Home

Verordening (EEG) nr. 1964/82 van de Commissie van 20 juli 1982 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been

Verordening (EEG) nr. 1964/82 van de Commissie van 20 juli 1982 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees(1), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van Griekenland, en met name op artikel 18, lid 6, en artikel 25,

  1. Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 885/68 van de Raad(2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 427/77(3), de algemene regels voor de toekenning van de restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag zijn vastgesteld;

  2. Overwegende dat, gezien de marktsituatie, de economische toestand in de sector rundvlees en de mogelijkheden voor de afzet van bepaalde produkten in deze sector, de voorwaarden dienen te worden vastgesteld waarop voor deze produkten bijzondere restituties bij uitvoer kunnen worden toegekend; dat deze voorwaarden met name moeten worden vastgesteld voor bepaalde kwaliteiten vlees, zonder been, van achtervoeten, afkomstig van mannelijke runderen;

  3. Overwegende dat om de naleving daarvan te waarborgen een bijzondere controleregeling moet worden ingevoerd; dat de herkomst van een produkt kan worden bewezen door overlegging van een attest volgens het model van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 32/82 van de Commissie van 7 januari 1982 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer in de rundvleessector(4), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 752/82(5);

  4. Overwegende dat moet worden bepaald dat de bijzondere restitutie alleen wordt toegekend als alle delen die zijn verkregen bij het uitbenen van de onder controle geplaatste achtervoeten, met uitzondering van bepaalde bijprodukten die op de markt van de Gemeenschap kunnen worden verkocht, worden uitgevoerd;

  5. Overwegende dat voor de termijnen en bewijzen van uitvoer kan worden verwezen naar Verordening (EEG) nr. 2730/79 van de Commissie van 29 november 1979 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwprodukten(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 202/82(7);

  6. Overwegende dat voor de goede werking van de bij deze verordening ingestelde regeling de handelaar de mogelijkheid moet worden gelaten naar zijn goeddunken gebruik te maken van het bepaalde in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad van 4 maart 1980 betreffende de vooruitbetaling van de uitvoerrestituties voor landbouwprodukten(8);

  7. Overwegende dat de toepassing van de in artikel 26 van Verordening (EEG) nr. 2730/79 vastgestelde regeling inzake bevoorradingsdepots onverenigbaar is met het doel van deze verordening; dat derhalve niet moet worden voorzien in de mogelijkheid om de betrokken produkten te plaatsen onder de in artikel 26 van die verordening vastgestelde regeling;

  8. Overwegende dat, gezien de bijzondere aard van deze restitutie, moet worden herinnerd aan het beginsel dat vervanging niet is toegestaan, en maatregelen moeten worden vastgesteld om identificatie van de betrokken produkten mogelijk te maken;

  9. Overwegende dat moet worden vastgesteld op welke wijze de Lid-Staten aan de Commissie moeten mededelen voor welke hoeveelheden bijzondere restituties bij uitvoer zijn toegekend;

  10. Overwegende dat het Comité van beheer voor rundvlees geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Afzonderlijk verpakte delen, zonder been, met een magervleesaandeel van minstens 55 %, afkomstig van verse of gekoelde voor- en achtervoeten van volwassen mannelijke runderen komen onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden in aanmerking voor bijzondere uitvoerrestituties.

In de zin van deze verordening gelden als:

  • voorvoeten: voorspannen, zoals gedefinieerd in aanvullende aantekeningen 1.A, onder d) en e), van hoofdstuk 2 van de gecombineerde nomenclatuur, recht afgesneden of pistolasnit;

  • achtervoeten: achterspannen of achtervoeten, zoals gedefinieerd in aanvullende aantekeningen 1.A, onder f) en g), van hoofdstuk 2 van de gecombineerde nomenclatuur, met ten hoogste acht ribben of acht paar ribben, recht afgesneden of pistolasnit.

Artikel 2

1.

De handelaar dient bij de door de lidstaten aangewezen bevoegde instanties een verklaring in waarbij hij het voornemen te kennen geeft de in artikel 1 bedoelde voor- of achtervoeten met inachtneming van de in deze verordening gestelde voorwaarden uit te benen en, onverminderd het bepaalde in artikel 6, de totale hoeveelheid delen zonder been, elk afzonderlijk verpakt, uit te voeren. Bovendien moet het magervleesgehalte van al deze delen zonder been samen gemiddeld minstens 55 % bedragen.

2.

In de verklaring moet met name de omschrijving en de hoeveelheid van de uit te benen produkten worden vermeld.

Deze verklaring dient vergezeld te gaan van een attest waarvan het model is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 32/82 en dat is afgegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 2, eerste zin, van die verordening. De opmerkingen B en C en ook vak 11 van dit attest zijn echter niet van toepassing. Het bepaalde in artikel 3 van genoemde verordening is mutatis mutandis van toepassing op de produkten die onder de in lid 3 bedoelde controle worden geplaatst.

3.

Bij aanvaarding van de verklaring door de bevoegde instanties, die er de datum van aanvaarding op vermelden, worden de uit te benen voor- of achtervoeten onder controle van deze instanties geplaatst. Zij constateren het nettogewicht van deze produkten en vermelden dat in vak 7 van het in lid 2 bedoelde attest.

Artikel 3

De termijn waarbinnen de voor- of achtervoeten moeten worden uitgebeend, bedraagt, behalve in geval van overmacht, tien werkdagen vanaf de dag van aanvaarding van de in artikel 2 bedoelde verklaring.

Artikel 4

1.

Na het uitbenen wordt of worden door de handelaar een of meer attesten voor uitgebeend vlees, waarvan het model is opgenomen in de bijlagen I en II en waarin in vak 7 het nummer van het in artikel 2, lid 2, bedoelde attest is vermeld, ter visering voorgelegd aan de bevoegde instantie.

2.

De nummers van de „attesten uitgebeend vlees” worden anderzijds vermeld in vak 9 van het attest bedoeld in artikel 2, lid 2. Het laatstgenoemde, aldus ingevulde attest wordt via de administratieve weg aan de instantie die de uitvoerrestituties dient te betalen toegezonden, nadat voor de totale hoeveelheid vlees zonder been van onder controle geplaatste voor- of achtervoeten„attesten uitgebeend vlees” zijn geviseerd overeenkomstig het bepaalde in lid 1.

3.

De „attesten uitgebeend vlees” moeten worden overgelegd bij het vervullen van de douaneformaliteiten bedoeld in artikel 5.

4.

Het uitbenen en het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer gebeuren in de Lid-Staat waar de dieren zijn geslacht.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

BIJLAGE I

BIJLAGE II