Home

Verordening (EEG) nr. 1413/82 van de Raad van 18 mei 1982 tot wijziging van Verordening nr. 136/66/EEG houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten

Verordening (EEG) nr. 1413/82 van de Raad van 18 mei 1982 tot wijziging van Verordening nr. 136/66/EEG houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten

[Regeling ingetrokken per 01-11-2005]

VERORDENING (EEG) Nr. 1413/82 VAN DE RAAD

van 18 mei 1982

tot wijziging van Verordening nr. 136/66/EEG houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Overwegende dat in artikel 4, lid 3, en artikel 22, lid 3, van Verordening nr. 136/66/EEG ( 3 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3454/80 ( 4 ), de begin- en einddata zijn vastgesteld van het verkoopseizoen voor respectievelijk olijfolie, koolzaad, raapzaad en zonnebloemzaad;

Overwegende dat het in bepaalde gevallen nodig kan zijn deze data op relatief korte termijn te wijzigen; dat derhalve moet worden voorzien in de voor dergelijke wijzigingen vereiste procedure;

Overwegende dat bij artikel 5 van Verordening nr. 136/66/EEG een regeling is ingesteld inzake produktiesteun voor in de Gemeenschap voortgebrachte olijfolie; dat deze steun op basis van de werkelijk geproduceerde hoeveelheid olie wordt toegekend aan olijfproducenten die lid zijn van een producentengroepering die is aangesloten bij een unie die is erkend overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1360/78 ( 5 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3086/81 ( 6 ), en Verordening nr. 136/66/EEG, alsmede aan individuele olijfproducenten die zich aan de controles van deze unie onderwerpen;

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 2989/81 ( 7 ) enerzijds de toepassing van bovengenoemde regeling is uitgesteld tot het begin van het verkoopseizoen 1982/1983 en anderzijds is bepaald dat de in de drie voorgaande verkoopseizoenen geldende overgangsmaatregelen inzake organisaties van olijfolieproducenten voor het huidige verkoopseizoen worden gehandhaafd;

Overwegende dat, gezien de moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van Verordening (EEG) nr. 1360/78 in sommige Lid-Staten gevreesd moet worden dat de bij die verordening vastgestelde regeling in de nabije toekomst niet wordt toegepast; dat bovendien de regeling, waarin een actieve rol wordt toebedeeld aan de unies, niet helemaal aangepast lijkt aan de bijzondere structuur van de olijfolieproduktie in Griekenland;

Overwegende voorts dat het voorlopige karakter van de momenteel geldende maatregelen inzake de producentenorganisaties een doeltreffend beheer van de steunregeling onmogelijk maakt;

Overwegende dat derhalve met ingang van het verkoopseizoen 1982/1983 een definitieve regeling moet worden ingesteld in het kader waarvan een actieve rol wordt toebedeeld aan organisaties van olijfproducenten of unies daarvan, die bepaalde taken krijgen bij de toepassing van de steunregeling;

Overwegende dat de unies belast zullen zijn met een zorgvuldige controle op de produktie van de olijfproducenten die lid zijn van een bij een unie aangesloten producentenorganisatie, en dat derhalve moet worden bepaald dat voorschotten op het steunbedrag uitsluitend mogen worden uitgekeerd aan de unies;

Overwegende voorts dat in artikel 22 van Verordening nr. 136/66/EEG is voorzien in de vaststelling van een richtprijs en een interventieprijs in de sector oliehoudende zaden;

Overwegende dat de ontwikkeling van de produktie van koolzaad en raapzaad heeft geleid tot bepaalde afzetmoeilijkheden en tot aanzienlijke uitgaven ten laste van de communautaire begroting; dat, zonder nieuwe beleidsmaatregelen, deze ontwikkeling ongetwijfeld zal verergeren; dat in deze sector voorts ongewenste consequenties moeten worden voorkomen die zouden kunnen voortvloeien uit ten aanzien van concurrerende landbouwprodukten genomen produktiebeperkende maatregelen; dat de vaststelling van een maximumproduktie bij overschrijding waarvan de prijsgarantie voor het volgende verkoopseizoen wordt beperkt, kan bijdragen tot een betere oriëntatie van de communautaire garantie en een vermindering van de uitgaven ten laste van de communautaire begroting; dat elke beperking van de communautaire garantie in verhouding moet staan tot de overschrijding van de garantiedrempel, zonder dat daardoor evenwel een te grote druk op de producenteninkomens wordt gelegd;

