Home

Richtlijn van de Raad van 4 juni 1974 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden en voor de werkzaamheden van tussenpersonen welke onder de handel in en de distributie van giftige produkten ressorteren (74/557/EEG)

Richtlijn van de Raad van 4 juni 1974 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden en voor de werkzaamheden van tussenpersonen welke onder de handel in en de distributie van giftige produkten ressorteren (74/557/EEG)

1974L0557 — NL — 01.07.2013 — 004.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 4 juni 1974

betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden en voor de werkzaamheden van tussenpersonen welke onder de handel in en de distributie van giftige produkten ressorteren

(74/557/EEG)

(PB L 307, 18.11.1974, p.5)

Gewijzigd bij:


Gewijzigd bij:

A1

C 241

21

29.8.1994

L 001

1

..

►A2

L 236

33

23.9.2003




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 4 juni 1974

betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden en voor de werkzaamheden van tussenpersonen welke onder de handel in en de distributie van giftige produkten ressorteren

(74/557/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 54, leden 2 en 3, en 63, leden 2 en 3,

Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging (1), inzonderheid op titels IV A en C,

Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten (2), inzonderheid op titel V C,

Gelet op Richtlijn nr. 64/223/EEG van de Raad van 25 februari 1974 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden welke onder de groothandel ressorteren (3),

Gelet op Richtlijn nr. 64/224/EEG van de Raad van 25 februari 1964 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van tussenpersonen in handel, industrie en ambacht (4),

Gelet op Richtlijn nr. 68/363/EEG van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden welke onder de kleinhandel ressorteren (5),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (6),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (7),

Overwegende dat de Algemene Programma's voorschrijven dat elke op nationaliteit gebaseerde discriminerende behandeling bij de vestiging en het verrichten van diensten dient te zijn opgeheven voor de werkzaamheden

—van de groothandel en van tussenpersonen in handel, industrie en ambacht vóór het einde van het tweede jaar van de tweede etappe;

—van de kleinhandel na het einde van het tweede jaar van de tweede etappe van de overgangsperiode en vóór het verstrijken van de tweede etappe;

Overwegende dat de Richtlijnen nrs. 64/223/EEG, 64/ 224/EEG en 68/363/EEG niet van toepassing zijn in de sector giftige produkten, vanwege de bijzondere vraagstukken die zich in dit opzicht ten opzichte van de bescherming van de volksgezondheid voordoen die door wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten wordt geregeld;

Overwegende dat de Richtlijnen nrs. 64/223/EEG en 68/363/EEG ook niet van toepassing zijn op de werkzaamheden van de groothandel, en van de kleinhandel inzake ziekteverwekkende agentia; dat evenwel behalve de ziekteverwekkende agentia die als geneesmiddel voor gebruik bij mens of dier zijn ingedeeld in de zin van Richtlijn nr. 65/65/EEG van de Raad van 26 januari 1965 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake farmaceutische specialiteiten (8), gewijzigd bij Richtlijn nr. 66/454/EEG (9) van de ziekteverwekkende agentia alleen de zogenaamde „biologische bestrijdingsmiddelen voor gebruik in de landbouw” het voorwerp van genoemde werkzaamheden vormen; dat daarom op het gebied van ziekteverwekkende agentia de opheffing van de belemmeringen voor het vrij verrichten van diensten en de vrijheid van vestiging kan worden beperkt tot de handel in en de distributie van genoemde bestrijdingsmiddelen;

Overwegende dat het nuttig en wenselijk is gebleken maatregelen te nemen om een communautaire regeling te treffen voor de in de beide vorige overwegingen genoemde sectoren, waarbij rekening moet worden gehouden met de schadelijke invloed die de giftige produkten rechtstreeks of via het omringende milieu kunnen uitoefenen op de gezondheid van mens, dier of plant;

