Verordening (EEG) nr. 1940/81 van de Raad van 30 juni 1981 inzake een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor het departement Lozère
Verordening (EEG) nr. 1940/81 van de Raad van 30 juni 1981 inzake een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor het departement Lozère
[Tekst geldig vanaf 27-10-1987]
VERORDENING (EEG) Nr. 1940/81 VAN DE RAAD
van 30 juni 1981
inzake een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor het departement Lozère
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ),
Overwegende dat de algemene sociaal-economische situatie in het departement Lozère bijzonder ongunstig is; dat voor een verbetering van deze situatie een bundeling van de beschikbare middelen en maatregelen en een geïntegreerde aanwending daarvan noodzakelijk zijn;
Overwegende dat de Gemeenschap over actiemiddelen beschikt dank zij financieringsmogelijkheden onder andere van het Europees Sociaal Fonds en van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en dat het derhalve dienstig is, gezien de toestand in deze streek, deze middelen aan te vullen met bijstand uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw in het kader van een gemeenschappelijke actie in de zin van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( 2 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3509/80 ( 3 );
Overwegende dat het voor de verwezenlijking van deze gemeenschappelijke actie noodzakelijk is de verschillende beschikbare middelen volgens adequate procedures te combineren in het kader van een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma;
Overwegende dat dit programma moet worden opgesteld door de Franse Republiek;
Overwegende dat voor de voorbereiding en de uitvoering van zo een programma in het betrokken gebied financiële steun van de Gemeenschap noodzakelijk is;
Overwegende dat financiële steun van de Gemeenschap moet worden verleend voor de uitvoering van sommige maatregelen die onmisbaar zijn voor de verwezenlijking van het programma en die ten doel hebben de zeer gebrekkige landbouwstructuur in het betrokken gebied te verbeteren,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Ten einde de arbeids- en levensomstandigheden in het departement Lozère te verbeteren, wordt een gemeenschappelijke actie in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 ingesteld die moet bijdragen tot de verwezenlijking van een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor dit gebied.
2. De gemeenschappelijke actie omvat de financiële deelneming van de afdeling Oriëntatie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, hierna „het Fonds” te noemen, op de in titel III vermelde wijze en voorwaarden, in de in titel II bedoelde maatregelen voor de landbouw die nodig zijn voor de uitvoering van het in titel I bedoelde geïntegreerde ontwikkelingsprogramma waarover volgens artikel 4, lid 3, een gunstig advies is uitgesproken.
TITEL I
Geïntegreerd ontwikkelingsprogramma
Artikel 2
Het geïntegreerde ontwikkelingsprogramma, hierna „het programma” te noemen, omvat niet alleen maatregelen ter verbetering van de landbouw en maatregelen ter verbetering van de afzet en verwerking van landbouwprodukten, maar eveneens maatregelen ter verbetering van de infrastructuur, de ontwikkeling van het toerisme, de ambachtelijke sector en de industrie, alsmede andere aanvullende activiteiten die onontbeerlijk zijn voor de verbetering van de algemene sociaal-economische situatie van het gebied.
Artikel 3
1. Het programma bevat de volgende gegevens:
— een beschrijving van de bestaande situatie;
— een beschrijving van de nagestreefde doeleinden met opgave van de prioriteiten;
— een beschrijving van de reeds bestaande acties en maatregelen voor iedere betrokken sector en van de daarvoor beschikbare financiële middelen;
— een beschrijving van de aanvullende maatregelen die onontbeerlijk zijn voor de uitvoering van het programma;
— een raming van de kosten en van de benodigde financiële middelen met opgave van het tempo van de voorziene uitgaven;
— de maatregelen die zijn genomen om het gebruik te waarborgen van andere communautaire financiële instrumenten voor structurele doeleinden;
— de termijn voor de uitvoering van het programma, die in principe niet meer dan vijf jaar mag bedragen.
2. Het geheel van de in artikel 2 bedoelde maatregelen moet worden opgenomen in het regionaal ontwikkelingsprogramma wanneer de Franse Republiek dit uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 724/75 van de Raad van 18 maart 1975 houdende oprichting van een Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ( 4 ), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 214/79 ( 5 ), aan de Commissie moet meedelen.
Artikel 4
1. Het programma wordt door de Franse Republiek aan de Commissie toegezonden.
2. Op verzoek van de Commissie verstrekt de Franse Republiek beoordelingsgegevens ter aanvulling van de krachtens artikel 3 mee te delen gegevens.
3. De Commissie brengt advies uit over het programma en de eventuele aanpassingen ervan.
TITEL II
Landbouwmaatregelen
Artikel 5
1. Het Fonds financiert de landbouwmaatregelen die in het programma zijn ingepast en die betrekking hebben op:
— grondverbetering en verbetering van weidegronden;
— ruilverkaveling en bijbehorende werkzaamheden;
— aanpassing en verbetering van de structuur van de runder- en schapenteelt, met uitzondering van de per produktie-eenheid uitgekeerde premies;
— het opnieuw aanleggen van de kastanjebossen voor de produktie van kastanjes;
— maatregelen om het isolement van de landbouwbedrijven in de winter tegen te gaan;
— de uitdunning van de bossen die nodig is voor de structuurverbetering van de landbouw.
