Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen
Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen
[Tekst geldig vanaf 29-12-1994 tot 20-07-2017]
VERORDENING (EEG) Nr. 2930/86 VAN DE RAAD
van 22 september 1986
houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,
Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),
Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ),
Overwegende dat in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt verwezen naar de kenmerken van vissersvaartuigen, zoals lengte, breedte, tonnage, datum van inbedrijfstelling en motorvermogen;
Overwegende dat het noodzakelijk is uniforme regels voor het bepalen van de kenmerken van vissersvaartuigen toe te passen zodat de visserij overal in de Gemeenschap onder dezelfde omstandigheden wordt beoefend;
Overwegende dat de vast te stellen definities zoveel mogelijk moeten aansluiten bij de op dit ogenblik in de Lid-Staten gehanteerde definities van vaartuigkenmerken; dat voor de maatregelen van de Gemeenschap op dit gebied derhalve dient te worden uitgegaan van hetgeen reeds door de ter zake gespecialiseerde internationale organisaties is verricht;
Overwegende dat het in 1977 onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) tot stand gekomen Verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaartuigen reeds door een aantal Lid-Staten is bekrachtigd en door de andere Lid-Staten nog moet worden bekrachtigd overeenkomstig Aanbeveling 80/907/EEG ( 3 );
Overwegende dat het onder auspiciën van voornoemde organisatie in 1969 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen reeds is bekrachtigd door alle Lid-Staten behalve door het Groothertogdom Luxemburg en de Portugese Republiek;
Overwegende dat de Internationale Organisatie voor Normalisatie normen voor verbrandingsmotoren heeft vastgesteld die reeds in brede kring in de Lid-Staten worden toegepast,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Algemene bepaling
De in deze verordening voorkomende definities van kenmerken van vissersvaartuigen gelden voor de gehele visserijregelgeving van de Gemeenschap.
Artikel 2
Lengte
1. De lengte van een vaartuig is de lengte over alles, waaronder wordt verstaan de over een rechte lijn gemeten afstand tussen het voorste punt van de boeg en het achterste punt van de achtersteven.
In de zin van deze definitie
a) wordt de boeg geacht te bestaan uit de waterdichte rompconstructie, bak, voorsteven en verschansing voorschip, indien aanwezig, terwijl boegsprieten en relingen niet worden meegerekend;
b) wordt de achtersteven geacht te bestaan uit de waterdichte rompconstructie, vlakke spiegel, campagne, slipway voor de trawl, en verschansing, terwijl relingen, botteloef, voortstuwingsinrichting, roeren, stuurinrichting, duikersladders en platforms niet worden meegerekend.
De lengte over alles wordt uitgedrukt in meters tot op twee cijfers na de komma nauwkeurig.
2. In de regelgeving van de Gemeenschap wordt onder lengte tussen de loodlijnen verstaan de afstand die wordt gemeten tussen de voorste en de achterste loodlijn zoals deze zijn gedefinieerd in het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van vissersvaartuigen.
De lengte tussen de loodlijnen wordt uitgedrukt in meters tot op twee cijfers na de komma nauwkeurig.
Artikel 3
Breedte
De breedte van een vaartuig is de maximale breedte, als gedefinieerd in bijlage I bij het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, hierna „Verdrag van 1969” genoemd.
De totale breedte wordt uitgedrukt in meters tot op twee cijfers na de komma nauwkeurig.
Artikel 4
Tonnage
1.
a) De tonnage van een vissersvaartuig is de brutotonnage als omschreven in bijlage I bij het Verdrag van 1969.
b) De brutotonnage van alle nieuwe vissersvaartuigen met een lengte over alles van 15 m of meer, waarvan de kiel is gelegd op of na 18 juli 1994, wordt gemeten overeenkomstig bijlage I bij het Verdrag van 1969.
c) De brutotonnage van nieuwe en bestaande vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 m wordt gemeten overeenkomstig de in bijlage I bij deze verordening vermelde formule.
d) De brutotonnage van alle bestaande vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van 24 m of meer, wordt overeenkomstig bijlage I bij het Verdrag van 1969 vóór 18 juli 1994 gemeten.
Voor vaartuigen van deze grootteklasse die geen internationale reizen maken in de zin van het Verdrag van 1969, en die derhalve vrijgesteld zijn van de bepalingen van dit Verdrag, wordt deze uiterste datum uitgesteld tot 31 december 1994.
e) Onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3, mag de brutotonnage van bestaande vaartuigen met een lengte over alles van 15 m of meer, doch minder dan 24 m tussen de loodlijnen worden geraamd overeenkomstig de in bijlage I bij deze verordening beschreven methode, wanneer de Commissie deze waarden voldoende nauwkeurig acht.
De Lid-Staten moeten de tonnage van de vaartuigen van deze grootteklasse evenwel overeenkomstig het bepaalde in bijlage I van het Verdrag van 1969 meten, in de volgende gevallen:
— wanneer de eigenaar van het vaartuig erom verzoekt,
— wanneer de eigenaar van het vaartuig een aanvraag indient voor een steunregeling die financiële hulp van de Gemeenschap omvat, wanneer deze financiële hulp afhankelijk is van de tonnage van het vaartuig. De krachtens Verordening (EG) nr. 3699/93 van de Raad van 21 december 1993 tot vaststelling van de criteria en voorwaarden voor de structurele bijstand van de Gemeenschap in de sector visserij-aquacultuur en verwerking/afzet van de produkten daarvan ( 4 ) toegekende communautaire steun zal echter overeenkomstig de bestaande bepalingen van genoemde verordening worden uitgevoerd. Tot 1 januari 2004 mag de verwijzing naar de brutotonnage-eenheid uitgedrukt in BRT behouden blijven bij de uitvoering van de steunregelingen betreffende de artikelen 8 en 9 van Verordening (EG) nr. 3699/93, mits de gegevens betreffende deze meeteenheid vóór 18 juli 1994 aan de Commissie zijn meegedeeld, in het kader van de procedures als bedoeld in Verordening (EG) nr. 109/94 van de Commissie van 19 januari 1994 betreffende het communautair gegevensbestand inzake vissersvaartuigen ( 5 ),
— wanneer de eigenaar het vaartuig verbouwt of wijzigt op een wijze die door de bevoegde instantie van de Lid-Staat geacht wordt tot een aanzienlijke wijziging van de brutotonnage te leiden.
