Home

Richtlijn van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen (71/316/EEG)

Richtlijn van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen (71/316/EEG)

1971L0316 — NL — 01.01.2007 — 010.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 26 juli 1971

inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen

(71/316/EEG)

(PB L 202, 6.9.1971, p.1)

Gewijzigd bij:


Gewijzigd bij:




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 26 juli 1971

inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen

(71/316/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende dat in elke Lid-Staat de technische kenmerken van meetmiddelen en de metrologische controlemethoden zijn vastgelegd in bepalingen van dwingend recht; dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen; dat de ongelijkheid daarvan het handelsverkeer belemmert en ongelijke concurrentievoorwaarden binnen de Gemeenschap kan scheppen;

Overwegende dat de in elke Lid-Staat bestaande controles onder meer ten doel hebben de kopers te waarborgen dat de geleverde hoeveelheden overeenkomen met de betaalde prijs en dat deze richtlijn er derhalve niet op is gericht deze controles af te schaffen, maar de verschillen tussen de regelingen weg te nemen voor zover deze een belemmering voor het handelsverkeer vormen;

Overwegende dat deze belemmeringen van de instelling en de werking van de gemeenschappelijke markt kunnen worden verminderd en opgeheven indien in de Lid-Staten dezelfde voorschriften van toepassing zijn, aanvankelijk als aanvulling van de nu bestaande nationale bepalingen en vervolgens, wanneer aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan, in plaats daarvan;

Overwegende dat de communautaire voorschriften, ook gedurende de periode waarin deze naast de nationale bepalingen bestaan, de ondernemingen de mogelijkheid bieden hun produkten met uniforme technische kenmerken te vervaardigen, die dus na het ondergaan van de E.E.G.-keuringen binnen de gehele Gemeenschap in de handel gebracht en gebruikt kunnen worden;

Overwegende dat communautaire voorschriften voor de technische uitvoering en de werking dienen te worden vastgesteld, die waarborgen dat de meetmiddelen meetresultaten opleveren die, al naar gelang het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, voldoende nauwkeurig zijn;

Overwegende dat controle op het nakomen van de technische voorschriften in de regel door de Lid-Staten wordt verricht voor het in de handel brengen of het eerste gebruik, en eventueel gedurende het gebruik der meetmiddelen, met name door middel van de procedures van modelgoedkeuring en ijk; dat met het oog op de verwezenlijking van het vrije handelsverkeer van deze meetmiddelen binnen de Gemeenschap tevens de erkenning van de keuringsbewerkingen tussen de Lid-Staten onderling moet worden vastgelegd en te dien einde passende procedures moeten worden ingesteld voor de E.E.G.-modelgoedkeuring en de eerste E.E.G.-ijk alsmede voor communautaire metrologische keuringsmethoden, in overeenstemming met deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen;

Overwegende dat de aanwezigheid op een meetmiddel of een produkt van tekens of merken, overeenkomend met de daarop van toepassing zijnde keuringen, de veronderstelling wettigt, dat dit meetmiddel of produkt voldoet aan de desbetreffende communautaire technische voorschriften, zodat een herhaling van reeds verrichte keuringen bij invoer en ingebruikneming daarvan overbodig wordt;

Overwegende dat de nationale metrologische regelingen een groot aantal categorieën meetmiddelen en produkten betreffen; dat het nuttig is in de onderhavige richtlijn de algemene bepalingen vast te stellen die met name betrekking hebben op de procedures van de E.E.G.-modelgoedkeuring en de eerste E.E.G.-ijk alsmede van de communautaire metrologische controle; dat in bijzondere uitvoeringsrichtlijnen voor elke categorie meetmiddelen en produkten de voorschriften zullen worden vastgelegd inzake de technische uitvoering, de werking en de nauwkeurigheid, de keuringsmodaliteiten alsmede eventueel de voorwaarden waarop de communautaire technische voorschriften in de plaats treden van de bestaande nationale voorschriften,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



HOOFDSTUK I

Grondbeginselen

▼M2

Artikel 1

1.

a)Deze richtlijn heeft betrekking op meetmiddelen, waarbij onder „meetmiddelen” zowel de meetmiddelen zelf alsook delen van meetmiddelen, aanvullende apparatuur en samenstellen van meetmiddelen worden verstaan.

b)De richtlijn heeft eveneens betrekking op meeteenheden, de harmonisatie van meetmethoden en metrologische controlemethoden en eventueel van de voor de toepassing daarvan vereiste middelen.

c)De richtlijn heeft voorts betrekking op het vaststellen, de meetmethode, de metrologische controle en het merken van hoeveelheden voorverpakte produkten.