Overwegende dat de werkzaamheden van tussenpersonen in handel, industrie en ambacht worden geregeld door de Richtlijnen nrs. 64/224/EEG en 68/363/ EEG; dat de werkzaamheden van tussenpersonen ter zake van giftige produkten en ziekteverwekkende agentia niet binnen de werkingssfeer van die richtlijnen vallen; dat de onderhavige richtlijn derhalve eveneens ten doel heeft, deze werkzaamheden van tussenpersonen te liberaliseren; dat derhalve in de zin van deze richtlijn bij de bewoordingen „handel en distributie” tevens de werkzaamheden van tussenpersonen in deze zelfde sector dienen te worden beoogd;

Overwegende dat overeenkomstig het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging, de beperkingen inzake de bevoegdheid zich aan te sluiten bij beroeps- en bedrijfsorganisaties, voor zover de beroepswerkzaamheden van de betrokkene de uitoefening van deze bevoegdheid medebrengen, moeten worden opgeheven;

Overwegende dat de regeling voor werknemers in loondienst, die degene die de dienst verricht vergezellen, of voor rekening van deze laatste handelen, valt onder de maatregelen die worden getroffen uit hoofde van de artikelen 48 en 49 van het Verdrag;

Overwegende dat afzonderlijke richtlijnen, toepasselijk op alle anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden, zijn of zullen worden vastgesteld met betrekking tot verplaatsing en verblijf van de begunstigden, alsmede, voor zover nodig, richtlijnen voor de coordinatie van de waarborgen die de Lid-Staten eisen van vennootschappen ter bescherming van de belangen van vennoten en van derden;

Overwegende dat in sommige Lid-Staten de handel in en de distributie alsmede het beroepsmatig gebruik van giftige produkten geregeld worden door bepalingen omtrent de toegang tot het beroep en dat andere Lid-Staten dergelijke regelingen eventueel zullen invoeren; dat derhalve, ten einde de toegang tot de beroepen van de handel in giftige produkten en de uitoefening daarvan voor de onderdanen van de andere Lid-Staten te vergemakkelijken in een afzonderlijke richtlijn bepaalde speciale overgangsmaatregelen zijn opgenomen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



Artikel 1

De Lid-Staten heffen ten behoeve van de in titel I van de Algemene Programma's voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten genoemde natuurlijke personen en vennootschappen, hierna begunstigden genoemd, de onder titel III van die Programma's bedoelde beperkingen op, ten aanzien van de toegang tot en de uitoefening van de in artikel 2 genoemde werkzaamheden.

Artikel 2

1. Deze richtlijn is van toepassing op de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke ressorteren onder de handel in en de distributie van giftige produkten (stoffen en preparaten) en van biologische bestrijdingsmiddelen voor gebruik in de landbouw die zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn nr. 64/223/EEG uit hoofde van artikel 2, lid 1, Richtlijn nr. 64/224/EEG uit hoofde van artikel 4, lid 1, vijfde streepje, en Richtlijn nr. 68/363/EEG uit hoofde van artikel 2, lid 1.

2. Wegens de gevaarlijke invloed die de in lid 1 bedoelde produkten kunnen uitoefenen op de gezondheid van de mens of op dieren en planten, zijn zij momenteel, naargelang van de wetgevingen van de Lid-Staten, onderworpen aan speciale bepalingen. De betrokken produkten zijn opgesomd in de lijst die in de bijlage is weergegeven. Elke wijziging van deze lijst door een Lid-Staat wordt medegedeeld aan de Commissie, die de overige Lid-Staten daarvan in kennis stelt.

3. Deze richtlijn is niet van toepassing op de werkzaamheden die ressorteren onder de handel in en de distributie van geneesmiddelen zoals omschreven in Richtlijn nr. 65/65/EEG, noch op de commerciële activiteiten van venters en colporteurs.

Artikel 3

1. De beperkingen ten aanzien van de in artikel 2 genoemde werkzaamheden worden opgeheven ongeacht de benamingen van de personen die één van die werkzaamheden uitoefenen.

2. Tegenwoordig worden in de Lid-Staten ter aanduiding van de personen die de werkzaamheden van tussenpersonen in de handel verrichten, gewoonlijk de benamingen gebruikt die voorkomen in artikel 3 van Richtlijn nr. 64/224/EEG.