Overwegende dat de richtprijs en de interventieprijs derhalve moeten worden aangepast op basis van bovenbedoelde overschrijding van de garantiedrempel,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

Verordening nr. 136/66/EEG wordt als volgt gewijzigd;

1. artikel 4, lid 3, wordt als volgt gelezen:

„3.  Het verkoopseizoen voor olijfolie begint op 1 november en eindigt op 31 oktober van het daaropvolgende jaar, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen anders beslist.”

;

2. artikel 5, lid 2, eerste streepje, wordt als volgt gelezen:

„— wordt op basis van de werkelijk geproduceerde hoeveelheid olijfolie toegekend aan olijfproducenten die lid zijn van een producentenorganisatie die overeenkomstig deze verordening is erkend;”

;

3. artikel 5, lid 3, wordt als volgt gelezen:

„3.  De erkende producentenorganisaties of erkende unies daarvan kunnen worden betrokken bij de bepaling van de in lid 2, eerste streepje, bedoelde werkelijke produktie en bij de vaststelling van het produktiepotentieel en de opbrengst bedoeld in lid 2, tweede streepje.”

;

4. artikel 20 quater wordt als volgt gelezen:

„Artikel 20 quater

1.  De overeenkomstig deze verordening erkende producentenorganisaties moeten:

a) bestaan uit individuele olijfproducenten en organisaties voor de produktie en valorisatie van olijven en olijfolie, waarbij uitsluitend olijfproducenten zijn aangesloten;

b) in staat zijn de olijven- en olijfolieproduktie van hun leden te controleren;

c) indien zij niet zijn aangesloten bij een erkende unie:

— gemachtigd zijn om de produktiesteun aan te vragen voor alle aangesloten olijfproducenten,

— gemachtigd zijn om de steun te ontvangen en over hun leden te verdelen;

d) ingeval zij deel uitmaken van een unie, gemachtigd zijn aan de unie een overzicht voor te leggen van de produktie van elke aangesloten olijfproducent met het oog op het indienen van de steunaanvraag;

e) een minimumaantal leden hebben of representatief zijn voor een minimumpercentage van de olijfproducenten of van de olieproduktie in de streek waar zij zijn opgericht;

f) voor al hun activiteiten iedere vorm van discriminatie uitsluiten tussen producenten die lid kunnen worden, met name discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats;

g) in hun statuten hebben bepaald dat leden van de organisatie die hun lidmaatschap willen opzeggen, zulks kunnen doen:

— na ten minste 3 jaar lid te zijn geweest van de organisatie, te rekenen vanaf het tijdstip waarop deze is erkend, en

— op voorwaarde dat zij de organisatie ten minste één jaar van tevoren daarvan schriftelijk in kennis hebben gesteld.

2.  De overeenkomstig deze verordening erkende unies van producentenorganisaties moeten:

a) uitsluitend bestaan uit in lid 1 bedoelde organisaties;

b) in staat zijn de activiteiten van de aangesloten organisaties te coördineren en te controleren;

c) gemachtigd zijn om een gezamenlijke steunaanvraag in te dienen voor alle bij de organisaties aangesloten producenten;

d) gemachtigd zijn om de steun te ontvangen en deze te verdelen over elk van de sub c) bedoelde producenten;

e) bestaan uit een minimumaantal organisaties of representatief zijn voor een minimumpercentage van de produktie in de betrokken Lid-Staat;

f) in hun statuten hebben bepaald dat de leden van de unie die hun lidmaatschap willen opzeggen zulks kunnen doen:

— na ten minste 3 jaar lid te zijn geweest van de unie, te rekenen vanaf het tijdstip waarop deze is erkend, en

— op voorwaarde dat zij de unie ten minste één jaar tevoren daarvan schriftelijk in kennis hebben gesteld.

