommelingen op de wereldmarkt de binnen de Gemeenschap toegepaste prijzen beïnvloeden, dient te worden voorzien in een heffing op de ingevoerde produkten, waarvan het bedrag gelijk is aan het verschil tussen een van de marktrichtprijs afgeleide drempelprijs en de op de wereldmarkt toegepaste prijzen; dat, met het oog op een volledige en samenhangende bescherming, de perskoeken van olijven en andere bij de winning van olijfolie verkregen afvallen, de bij de bewerking van olijfolie verkregen afvallen en de olijven, bestemd voor de vervaardiging van olie, aan een regeling die dezelfde werking heeft, moeten worden onderworpen;

Overwegende dat de schorsing van de heffing of de toekenning van een restitutie ten gunste van olijfolie die wordt gebruikt voor de vervaardiging van vis- en groentenconserven, noodzakelijk is om de betrokkenen in staat te stellen het hoofd te bieden aan de concurrentie van soortgelijke produkten, vervaardigd met oliën die tegen de wereldmarktprijs zijn aangekocht;

Overwegende dat de voorziening van de consumenten met olijfolie in gevaar kan komen wanneer de verhouding tussen de wereldmarktprijs en de prijs in de Gemeenschap aanleiding kan geven tot de uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden olijfolie; dat voorts de invoer of de uitvoer van dit produkt in sommige omstandigheden verstoringen op de markt kan teweegbrengen; dat dient te worden voorzien in maatregelen waardoor aan zodanige situaties het hoofd kan worden geboden;

Overwegende dat, wat de oliehoudende zaden betreft, de bescherming van de landbouwers tegen de risico's die, ondanks het voorziene steunstelsel, uit de wisselvalligheid van de markt kunnen voortvloeien, kan worden verzekerd door interventiemaatregelen die hierin bestaan dat de aan de bevoegde instanties aangeboden hoeveelheden worden gekocht tegen interventieprijzen welke, wegens de geografische uitgestrektheid van de produktie tegenover een gering aantal verwerkingscentra, moeten worden vastgesteld, rekening houdend met de natuurlijke prijsvorming op de markt;

Overwegende dat de lijst van zaden waarvoor bovenstaande regeling geldt zodanig moet worden vastgesteld dat zij de soorten waarvan de teelt thans het belangrijkste is, omvat; dat de mogelijkheid echter moet worden behouden om, uitgaande van de verworven ervaring, deze regeling uit te breiden tot andere zaden;

Overwegende dat de afschaffing van de maatregelen welke de produktie van druivepittenolie in sommige Lid-Staten begunstigen, bijzondere maatregelen vergt om deze olie-industrie in staat te stellen zich aan de nieuwe marktomstandigheden aan te passen;

Overwegende dat de onderlinge samenhang van de bepalingen betreffende de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten, in gevaar zou worden gebracht, wanneer hun uitwerking zou kunnen cumuleren met die van met het Verdrag onverenigbare steunmaatregelen; dat het, in afwachting van de toepassing van een gemeenschappelijk landbouwbeleid in de vlassector, noodzakelijk is te voorzien in een uitzondering voor de steun die wordt verleend aan de produktie van lijnzaad dat gebruikt wordt voor de produktie van olie;

Overwegende dat bij de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten gelijkelijk en op passende wijze rekening moet worden gehouden met de in artikelen 39 en 110 van het Verdrag gestelde doeleinden;

Overwegende dat, om de tenuitvoerlegging van de voorgenomen maatregelen te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in een procedure waarbij in het kader van een Comité van beheer een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



▼M9

Artikel 1

1. In de sector oliehoudende zaden en vruchten, plantaardige oliën en vetten, alsmede oliën en vetten van vis of van zeezoogdieren, wordt een gemeenschappelijke marktordening tot stand gebracht.

▼M23

2. Deze verordening behelst de volgende produkten:



GN-code

Omschrijving

a)

1201 00 90

Sojabonen, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1202 10 90

Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop, andere dan voor zaaidoeleinden

1202 20 00

Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, gedopt, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1203 00 00

Kopra

1204 00 90

Lijnzaad, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1 205 090

Kool- en raapzaad, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1206 00 90

Zonnebloempitten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1207 10 90

Palmnoten en palmpitten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1207 20 90

Katoenzaad, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1207 30 90

Ricinuszaad, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1207 40 90

Sesamzaad, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1207 50 90

Mosterdzaad, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1207 60 90

Saffloerzaad, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1207 91 90

Papaverzaad, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1207 92 90

Kariténoten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1207 99 91

Hennepzaad, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

1207 99 99

Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden

b)

1208

Meel van oliehoudende zaden en vruchten, ander dan mosterdmeel

1504

Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1507

Sojaolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1508

Grondnotenolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1511

Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1512

Zonnebloemzaad-, saffloer- en katoenzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1513

Kokosolie (kopraolie), palmpitten- en babassunotenolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1514

Raapzaad-, koolzaad- en mosterdzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

ex15 15

Andere plantaardige vetten en vette oliën (andere dan jojobaolie van onderverdeling 1515 60) alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

ex15 16

Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid (met uitzondering van gehydrogeneerde ricinusolie, zogenaamde „opalwax” van onderverdeling 1516 20 10)

ex15 17

Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516, met uitzondering van de onderverdelingen 1517 10 10, 1517 90 10 en 1517 90 93

1518 00 31

1518 00 39

right accolade

Mengsels van plantaardige oliën, vloeibaar, voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van produkten voor menselijke consumptie

1522 00 91

Droesem of bezinksel van olie, soapstocks, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, met uitzondering van afvallen welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft

1522 00 99

Andere afvallen afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, met uitzondering van afvallen welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft

2304 00 00

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets

2305 00 00

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van grondnotenolie, ook indien fijngemaakt of in pellets

ex23 06

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, ook indien fijngemaakt of in pellets, andere dan die bedoeld bij post 2304 of 2305 en met uitzondering van de perskoeken van olijven en andere bij de winning van olijfolie verkregen afvallen, van onderverdeling 2306 90

c)