Artikel 4

1. De Lid-Staten heffen de beperkingen op, welke met name

a)de begunstigden verhinderen zich in de ontvangende Lid-Staten te vestigen of daar diensten te verrichten onder dezelfde voorwaarden en met gelijke rechten als de onderdanen van die Lid-Staten;

b)voortvloeien uit een administratieve handelwijze, die ten gevolge heeft dat op de begunstigden, in vergelijking tot de nationale onderdanen, een discriminerende behandeling wordt toegepast.

2. Onder de op te heffen beperkingen komen in het bijzonder voor die, welke zijn vervat in de bepalingen die voor de begunstigden op de volgende wijze een verbod of beperking inhouden van de vestiging of het verrichten van diensten:

a)in België:

door de verplichting in het bezit te zijn van een beroepskaart (artikel 1 van de wet van 19 februari 1965);

b)in Frankrijk:

—door de verplichting in het bezit te zijn van een legitimatiebewijs als buitenlands handelaar (carte d'identité d'étranger commerçant) („décret-loi” van 12 november 1938, „décret” van 2 februari 1939, „loi” van 8 oktober 1940, „loi” van 10 april 1954, „décret” nr. 59-852 van 9 juli 1959);

—door de uitsluiting van het recht huurovereenkomsten voor bedrijfsruimte te verlengen (artikel 38 van „décret” van 30 september 1953).

c)in Luxemburg:

door de beperkte geldigheidsduur van de aan buitenlanders verleende vergunningen (artikel 21 van de wet van 2 juni 1962).

Artikel 5

1. De Lid-Staten zien erop toe dat de begunstigden het recht hebben zich aan te sluiten bij beroeps- en bedrijfsorganisaties onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde rechten en verplichtingen als de eigen onderdanen.

2. In geval van vestiging brengt het recht van aansluiting mede het recht binnen de beroeps- of bedrijfsorganisatie verkiesbaar of benoembaar te zijn in een bestuursfunctie. Deze bestuursfuncties kunnen echter aan de nationale onderdanen worden voorbehouden, wanneer de betrokken organisatie uit hoofde van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling deelneemt aan de uitoefening van het openbaar gezag.

3. In het Groothertogdom Luxemburg houdt het lidmaatschap van de Kamer van Koophandel en van de Kamer van Ambachten voor de door deze richtlijn begunstigden niet het recht in, deel te nemen aan de verkiezing van de bestuursorganen.

Artikel 6

De Lid-Staten verlenen aan diegenen van hun onderdanen die zich voor het verrichten van een van de in artikel 2 bedoelde werkzaamheden naar een andere Lid-Staat begeven, geen steun waardoor de voorwaarden voor vestiging kunnen worden vervalst.

Artikel 7

1. Indien een ontvangende Lid-Staat van zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een van de in artikel 2 omschreven werkzaamheden een bewijs van betrouwbaarheid en het bewijs dat er voorheen geen faillissement heeft plaatsgehad, of slechts een van beide bewijzen eist, erkent deze Lid-Staat als voldoende bewijs voor de onderdanen der andere Lid-Staten het overleggen van een uittreksel uit het strafregister of, bij het ontbreken daarvan, een gelijkwaardig document, afgegeven door een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of herkomst, waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.

2. Indien een ontvangende Lid-Staat aan zijn onderdanen voor de toegang tot de in artikel 2 bedoelde werkzaamheden eisen van betrouwbaarheid stelt, waarvan het bewijs niet door middel van het in lid 1 bedoelde document kan worden geleverd, erkent deze Lid-Staat voor de onderdanen van de andere Lid-Staten als voldoende bewijs een verklaring, afgegeven door een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of herkomst, waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan. Deze verklaring dient betrekking te hebben op de nauwkeurig omschreven feiten die in het ontvangende land in aanmerking worden genomen.

