Home

Richtlijn van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (86/278/EEG)

Richtlijn van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (86/278/EEG)

01986L0278 — NL — 01.01.2022 — 006.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 12 juni 1986

betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw

(86/278/EEG)

(PB L 181 van 4.7.1986, blz. 6)

Gewijzigd bij:


Gewijzigd bij:

A1

AKTE (94/C 241/08)

C 241

21

29.8.1994

L 001

1

..




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 12 juni 1986

betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw

(86/278/EEG)



Artikel 1

Deze richtlijn heeft tot doel voorschriften te geven voor het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw zodat nadelige gevolgen voor bodem, planten, dieren en mensen worden voorkomen en tevens een juist gebruik van zuiveringsslib wordt bevorderd.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„slib”

i)

zuiveringsslib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater en van andere zuiveringsinstallaties voor afvalwater van soortgelijke samenstelling als huishoudelijk en stedelijk afvalwater;

ii)

zuiveringsslib van septic tanks en andere soortgelijke installaties voor de behandeling van afvalwater;

iii)

ander zuiveringsslib dan het onder i) en ii) genoemde;

b)

„behandeld slib”

Slib dat is behandeld langs biologische, chemische of thermische weg, door langdurige opslag of volgens enig ander geschikt procédé, om de vergistbaarheid en de hygiënische bezwaren van het gebruik ervan aanzienlijk te verminderen;

c)

„landbouw”

Elke teelt van gewassen voor handel en voeding, ook die ten behoeve van de veeteelt;

d)

„gebruik”

Het verspreiden van slib op de bodem, alsmede elke andere toepassing van slib op of in de bodem;

▼M5

e)

„diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens”

diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens als gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (1);

f)

„verzameling ruimtelijke gegevens”

een verzameling ruimtelijke gegevens zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Richtlijn 2007/2/EG.

▼B

Artikel 3

1.
Het in artikel 2, onder a), i), genoemde slib mag uitsluitend in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn in de landbouw worden gebruikt.
2.

Onverminderd de Richtlijnen 75/442/EEG en 78/319/EEG mag:

het in artikel 2, onder a), ii), genoemde slib in de landbouw worden gebruikt onder de voorwaarden die de betrokken Lid-Staat noodzakelijk acht voor de bescherming van de gezondheid van mens en milieu;
het in artikel 2, onder a), iii), genoemde slib in de landbouw uitsluitend worden gebruikt indien de betrokken Lid-Staat regels stelt voor het gebruik ervan.

Artikel 4

In de bijlagen I A, I B en I C zijn waarden opgenomen voor de concentratie van zware metalen in met slib behandelde bodems, de concentratie van zware metalen in het slib en de maximale jaarlijkse hoeveelheden van deze zware metalen die op landbouwgrond mogen worden opgebracht.

Artikel 5

Onverminderd artikel 12

1.

verbieden de Lid-Staten het gebruik van slib, wanneer de concentratie van één of meer zware metalen in de bodem de grenswaarden die zij overeenkomstig bijlage I A vaststellen te boven gaat, en nemen zij de nodige maatregelen om te waarborgen dat deze grenswaarden tengevolge van het gebruik van slib niet worden overschreden.

2.

stellen de Lid-Staten zodanige voorschriften voor het gebruik van slib vast dat de accumulatie van zware metalen in de bodem niet leidt tot overschrijding van de in punt 1 bedoelde grenswaarden. Hiertoe passen zij een van de twee hierna onder a) en b) genoemde procedures toe:

a)

de Lid-Staten stellen de maximale hoeveelheden slib vast, uitgedrukt in ton droge stof, die per oppervlakte-eenheid en per jaar op de bodem mogen worden gebracht, met inachtneming van de overeenkomstig bijlage I B door hen vastgestelde grenswaarden voor de concentratie van zware metalen in slib; of

b)

de Lid-Staten zorgen ervoor dat de in bijlage I C genoemde grenswaarden voor de per oppervlakte-eenheid en per tijdseenheid in de bodem gebrachte hoeveelheden metalen in acht worden genomen.

Artikel 6

Onverminderd artikel 7

a)

wordt slib behandeld alvorens in de landbouw te worden gebruikt. De Lid-Staten kunnen evenwel onder door hen vast te stellen voorwaarden het gebruik van niet behandeld slib toestaan wanneer het in de bodem wordt geïnjecteerd of ondergeploegd;

b)

verstrekken de producenten van zuiveringsslib de gebruikers regelmatig alle in bijlage II A bedoelde informatie.