2. De Lid-Staten mogen om redenen uit hoofde van deze richtlijn of de desbetreffende bijzondere richtlijnen het in de handel brengen en/of het in gebruik nemen van een meetmiddel of een produkt, als bedoeld in lid 1, dat op de in deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijnen beschreven wijze is voorzien van EEG-merken en/of -tekens, niet weigeren, verbieden of beperken.

3. De Lid-Staten verlenen aan de EEG-modelgoedkeuring en aan de eerste EEG-ijk dezelfde waarde als aan de overeenkomstige nationale handelingen.

4. In de bijzondere richtlijnen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde materies worden bepaald:

—met name de procedures en de metrologische eigenschappen en de technische voorschriften inzake uitvoering en werking met betrekking tot de in lid 1, sub a), bedoelde materies,

—de voorschriften met betrekking tot lid 1, sub b) en c).

De datum, waarop de communautaire bepalingen in de plaats treden van de bestaande nationale bepalingen, kan erin worden vastgesteld.

▼B



HOOFDSTUK II

E.E.G.-modelgoedkeuring

▼M2

Artikel 2

1. De EEG-modelgoedkeuring van meetmiddelen vormt de toelating ervan tot de eerste EEG-ijk en geldt, voor zover een eerste ijk niet vereist is, als vergunning om meetmiddelen in de handel te brengen en/of in gebruik te nemen. Indien de desbetreffende bijzondere richtlijn(en) een categorie meetmiddelen vrijstelt (vrijstellen) van de EEG-modelgoedkeuring, zijn de meetmiddelen van deze categorie rechtstreeks tot de eerste EEG-ijk toegelaten.

2. De Lid-Staten verlenen, indien hun controle-uitrusting dit mogelijk maakt, de EEG-modelgoedkeuring voor alle typen meetmiddelen die voldoen aan de in deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijnen vermelde eisen.

3. Een aanvraag voor een EEG-modelgoedkeuring mag slechts door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde worden ingediend. Voor een zelfde meetmiddel mag de aanvraag slechts in één Lid-Staat worden ingediend.

4. De Lid-Staat die een EEG-modelgoedkeuring verleend heeft, neemt de maatregelen nodig om op de hoogte te blijven van iedere wijziging van of toevoeging aan een goedgekeurd model. Hij stelt de andere Lid-Staten hiervan op de hoogte.

Voor zover door wijzigingen van of toevoegingen aan een goedgekeurd model de meetresultaten of de gestelde gebruiksvoorschriften van het meetmiddel worden of kunnen worden beïnvloed, dienen deze te worden opgenomen in een aanvullende EEG-modelgoedkeuring, afkomstig van de Lid-Staat die de EEG-modelgoedkeuring heeft verleend.

Voor het gewijzigde model wordt echter een nieuwe EEG-modelgoedkeuring in plaats van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EEG-modelgoedkeuring verleend indien het model wordt gewijzigd nadat de voorschriften van deze richtlijn of van de desbetreffende bijzondere richtlijn zodanig zijn gewijzigd of aangepast dat het gewijzigde model slechts met toepassing van de nieuwe voorschriften kan worden goedgekeurd.

5. De Lid-Staten verlenen de EEG-modelgoedkeuring overeenkomstig hetgeen in deze richtlijn en in de bijzondere richtlijnen is bepaald.

▼B

Artikel 3

Wanneer een E.E.G.-modelgoedkeuring wordt verleend voor hulpinrichtingen, worden in de goedkeuring aangegeven:

—de modellen van meetmiddelen waarop deze hulpinrichtigen kunnen worden aangesloten of waarin zij kunnen worden ingebouwd;

—de algemene voorschriften voor de werking van het samenstel der meetmiddelen, waarvoor deze hulpinrichtingen zijn toegelaten.

▼M2

Artikel 4

Indien een meetmiddel met bevredigend resultaat het EEG-modelgoedkeuringsonderzoek dat bij deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijnen wordt ingesteld heeft ondergaan, stelt de Lid-Staat die dit onderzoek heeft verricht een certificaat van EEG-modelgoedkeuring op, dat aan de aanvrager wordt verstrekt. Deze is in de gevallen bedoeld in artikel 11 of in een bijzondere richtlijn verplicht en in de overige gevallen gerechtigd, op alle meetmiddelen die overeenstemmen met het goedgekeurde model het in dit certificaat aangegeven EEG-modelgoedkeuringsteken aan te brengen of te laten aanbrengen.