3. Wanneer voor het feit dat er geen faillissement heeft plaatsgehad of ter staving van de betrouwbaarheid, het in lid 1 bedoelde document of de in lid 2 bedoelde verklaring niet worden afgegeven door het land van oorsprong of van herkomst, kunnen zij worden vervangen door een verklaring onder ede — of, in de Lid-Staten waar niet in een eed is voorzien, door en plechtige verklaring — welke door de betrokkene wordt afgelegd ten overstaan van een rechterlijke of bevoegde overheidsinstantie of, in voorkomend geval, van een notaris van het land van oorsprong of van herkomst, welke een attest afgeven dat deze eed of deze plechtige verklaring bewijskracht geeft. De verklaring betreffende het feit dat er geen faillissement heeft plaatsgehad, mag ook worden afgelegd ten overstaan van een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie van dat land.

4. De overeenkomstig de leden 1 en 2 afgegeven documenten mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden.

5. De Lid-Staten wijzen binnen de in artikel 8 gestelde termijn de instanties en organisaties aan, die voor de afgifte van de in de leden 1 en 2 bedoelde documenten bevoegd zijn en stellen de overige Lid-Staten en de Commissie onverwijld daarvan in kennis.

6. Indien in de ontvangende Lid-Staat de financiële draagkracht moet worden bewezen, erkent deze Lid-Staat de door banken van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst afgegeven attesten als gelijkwaardig aan de op zijn eigen grondgebied afgegeven attesten.

Artikel 8

Binnen een termijn van zes maanden volgende op de kennisgeving van deze richtlijn treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen om aan deze richtlijn te voldoen; zij stellen de Commissie onverwijld daarvan in kennis.

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.




BIJLAGE

De volgende categorieën van de in artikel 2, lid 2, bedoelde produkten zijn op 4 juni 1974 in de Lid-Staten onderworpen aan een speciale regeling.

België:

—Giftige stoffen en preparaten

1.die zijn vermeld in het Besluit van de Regent van 6 februari 1946 (met wijzigingen) houdende reglementering van het bewaren en van de distributie van giftige stoffen (genomen ter uitvoering van de wet van 24 februari 1921);

2.die zijn ingedeeld in de categorieën 1 en 2 van het Koninklijk Besluit van 31 mei 1958 houdende reglementering van het bewaren, het verkopen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen en fytofarmaceutische produkten.

Denemarken:

1.

a)giftige stoffen en voor de gezondheid gevaarlijke stoffen die zijn vermeld in de bijlage van wet nr. 119 van 3 mei 1961 en bedoeld in besluit (Bekendtgørelse) nr. 305 van 9 oktober 1961 (dat ter uitvoering van die wet is genomen), welke teksten de voorschriften bevatten betreffende de produktie, de goedkeuring, de bewaring en de levering van die stoffen;

b)giftige stoffen en voor de gezondheid gevaarlijke stoffen die zijn bedoeld in besluit (Bekendtgørelse) nr. 304 van 9 oktober 1961 houdende vaststelling van de regels voor het gebruik van die stoffen.

2.Produkten (middelen ter bestrijding van planteziekten, onkruid en schadelijke organismen, middelen ter regulering van de plantengroei) die zijn vermeld in wet nr. 118 van 3 mei 1961 en bedoeld in de besluiten (Bekendtgørelser) die ter uitvoering van die wet zijn genomen, in welke teksten bepaald wordt dat die produkten niet in de handel mogen worden gebracht of voor commerciële doeleinden mogen worden gebruikt wanneer ze niet eerst zijn goedgekeurd en geklassificeerd door de Vergiftencommissie (Giftnævnet) en waarin tevens de voorschriften zijn vastgesteld betreffende met name de goedkeuring, de bewaring, de verpakking, de etikettering, enz. van die produkten.

3.Produkten (middelen, ter bestrijding van planteziekten, onkruid en schadelijke organismen, middelen ter regulering van de plantengroei) bedoeld in het besluit (Bekendtgørelse) van 25 september 1961 waarin bepaald wordt dat met een X gemerkte produkten over het algemeen slechts mogen worden gebruikt op voorwaarde dat de gebruiker ervan een door de Vergiftencommissie (Giftnævnet) georganiseerde toxicologiecursus heeft gevolgd.

Duitsland:

—Giftige stoffen en preparaten welke krachtens de wetten en verordeningen der Länder inzake de handel in en het verkeer van giftige produkten en giftige bestrijdingsmiddelen van plantenziekten, alsmede § 34, alinea 5, van het Wetboek van Koophandel (Gewerbeordnung), in zijn versie van 15 februari 1963 zijn ingedeeld in categorie 1, 2 en 3.