Artikel 7

De Lid-Staten verbieden het gebruik van slib of de levering van slib voor gebruik:

a)

op weideland of velden voor de teelt van voedergewassen, indien dit weideland wordt beweid, respectievelijk deze voedergewassen worden geoogst voor het verstrijken van een bepaalde termijn. Deze termijn, die door de Lid-Staten wordt vastgesteld aan de hand van met name de geografische situatie en de klimatologische omstandigheden, mag in geen geval minder dan drie weken bedragen;

b)

op groente- en fruitaanplant, met uitzondering van die van fruitbomen, gedurende de groeiperiode;

c)

op bodems welke bestemd zijn voor de teelt van groenten of vruchten die normaliter in rechtstreeks contact met de bodem staan en die normaliter rauw worden geconsumeerd, gedurende een periode van 10 maanden voorafgaand aan de oogst en tijdens de oogst zelf.

Artikel 8

Het gebruik van slib is aan de volgende regels gebonden:

het gebruik dient zodanig te geschieden dat met de voedingsbehoeften van de planten rekening wordt gehouden en de kwaliteit van bodem, oppervlaktewater en grondwater niet wordt aangetast;
indien slib wordt gebruikt op bodems waarvan de pH-waarde onder 6 ligt, houden de Lid-Staten rekening met de toenemende mobiliteit van de zware metalen en met de toenemende opneming daarvan door de planten en verlagen zij zo nodig de grenswaarden die zij overeenkomstig bijlage I A hebben vastgesteld.

Artikel 9

Slib en bodems waarop slib wordt gebruikt moeten worden geanalyseerd volgens het schema van de bijlagen II A en II B.

De referentiemethoden voor bemonstering en analyse zijn aangegeven in bijlage II C.

▼M5

Artikel 10

1.

De lidstaten zorgen ervoor dat actuele gegevens worden bijgehouden, met daarin de volgende informatie:

a)

de hoeveelheden geproduceerd slib en de hoeveelheden voor gebruik in de landbouw geleverd slib;

b)

de samenstelling en eigenschappen van het slib op de in bijlage II A genoemde punten;

c)

de behandelingsmethode als omschreven in artikel 2, onder b);

d)

de namen en adressen van de ontvangers van het slib en de plaatsen waar het slib wordt gebruikt;

e)

enige andere informatie met betrekking tot de omzetting en uitvoering van deze richtlijn die door de lidstaten aan de Commissie wordt verstrekt ingevolge artikel 17.

Voor het presenteren van de verzamelingen ruimtelijke gegevens op basis van informatie uit die registers wordt gebruik gemaakt van diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens.

2.
De in lid 1 van dit artikel genoemde gegevens worden voor elk kalenderjaar beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk gemaakt voor het publiek, uiterlijk acht maanden na het einde van het betrokken kalenderjaar, in een geconsolideerd format zoals vastgelegd in de bijlage bij Beschikking 94/741/EG van de Commissie (2) of in een andere geconsolideerde vorm ingevolge artikel 17 van deze richtlijn.

De lidstaten stellen de Commissie langs elektronische weg in kennis van de in de tweede alinea van dit lid bedoelde informatie.

3.
Gegevens over de behandelingsmethoden en analyseresultaten worden aan de bevoegde autoriteiten overgelegd.

▼B

Artikel 11

De Lid-Staten kunnen ontheffing van de bepalingen van artikel 6, onder b), en artikel 10, lid 1, onder b), c) en d), en lid 2, verlenen voor slib afkomstig van afvalwaterzuiveringsinstallaties die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, met een verwerkingscapaciteit van minder dan 300 kg BZV5 per dag, overeenkomend met 5 000 inwonerequivalenten.

Artikel 12

De Lid-Staten kunnen, indien de omstandigheden dat noodzakelijk maken, strengere maatregelen nemen dan die van deze richtlijn.

Een desbetreffend besluit wordt overeenkomstig de bestaande akkoorden aan de Commissie medegedeeld.

▼M4

Artikel 13

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen te wijzigen teneinde deze aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen.

De eerste alinea is noch van toepassing op de parameters en waarden die zijn aangegeven in de bijlagen I A, I B en I C, noch op gegevens die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van die waarden, noch op de parameters voor analyse die worden genoemd in de bijlagen II A en II B.