1509

Olijfolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1510 00

Andere olie en fracties daarvan, uitsluitend verkregen uit olijven, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, mengsels daarvan met olijfolie of fracties daarvan, bedoeld bij post 1509, daaronder begrepen

d)

0709 90 31

Olijven, vers of gekoeld, bestemd voor andere doeleinden dan het vervaardigen van olie

0709 90 39

Andere olijven, vers of gekoeld

0710 80 10

Olijven, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

0711 20

Olijven, voorlopig verduurzaamd (hij voorbeeld door middel van zwaveldioxyde of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

ex071290 90

Olijven, gedroogde, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid

ex200190 90

Olijven, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur

ex200490 30

Olijven op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren

2005 70 00

Olijven, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

e)

1522 00 31

1522 00 39

right accolade

Afvallen, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft

2306 90 11

2306 90 19

right accolade

Perskoeken van olijven en andere bij de winning van olijfolie verkregen afvallen



▼M34

TITEL I

Regeling van het handelsverkeer

Artikel 2

1. Voor de invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 2, onder c), genoemde produkten en van de produkten van de GN-codes 0709 90 39, 0711 20 90, 2306 90 19, 1522 00 31 en 1522 00 39 moet een invoercertificaat worden overgelegd.

Voor de uitvoer van olijfolie uit de Gemeenschap moet een uitvoercertificaat worden overgelegd.

Voor de uitvoer van andere in artikel 1, lid 2, vermelde produkten uit de Gemeenschap kan een uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van artikel 3, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve wanneer er sprake is van overmacht.

2. De geldigheidsduur van de certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

Artikel 2 bis

►M35 1. Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

▼M35

2. Ingeval de marktprijs voor olijfolie in de Gemeenschap gedurende een periode van ten minste drie maanden aanzienlijk hoger is dan ►M36 de productierichtprijs, verminderd met de productiesteun, alsmede met een bedrag waarin rekening wordt gehouden met de prijsschommelingen op de markt en de kosten voor het vervoer van de olijfolie van de productie- naar de consumptiegebieden, kan de Commissie, om via invoer uit derde landen te zorgen voor een adequate voorziening van de markt van de Gemeenschap met olijfolie, in afwijking van het bepaalde in lid 1 en volgens de procedure van artikel 38:

—de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor olijfolie gedeeltelijk of volledig schorsen en bepalingen inzake die schorsing vaststellen,

—een contingent voor de invoer van olijfolie met een verlaagd douanerecht openen en bepalingen inzake het beheer van dat contingent vaststellen.

Deze maatregelen worden toegepast voor een periode die niet langer is dan strikt noodzakelijk en die, in geen geval, doorloopt na het einde van het betrokken verkoopseizoen.

▼M34

Artikel 2 ter

1. Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1, lid 2, onder c), d) en e), bedoelde produkten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien de bepalingen van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, zijn vervuld, behalve wanneer de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding staan tot het beoogde doel.

2. De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren die voorafgaan aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

3. De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor dat produkt.

4. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast volgens de procedure van artikel 38. Deze bepalingen betreffen met name:

a)de produkten waarvoor aanvullende invoerrechten worden toegepast volgens artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,

b)de andere criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 3

1. Voor zover nodig om de uitvoer mogelijk te maken van olijfolie en van in de Gemeenschap geoogst kool- en raapzaad op basis van de noteringen of de prijzen van deze produkten op de wereldmarkt en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die volgens artikel 228 van het Verdrag zijn gesloten, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen van de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

2. Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:

a)die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk en met inachtneming van de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap gebruikt kunnen worden, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen grote en kleine marktdeelnemers,

b)die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,

c)waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers wordt voorkomen.

3. De restitutie is voor de hele Gemeenschap gelijk.

Zij kan variëren naar gelang van de bestemming wanneer de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken. Voor olijfolie kan de restitutie bovendien op verschillende niveaus worden vastgesteld, naar gelang van de kwaliteit en de aanbiedingsvorm, wanneer de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38. Voor olijfolie kunnen zij met name:

a)periodiek worden vastgesteld,

b)via openbare inschrijving worden vastgesteld, indien de marktsituatie zulks rechtvaardigt. Voor olijfolie kan de inschrijving worden beperkt tot bepaalde landen van bestemming, bepaalde hoeveelheden, kwaliteiten en aanbiedingsvormen.

Behalve bij vaststelling via openbare inschrijving wordt het bedrag van de restitutie ten minste eenmaal per maand vastgesteld. Zo nodig kunnen de restituties door de Commissie op verzoek van een Lid-Staat dan wel op haar eigen initiatief tussentijds worden gewijzigd.

4. Bij de vaststelling van de restituties voor olijfolie worden de volgende factoren in aanmerking genomen:

a)de situatie en de vooruitzichten van:

—de prijzen en de beschikbaarheid van olijfolie op de markt van de Gemeenschap,

—de prijzen van olijfolie op de wereldmarkt;

b)de limieten die voortvloeien uit de volgens artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

Indien echter door de situatie op de wereldmarkt de gunstigste noteringen voor olijfolie niet kunnen worden vastgesteld, kan rekening worden gehouden met de op die markt geldende prijs van de belangrijkste concurrerende plantaardige oliën en met het verschil dat tijdens een representatieve periode wordt geconstateerd tussen deze prijs en die van olijfolie.

Het bedrag van de restitutie mag niet hoger zijn dan het verschil tussen de prijs voor olijfolie in de Gemeenschap en die op de wereldmarkt, eventueel aangepast om rekening te houden met de kosten voor uitvoer van de produkten naar laatstgenoemde markt.

5. Bij de vaststelling van de restituties voor kool- en raapzaad worden de volgende factoren in aanmerking genomen:

a)de prijzen die in de Gemeenschap op de representatieve markten voor verwerking en uitvoer worden gehanteerd, alsmede de in de Gemeenschap geldende marktprijzen voor kool- en raapzaad en de vooruitzichten met betrekking tot de ontwikkeling van die prijzen;

b)de situatie in de Gemeenschap en de beschikbaarheid van die produkten ten opzichte van de vraag;

c)de gunstigste noteringen op de verschillende markten van de invoerende derde landen;

d)de kosten voor de aanvoer naar de wereldmarkt;

e)het economische aspect van de beoogde uitvoer;

f)de limieten die voortvloeien uit de volgens artikel 228 van het verdrag gesloten overeenkomsten.