Artikel 5

1. De geldigheidsduur van de EEG-modelgoedkeuring bedraagt 10 jaar. Deze kan daarna telkens met 10 jaar worden verlengd; het aantal meetmiddelen dat overeenkomstig het goedgekeurde model mag worden vervaardigd is onbeperkt.

De geldigheidsduur van op grond van de voorschriften van deze richtlijn en een bijzondere richtlijn afgegeven EEG-modelgoedkeuringen kan niet worden verlengd na de inwerkingtreding van een wijziging of een aanpassing van deze communautaire voorschriften, in de gevallen waarin op grond van deze nieuwe voorschriften geen EEG-modelgoedkeuring had kunnen worden afgegeven.

Indien de geldigheidsduur van de EEG-modelgoedkeuring niet wordt verlengd, blijft deze goedkeuring niettemin geldig voor de in gebruik zijnde EEG-gekeurde meetmiddelen.

2. Wanneer gebruik wordt gemaakt van nieuwe technieken waarin niet is voorzien in een bijzondere richtlijn, kan na voorafgaande raadpleging van de andere Lid-Staten een EEG-modelgoedkeuring van beperkte strekking worden verleend.

Deze goedkeuring kan de volgende beperkingen behelzen:

—beperking van het aantal meetmiddelen waarop de goedkeuring betrekking heeft,

—verplichting de bevoegde instanties in kennis te stellen van de plaatsen waar de meetmiddelen zijn geïnstalleerd,

—beperkingen inzake het gebruik,

—bijzondere beperkende voorschriften in verband met de aangewende techniek.

Deze goedkeuring mag evenwel alleen worden verleend:

—indien de bijzondere richtlijn voor deze categorie meetmiddelen in werking is getreden,

—indien het in de bijzondere richtlijnen vastgestelde maximum van de toelaatbare fouten niet wordt overschreden.

Een dergelijke goedkeuring geldt voor ten hoogste twee jaar. Zij kan met ten hoogste drie jaar worden verlengd.

3. Zodra hij van oordeel is dat de deugdelijkheid proefondervindelijk is bewezen, dient de Lid-Staat die de EEG-modelgoedkeuring van beperkte strekking als bedoeld in lid 2 heeft verleend, een verzoek in om de bijlagen bij deze richtlijn, in voorkomend geval, en de bijzondere richtlijnen overeenkomstig de procedure van artikel 18 aan te passen aan de technische vooruitgang.

▼B

Artikel 6

Wanneer voor een categorie van meetmiddelen die voldoen aan de voorschriften van een bijzondere richtlijn, geen E.E.G.-modelgoedkeuring is vereist, dan kunnen deze meetmiddelen door de fabrikant onder diens verantwoordelijkheid worden voorzien van het in bijlage I, sub 3.3, vastgestelde speciale teken.

Artikel 7

1. De Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring heeft verleend, kan deze intrekken indien:

a)meetmiddelen, vervaardigd naar het goedgekeurde model, niet overeenstemmen met het goedgekeurde model of met de bepalingen van de desbetreffende bijzondere richtlijn;

b)de in het certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring gestelde metrologische voorschriften of de bepalingen van artikel 5, ►M2 lid 2, niet zijn nagekomen;

▼M2

c)indien de Lid-Staat constateert dat zij ten onrechte is verleend.

▼B

2. De Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring heeft verleend moet deze intrekken indien de meetmiddelen, vervaardigd naar het goedgekeurde model, bij het gebruik een gebrek van algemene aard vertonen waardoor zij ongeschikt worden voor het doel waarvoor zij zijn bestemd.

3. Indien de vorengenoemde Lid-Staat door een andere Lid-Staat in kennis wordt gesteld van het bestaan van één van de gevallen, bedoeld in de leden 1 en 2, neemt hij, na overleg met deze Staat, de in die leden bedoelde maatregelen eveneens.