De Lid-Staten zorgen ervoor dat alle resterende vaartuigen van deze grootteklasse vóór 1 januari 2004 opnieuw worden gemeten overeenkomstig het bepaalde in bijlage I bij het Verdrag van 1969.
2. In de regelgeving van de Gemeenschap wordt de netto tonnage omschreven als in de hierboven genoemde bijlage I.
Artikel 5
Motorvermogen
1. Het motorvermogen is het totaal van het maximaal continu vermogen dat het vaartuig aan het vliegwiel van elke motor kan opleveren en dat mechanisch, elektrisch, hydraulisch of anderszins kan worden aangewend voor de voortstuwing van het vaartuig. Wanneer een tandwielkast in de motor is ingebouwd, wordt het vermogen gemeten aan de uitgaande as van de tandwielkast.
Voor door de motor aangedreven hulpmachines wordt niets afgetrokken.
Het motorvermogen wordt uitgedrukt in kilowatt (kW).
2. Het continu motorvermogen wordt bepaald overeenkomstig de door de Internationale Organisatie voor Normalisatie vastgestelde voorschriften, zoals opgenomen in haar aanbevolen Internationale Norm ISO 3046/1, tweede editie, oktober 1981.
3. De wijzigingen die nodig zijn om de in lid 2 bedoelde voorschriften aan te passen aan de vooruitgang van de techniek worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 170/83 ( 6 ).
Artikel 6
Datum van inbedrijfstelling
De datum van inbedrijfstelling is de datum waarop voor het eerst een officieel veiligheidscertificaat is afgegeven.
Indien geen officieel veiligheidscertificaat wordt afgegeven, geldt als datum van inbedrijfstelling de datum waarop het vaartuig voor het eerst is opgenomen in een officieel nationaal visserijregister.
Voor vissersvaartuigen die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening in bedrijf zijn genomen, geldt als datum van inbedrijfstelling echter de datum waarop het vaartuig voor het eerst in een officieel nationaal visserijregister is opgenomen.
Artikel 7
Slotbepalingen
1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
2. De artikelen 2, 3, 4 en 5 zijn evenwel pas met ingang van 18 juli 1994 van toepassing op vaartuigen die in bedrijf zijn gesteld vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, met uitzondering van de kenmerken van die vaartuigen die worden gewijzigd tussen de datum van inwerkingtreding van deze verordening en 18 juli 1994.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
BIJLAGE
Nieuwe vaartuigen < 15 meter lengte over alles
De brutotonnage van nieuwe vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter wordt bepaalde door middel van de volgende fomule:
GT = K1 · V
waarbij: K1 = 0,2 + 0,02 log10 V
en V het volume is, verkregen volgens de formule:
V = a1 (Loa · B1 · T1)
waarbij:
Loa = lengte over alles (artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2930/86)
B1 = breedte in meter overeenkomstig het Verdrag van 1969
T1 = holte in meter overeenkomstig het Verdrag van 1969
a1 = een functie van Loa
Bestaande vaartuigen < 15 meter lengte over alles
De brutotonnage van bestaande vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter wordt bepaald door middel van de volgende formule:
GT = K1 · V
waarbij V het volume is, bepaald volgens de formule:
V = a2 (Loa · B1 · T1)
waarbij:
B1 = breedte in meter
T1 = holte in meter
a2 = een functie van Loa
Vaartuigen van 15 meter lengte over alles — 24 meter lengte tussen de loodlijnen
De brutotonnage van vaartuigen met een lengte over alles die gelijk is of groter dan 15 meter en kleiner dan 24 meter tussen de loodlijnen wordt bepaald door middel van de volgende formule:
GT = K1 · V
waarbij V het totale volume van alle ingesloten ruimten is, als omschreven bij het Verdrag van 1969.
Voor bestaande vaartuigen mag V voorlopig worden geraamd door middel van de formule:
V = a3 (Loa · B1 · T1)
waarbij:
a3 = een functie van Loa, B1, T1 en bouwjaar.
De functies a1, a2 en a3 worden vastegesteld op basis van statistische analyses van verzamelde representatieve steekproeven van de vloten van de Lid-Staten. Deze zullen, samen met definities van de afmetingen B1 en T1, en met nadere regels voor de toepassing van de formules worden omschreven in een besluit van de Comissie.
( 1 ) PB nr. C 356 van 31. 12. 1985, blz. 64.
( 2 ) PB nr. C 88 van 14. 4. 1986, blz. 103.
( 3 ) PB nr. L 259 van 2. 10. 1980, blz. 29.
( 4 ) PB nr. L 346 van 31. 12. 1993, blz. 1.
( 5 ) PB nr. L 19 van 22. 1. 1994, blz. 5.
( 6 ) PB nr. L 24 van 27. 1. 1983, blz. 1.