Frankrijk:

1.Giftige stoffen, vallende onder tabel A (giftige produkten) of C (gevaarlijke produkten) van afdeling I van „décret” 56—1197 van 26 november 1956 („Code de la Santé publique”, boek V, 2e deel, titel III, hoofdstuk 1, afdelingen I en II, artikelen R 5149 tot en met R 5168).

2.Schadelijke produkten voor industrieel gebruik bedoeld in de „Code du travail”, boek II, titel II, artikelen 67, 2°, 78, 79 en 80 en de verordeningen en besluiten die voor de toepassing van deze bepalingen zijn vastgesteld.

3.Hinderlijke produkten bedoeld in de naamlijst van de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen die is opgesteld in toepassing van de artikelen 5 en 7, van de wet van 19 december 1917.

4.Middelen ter bestrijding van parasieten voor gebruik in de landbouw (wet van 2 november 1943 gewijzigd bij de wet van 30 juli 1963; „arrêté” van 6 september 1954 betreffende de homologatie van specialiteiten ter bestrijding van parasieten in de landbouw, aangevuld bij „arrêté” van 6 februari 1962).

Ierland:

—Vergiften die momenteel worden genoemd in de krachtens de „Poisons Acts” van 1961 vastgestelde regeling inzake vergiften en waarvan de verkoop is verboden behalve door sommige daartoe gemachtigde personen.

Italië:

1.Giftige gassen (artikel 58 van de Verzamelwet — „Testo Unico” betreffende de openbare veiligheid, goedgekeurd bij „Regio Decreto” nr. 773 van 18 juni 1931; „Regio Decreto” nr. 147 van 9 januari 1927; tabellen van erkende giftige gassen, gehecht aan het ministeriële besluit — „decreto” van 6 februari 1935 en latere wijzigingen daarop).

2.Giftige stoffen voor gebruik in industrie (artikel 147 van de Verzamelwet — „Testo Unico” betreffende de volksgezondheid, goedgekeurd bij „Regio Decreto” nr. 1265 van 27 juli 1934).

3.Geneeskundige en heelkundige produkten (bactericiden, germiciden en ontsmettingsmiddelen) („Regio Decreto” nr. 3112 van 6 december 1928 en verordening tot uitvoering van wet nr. 1070 van 23 juni 1927, goedgekeurd bij „Regio Decreto” nr. 3112 van 6 december 1928) en sanitaire produkten (fytofarmaceutische produkten en produkten, bestemd voor het verduurzamen van voedingswaren) (artikel 6 van wet nr. 283 van 30 april 1962, gewijzigd bij artikel 4 van wet nr. 441 van 26 februari 1963 en verordening betreffende de regeling van de produktie, de handel in en de verkoop van fytofarmaceutische produkten en produkten, bestemd voor het verduurzamen van voedingswaren, goedgekeurd bij „Decreto del Presidente della Repubblica” nr. 1095 van 3 augustus 1968).

4.Loodwit (wet nr. 706 van 19 juli 1961).

5.Benzol (wet nr. 245 van 5 maart 1963).

6.Cosmetica en kleurstoffen die giftige stoffen bevatten (artikel 7 van „Regio Decreto” nr. 1938 van 30 oktober 1924).

Luxemburg:

1.Handel in en distributie van bepaalde produkten (wet van 25 september 1953, „Mémorial” nr. 62 van 10 oktober 1953).

2.Handel in en gebruik van fytofarmaceutische produkten (pesticiden voor gebruik in de landbouw, groeistoffen voor de regeling van de groei bij planten, conserveermiddelen, onkruidbestrijdingsmiddelen, micro-organismen en virussen, aangewend ter bestrijding van parasieten) (wet van 20 februari 1968, „Mémorial” nr. 9 van 12 maart 1968 — Groothertogelijke Verordening van 29 mei 1970, „Mémorial” nr. 33 van 15 juni 1970).