▼M4 —————

▼M4

Artikel 15

1.
De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4).
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼M4

Artikel 15 bis

1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.
De in artikel 13 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 4 juli 2018. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. Dit verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (5).
5.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.
Een overeenkomstig artikel 13 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

▼B

Artikel 16

1.
De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen drie jaar na de kennisgeving van deze richtlijn aan de richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
2.
De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen.

▼M5

Artikel 17

De Commissie is bevoegd om door middel van uitvoeringshandelingen te het format vast te stellen waarmee de lidstaten informatie moeten verstrekken over de uitvoering van deze richtlijn, zoals voorgeschreven in artikel 10. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

De diensten van de Commissie publiceren een overzicht voor de hele Unie met kaarten op basis van de gegevens die door de lidstaten beschikbaar worden gesteld ingevolge artikel 10 en dit artikel.

▼B

Artikel 18

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.




BIJLAGE I A

GRENSWAARDEN VOOR DE CONCENTRATIE VAN ZWARE METALEN IN DE BODEM

(mg/kg droge stof van een representatief monster, zoals bepaald in bijlage II C, in bodems met een pH van 6 à 7)



Parameters

Grenswaarden (1)

Cadmium

1 à 3

Koper (2)

50 à 140

Nikkel (2)

30 à 75

Lood

50 à 300

Zink (2)

150 à 300

Kwik

1 à 1,5

Chroom (3)

(1)

De Lid-Staten kunnen overschrijding van de door hen vastgestelde grenswaarden toestaan voor gebruik van slib op grond die bij de kennisgeving van deze richtlijn bestemd is voor het wegwerken van slib, doch waarop commerciële gewassen voor uitsluitend dierlijke consumptie worden verbouwd. De Lid-Staten delen de Commissie het aantal en de aard van de betrokken terreinen mee. Voorts zien zij erop toe dat dit geen gevaar voor mens of milieu met zich meebrengt.

(2)

De Lid-Staten kunnen overschrijding van de grenswaarden voor deze parameters toestaan op bodems waarin de pH permanent hoger dan 7 is. In geen geval mogen de toegestane maximumconcentraties van deze zware metalen de hierboven gegeven waarden met meer dan 50 % te boven gaan. De Lid-Staten zien er voorts op toe dat daaruit geen gevaar voor mens of milieu, en met name voor het grondwater, voortvloeit.

(3)

Het is in dit stadium niet mogelijk grenswaarden voor chroom vast te stellen. De Raad zal deze grenswaarden later vaststellen op basis van voorstellen die de Commissie binnen een jaar na de kennisgeving van deze richtlijn moet indienen.




BIJLAGE I B

GRENSWAARDEN VOOR DE CONCENTRATIE VAN ZWARE METALEN IN SLIB BESTEMD VOOR GEBRUIK IN DE LANDBOUW

(mg/kg droge stof)



Parameters

Grenswaarden

Cadmium

20 à 40

Koper

1 000 à 1 750

Nikkel

300 à 400

Lood

750 à 1 200

Zink

2 500 à 4 000

Kwik

16 à 25

Chroom (1)

(1)

Het is in dit stadium niet mogelijk grenswaarden voor chroom vast te stellen. De Raad zal deze grenswaarden later vaststellen op basis van voorstellen die de Commissie binnen een jaar na kennisgeving van deze richtlijn moet indienen.




BIJLAGE I C

MAXIMALE HOEVEELHEDEN ZWARE METALEN DIE JAARLIJKS OP BASIS VAN EEN GEMIDDELDE OVER 10 JAAR OP LANDBOUWGROND MOGEN WORDEN OPGEBRACHT

(kg/ha/jaar)



Parameters

Grenswaarden (1)

Cadmium

0,15

Koper

12

Nikkel

3

Lood

15

Zink

30

Kwik

0,1

Chroom (2)

(1)

De Lid-Staten kunnen overschrijding van bovengenoemde grenswaarden toestaan voor gebruik van slib op grond die bij de kennisgeving van deze richtlijn bestemd is voor het wegwerken van slib, doch waarop commerciële gewassen voor uitsluitend dierlijke consumptie worden verbouwd. De Lid-Staten delen de Commissie het aantal en de aard van de betrokken terreinen mee. Voorts zien zij erop toe dat dit geen gevaar voor mens of milieu met zich meebrengt.