6. De restitutie wordt uitsluitend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat toegekend.

7. De restitutie bij uitvoer van olijfolie en van kool- en raapzaad is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:

a)voor de op het certificaat aangegeven bestemming of, eventueel,

b)voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

8. Voor olijfolie en kool- en raapzaad waarvoor in het kader van voedselhulpacties restituties worden verleend, kan volgens de procedure van artikel 38 worden afgeweken van de leden 6 en 7.

9. De inachtneming van de maxima met betrekking tot de hoeveelheden die voortvloeien uit de volgens artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten wordt gewaarborgd op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven uit hoofde van de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken produkten. Wat betreft de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, wordt de geldigheid van de uitvoercertificaten niet beïnvloed door het einde van een referentieperiode.

10. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet gebruikte uitvoerbare hoeveelheden, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

Artikel 3 bis

1. De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening, wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

2. Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

—de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en

—de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 3 ter

1. Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast.

2. Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.

3. Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.

4. De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.



▼M9

TITEL II

Olijfolie

▼M36

Artikel 4

1. Er wordt voor de Gemeenschap een productierichtprijs ingevoerd.

Deze prijs wordt vastgesteld in het stadium van de groothandel voor courante olijfolie verkregen bij de eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van 3,3 gram/100 gram.

2. Voor ►M39 de verkoopseizoenen 1998/1999 tot en met 2003/2004 wordt de in lid 1 bedoelde productierichtprijs vastgesteld op 383,77 ECU/100 kg.

3. Het verkoopseizoen voor olijfolie begint op 1 november en eindigt op 31 oktober van het daaropvolgende jaar, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen anders beslist.

Artikel 5

1. Er wordt productiesteun voor olijfolie ingesteld. Deze steun moet bijdragen tot een redelijk inkomen voor de producenten.

De steun wordt aan de olijvenproducenten toegekend op basis van de werkelijke geproduceerde hoeveelheid olijfolie.

De steun moet, onverminderd de verschillende verlagingen en kortingen op grond van de communautaire regelgeving, volledig aan de olijventelers worden uitbetaald.

▼M40

2. Vanaf het verkoopseizoen 1998/1999 wordt de in lid 1 bedoelde productiesteun vastgesteld op 1 322,5 EUR/t.

▼A5

3. De in lid 1 bedoelde steun wordt toegekend voor maximaal 1 783 811 ton olijfolie per verkoopseizoen. Deze gegarandeerde maximumhoeveelheid wordt als volgt over de lidstaten verdeeld in de vorm van gegarandeerde nationale hoeveelheden (GNH):

—Griekenland: 419 529 ton

—Spanje: 760 027 ton

—Frankrijk: 3 297 ton

—Italië: 543 164 ton

—Cyprus: 6 000 ton

—Portugal: 51 244 ton

—Slovenië: 400 ton

—Malta: 150 ton.

De voor Cyprus en Malta vastgestelde nationale gegarandeerde hoeveelheid is voorlopig. Deze cijfers zullen in 2005 worden herzien, na de invoering van het geografisch informatiesysteem (GIS). Verschilt de in aanmerking komende productie van de vastgestelde hoeveelheid, dan besluit de Commissie volgens de procedure van artikel 38 van Verordening (EEG) nr. 136/66 om de nationale gegarandeerde hoeveelheden voor Cyprus en Malta daaraan aan te passen.

▼M36

4. Onder door de Commissie volgens de procedure van artikel 38 goed te keuren voorwaarden kan elke lidstaat een deel van zijn GNH en van de productiesteun voor olijfolie besteden voor steun voor tafelolijven.

In dat geval is de voor de toepassing van de leden 5 en 6 in aanmerking genomen GNH de in lid 3 bedoelde hoeveelheid, verminderd met een hoeveelheid die overeenkomt met de voor tafelolijven verleende steun.

5. Als in een verkoopseizoen de werkelijke productie van een lidstaat kleiner is dan zijn GNH:

a)wordt 20 % van het verschil verdeeld over de lidstaten die tijdens hetzelfde verkoopseizoen hun GNH hebben overschreden; de verdeling geschiedt naar verhouding van de GNH's van de begunstigde staten; en

b)wordt 80 % van het verschil alleen voor het volgende verkoopseizoen toegevoegd aan de GNH van de betrokken lidstaat.

De overblijvende hoeveelheden worden door de Commissie verdeeld volgens de procedure van artikel 38.

6. Het in lid 2 vermelde bedrag van de steun wordt toegekend in elke lidstaat waarvan de werkelijke productie waarvoor het recht op steun is erkend, kleiner is dan of gelijk is aan de GNH, eventueel verhoogd overeenkomstig lid 5.

Voor de andere lidstaten is het toegepaste bedrag van de steun gelijk aan het in lid 2 vermelde bedrag nadat daarop een coëfficiënt is toegepast. Deze coëfficiënt wordt bepaald door de GNH van de betrokken lidstaat, eventueel verhoogd overeenkomstig het bepaalde in lid 5, te delen door de werkelijke productie waarvoor het recht op steun is erkend.

7. Ter oriëntatie van de controle op de bepaling van de hoeveelheid olie die voor steun in aanmerking komt, worden voor elk verkoopseizoen, per homogeen productiegebied, de opbrengsten aan olijven en aan olie vastgesteld.

8. De erkende producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties kunnen worden betrokken bij de werkzaamheden voor het bepalen van de in lid 5 bedoelde werkelijke productie en van de in lid 7 bedoelde opbrengsten.

9. In elke producerende lidstaat wordt een percentage van de aan alle of aan een deel van de producenten toegekende steun bestemd voor de financiering van regionale acties ►M39 voor verbetering van de kwaliteit van de olijfolie- en tafelolijvenproductie en het effect daarvan op het milieu.

