Deze richtlijn is van toepassing op de in artikel 1 van Richtlijn 74/150/EEG omschreven trekkers met de volgende kenmerken:
-
maximum vrije hoogte van 600 mm onder het laagste punt van de voor- en achteras, rekening houdend met het differentieel;
-
vaste of instelbare minimum spoorbreedte van de as met de grootste banden van minder dan 1 150 mm; de as met de breedste banden wordt geacht te zijn ingesteld opeen spoorbreedte die maximaal 1 150 mm bedraagt; de andere as moet dan zo kunnen worden ingesteld dat de buitenranden van de smalste banden niet verder reiken dan de buitenranden van de banden van de andere as. Zijn de assen voorzien van velgen en banden van dezelfde maat dan moet de vaste of instelbare spoorbreedte van beide assen minder dan 1 150 mm bedragen;
-
een massa tussen 600 en 3 000 kg, overeenkomend met het leeggewicht van de trekker in de zin van punt 2.4 van bijlage I van Richtlijn 74/150/EEG, met inbegrip van de kantelbeveiligingsinrichting gemonteerd overeenkomstig deze richtlijn en met de grootste bandenmaat die door de fabrikant wordt aanbevolen.