Nederland:

—Giftige stoffen en produkten, genoemd in de Bestrijdingsmiddelenwet van 1962.

Verenigd Koninkrijk:

1.Giftige stoffen en preparaten die momenteel worden genoemd in de „Poisons List Order” en die vallen onder de „Pharmacy and Poisons Act” van 1933 en onder de „Poisons Rules” of vergiften die worden genoemd in de „Poisons Schedule” en die vallen onder de „Pharmacy and Poisons Acts” van 1925—1967 (Noord-Ierland) en de „Poisons Regulations” (Noord-Ierland).

2.Stoffen bedoeld in de „Farm and Garden Chemicals Act” van 1967 en in de desbetreffende „Regulations”.

3.Stoffen bedoeld in de „Agriculture (Poisonous Substances) Act” van 1952 en in de desbetreffende „Regulations”.

Oostenrijk:

—Stoffen en preparaten die overeenkomstig de Chemicaliënwet (Chemikaliengesetz BGBl. nr.326/1987), en de respectieve verordeningen als „zwaar giftig” of „giftig” zijn ingedeeld (§ 217, lid 1, BGBl. nr. 194/1994).

Finland:

1.Chemicaliën vallende onder de Chemicaliënwet van 1989 en verordeningen.

2.Biologische nesticiden vallende onder de Pesticidenwet van 1969 en verordeningen.

Zweden:

1.Uitermate gevaarlijke en zeer gevaarlijke chemische produkten bedoeld in de Verordening inzake chemische produkten (1985:835).

2.Bepaalde uitgangsstoffen voor geneesmiddelen bedoeld in de Instructies betreffende vergunningen voor de produktie van, handel in en distributie van giftige en zeer gevaarlijke chemische produkten (KIFS 1986:5, KIFS 1990:9).

3.Pesticiden, klasse 1, bedoeld in Verordening 1985:836.

4.Milieugevaarlijke afvalstoffen bedoeld in Verordening 1985:841.

5.PCB's en chemische produkten die PCB's bevatten, bedoeld in Verordening 1985:837.

6.Stoffen, vermeld onder groep B in de Openbare Bekendmaking betreffende instructies inzakegrenswaarden (AFS 1990:13).

7.Asbest en asbesthoudende materialen bedoeld in Openbare Bekendmaking AFS 1986:2.

▼A2

Tsjechië:

1.Giftige stoffen en preparaten die vallen onder Wet nr. 157/1998 Sb. inzake chemische stoffen en preparaten, zoals gewijzigd, en Besluit nr. 25/1999 Sb. van de regering tot vaststelling van een procedure voor de evaluatie van het gevaar van chemische stoffen en preparaten, van een methode voor de indeling en de etikettering en de lijst van de chemische stoffen die tot dusver als gevaarlijk zijn ingedeeld, zoals gewijzigd.

2.Biologische bestrijdingsmiddelen voor gebruik in de landbouw die vallen onder Wet nr. 147/1996 Sb. inzake fytosanitaire zorg, zoals gewijzigd, en uitgevoerd bij Decreet nr. 91/2002 Sb. van het ministerie van Landbouw.

Estland:

1.Producten waarvoor speciale regelingen gelden die vallen onder de wet inzake chemische producten van 6 mei 1998 en de op die wet gebaseerde afgeleide wetgeving. De lijst van gevaarlijke producten, overeenkomstig deel 11 van de wet inzake chemische producten, staat in besluit nr. 59 van 30 november 1998 van de minister van Sociale Zaken.

2.Geregistreerde gewasbeschermingsmiddelen, zoals vermeld in de wet inzake gewasbescherming van 15 maart 2000 en de daarop gebaseerde afgeleide wetgeving.

De lijst van verboden werkzame bestanddelen in gewasbeschermingsmiddelen staat in regeringsbesluit nr. 285 van 30 augustus 2000.

Cyprus:

1.Giftige stoffen die vallen onder Wet N.199/1991 inzake gevaarlijke stoffen van 1991 en 1997, Wet N.27(I)/1997 inzake gevaarlijke stoffen (wijzigingswet), Wet N.81(I)/2002 inzake gevaarlijke stoffen (wijzigingswet) en de besluiten van 2002 (P.I. 292/2002) inzake gevaarlijke stoffen (indeling, etikettering en verpakking van gevaarlijke stoffen en preparaten).