Voor ►M39 de verkoopseizoenen 1998/1999 tot en met 2003/2004 wordt het in de eerste alinea bedoelde percentage vastgesteld op 1,4% van de aan de ►M39 olijfolie- en tafelolijvenproducenten toegekende productiesteun.

10. De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de algemene regels voor de toepassing van dit artikel vast.

11. De in lid 7 bedoelde opbrengsten en de bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38 en, in voorkomend geval, volgens de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2).

▼M36 —————

▼M9

Artikel 6

De produktierichtprijs wordt op een voor de producenten billijk niveau vastgesteld, met inachtneming van de noodzaak de in de Gemeenschap noodzakelijke produktieomvang te handhaven.

▼M36 —————

▼M34 —————

▼M22 —————

▼M9

Artikel 11 bis

▼M36

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om sancties te treffen tegen inbreuken op de in artikel 5 vastgestelde steunregeling. Als de in Verordening (EEG) nr. 2262/84 van de Raad van 17 juli 1984 houdende bijzondere maatregelen in de sector olijfolie (3) bedoelde controlebureaus een inbreuk signaleren, nemen de lidstaten binnen twaalf maanden daarna een besluit over de verder te nemen maatregelen.

▼M9

De Lid-Staten delen de Commissie de in de eerste alinea bedoelde maatregelen mee zodra deze zijn aangenomen.

▼M36 —————

▼M36

Artikel 12 bis

Bij ernstige verstoring van de markt in bepaalde regio's van de Gemeenschap kan, om de markt te regulariseren, volgens de procedure van artikel 38 worden besloten organismen die voldoende garanties bieden, en door de lidstaten erkend worden, te machtigen opslagcontracten te sluiten voor de olijfolie die zij in de handel brengen. Bij de aanwijzing van deze organismen wordt voorrang gegeven aan erkende producentengroeperingen of unies van producentengroeperingen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 952/97 (4).

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen kunnen, onder andere, worden getroffen wanneer de gedurende een representatieve periode op de markt geconstateerde gemiddelde prijs lager ligt dan 95 % van de in het verkoopseizoen 1997/1998 toepasselijke interventieprijs.

Het bedrag van de voor de verwezenlijking van de contracten toegekende steun, alsmede de toepassingsbepalingen van het onderhavige artikel, met name de hoeveelheden, de kwaliteit en de opslagduur van de betrokken oliën worden, volgens de procedure van artikel 38, zodanig vastgesteld dat het effect op de markt significant is. De steun kan via aanbesteding worden toegekend.

▼M9

Artikel 13

Ten einde de gevolgen van de onregelmatigheid van de oogsten voor het evenwicht tussen vraag en aanbod te beperken en aldus een stabilisatie van de consumentenprijzen te verkrijgen, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten dat de interventiebureaus een buffervoorraad van olijfolie aanleggen; de Raad stelt volgens dezelfde procedure de voorschriften met betrekking tot de vorming, het beheer en de afzet van de voorraad vast.

▼M34

Artikel 20

1. Bij uitvoer van olijfolie naar derde landen kan, wanneer de prijsnoteringen op de wereldmarkt hoger zijn dan de prijs in de Gemeenschap, een heffing worden toegepast om het verschil tussen deze prijzen te overbruggen.

▼M36 —————

▼M34

3. De uitvoerheffing wordt vastgesteld door de Commissie.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

Artikel 20 bis

1. Voor olijfolie die wordt gebruikt voor de vervaardiging van conserven van vis van GN-code 1604, met uitzondering van GN-code 1604 30, alsmede van conserven van schaal- en weekdieren van GN-code 1605 en conserven van groenten van de GN-codes 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005, geldt een regeling inzake restitutie bij de produktie.

2. De restitutie wordt vastgesteld op basis van het verschil tussen de prijzen op de wereldmarkt en die op de markt van de Gemeenschap. Daartoe wordt rekening gehouden met:

—de invoerbelasting voor olijfolie van GN-code 1509 90 00 tijdens een referentieperiode;

—de factoren die in aanmerking zijn genomen bij de vaststelling van de uitvoerrestituties voor olijfolie van GN-Code 1509 90 00 tijdens een referentieperiode.

▼M36 —————

▼M34

3. De eerder vastgestelde restitutie wordt gehandhaafd wanneer het verschil tussen deze en de nieuwe restitutie een nog nader te bepalen bedrag niet overschrijdt.

▼M36 —————

▼M34

5. Het recht op restitutie ontstaat op het moment dat de olie voor vervaardiging van conserven wordt gebruikt. Via een controleregeling zorgen de Lid-Staten ervoor dat de restitutie uitsluitend wordt toegekend voor olijfolie die voor de vervaardiging van de in lid 1 bedoelde conserven wordt gebruikt.

6. De produktierestitutie wordt om de twee maanden door de Commissie vastgesteld.

7. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inzonderheid die met betrekking tot de in lid 4 bedoelde controleregeling, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

▼M34 —————

▼M14

Artikel 20 quater

1. De overeenkomstig deze verordening erkende producentenorganisaties moeten:

a)bestaan uit individuele olijfproducenten en organisaties voor de produktie en valorisatie van olijven en olijfolie, waarbij uitsluitend olijfproducenten zijn aangesloten;

b)in staat zijn de olijven- en olijfolieproduktie van hun leden te controleren;

c)indien zij niet zijn aangesloten bij een erkende unie:

—gemachtigd zijn om de produktiesteun aan te vragen voor alle aangesloten olijfproducenten,

—gemachtigd zijn om de steun te ontvangen en over hun leden te verdelen;

d)ingeval zij deel uitmaken van een unie, gemachtigd zijn aan de unie een overzicht voor te leggen van de produktie van elke aangesloten olijfproducent met het oog op het indienen van de steunaanvraag;

e)een minimumaantal leden hebben of representatief zijn voor een minimumpercentage van de olijfproducenten of van de olieproduktie in de streek waar zij zijn opgericht;

f)voor al hun activiteiten iedere vorm van discriminatie uitsluiten tussen producenten die lid kunnen worden, met name discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats;

g)in hun statuten hebben bepaald dat leden van de organisatie die hun lidmaatschap willen opzeggen, zulks kunnen doen:

—na ten minste 3 jaar lid te zijn geweest van de organisatie, te rekenen vanaf het tijdstip waarop deze is erkend, en

—op voorwaarde dat zij de organisatie ten minste één jaar van tevoren daarvan schriftelijk in kennis hebben gesteld.