3.  De erkenning van een organisatie of een unie wordt ingetrokken indien aan de erkenningsvoorwaarden niet of niet meer wordt voldaan.

4.  Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de algemene voorschriften voor de toepassing van dit artikel vast.

De wijze van toepassing van dit artikel wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 38.”

;

5. artikel 20 quinquies wordt als volgt gelezen:

„Artikel 20 quinquies

1.  De erkende producentenorganisaties of de erkende unies mogen als lidmaatschapsbijdrage een vast te stellen percentage inhouden op de produktiesteun die hun wordt uitbetaald. Deze bijdrage is bestemd om de kosten te dekken van de ingevolge artikel 5, lid 3, en artikel 20 quater verrichte werkzaamheden.

Op voorstel van de Commissie stelt de Raad, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, vóór 1 oktober het percentage van de produktiesteun vast dat de erkende organisaties of erkende unies voor het volgende verkoopseizoen als lidmaatschapsbijdrage mogen inhouden.

2.  Zodra door een unie een steunaanvraag is ingediend, mag de betrokken Lid-Staat aan deze unie een vast te stellen voorschot op het steunbedrag uitkeren.

3.  Wanneer de prijzen op de markt van de Gemeenschap gedurende een vast te stellen periode dicht bij de interventieprijs liggen, kan volgens de procedure van artikel 38 worden bepaald dat de volgens deze verordening erkende organisaties of unies opslagcontracten mogen sluiten voor de olijfolie die zij in de handel brengen.

4.  De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.”

;

6. artikel 22, lid 3, wordt als volgt gelezen:

„3.  Tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen anders beslist:

— begint het verkoopseizoen voor koolzaad en raapzaad op 1 juli en eindigt het op 30 juni;

— begint het verkoopseizoen voor zonnebloemzaad op 1 augustus en eindigt het op 31 juli.”

;

7. het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 24 bis

1.  Volgens de prodecure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag stelt de Raad ieder jaar, en voor de eerste keer voor het verkoopseizoen 1982/1983, een garantiedrempel vast voor koolzaad en raapzaad in de Gemeenschap.

2.  Bij de vaststelling van de garantiedrempel voor koolzaad en raapzaad wordt rekening gehouden met de produktie tijdens een referentieperiode en met de te verwachten ontwikkeling van de vraag.

3.  Indien de gemiddelde werkelijke produktie die tijdens de drie meest recente verkoopseizoenen is geregistreerd, de voor het betrokken verkoopseizoen vastgestelde garantiedrempel overschrijdt, worden de richtprijs en de interventieprijs voor het volgende verkoopseizoen verminderd met een bedrag dat is afgestemd op de overschrijding.

Bij de vaststelling van de prijzen bepaalt de Raad volgens dezelfde procedure:

— het bedrag waarmee de richtprijs en de interventieprijs moeten worden verminderd voor iedere eenheid waarmee de garantiedrempel is overschreden;

— het maximumbedrag waarmee de richtprijs en de interventieprijs mogen worden verminderd.

4.  De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38 van deze verordening.”

.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is op ieder produkt van toepassing met ingang van de datum waarop het verkoopseizoen 1982/1983 begint.

Artikel 1, sub 2, 3, 4 en 5, is evenwel van toepassing met ingang van  1 november 1984 ◄ .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.


( 1 ) PB nr. C 104 van 26. 4. 1982, blz. 25.

( 2 ) PB nr. C 114 van 6. 5. 1982, blz. 1.

( 3 ) PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66.

( 4 ) PB nr. L 360 van 31. 12. 1980, blz. 16.

( 5 ) PB nr. L 166 van 23. 6. 1978, blz. 1.

( 6 ) PB nr. L 310 van 30. 10. 1981, blz. 3.

( 7 ) PB nr. L 299 van 20. 10. 1981, blz. 15.