2.Pesticiden die vallen onder Wet 1(I)/1993 inzake bestrijdingsmiddelen en de besluiten inzake bestrijdingsmiddelen van 1993 en 2000.

Letland:

1.Chemische producten die vallen onder de wet van 1 april 1998 inzake chemische stoffen en chemische producten en de daarop gebaseerde besluiten.

2.Gewasbeschermingsmiddelen (met inbegrip van biologische bestrijdingsmiddelen voor gebruik in de landbouw) die vallen onder de wet inzake gewasbescherming van 17 december 1998.

Litouwen:

Giftige stoffen die zijn vermeld in besluit nr. 195 van 26 april 2002 van het ministerie van Volksgezondheid tot aanneming van de lijst van giftige stoffen naargelang van hun toxiciteit, met inbegrip van de chemische stoffen die op het etiket de gevarensymbolen T (giftig) of T + (zeer giftig) moeten dragen overeenkomstig de eisen van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad.

Hongarije:

1.De volgende stoffen:

—fosfine en producten die fosfine kunnen vrijmaken,

—ethyleenoxide,

—koolstofdisulfide,

—hydrogeencyanide en de oplosbare zouten van hydrogeencyanide,

—hydrogeenfluoride en de oplosbare zouten van hydrogeenfluoride,

—acrylonitril,

—ammoniak,

—chloorpikrine,

—koolstoftetrachloride,

—trichlooracetonitril.

2.Rodenticiden, insecticiden, afweermiddelen en aantrekkingsmiddelen (biociden = pesticiden die niet bestemd zijn voor gebruik in de landbouw), zoals geregeld bij Decreet nr. 3/1969 (v. 16.) EüM van het ministerie van Volksgezondheid, in het verkeer en gebruikt voor volksgezondheidsdoeleinden.

Malta:

1.Biociden en gewasbeschermingsmiddelen die vallen onder de Att dwar il-Kontroll tal-Pestiċidji (Kap. 430) (Att XI tal-2001) (Wet inzake pesticiden (Cap. 430) (Act XI van 2001)) en de ingevolge die wet aangenomen afgeleide wetgeving.

2.Drugsprecursoren die zijn vermeld in de Ordinanza dwar il-Mediċini Perikolużi (Kap. 101) (Ordinanza XXXI tal-1939, kif sussegwentement emendata) (Besluit inzake gevaarlijke drugs (Cap. 101) (Besluit XXXI van 1939), als later gewijzigd).

3.Stoffen die zijn vermeld in de Ordni dwar Sustanzi Velenużi (Notifikazzjoni tal-Gvern 510 tal-1967) (Besluit inzake gevaarlijke stoffen — regeringsmededeling nr. 510 van 1967), genomen ingevolge de Ordinanza dwar il-Professjoni Medika u l-Professjonijiet li għandhom x'jaqsmu magħha (Kap. 31) (Ordinanza XVII tal-1901, kif sussegwentement emendata) (Besluit inzake medische en aanverwante beroepen (Cap. 31) (Besluit XVII van 1901), als later gewijzigd).

Polen:

1.Gewasbeschermingsmiddelen die vallen onder de wet van juli 1995 inzake de bescherming van cultuurgewassen (Dz.U. 1999, Nr 66, poz. 751, met wijzigingen).

2.Afvalstoffen die vallen onder de wet inzake afvalstoffen van 27 april 2001 (Dz.U. 2001, Nr 62, poz. 628, met wijzigingen).

Slovenië:

1.Stoffen en preparaten die vallen onder de „Seznam registriranih fitofarmacevtskih sredstev v Republiki Sloveniji” (Uradni list RS, št. 31/01, str. 3393, št. 70/01, str. 7317 in št. 94/01, str. 9193) die op gezette tijden worden gepubliceerd door het ministerie van Landbouw, Bosbouw en Voedselvoorziening ingevolge artikel 28 van de wet inzake gewasbeschermingsmiddelen (Zakon o fitofarmacevtskih sredstvih, Uradni list št. 11/01, str. 1163).