2. De overeenkomstig deze verordening erkende unies van producentenorganisaties moeten:

a)uitsluitend bestaan uit in lid 1 bedoelde organisaties;

b)in staat zijn de activiteiten van de aangesloten organisaties te coördineren en te controleren;

c)gemachtigd zijn om een gezamenlijke steunaanvraag in te dienen voor alle bij de organisaties aangesloten producenten;

d)gemachtigd zijn om de steun te ontvangen en deze te verdelen over elk van de sub c) bedoelde producenten;

e)bestaan uit een minimumaantal organisaties of representatief zijn voor een minimumpercentage van de produktie in de betrokken Lid-Staat;

f)in hun statuten hebben bepaald dat de leden van de unie die hun lidmaatschap willen opzeggen zulks kunnen doen:

—na ten minste 3 jaar lid te zijn geweest van de unie te rekenen vanaf het tijdstip waarop deze is erkend, en

—op voorwaarde dat zij de unie ten minste één jaar tevoren daarvan schriftelijk in kennis hebben gesteld.

3. De erkenning van een organisatie of een unie wordt ingetrokken indien aan de erkenningsvoorwaarden niet of niet meer wordt voldaan.

4. Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de algemene voorschriften voor de toepassing van dit artikel vast.

De wijze van toepassing van dit artikel wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 38.

Artikel 20 quinquies

▼M36

1. Een percentage van de productiesteun die ter uitvoering van deze verordening aan de erkende organisaties of aan de erkende unies daarvan wordt uitgekeerd, wordt ingehouden. Het aldus verkregen bedrag is bestemd om bij te dragen aan de financiering van de werkzaamheden uit hoofde van artikel 5, lid 7, en artikel 20 quater.

►M40 Met ingang van het verkoopseizoen 1998/1999 wordt het in de eerste alinea bedoelde percentage van de productiesteun vastgesteld op 0,8 %.

▼M14

2. Zodra door een unie een steunaanvraag is ingediend, mag de betrokken Lid-Staat aan deze unie een vast te stellen voorschot op het steunbedrag uitkeren.

▼M36 —————

▼M14

4. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

▼B



TITEL III

In de Gemeenschap voortgebrachte andere plantaardige oliën en vetten en oliehoudende zaden

Artikel 21

De oliehoudende zaden waarop het bepaalde in de artikelen 22 tot en met 29 van toepassing is, zijn:

—koolzaad en raapzaad,

—zonnebloemzaad.

Op voorstel van de Commissie kan de Raad volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag besluiten deze bepalingen toe te passen op andere oliehoudende zaden.

▼M11

Artikel 22

1. Vóór 1 augustus van elk jaar wordt voor de Gemeenschap een richtprijs en een interventieprijs vastgesteld voor elk soort oliehoudend zaad.

2. Behoudens het bepaalde in artikel 25 gelden deze prijzen gedurende het gehele verkoopseizoen dat het daaropvolgende jaar aanvangt. Zij hebben betrekking op een standaardkwaliteit en worden vastgesteld in het stadium van de groothandel, franco-magazijn, niet gelost.

▼M14

3. Tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen anders beslist:

—begint het verkoopseizoen voor koolzaad en raapzaad op 1 juli en eindigt het op 30 juni;

—begint het verkoopseizoen voor zonnebloemzaad op 1 augustus en eindigt het op 31 juli.

▼M11

4. De Raad stelt volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de in lid 1 bedoelde prijzen vast, alsmede de standaardkwaliteit waarvoor deze prijzen gelden.

▼B

Artikel 23

De richtprijzen worden op een voor de producenten billijk niveau vastgesteld, met inachtneming van de noodzaak de in de Gemeenschap noodzakelijke produktieomvang te handhaven.

▼M11

Artikel 24

1. De interventieprijs wordt berekend door de richtprijs te verminderen met:

—een element om rekening te houden met de marktschommelingen,

—een element om rekening te houden met de kosten van het vervoer van het zaad van de produktiegebieden naar de gebruiksgebieden.

Beide elementen gelden voor een normale oogst.

2. De interventiecentra worden na overleg met de betrokken Lid-Staten vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

▼M21

Artikel 24 bis

▼M26

1. Voor kool- en raapzaad „dubbel nul” worden de richtprijs, de interventieprijs en de interventieaankoop prijs verhoogd met een bonus.

▼M21

2. Het bedrag van de bonus wordt zodanig vastgesteld dat de voorziening van de Gemeenschap met „dubbel nul”-zaden wordt verbeterd.

De bonus wordt door de Raad tegelijk met de richtprijs en de interventieprijs en volgens dezelfde procedure vastgesteld.

3. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel, met name de voorwaarden waaraan zaden moeten voldoen om als „dubbel nul” te kunnen worden aangemerkt, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

▼B

Artikel 25

▼M26

Met het oog op spreiding van de verkoop worden de richtprijs, de interventieprijs en de interventieaankoop prijs maandelijks gedurende ten minste vijf maanden in een nader te bepalen periode vanaf het begin van de vijfde maand van het verkoopseizoen voor kool- en raapzaad en vanaf het begin van de vierde maand van het verkoopseizoen voor zonnebloemzaad verhoogd met een voor de drie prijzen gelijk bedrag.

▼B

De maandelijkse verhogingen, die voor elke maand gelijk zijn, worden ieder jaar door de Raad, op voorstel van de Commissie, volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag vastgesteld, met inachtneming van de gemiddelde opslag- en rentekosten in de Gemeenschap.

