Home

Richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende een gemeenschappelijke actie met het oog de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen (77/391/EEG)

Richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende een gemeenschappelijke actie met het oog de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen (77/391/EEG)

[Tekst geldig vanaf 01-01-1995 tot 21-04-2021] [Regeling ingetrokken per 21-04-2021]

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 17 mei 1977

betreffende een gemeenschappelijke actie met het oog de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen

(77/391/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43 en 100,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Overwegende dat één van de taken van de Gemeenschap op veterinair gebied erin bestaat de gezondheidstoestand van de veestapel te verbeteren, waardoor een hogere rentabiliteit in de veehouderij wordt bereikt en de mens tegen bepaalde besmettelijke dierziekten wordt beschermd;

Overwegende dat, wat het handelsverkeer betreft, dergelijke maatregelen voorts zullen bijdragen tot het opheffen van de als gevolg van verschillen in de dierziektesituatie nog bestaande belemmeringen van het handelsverkeer in vlees en levende dieren tussen de Lid-Staten;

Overwegende dat de in dit verband door de Gemeenschap genomen initiatieven aanvankelijk beperkt moeten blijven tot bepaalde runderziekten waarvoor onmiddellijk maatregelen kunnen worden getroffen; dat dit het geval is voor brucellose, tuberculose en leukose;

Overwegende dat de voorgestelde maatregelen, voor zover zij erop gericht zijn de doeleinden van artikel 39, lid 1, sub a), van het Verdrag te verwezenlijken, een gemeenschappelijke actie vormen in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( 3 );

Overwegende dat, voor zover de Gemeenschap in de financiering van deze gemeenschappelijke actie bijdraagt, zij zich ervan moet kunnen vergewissen dat de door de Lid-Staten getroffen uitvoeringsbepalingen bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van deze actie; dat het daartoe dienstig is een procedure in te stellen die voorziet in een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie in het bij Besluit 68/361/EEG van de Raad ( 4 ) opgerichte Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



Artikel 1

Deze richtlijn heeft tot doel de gezondheidstoestand van de rundveestapel in de Gemeenschap te verbeteren door een communautaire actie tot versnelling en intensivering van de uitroeiing van brucellose en tuberculose en tot uitroeiing van leukose.



HOOFDSTUK I

Technische voorschriften betreffende brucellose, tuberculose en leukose

Artikel 2

1.  Ter uitvoering van deze richtlijn stellen de Lid-Staten waar runderbrucellose onder het rundvee voorkomt, met inachtneming van het bepaalde bij de leden 2 en 3 een programma op om de uitroeiing van deze ziekte op hun grondgebied te bespoedigen.

2.  

a) Het programma voor de versnelde uitroeiing van runderbrucellose moet zo zijn opgezet dat het ertoe leidt dat de beslagen als „officieel brucellosevrij” worden erkend overeenkomstig de desbetreffende communautaire bepalingen en met name die van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964, inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens ( 5 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 75/379/EEG ( 6 ).

b) In het programma moeten de maatregelen worden vermeld om de uitroeiing van runderbrucellose te versnellen en te intensiveren, alsmede de maatregelen ter bestrijding en voorkoming van deze ziekte.

3.  De Lid-Staten delen aan de Commissie mede:

a) het percentage en het totale aantal beslagen dat aan controlemaatregelen is onderworpen en beslagen waarbij besmetting met runderbrucellose is geconstateerd;

b)

— hoeveel dieren in totaal aan de controlemaatregelen zijn onderworpen;

— hoeveel dieren in totaal van besmetting worden verdacht;

— hoeveel dieren in totaal zijn aangetast;

— hoeveel dieren in totaal zijn afgemaakt;

c) de looptijd van het oorspronkelijke en het versnelde uitroeiingsprogramma;

d) welke methode wordt toegepast om de uitvoering van het versnelde programma te controleren;

e) welk bedrag op de nationale begroting is uitgetrokken voor de uitroeiing van runderbrucellose en de onderverdeling van dit bedrag.

De sub a), b) en e), bedoelde gegevens worden verstrekt over de periode van drie jaar die aan de uitvoering van de bespoedigingsmaatregelen voorafgaat; nadien worden zij jaarlijks verstrekt.

4.  Runderbrucellosevrije Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de maatregelen die zij hebben getroffen om te voorkomen dat deze ziekte opnieuw uitbreekt.