4. De Lid-Staat die het bestaan van het in lid 2 bedoelde geval heeft vastgesteld, kan het in de handel brengen en het in gebruik nemen van deze meetmiddelen opschorten. Hij stelt de overige Lid-Staten en de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis, waarbij hij zijn besluit motiveert. Hetzelfde geldt in de gevallen als bedoeld in lid 1, voor meetmiddelen die van de eerste E.E.G.-ijk zijn vrijgesteld, indien de fabrikant na ontvangen waarschuwing deze niet in overeenstemming brengt met het goedgekeurde model of met de voorschriften van de desbetreffende bijzondere richtlijn.

5. Indien de Lid-Staat die de modelgoedkeuring heeft verleend, het hem ter kennis gebrachte bestaan van het in lid 2 bedoelde geval of de gegrondheid der uit hoofde van lid 4 genomen maatregelen betwist, trachten de betrokken Lid-Staten het geschil op te lossen.

De Commissie wordt op de hoogte gehouden. Voor zover nodig gaat zij over tot voor het bereiken van een oplossing dienstig overleg.



HOOFDSTUK III

Eerste E.E.G.-ijk

Artikel 8

▼M2

1.

a)De eerste EEG-ijk is de controle en de bevestiging van de overeenstemming van een nieuw of vernieuwd meetmiddel met het goedgekeurde model en/of met het bepaalde in deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijnen; deze ijk komt tot uitdrukking in het merk van eerste EEG-ijk.

b)Deze eerste EEG-ijk van meetmiddelen kan anders dan door een stuksgewijze ijking plaatshebben in de gevallen genoemd in de bijzondere richtlijnen en conform de voorgeschreven wijze.

▼B

2. De Lid-Staten onderzoeken, indien hun uitrusting dit toelaat, de meetmiddelen die tot de eerste E.E.G.-ijk worden aangeboden en waarvan wordt gesteld dat zij de in de bijzondere richtlijn voor deze categorie van meetmiddelen vastgestelde metrologische eigenschappen bezitten en aan de daarin vastgestelde technische voorschriften inzake uitvoering en werking beantwoorden.

3. Voor meetmiddelen waarop het merk van eerste E.E.G.-ijk is aangebracht, geldt de in ►M2 artikel 1, lid 2, bedoelde verplichting van de Lid-Staten tot aan het einde van het jaar volgende op dat waarin het merk van eerste E.E.G.-ijk werd aangebracht, tenzij de bijzondere richtlijn langere termijnen voorschrijven.

▼M2

Artikel 9

1. Wanneer een meetmiddel tot de eerste EEG-ijk wordt aangeboden, onderzoekt de Lid-Staat die deze ijk verricht of:

a)het meetmiddel behoort tot een categorie die vrijgesteld is van de EEG-modelgoedkeuring en zo ja, of het beantwoordt aan de op het meetmiddel betrekking hebbende voorschriften inzake technische uitvoering en werking die in de desbetreffende bijzondere richtlijnen zijn vastgesteld;

b)het meetmiddel de EEG-modelgoedkeuring heeft ondergaan en, zo ja, of het overeenkomt met het goedgekeurde model en voldoet aan de op het meetmiddel betrekking hebbende voorschriften van de desbetreffende bijzondere richtlijnen die van toepassing zijn op de datum van afgifte van deze EEG-modelgoedkeuring.

2. Het onderzoek dat bij de eerste EEG-ijk wordt verricht, heeft, overeenkomstig de bijzondere richtlijnen, met name betrekking op:

—de metrologische eigenschappen,

—de maximaal toelaatbare fouten,

—de constructie, met name of deze waarborgt dat de metrologische eigenschappen bij normaal gebruik van het meetmiddel niet in belangrijke mate achteruitgaan,

—het voorkomen van de voorgeschreven opschriften en van de stempelkommen of van een plaats voor het aanbrengen van het ijkmerk van EEG-ijk.

Artikel 10

Wanneer een meetmiddel de eerste EEG-ijk overeenkomstig de voorschriften van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen met goed gevolg heeft doorstaan, wordt het gedeeltelijke of definitieve EEG-ijkmerk als omschreven in bijlage II van deze richtlijn daarop onder verantwoordelijkheid van de Lid-Staat aangebracht op de in deze bijlage vermelde wijze.

▼B

Artikel 11

Wanneer voor een categorie van meetmiddelen die aan de voorschriften van een bijzondere richtlijn voldoen, de eerste E.E.G.-ijk niet vereist wordt, worden deze meetmiddelen door de fabrikant onder diens verantwoordelijkheid voorzien van het in bijlage 1, sub 3.4, vastgestelde speciale teken.