2. De Franse Republiek verschaft de Commissie een gedetailleerde beschrijving van de beoogde landbouwmaatregelen, waarin met name melding wordt gemaakt van:
— de voorwaarden en de criteria voor de beoogde steunmaatregelen; wanneer steunmaatregelen ten behoeve van de investeringen in landbouwbedrijven worden overwogen, mogen deze niet worden toegekend tegen voorwaarden die gunstiger zijn dan die van artikel 8 van Richtlijn 72/159/EEG, rekening houdend met artikel 9 van Richtlijn 75/268/EEG,
— de voorwaarden en de criteria voor de beoogde steunmaatregelen; wanneer steunmaatregelen ten behoeve van de investeringen in landbouwbedrijven worden overwogen, geldt het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6, alsmede artikel 7, punt 2, en artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 797/85 van de Raad van 12 maart 1985 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur ( 6 ). De krachtens artikel 8, lid 1, van deze laatste verordening toegekende steun komt niet in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 7.
3. De Commissie neemt een besluit over de goedkeuring en de eventueleaanpassingen van de landbouwmaatregelen overeenkomstig de procedure van artikel 25 van Verordening (EEG) nr. 797/85 nadat het Permanent Comité voor de landbouwstructuur ◄ kennis heeft genomen van het programma.
TITEL III
Algemene en financiële bepalingen
Artikel 6
1. De duur van de gemeenschappelijke actie is beperkt tot zeven jaar, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het in artikel 4, lid 3, bedoelde advies.
2. In de loop van het vierde jaar dient de Commissie een verslag in over het verloop van de gemeenschappelijke actie. Vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, of de actie dient te worden verlengd.
3. De kosten van de gemeenschappelijke actie die ten laste van het Fonds komen, worden geraamd op 8 miljoen Ecu voor de in lid 1 bedoelde periode.
4. Artikel 6, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 729/70 is van toepassing op deze verordening.
Artikel 7
1. Voor financiering uit het Fonds komen de uitgaven in aanmerking die de Franse Republiek heeft gedaan voor de in artikel 5, lid 1, bedoelde maatregelen tot een maximum van 20 miljoen Ecu voor de in artikel 6, lid 1, bedoelde periode, waarvan maximaal 604 500 Ecu voor de werkelijke kosten van uitwerking van het geïntegreerde ontwikkelingsprogramma met uitsluiting van de kosten voor het overheidspersoneel.
2. Het Fonds vergoedt aan de Franse Republiek 40 % van de voor financiering in aanmerking komende uitgaven.
3. De in lid 1 bedoelde uitgaven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend in het kader van de Verordeningen (EEG) nr. 1361/78 ( 7 ), (EEG) nr. 1760/78 ( 8 ) en (EEG) nr. 269/79 ( 9 ) of waaraan steun wordt verleend uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling vallen niet binnen de werkingssfeer van deze verordening.
Artikel 8
Bij de beoordeling van het programma bepaalt de Commissie in overleg met de Franse Republiek op welke wijze zij periodiek over het verloop van het programma zal worden ingelicht, met name wat betreft de uitvoering van de in het programma bedoelde maatregelen die niet de landbouw betreffen. De Franse Republiek wijst tevens de instanties aan die met de technische uitvoering zijn belast.
Artikel 9
1. De aanvragen om vergoeding hebben betrekking op de uitgaven die door de Franse Republiek in de loop van een kalenderjaar zijn gedaan; zij worden vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar bij de Commissie ingediend, vergezeld van de in artikel 8 bedoelde periodieke inlichtingen, waaruit blijkt dat tegelijkertijd de in het geïntegreerde programma opgenomen acties die niet de landbouw betreffen, ten uitvoer worden gelegd.
2. Tot bijstand uit het Fonds wordt besloten overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70.
3. Naarmate de uitvoering van de projecten vordert, kan het Fonds voorschotten verstrekken aan de hand van de door de Franse Republiek vastgestelde financieringsregeling.
4. De wijze van toepassing van dit artikel wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70.
Artikel 10
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
( 1 ) PB nr. C 85 van 8.4.1980, blz. 53.
( 2 ) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.
( 3 ) PB nr. L 367 van 31. 12. 1980, blz. 87.
( 4 ) PB nr. L 73 van 21. 3. 1975, blz. 1.
( 5 ) PB nr. L 35 van 9. 2. 1979, blz. 1.
( 6 ) PB nr. L 93 van 30. 3. 1985, blz. 1.
( 7 ) PB nr. L 166 van 23. 6. 1978, blz. 9.
( 8 ) PB nr. L 204 van 28. 7. 1978, blz. 1.
( 9 ) PB nr. L 38 van 14. 2. 1979, blz. 1.