2.Stoffen en preparaten die als gevaarlijk zijn ingedeeld ingevolge de wet inzake chemische producten (Zakon o kemikalijah, Uradni list RS, št. 36/1999, str. 4165).

Slowakije:

1.Chemische stoffen waarvan de handel is geregeld bij Wet nr. 163/2001 Z. z. inzake chemische stoffen.

2.Gewasbeschermingsproducten, biologische daaronder begrepen, waar het in de handel brengen geregeld is bij Wet nr. 471/2001 Z. z. tot wijziging van Wet nr. 285/1995 Z. z. inzake gewasgezondheidszorg, en met name bij de artikelen 15 en 19, alsmede bij artikel 14 in het Decreet van het Ministerie van Landbouw van de Slowaakse Republiek van 21 januari 2001 nr. 3322/3/2001-100 houdende nadere voorschriften inzake gewasbeschermingsproducten.

▼M1

Bulgarije

1.Stoffen en preparaten die vallen onder de Wet inzake de bescherming tegen de schadelijke effecten van chemische stoffen en preparaten (SG 10/2000), zoals gewijzigd, en de op die wet gebaseerde afgeleide wetgeving, zoals gewijzigd, waarbij procedures voor de evaluatie van het gevaar van chemische stoffen en preparaten en een methode voor de indeling en het kenmerken van die stoffen en preparaten worden vastgesteld, en een regeling wordt getroffen in verband met het veiligheidsinformatieblad voor als gevaarlijk ingedeelde chemische stoffen en preparaten.

2.Giftige chemische stoffen en de precursoren ervan, zoals bedoeld bij de Wet inzake het verbod op chemische wapens en het toezicht op giftige chemische stoffen en de precursoren ervan (SG 8/2000), zoals gewijzigd.

3.Gewasbeschermingsproducten die zijn goedgekeurd in overeenstemming met de Wet op de gewasbescherming (SG 91/1997), zoals gewijzigd, en de op die wet gebaseerde afgeleide wetgeving, zoals gewijzigd.

Roemenië:

1.Gewasbeschermingsproducten, met inbegrip van biologische bestrijdingsmiddelen, waarvan de handel en distributie worden geregeld bij Regeringsbesluit nr. 4/1995 inzake de fabricage van, de handel in en de toepassing van gewasbeschermingsproducten ter bestrijding van ziekten, ongedierte en onkruid in land- en bosbouw, zoals gewijzigd.

2.Gevaarlijke stoffen en preparaten die vallen onder Noodverordening van de Regering nr. 200/2000 inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en preparaten, bekrachtigd bij Wet nr. 451/2001, alsmede bij Regeringsbesluit nr. 490/2002 betreffende de goedkeuring van methodologische normen voor de toepassing van de Verordening van de Regering nr. 200/2000 en bij Regeringsbesluit nr. 92/2003 voor de goedkeuring van de methodologische normen voor de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en preparaten.

▼M2

Kroatië:

1.Chemische/giftige producten zoals gereguleerd in de wet Chemische stoffen (OG 150/05, 53/08, 49/11) en de op die wet gebaseerde verordeningen.

2.Gewasbeschermingsmiddelen zoals gereguleerd in de wet Gewasbeschermings-producten (OG 70/05) en de op die wet gebaseerde verordeningen.



(1) PB nr. 2 van 15. 1. 1962, blz. 36/62.

(2) PB nr. 2 van 15. 1. 1962, blz. 32/62.

(3) PB nr. 56 van 4. 4. 1964, blz. 863/64.

(4) PB nr. 56 van 4. 4. 1964, blz. 869/64.

(5) PB nr. L 260 van 22. 10. 1968, blz. 1.

(6) PB nr. C 63 van 28. 5. 1969, blz. 21.

(7) PB nr. C 10 van 27. 1. 1970, blz. 23.

(8) PB nr. 22 van 9. 2. 1965, blz. 369/65.

(9) PB nr. 144 van 5. 8. 1966, blz. 2658/66