Artikel 3

1.  Ter uitvoering van deze richtlijn stellen de Lid-Staten waar rundertuberculose onder het rundvee voorkomt, met inachtneming van het bepaalde in de leden 2 en 3 een programma op om de uitroeiing van deze ziekte op hun grondgebied te bespoedigen.

2.  

a) Het programma voor de versnelde uitroeiing van rundertuberculose moet zo zijn opgezet dat het ertoe leidt dat de beslagen als „officieel tuberculosevrij” worden erkend overeenkomstig de desbetreffende communautaire bepalingen en met name die van Richtlijn 64/432/EEG.

b) In het programma moeten de maatregelen worden vermeld om de uitroeiing van rundertuberculose te versnellen, te intensiveren of te voltooien, alsmede de maatregelen ter bestrijding en voorkoming van deze ziekte.

3.  De Lid-Staten delen aan de Commissie mede:

a) het percentage en het totale aantal beslagen dat aan controlemaatregelen is onderworpen en het totale aantal beslagen waarbij besmetting met rundertuberculose is geconstateerd;

b)

— hoeveel dieren in totaal aan de controlemaatregelen zijn onderworpen;

— hoeveel dieren in totaal van besmetting worden verdacht;

— hoeveel dieren in totaal zijn aangetast;

— hoeveel dieren in totaal zijn afgemaakt;

c) de looptijd van het oorspronkelijke en het versnelde uitroeiingsprogramma;

d) welke methode wordt toegepast om de uitvoering van het versnelde programma te controleren;

e) welk bedrag op de nationale begroting is uitgetrokken voor de uitroeiing van rundertuberculose en de onderverdeling van dit bedrag.

De sub a), b) en e) bedoelde gegevens worden verstrekt over de periode van drie jaar die aan de uitvoering van de bespoedigingsmaatregelen voorafgaat; nadien worden zij jaarlijks verstrekt.

4.  Rundertuberculosevrije Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de maatregelen die zij hebben getroffen om te voorkomen dat deze ziekte opnieuw uitbreekt.

Artikel 4

Ter uitvoering van deze richtlijn stellen de Lid-Staten die het optreden van endemische runderleukose op hun grondgebied hebben vastgesteld, een programma op om deze ziekte uit te roeien.

In dit programma moeten de bestrijdingsmaatregelen tegen deze ziekte worden vermeld.

Het leukosevrij verklaren van een veebeslag op grond van een test of methode dient te geschieden aan de hand van de test omschreven in Beschikking 73/30/EEG van de Commissie van 23 januari 1973 waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd om bij invoer van fok- en gebruiksrunderen bijzondere gezondheidsgaranties in het kader van de leukosebestrijding toe te passen ( 7 ), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 75/64/EEG ( 8 ), of van een andere test of methode die is erkend volgens de procedure van artikel 11.

Desgevraagd verstrekken de Lid-Staten aan de Commissie alle inlichtingen betreffende de uitvoering van het programma.



HOOFDSTUK 2

Gemeenschappelijke en financiële bepalingen

Artikel 5

Voor zover de in hoofdstuk 1 bedoelde actie ertoe strekt, de in artikel 39, lid 1, sub a), van het Verdrag omschreven doeleinden te verwezenlijken, vormt zij een gemeenschappelijke actie in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70.

Artikel 6

1.  De periode voor de uitvoering van de gemeenschappelijke actie bedraagt drie jaar.

2.  De totale bijdrage van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, hierna „Fonds” genoemd, in de kosten van de gemeenschappelijke actie wordt voor deze drie jaar op 130 miljoen rekeneenheden geraamd.

3.  Voor de Lid-Staten waar de programma's met een looptijd van drie jaar aflopen in 1981, wordt deze termijn van drie jaar evenwel verlengd tot en met 31 december 1981.

Artikel 7

1.  De uitgaven van de Lid-Staten voor maatregelen op grond van de artikelen 2, 3 en 4, komen binnen de in artikel 6 aangegeven grenzen in aanmerking voor steun uit de afdeling Oriëntatie van het Fonds.

2.  De afdeling Oriëntatie van het Fonds vergoedt de Lid-Staten voor koeien 60 rekeneenheden per dier en voor andere runderen 30 rekeneenheden per dier dat in het kader van de in Hoofdstuk 1 bedoelde maatregelen wordt afgemaakt.