(2)

Het is in dit stadium niet mogelijk grenswaarden voor chroom vast te stellen. De Raad zal deze grenswaarden later vaststellen op basis van voorstellen die de Commissie binnen een jaar na kennisgeving van deze richtlijn moet indienen.




BIJLAGE II A

SLIBANALYSE

1.

Als algemene regel geldt dat slib ten minste om de zes maanden moet worden geanalyseerd. Als zich veranderingen in de kwaliteit van het behandelde afvalwater voordoen, wordt de frequentie van deze analyses verhoogd. Als de resultaten van de analyses in een jaar niet noemenswaardig veranderen, moet het slib ten minste éénmaal per 12 maanden worden geanalyseerd.

2.

Indien het slib afkomstig van zuiveringsinstallaties als bedoeld in artikel 11 niet is geanalyseerd tijdens de twaalf maanden die voorafgaan aan de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in elke Lid-Staat, dient een analyse te worden verricht binnen een termijn van twaalf maanden na die tenuitvoerlegging of, in voorkomend geval, binnen zes maanden na het besluit om het gebruik in de landbouw van slib afkomstig van een dergelijke installatie toe te staan. De Lid-Staten stellen de frequentie van latere analyses vast in het licht van de resultaten van de eerste analyse, de eventuele veranderingen in de aard van het behandelde afvalwater en alle andere desbetreffende gegevens.

3.

Onverminderd het bepaalde in artikel 4 dienen de volgende parameters te worden geanalyseerd:

droge stof, organische stof;
pH;
stikstof en fosfor;
cadmium, koper, nikkel, lood, zink, kwik, chroom.

4.

Voor koper, zink en chroom stellen de Lid-Staten de frequentie van de te verrichten analyses vast, indien ten genoegen van de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat is aangetoond dat deze metalen niet of slechts in verwaarloosbare hoeveelheden voorkomen in het afvalwater dat door de zuiveringsinstallatie wordt behandeld.




BIJLAGE II B

BODEMANALYSE

1.

Voor het gebruik van slib dat niet afkomstig is van zuiveringsinstallaties als bedoeld in artikel 11, moeten de Lid-Staten nagaan of de gehalten aan zware metalen van de bodems de grenswaarden die overeenkomstig bijlage I A zijn vastgesteld, niet te boven gaan. Hiertoe stellen de Lid-Staten de te verrichten analyses vast, rekening houdend met de beschikbare wetenschappelijke gegevens over de kenmerken en de homogeniteit van de bodems.

2.

De Lid-Staten stellen de frequentie van de latere analyses vast, rekening houdend met het gehalte aan metalen in de bodems voor het gebruik van slib, de hoeveelheid en de samenstelling van het gebruikte slib en alle andere relevante gegevens.

3.

De volgenden parameters dienen te worden geanalyseerd:

pH;
cadmium, koper, nikkel, lood, zink, kwik, chroom.




BIJLAGE II C

BEMONSTERINGS- EN ANALYSEMETHODEN

1. Bodembemonstering

De te analyseren representatieve monsters worden normaliter gemaakt door menging van ten minste 25 afzonderlijke bodemmonsters genomen uit een homogeen geëxploiteerde oppervlakte van ten hoogste 5 ha.

De afzonderlijke monsters moeten worden genomen op een diepte van 25 cm, behalve indien de diepte van de ploeglaag geringer is, doch zonder dat de bemonsteringsdiepte in dat geval minder dan 10 cm bedraagt.

2. Slibbemonstering

Het slib moet worden bemonsterd na behandeling, maar vóór levering aan de gebruiker en dient representatief te zijn voor het geproduceerde slib.

3. Analysemethoden

De analyse van zware metalen geschiedt na ontsluiting door middel van een sterk zuur. De referentieanalysemethode is atoomabsorptiespectrometrie. De waarnemingsdrempel mag voor elk metaal niet hoger zijn dan 10 % van de toepasselijke grenswaarde.



(1) Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).

(2) Beschikking 94/741/EG van de Commissie van 24 oktober 1994 inzake de vragenlijsten voor de verslagen van de lidstaten betreffende de toepassing van bepaalde richtlijnen in de sector afvalstoffen (tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad) (PB L 296 van 17.11.1994, blz. 42).

(3) Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(4) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(5) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.