HOOFDSTUK IV

Gemeenschappelijke bepalingen voor de E.E.G.-modelgoedkeuring en de eerste E.E.G.-ijk

Artikel 12

De Lid-Staten nemen alle maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat voor meetmiddelen merken of opschriften worden gebruikt, waardoor verwarring zou kunnen ontstaan met E.E.G.-tekens of -merken.

▼M2

Artikel 13

Iedere Lid-Staat stelt de andere Lid-Staten en de Commissie in kennis van de diensten, organen en instellingen die gemachtigd zijn tot het verrichten van het onderzoek waarvan sprake is in deze richtlijn en in de bijzondere richtlijnen en tot het afgeven van de certificaten van EEG-modelgoedkeuring alsmede tot het aanbrengen van het ijkmerk van eerste EEG-ijk.

▼B

Artikel 14

De Lid-Staten kunnen eisen dat de voorgeschreven opschriften in hun officiële taal of talen worden gesteld.



HOOFDSTUK V

Controles op in gebruik zijnde meetmiddelen

▼M2

Artikel 15

In bijzondere richtlijnen worden de eisen vastgesteld voor het toezicht op in gebruik zijnde meetmiddelen die voorzien zijn van EEG-tekens of -merken en met name de maximaal toelaatbare fouten voor de in gebruik zijnde meetmiddelen. Indien de nationale bepalingen betreffende meetmiddelen die niet voorzien zijn van EEG-tekens of -merken lagere eisen stellen, mogen deze als criterium worden gehanteerd voor de controles.

▼M2 —————

▼M2



HOOFDSTUK VI

Aanpassing van de richtlijnen aan de vooruitgang van de techniek

Artikel 16

De wijzigingen die nodig zijn om de bijlagen bij deze richtlijn en de bijlagen bij de bijzondere richtlijnen, bedoeld in artikel 1, aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 18. Deze procedure is evenwel niet van toepassing op het hoofdstuk betreffende de meeteenheden van het imperiaal stelsel van de bijlage bij de richtlijn betreffende meeteenheden en de bijlagen betreffende reeksen hoeveelheden voorverpakte produkten bij de richtlijnen betreffende voorverpakte produkten.

Artikel 17

1. Er wordt een Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de richtlijnen, bedoeld in artikel 16, opgericht, hierna te noemen „Comité”, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

▼M6 —————

▼M6

Artikel 18

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de in artikel 16 bedoelde richtlijnen.

2. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG (3) van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.



▼M2

HOOFDSTUK VII

▼B

Slotbepalingen

Artikel ►M2 19

Ieder besluit houdende weigering van de E.E.G.-modelgoedkeuring, houdende intrekking of weigering tot verlenging van de E.E.G.-modelgoedkeuring, houdende weigering over te gaan tot de eerste E.E.G.-ijk of ►M2 verbod tot op de markt brengen of van ingebruikneming, genomen krachtens de bepalingen ter uitvoering van de onderhavige richtlijn en de bijzondere richtlijnen, moet nauwkeurig worden gemotiveerd. Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende onder opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de Lid-Staten openstaande rechtsmiddelen en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

Artikel ►M2 20

1. Binnen achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn voeren de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in om aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

2. De Lid-Staten zien erop toe dat de tekst van alle belangrijke nationale wettelijke bepalingen die zij aanvaarden op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, ter kennis van de Commissie wordt gebracht.

Artikel ►M2 21

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.




BIJLAGE I

E.E.G.-MODELGOEDKEURING

1. Aanvraag om E.E.G.-modelgoedkeuring

1.1.

De aanvraag en de correspondentie die er betrekking op heeft, moeten zijn gesteld in een officiële taal van de Lid-Staat waar de aanvraag wordt ingediend. Deze Lid-Staat kan eisen dat ook de bijgevoegde documenten in die officiële taal zijn gesteld.

De aanvrager zendt gelijktijdig aan elke Lid-Staat een exemplaar van zijn aanvraag.

1.2.

De aanvraag moet bevatten:

—naam en woonplaats van de fabrikant of van de onderneming van hun gemachtigde of van de aanvrager,

—de categorie van het meetmiddel,

—het beoogde gebruik,

—de metrologische kenmerken,

—de eventuele handelsbenaming of het type.

1.3.

De aanvraag moet vergezeld gaan van documenten in tweevoud die ter beoordeling ervan noodzakelijk zijn, met name:

1.3.1.