3.  Nadere bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70.

4.  Voor door de Lid-Staten getroffen maatregelen kan de Gemeenschap slechts steun verlenen, wanneer de desbetreffende voorschriften bij een overeenkomstig artikel 9 gegeven beschikking worden goedgekeurd.

Artikel 8

1.  De verzoeken om vergoeding moeten betrekking hebben op de slachtingen die in de loop van een kalenderjaar in de Lid-Staten hebben plaatsgevonden en moeten bij de Commissie vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar worden ingediend.

2.  Tot verlening van steun uit het Fonds wordt besloten overeenkomstig de procedure van artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70.

3.  Nadere bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70.

Artikel 9

1.  De Lid-Staten delen de in de artikelen 2 en 3 bedoelde programma's, alsmede de in artikel 2, lid 3, sub c) en d), en artikel 3, lid 3, sub c) en d), bedoelde gegevens, aan de Commissie mede alvorens met de uitvoering der programma's wordt begonnen en wel binnen drie maanden na het van kracht worden van deze richtlijn, en daarna jaarlijks. De in artikel 4 bedoelde programma's worden door de Lid-Staten jaarlijks aan de Commissie medegedeeld, alsmede, voor wat de Lid-Staten betreft die nog geen programma hebben opgesteld, vóórdat met de uitvoering ervan wordt begonnen.

2.  De Commissie onderzoekt of de overeenkomstig lid 1 ingediende programma's beantwoorden aan de bepalingen en doelstellingen van deze richtlijn en derhalve voldoen aan de voorwaarden voor financiële deelneming van de Gemeenschap. Binnen twee maanden na ontvangst van een programma legt de Commissie ter zake een ontwerpbeschikking voor aan het Permanent Veterinair Comité. Het Comité brengt hierover binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn advies uit overeenkomstig artikel 11. Het Comité van het Fonds wordt over de financiële aspecten geraadpleegd.

Artikel 10

De Commissie verricht geregeld controles ter plaatse om zich uit veterinair oogpunt van de uitvoering van de programma's te vergewissen.

De Lid-Staten doen het nodige om deze controles te vergemakkelijken en zien er met name op toe dat aan de deskundigen alle door hen gevraagde gegevens en bescheiden worden verschaft die zij nodig hebben om de uitvoering van de programma's te beoordelen.

De algemene toepassingsbepalingen van dit artikel, met name inzake de frequentie en de wijze van uitvoering van de in de eerste alinea bedoelde controles, de toepassingsbepalingen ten aanzien van de aanwijzing van de veterinaire deskundigen, alsmede de procedure die deze in acht moeten nemen voor het opstellen van hun verslag, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 11.

Artikel 11

1.  In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het Permanent Veterinair Comité, hierna het „Comité” genoemd, deze procedure, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat, onverwijld in bij het Comité.

2.  De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de Voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De Voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

  3. ◄  ◄   De Commissie stelt de maatregelen vast en legt deze onmiddellijk ten uitvoer wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité. Wanneer zij hiermee niet in overeenstemming zijn of wanneer het Comité geen advies heeft uitgebracht, legt de Commissie onverwijld een voorstel voor aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen. De Raad stelt de maatregelen vast met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad binnen drie maanden na indiening van het voorstel geen maatregelen heeft vastgesteld, stelt de Commissie de voorgestelde maatregelen vast en legt zij deze onmiddellijk ten uitvoer behalve wanneer de Raad zich met meerderheid van stemmen heeft uitgesproken tegen genoemde maatregelen.

Artikel 13

Op voorstel van de Commissie stelt de Raad vóór 1 augustus 1977 de bepalingen vast betreffende de criteria waaraan de in de artikelen 2, 3 en 4, bedoelde nationale uitroeiingsprogramma's moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap.

Artikel 14

De Lid-Staten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking om aan deze richtlijn te voldoen op de datum die is vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 13 bedoelde bepalingen.

Artikel 15

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.


( 1 ) PB nr. C 6 van 10. 1. 1977, blz. 13.

( 2 ) PB nr. C 56 van 7. 3. 1977, blz. 28.

( 3 ) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

( 4 ) PB nr. L 255 van 28. 10. 1968, blz. 23.

( 5 ) PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 1977/64.

( 6 ) PB nr. L 172 van 3. 7. 1975, blz. 17.

( 7 ) PB nr. L 77 van 26. 3. 1973, blz. 40.

( 8 ) PB nr. L 21 van 28. 1. 1975, blz. 20.