Artikel 26

▼M26

1. Een interventiebureau koopt van 1 november tot en met 31 mei, of, ten aanzien van zonnebloemzaad dat in Spanje of Portugal voor interventie wordt aangeboden, van 1 augustus tot en met 30 april, met inachtneming van de overeenkomstig de leden 2 en 3 vastgestelde voorschriften, het hem aangeboden zaad van communautaire oorsprong. De interventieaankoopprijs bedraagt 94% van de interventieprijs. In voorkomend geval wordt de aankoopprijs vermeerderd met de maandelijkse verhogingen en met de in artikel 24 bis bedoelde bonus en aangepast met het in artikel 27 bis, lid 4, bedoelde bedrag.

▼B

Wanneer evenwel de kwaliteit van het voor interventie aangeboden zaad niet overeenstemt met die waarvoor de interventieprijs is vastgesteld, wordt de aankoopprijs aan de hand van een schaal van toeslagen en kortingen aangepast.

Voorts wordt, indien op verzoek van het interventiebureau de levering van de zaden geschiedt in een andere plaats dan het door de verkoper bij de aanbieding aangegeven centrum, bij de betaling van de zaden rekening gehouden met de wijzigning van de vervoerkosten, die daaruit voor de verkoper voortvloeit.

▼M25

2. Op voorstel van de Commissie stelt de Raad, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, de voorschriften met betrekking tot de interventie vast en met name de principes volgens welke de interventiebureaus de door hen gekochte zaden afzetten.

▼B

3. De wijze van toepassing van dit artikel, met name de voorschriften betreffende de kwaliteit en de omvang van de aangeboden partijen, wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

Artikel 27

▼M21

1. Indien de voor een soort oliehoudend zaad geldende richtprijs hoger is dan de voor deze soort overeenkomstig artikel 29 bepaalde wereldmarktprijs, wordt voor de in de Gemeenschap voortgebrachte en verwerkte zaden van deze soort steun toegekend. Behoudens de uitzonderingen waartoe krachtens lid 3 wordt besloten, en onverminderd artikel 27 bis, is deze steun gelijk aan het verschil tussen deze prijzen.

De voor kool- en raapzaad „dubbel nul” toe te kennen steun wordt vastgesteld op basis van de richtprijs, vermeerderd met de in artikel 24 bis vermelde bonus.

▼B

2. Wanneer het recht op de in het lid 1 bedoelde steun ontstaan is tijdens de eerste twee maanden van het verkoopseizoen, kan er bovendien een vergoeding voor prompte verhandeling worden uitgekeerd.

3. Op voorstel van de Commissie bepaalt de Raad volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag:

a)de beginselen volgens welke de in lid 1 bedoelde steun wordt toegekend;

b)de beginselen volgens welke het bedrag van de steun in abnormale situaties wordt vastgesteld;

c)de wijze van controle op het recht op steun; deze controle kan evenzeer betrekking hebben op de zaden van communautaire oorsprong als op de uit derde landen ingevoerde zaden; voor deze laatste kan een stelsel van invoercertificaten met waarborg worden ingesteld;

d)de voorschriften volgens welke het van te voren vaststellen van het bedrag van de steun wordt toegestaan;

e)de voorschriften voor de toepassing van lid 2.

4. De Commissie stelt het bedrag van de steun vast.

5. De wijze van toepassing van dit artikel wordt volgens de procedure van artikel 38 vastgesteld.

▼M22

Artikel 27 bis

▼M24

1. Voor de eerste maal voor de verkoopseizoenen 1988/1989, 1989/1990 en 1990/1991 stelt de Raad voor een tijdvak van drie verkoopseizoenen, volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, gegarandeerde maximumhoeveelheden vast voor kool- en raapzaad uit de Gemeenschap enerzijds en voor zonnebloemzaad uit de Gemeenschap anderzijds.

▼M30

In afwijking van het bepaalde in de vorige alinea stelt de Raad, uitsluitend voor het verkoopseizoen 1991/1992, de gegarandeerde maximumhoeveelheden vast op hetzelfde niveau als voor het verkoopseizoen 1990/1991.

▼M22

2. De gegarandeerde maximumhoeveelheden voor koolzaad, raapzaad en zonnebloemzaad worden vastgesteld met inachtneming van de produktie in de loop van een referentieperiode en de te verwachten ontwikkeling van de vraag.

▼M24

3. Wanneer de ►M30 vóór het einde van de maand oktobergeraamde produktie van koolzaad, raapzaad of zonnebloemzaad de gegarandeerde maximumhoeveelheid die voor dat verkoopseizoen voor het betrokken zaad is vastgesteld, overschrijdt, wordt het bedrag van de steun voor dat verkoopseizoen verlaagd met de weerslag op de richtprijs van een coëfficiënt die gerelateerd is aan de mate van overschrijding.

Indien toepassing van de voorgaande alinea op de werkelijke produktie in plaats van op de aan het begin van het verkoop seizoen geraamde produktie leidt tot een verlaging van het steunbedrag die afwijkt van de toegepaste verlaging, wordt het bedrag van de steun voor het volgende verkoopseizoen aangepast om rekening te houden met deze situatie.

▼M30

In afwijking van het bepaalde in de eerste en de tweede alinea wordt het bedrag van de steun voor kool- en raapzaad dat in Spanje is geproduceerd voor het verkoopseizoen 1991/1992 zo vastgesteld dat de aangepaste richtprijs in Spanje identiek is met die van de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985.

▼M29

3 bis. Bij de raming en de vaststelling van de produktie worden de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek geoogste hoeveelheden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van dit artikel.

▼M22

4. Bij toepassing van lid 3 wordt de aankoopprijs bij interventie verlaagd met hetzelfde bedrag als dat waarmee het bedrag van de steun is verlaagd.

5. De regels voor de vaststelling van de in lid 3, eerste alinea, bedoelde coëfficiënt worden door de Raad op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vastgesteld.

6. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

▼M34 —————

▼B

Artikel 29

De wereldmarktprijs, berekend voor een plaats van grensoverschrijding van de Gemeenschap, wordt bepaald uitgaande van de meest gunstige aankoopmogelijkheden, waarbij de prijsnoteringen eventueel worden aangepast om rekening te houden met de prijs van concurrerende produkten. De criteria voor deze bepaling, alsmede de plaats van grensoverschrijding voor elke soort zaad, worden, op voorstel van de Commissie, door de Raad vastgesteld volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 30

Iedere Lid-Staat kan gedurende vijf jaar na de datum waarop hij zijn nationale maatregelen die leiden tot verhoging der prijzen voor andere plantaardige oliën dan olijfolie, heeft afgeschaft, steun toekennen bij de produktie van druivepittenolie, verkregen uit in de Gemeenschap geoogste druiven.

Artikel 31

Tot aan de toepassing van een gemeenschappelijk landbouwbeleid in de vlassector kunnen de Lid-Staten steun toekennen bij de produktie van lijnzaad dat gebruikt wordt voor de produktie van olie.

Artikel 32

De in de artikelen 30 en 31 bedoelde steun mag slechts worden verleend voor produkten waarvan de prijs in de betrokken Lid-Staat rechtstreeks of zijdelings werd ondersteund tijdens het verkoopseizoen dat voorafging aan het tijdstip waarop deze verordening van toepassing wordt.

Deze steun moet vanaf het eerste verkoopseizoen dat deze verordening wordt toegepast, en ten hoogste in de mate die nodig is om deze prijsondersteuning te handhaven, worden verleend.

De Lid-Staten verstrekken aan de Commissie alle inlichtingen betreffende de instelling, de berekening en de verlening van deze steun, alvorens deze wordt toegepast.



TITEL IV

Algemene bepalingen

Artikel 33

Behoudens andersluidende bepalingen van deze verordening zijn de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag van toepassing op de produktie van en de handel in de in artikel 1 bedoelde produkten.

Artikel 34

Onverenigbaar met de toepassing van deze verordening op de in artikel 1, lid 2, sub c), bedoelde produkten zijn maatregelen van de Lid-Staten, die ertoe strekken de prijs van de andere plantaardige oliën te verhogen ten opzichte van de prijs van olijfolie, ten einde de afzet van de nationale produktie van olijfolie te verzekeren.

▼M22

Artikel 35

1. De benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven, die in de bijlage zijn vermeld, zijn verplicht voor de verhandeling van deze produkten in elke Lid-Staat, in het intracommunautaire handelsverkeer en het handelsverkeer met derde landen.

2. In het stadium van de detailhandel kunnen alleen de in punt 1, onder a) en b), alsmede de punten 3 en 6 van de bijlage bedoelde oliën worden verhandeld.

3. Tot en met 31 december 1989 kunnen de Lid-Staten

—voor de verhandeling op hun grondgebied machtiging verlenen voor het gebruik van de benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven, die op 31 oktober 1987 in elke Lid-Staat zijn toegestaan;

—ten aanzien van de in punt 3 van de bijlage bedoelde olie die voor uitvoer is bestemd, machtiging verlenen voor het gebruik van de benaming „zuivere olijfolie”.

4. De Raad kan, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de in de bijlage opgenomen benamingen en definities wijzigen.

5. Indien zich voor de verhandeling in de Gemeenschap van de in de bijlage bedoelde produkten moeilijkheden voordoen, kan volgens de procedure van artikel 38 worden besloten de in lid 3 bedoelde datum 31 december 1989 voor een of meer van de betrokken produkten te verschuiven. Deze verlenging kan ten hoogste voor twee jaar gelden.

Artikel 35 bis

1. Voor de in artikel 1 bedoelde produkten kunnen handelsnormen worden vastgesteld; deze normen kunnen met name betrekking hebben op de kwaliteitsindeling, de verpakking en de aanbiedingsvorm.

Wanneer deze normen zijn vastgesteld, mogen alleen produkten in de handel worden gebracht die daarmee in overeenstemming zijn.

2. De Lid-Staten voeren een handelsnormencontrole in voor de produkten waarvoor dergelijke normen worden vastgesteld. Zij stellen de Commissie in kennis van de regeling die zij hebben getroffen voor de toepassing van dit lid.

3. De handelsnormen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38. Bij de vaststelling van deze normen wordt rekening gehouden met technische eisen op het gebied van produktie en afzet, alsmede met de ontwikkeling in de methodes voor de bepaling van de fysisch-chemische en organoleptische kenmerken van de in artikel 1 bedoelde produkten.

De uitvoeringsbepalingen van dit artikel en de eventueel toe te passen analysemethodes worden vastgesteld volgens dezelfde procedure.

▼B

Artikel 36

Op voorstel van de Commissie kan de Raad volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de lijst van de in artikel 1 bedoelde produkten wijzigen of voor deze produkten maatregelen nemen die van deze verordening afwijken, ten einde rekening te houden met de bijzondere omstandigheden die ten aanzien van deze produkten zouden kunnen bestaan.

▼M17

Artikel 36 bis

1. Olijfolie die als voedselhulp wordt geleverd, wordt op de markt van de Gemeenschap gekocht of is afkomstig uit de voorraden van de interventiebureaus.

De in artikel 1, lid 2, sub b), bedoelde plantaardige oliën die als voedselhulp worden geleverd, worden op de markt van de Gemeenschap gekocht.

2. In noodgevallen of indien op de markt van de Gemeenschap geen voorraden beschikbaar zijn, kunnen de in lid 1 bedoelde produkten evenwel in een ontwikkelingsland worden aangekocht.

3. De criteria voor de beschikbaarstelling van de produkten, en met name de wijze waarop de produkten op de markt van de Gemeenschap worden aangekocht of waarop tot het gebruik van olijfolie uit de interventiebureaus wordt besloten, worden door de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid vastgesteld.

4. De wijze van beschikbaarstelling en levering van de produkten die als voedselhulp worden geleverd, wordt volgens de procedure van artikel 38 vastgesteld.

▼M39 —————

▼M39

Artikel 38

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité van beheer voor oliën en vetten, hierna „comité”.