Een beschrijving ten aanzien van:

—de constructie en de werking van het meetmiddel,

—de beveiligingsinrichtingen die een goede werking waarborgen,

—de regel- en justeerinrichtingen,

—de plaatsen bestemd voor:

—de ijkmerken,

—(eventueel) de verzegelingen.

1.3.2.

Samenstellingstekeningen en, eventueel, van belang zijnde detailtekeningen.

1.3.3.

Een principeschema en eventueel een foto.

1.4.

Bij de aanvraag om een E.E.G.-modelgoedkeuring moeten de documenten betreffende eventueel reeds verkregen nationale modelgoedkeuringen worden gevoegd.

2. Onderzoek tot de E.E.G.-modelgoedkeuring

2.1.

Het onderzoek omvat:

2.1.1.

Bestudering van de documenten en onderzoek der metrologische eigenschappen van het model in de laboratoria van de dienst van het ijkwezen of in erkende laboratoria dan wel op de plaats van fabricage, aflevering of opstelling.

2.1.2.

Uitsluitend bestudering van de overgelegde documenten indien de metrologische eigenschappen van het model tot in bijzonderheden bekend zijn.

2.2.

Het onderzoek strekt zich uit tot de gehele werking van het meetmiddel onder normale gebruiksomstandigheden. Onder deze omstandigheden moet het meetmiddel de vereiste metrologische eigenschappen behouden.

2.3.

De aard en de omvang van het sub 2.1 bedoelde onderzoek kunnen in de bijzondere richtlijnen worden vastgesteld.

2.4.

De dienst van het ijkwezen kan van de aanvrager verlangen, dat deze ten behoeve van de uitvoering der keuringsproeven de nodige, voor het doel geschikte standaarden en materialen, alsmede hulppersoneel ter beschikking stelt.

3. Certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring en E.E.G.-modelgoedkeuringsteken

3.1.

Het certificaat behelst het resultaat van het onderzoek van het model en stelt de overige eisen vast, waaraan moet worden voldaan. Het gaat vergezeld van de beschrijvingen, tekeningen en schema's die nodig zijn om het model te identificeren en de werking ervan te verklaren. Het in artikel 4 van deze richtlijn bedoelde teken bestaat uit een gestileerde ε, met:

—in het bovenste gedeelte de kenletters van de Lid-Staat die de goedkeuring heeft verleend ►A3 (B voor België, D voor Duitsland, DK voor Denemarken, E voor Spanje, F voor Frankrijk, ►M3 EL voor Griekenland, I voor Italië, IRL voor Ierland, L voor Luxemburg, NL voor Nederland, P voor Portugal, UK voor het Verenigd Koninkrijk , A voor Oostenrijk, S voor Zweden, FI voor Finland►A5 , CZ voor Tsjechië, EST voor Estland, CY voor Cyprus, LV voor Letland, LT voor Litouwen, H voor Hongarije, M voor Malta, PL voor Polen, SI voor Slovenië, SK voor Slowakije, ►M7 BG voor Bulgarije, RO voor Roemenië), alsmede de laatste twee cijfers van het jaar van de goedkeuring,

▼B

—in het onderste gedeelte een aanduiding, te bepalen door de dienst van het ijkwezen die de goedkeuring heeft verleend (kencijfer).

—Een model van het teken is opgenomen sub 6.1.

3.2.

Wanneer het een E.E.G.-modelgoedkeuring van beperkte strekking betreft, wordt het teken aangevuld met de letter P van dezelfde afmetingen als de ε en vóór deze laatste geplaatst.

Een model van het teken van beperkte strekking is opgenomen sub 6.2.

▼M2

3.3.

Het in artikel 6 van deze richtlijn bedoelde teken komt overeen met het EEG-modelgoedkeuringsteken, waarin de gestileerde letter ε is vervangen door een teken dat symmetrisch staat ten opzichte van de verticaal, en omvat geen enkele andere aanduiding, tenzij in de bijzondere richtlijnen anders is bepaald.

Een model van dit teken is opgenomen sub 6.3.

▼B

3.4.

Het in artikel 11 van deze richtlijn bedoelde teken komt overeen met het E.E.G.-modelgoedkeuringsteken, maar is omgeven door een zeshoek.

Een model van dit teken is opgenomen sub 6.4.

3.5.

De in de vorige alinea's bedoelde tekens moeten door de fabrikant overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn op zichtbare, leesbare en onuitwisbare wijze worden aangebracht op elk meetmiddel en elke hulpinrichting, die tot de ijk worden aangeboden.