2. In de gevallen waarin naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op één maand vastgesteld.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

▼B

Artikel 39

Het Comité kan elk ander vraagstuk onderzoeken dat door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat, aan de orde wordt gesteld.

Artikel 40

Aan het einde van de overgangsperiode besluit de Raad volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, op voorstel van de Commissie, gelet op de verworven ervaring, tot handhaving of wijziging van de bepalingen van artikel 38.

Artikel 41

1. Verordening nr. 25 van de Raad inzake de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (5) en de bepalingen die zijn vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van die verordening gelden voor de markten van de in artikel 1 bedoelde produkten, zodra de onderhavige verordening van toepassing wordt.

2. De in artikel 3, lid 6, bedoelde compenserende bedragen worden beschouwd als heffingen ten opzichte van derde landen in de zin van artikel 11, lid 4, van Verordening no. 130/66/EEG van de Raad inzake de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (6).

Artikel 42

Deze verordening moet zodanig worden toegepast dat gelijkelijk en op passende wijze rekening wordt gehouden met de in de artikelen 39 en 110 van het Verdrag gestelde doeleinden.

▼M9

Artikel 42 bis

De bijlage „gemeenschappelijk douanetarief” van Verordening (EEG) nr. 950/68 wordt als volgt gewijzigd:



Nummer van hetgemeenschappelijkdouanetarief

Omschrijving

Invoerrecht

Autonoom % of heffing (H)

Conventioneel %

1

2

3

4

07.01

N. Olijven:

II. andere

7 (H)

07.03

A. Olijven:

II. andere

8 (H)

23.04

A. Perskoeken van olijven en andere bij de winning van olijfolie verkregen afvallen:

I. met een gehalte aan olijfolie van niet meer dan 3 gewichtspercenten

vrij

II. met een gehalte aan olijfolie van meer dan 3 gewichtspercenten

vrij (H)

▼A3

Artikel 42 ter

1. Uiterlijk 30 juni 1985 dient de Commissie bij de Raad een verslag in om hem in staat te stellen de bijzondere maatregelen te bestuderen die in voorkomend geval dienen te worden genomen voor tafelolijven van de onderverdelingen 07.01 N I, ex 07.02 A, 07.03 I, ex 07.04 B, ►M18 20.01 C en ex 20.02 F.

2. De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid uiterlijk 31 december 1985 de in lid 1 bedoelde bijzondere maatregelen vast.

▼B

Artikel 43

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is met ingang van 1 november 1966 van toepassing op de in artikel 1, lid 2, sub c), d) en e), genoemde produkten, en met ingang van 1 juli 1967 op de overige in artikel 1 genoemde produkten.

Ingeval overgangsmaatregelen noodzakelijk zijn ter vergemakkelijking van de overgang van de in de Lid-Staten geldende regeling naar de in deze verordening vervatte regeling, met name ingeval de toepassing van deze regeling met ingang van de vastgestelde data voor bepaalde produkten op aanzienlijke moeilijkheden zou stuiten, worden deze maatregelen vastgesteld volgens de procedure van artikel 38. De geldigheidsduur van deze maatregelen wordt beperkt tot het eerste jaar van de toepassing van deze verordening op de betrokken produkten.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.




▼M39

BIJLAGE

BENAMINGEN EN DEFINITIES VAN DE OLIJFOLIËN EN OLIËN VAN AFVALLEN VAN OLIJVEN BEDOELD IN ARTIKEL 35

1. OLIJFOLIE VAN EERSTE PERSING

Olie die uit de vrucht van de olijfboom is verkregen langs zuiver mechanische weg of via andere fysische methodes onder omstandigheden waardoor de olie niet wordt aangetast, en die geen andere behandeling heeft ondergaan dan wassen, decanteren, centrifugeren en filtreren; met uitsluiting van olie die is verkregen door middel van oplosmiddelen, door middel van een hulpstof met chemische of biochemische werking of door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere soort.

Deze olie wordt als volgt ingedeeld en omschreven:

a)Extra olijfolie van eerste persing

Olijfolie van eerste persing met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,8 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

b)Olijfolie van eerste persing

Olijfolie van eerste persing met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 2 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

c)Olijfolie voor verlichting

Olijfolie van eerste persing met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van meer dan 2 gram per 100 gram en/of waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

2. GERAFFINEERDE OLIJFOLIE

Olijfolie verkregen door raffinering van olijfolie van eerste persing, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,3 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

3. OLIJFOLIE — BESTAANDE UIT GERAFFINEERDE OLIJFOLIËN EN OLIJFOLIËN VAN EERSTE PERSING

Olie verkregen door het mengen van geraffineerde olijfolie met olijfolie van eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

4. RUWE OLIE UIT AFVALLEN VAN OLIJVEN

Olie verkregen uit afvallen van olijven door behandeling met oplosmiddelen of via fysische methodes, of die, op bepaalde kenmerken na, overeenstemt met olijfolie voor verlichting; met uitsluiting van olie die is verkregen door herverestering, en van alle mengsels met olie van een andere soort, en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

5. GERAFFINEERDE OLIE UIT AFVALLEN VAN OLIJVEN

Olie verkregen door de raffinering van ruwe olie uit afvallen van olijven, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 0,3 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.

6. OLIE UIT AFVALLEN VAN OLIJVEN

Olie verkregen door het mengen van geraffineerde olie uit afvallen van olijven met olijfolie van eerste persing, andere dan die voor verlichting, met een gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, van ten hoogste 1 gram per 100 gram en waarvan de andere kenmerken overeenkomen met die welke voor deze categorie zijn vastgesteld.



(1) PB nr. 119 van 3. 7. 1965, blz. 2040/65.

(2) PB L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1287/95 (PB L 125 van 8. 6. 1995, blz. 1).

(3) PB L 208 van 3. 8. 1984, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2599/97 (PB L 351 van 23. 12. 1997, blz. 17).

(4) PB L 142 van 2. 6. 1997, blz. 30.

(5) PB nr. 30 van 20. 4. 1962, blz. 991/62.

(6) PB nr. 165 van 21. 9. 1966, blz. 2965/66.