Indien het aanbrengen van het teken met technische moeilijkheden gepaard gaat, kunnen uitzonderingen in de bijzondere richtlijnen worden opgenomen of na overleg tussen de diensten van het ijkwezen van de Lid-Staten worden toegestaan.

4. Deponering van het model

In gevallen voorzien in de bijzondere richtlijnen kan de dienst die de modelgoedkeuring heeft verleend, verlangen dat een model van het goedgekeurde meetmiddel wordt gedeponeerd, indien die dienst dit nodig acht. De betrokken dienst kan toestaan dat in plaats daarvan in het certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring vermelde onderdelen, maquettes of tekeningen van het meetmiddel worden gedeponeerd.

5. Bekendmaking van de E.E.G.-modelgoedkeuring

▼M5 —————

▼B

5.2.

Tegelijk met de verstrekking aan belanghebbende worden afschriften van het certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring toegezonden aan de Commissie en aan de overige Lid-Staten, die tevens afschriften van de keuringsrapporten kunnen opvragen.

5.3.

De intrekking van een E.E.G.-modelgoedkeuring en de overige feiten die van belang zijn voor de draagwijdte en de geldigheid van de E.E.G.-modelgoedkeuring, worden eveneens bekendgemaakt als aangegevenin sub►M5 ————— 5.2.

5.4.

De Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring weigert, stelt de overige Lid-Staten en de Commissie hiervan in kennis.

6. Tekens met betrekking tot de E.E.G.-modelgoedkeuring

6.1. E.E.G.-modelgoedkeuringsteken



Voorbeeld:

image

E.E.G.-modelgoedkeuring verleend in 1971 door de dienst van het ijkwezen van de Bondsrepubliek Duitsland (zie sub 3.1, eerste streepje)

Kencijfer van de E.E.G.-modelgoedkeuring (zie sub 3.1, tweede streepje)

6.2. E.E.G.-goedkeuringsteken van beperkte strekking



Voorbeeld:

image

E.E.G.-modelgoedkeuring van beperkte strekking verleend in 1971 door de Dienst van het ijkwezen van de Bondsrepubliek Duitsland.

Kencijfer van de E.E.G.-modelgoedkeuring van beperkte strekking.

▼M2

6.3. Teken van de vrijstelling van EEG-modelgoedkeuring (zie sub 3.3)

Voorbeeld: image

▼B

6.4. E.E.G.-modelgoedkeuringsteken ingeval van vrijstelling van eerste E.E.G.-ijk



Voorbeeld:

image

In 1971 door de Dienst van het ijkwezen van de Bondsrepubliek Duitsland verleende E.E.G.-modelgoedkeuring.

Kencijfer van de E.E.G.-modelgoedkeuring.




BIJLAGE II

EERSTE E.E.G.-IJK

1. Algemeen

1.1.

De eerste E.E.G.-ijk kan plaatsvinden in één of meer fasen (in het algemeen twee).

1.2.

Zonder afbreuk te doen aan het bepaalde in de bijzondere richtlijnen geldt het volgende:

1.2.1.

De eerste E.E.G.-ijk vindt plaats in één fase bij meetmiddelen die bij het verlaten van de fabriek één geheel vormen, dat wil zeggen meetmiddelen die in principe zonder voorafgaande demontage naar de plaats van opstelling kunnen worden overgebracht.

1.2.2.

De eerste E.E.G.-ijk vindt plaats in twee of meer fasen bij meetmiddelen waarvan de juiste werking afhangt van opstellings- en gebruiksomstandigheden.

1.2.3.

De eerste ijkfase dient voornamelijk om te controleren of het meetmiddel in overeenstemming is met het goedgekeurde model of, bij meetmiddelen die van de E.E.G.-modelgoedkeuring zijn vrijgesteld, met de daarop van toepassing zijnde voorschriften.

2. Plaats van de eerste E.E.G.-ijk

2.1.

Indien de plaats waar de ijk geschiedt, niet in de bijzondere richtlijnen is vastgesteld, vindt het ijken van meetmiddelen voor zover het in één fase dient te geschieden, plaats ter keuze van de betrokken dienst van het ijkwezen.

2.2.

Het ijken van meetmiddelen, voor zover het in twee of meer fasen dient te geschieden, vindt plaats door de regionaal bevoegde dienst van het ijkwezen.

2.2.1.

De laatste fase geschiedt op de plaats van opstelling.

2.2.2.

De overige ijkfasen geschieden overeenkomstig het bepaalde sub 2.1.

2.3.

In het bijzonder wanneer de ijk niet op een ijkkantoor plaatsvindt, kan de dienst die de ijk verricht, van de aanvrager verlangen dat hij:

—voor het doel geschikte standaarden en materialen alsmede hulppersoneel benodigd voor de ijk ter beschikking stelt,

—een afschrift van het certificaat van E.E.G.-modelgoedkeuring overlegt.

3. Merken van eerste E.E.G.-ijk

3.1. Omschrijving van de merken

3.1.1.

Zonder afbreuk te doen aan het bepaalde in de bijzondere richtlijnen worden, overeenkomstig het bepaalde sub 3.3, de volgende merken voor de eerste E.E.G.-ijk gebruikt:

3.1.1.1.

Het definitieve E.E.G.-ijkmerk bestaat uit twee merken:

a)het eerste wordt gevormd door de kleine letter „e”, bevattende:

—in het bovenste gedeelte de kenletters van het land waar de eerste ijk wordt verricht ►A3 (B voor België, D voor Duitsland, DK voor Denemarken, E voor Spanje, F voor Frankrijk, ►M3 EL voor Griekenland, I voor Italië, IRL voor Ierland, L voor Luxemburg, N L voor Nederland, P voor Portugal, UK voor het Verenigd Koninkrijk , A voor Oostenrijk, S voor Zweden, FI voor Finland►A5 , CZ voor Tsjechië, EST voor Estland, CY voor Cyprus, LV voor Letland, LT voor Litouwen, H voor Hongarije, M voor Malta, PL voor Polen, SI voor Slovenië, SK voor Slowakije, ►M7 BG voor Bulgarije, RO voor Roemenië). Aan deze letters worden, voor zover nodig, een of twee cijfers toegevoegd, die een territoriale of functionele indeling aanduiden;

▼B

—in het onderste deel het kencijfer van de ambtenaar die de ijk verricht of van het ijkkantoor;

b)het tweede wordt gevormd door de laatste twee cijfers van het jaar van de ijk, aangebracht in een zeshoek.

3.1.1.2.

Het gedeeltelijke E.E.G.-ijkmerk bestaat slechts uit het eerste merk. Het doet ook dienst als zegelmerk.

3.2. Vorm en afmeting van de merken

3.2.1.

De vorm, afmetingen en omtrek der letters en cijfers, voor de merken van eerste E.E.G.-ijk omschreven sub 3.1, zijn vastgelegd in bijgevoegde tekeningen, waarvan de beide eerste de samenstellende delen van het merk vormen, terwijl de derde een voorbeeld van het merk geeft. De desbetreffende afmetingen van de tekeningen zijn uitgedrukt als functie van de eenheid voor de middellijn van de cirkel van de kleine letter e en het zeshoekige veld.

De werkelijke middellijnen van de omschreven cirkels der merken bedragen 1,6 mm, 3,2 mm, 6,3 mm, 12,5 mm.

image

▼B

3.2.2.

De ijkdiensten van de Lid-Staten wisselen onderling de originele tekeningen uit van de merken van eerste E.E.G.-ijk die zijn uitgevoerd volgens de modellen der bijgaande tekeningen.

3.3. Het aanbrengen van de merken

3.3.1.

Het definitieve E.E.G.-ijkmerk wordt op de daarvoor bestemde plaats aangebracht op het volledig geijkte meetmiddel dat aan de E.E.G.-voorschriften voldoet.

3.3.2.

Het gedeeltelijke E.E.G.-ijkmerk wordt aangebracht:

3.3.2.1.

Bij het ijken in verschillende fasen, op het meetmiddel of een onderdeel daarvan, dat voldoet aan de eisen voor de ijkbewerkingen die niet op de plaats van opstelling geschieden, op de bevestigingsschroeven van de stempelkom of op iedere andere plaats die in de bijzondere richtlijnen is aangegeven.

3.3.2.2.

Als stempelmerk in alle gevallen en op alle plaatsen die in de bijzondere richtlijnen zijn aangegeven.

image

image

►(6) M1

►(6) M4

►(6) M4

►(6) ►(6)

►(6) A5

image

image



(1) PB nr. C 45 van 10. 5. 1971, blz. 26.

(2) PB nr. C 36 van 19. 4. 1971, blz. 8.

(3) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.