Home

Verordening (EEG) nr. 411/88 van de Commissie van 12 februari 1988 met betrekking tot de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet toe te passen methode en rentevoeten

Verordening (EEG) nr. 411/88 van de Commissie van 12 februari 1988 met betrekking tot de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet toe te passen methode en rentevoeten

1988R0411 — NL — 25.06.2005 — 003.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Gewijzigd bij:




▼B

VERORDENING (EEG) Nr. 411/88 VAN DE COMMISSIE

van 12 februari 1988

met betrekking tot de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet toe te passen methode en rentevoeten



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1883/78 van de Raad van 2 augustus 1978 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2095/87 (2), en met name op artikel 5,

Overwegende dat de bepalingen voor de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet, die oorspronkelijk zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 467/77 van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 331/87 (4), meermaals zijn gewijzigd; dat de betrokken teksten door hun aantal, hun ingewikkeldheid en de verspreiding ervan over verschillende publikatiebladen moeilijk zijn toe te passen en daardoor de duidelijkheid missen die van een wettelijke regeling mag worden verlangd; dat deze bepalingen derhalve moeten worden gecodificeerd;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1883/78 voor elke Lid-Staat en voor elk begrotingsjaar rekeningen worden opgesteld waarmee de nettoverliezen van de betrokken interventiebureaus worden bepaald;

Overwegende dat deze rekeningen ook de financieringskosten omvatten en dat die kosten moeten worden berekend volgens een methode en een rentevoet die overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3769/85 (6), worden vastgesteld;

Overwegende dat de financieringskosten moeten worden berekend volgens een methode waarin rekening wordt gehouden met de omvang van de voorraden, de verschillende aanbiedingsvormen van de produkten die bij de interventiebureaus in opslag zijn, met het feit dat bepaalde, aan het begin van het betrokken begrotingsjaar in voorraad zijnde goederen in waarde zijn verminderd en ook met het feit dat de interventieprijzen voor de verschillende produkten in de loop van het begrotingsjaar kunnen variëren; dat deze methode desalniettemin gemakkelijk toepasbaar moet blijven;

Overwegende dat de rentevoet voor de in de Gemeenschap geldende rentetarieven representatief moet zijn;

Overwegende dat om te waarborgen dat de begroting van de Gemeenschap steeds adequaat wordt uitgevoerd, de Commissie bij Verordening (EEG) nr. 1883/78 is gemachtigd voor de begrotingsjaren 1986, 1987 en 1988 de uniforme rentevoet op een lager niveau vast te stellen dan het representatieve peil; dat het begrotingsjaar voor deze categorie uitgaven de uitgaven omvat die voortvloeien uit de materiële handelingen die van 1 oktober tot en met 30 september hebben plaatsgevonden; dat derhalve de rentevoet tot 7 % is verlaagd;

Overwegende dat in artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 1883/78 de Commissie de mogelijkheid is gegeven voor de Lid-Staten die lagere rentekosten hebben dan die welke voortvloeien uit de toepassing van de rentevoet voor de berekening van de financieringskosten, de uniforme rentevoet op een lager peil vast te stellen; dat de uniforme rentevoet sedert 1 december 1985 op 7 % is vastgesteld; dat, vergeleken met de situatie in 1985, in de loop van 1986 de rentepercentages die door twee Lid-Staten worden gedragen, beneden de uniforme rentevoet zijn gedaald; dat voor de beide betrokken Lid-Staten de specifieke rentevoet moet worden vastgesteld die in die Lid-Staten moet worden toegepast;

Overwegende dat in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 1883/78 is bepaald dat voor produkten waarvan de waarde door opslag vermindert, bij de inslag bij het interventiebureau met het financiële effect van deze waardevermindering rekening wordt gehouden; dat dit een wijziging meebrengt in de grondslag voor de berekening van de financieringskosten; dat deze kosten een onderdeel zijn van de uitgaven die in aanmerking moeten worden genomen voor de bepaling van de nettoverliezen van de interventiebureaus; dat derhalve bij de berekening van de gemiddelde waarde per ton produkt rekening moet worden gehouden met de betrokken waardevermindering;

Overwegende dat in de voorschriften voor de gemeenschappelijke marktordeningen kan worden bepaald dat het door het interventiebureau aangekochte produkt eerst na een bepaalde termijn wordt betaald; dat de methode voor de berekening van de rentekosten daarom moet worden gewijzigd zodat, wanneer in de voorschriften een betalingstermijn is opgenomen, met die betalingstermijn rekening wordt gehouden;

Overwegende dat wanneer de betaling van het door het interventiebureau aangekochte produkt eerst na een bepaalde termijn plaatsvindt, de hoeveelheden die voor de berekening van de rentekosten in aanmerking moeten worden genomen, moeten worden verlaagd; dat is gebleken dat als gevolg van de verlenging van de betalingstermijnen alsmede door grote aankopen in bepaalde sectoren tegen het einde van het begrotingsjaar, deze verlaging tot een negatief resultaat kan leiden; dat in de berekeningsmethode met dat effect rekening moet worden gehouden;

Overwegende dat in de voorschriften voor de gemeenschappelijke marktordeningen of in de openbare inschrijvingen van de Gemeenschap met betrekking tot de verkoop van landbouwprodukten uit openbare opslag kan worden bepaald dat bij de verkoop van die produkten aan de koper, na betaling, een termijn wordt gelaten om het produkt af te halen; dat de methode voor de berekening van de rentekosten moet worden aangepast om met een dergelijke afhalingstermijn rekening te houden;

Overwegende dat in verband met het uitzonderlijk hoge niveau van de interventievoorraden van bepaalde landbouwprodukten de Commissie in sommige gevallen een termijn heeft vastgesteld waarover de betaling van het produkt, nadat het door de koper is afgehaald, mag worden gespreid; dat de methode voor de berekening van de rentekosten met betrekking tot die verkopen moet worden aangepast om met een dergelijke betalingstermijn rekening te houden;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van het Fonds,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

1. De in artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 3247/81 van de Raad (7) bedoelde rentekosten worden berekend door de in artikel 3 en in artikel 4, lid 2, vastgestelde rentevoet toe te passen op de gemiddelde waarde per ton produkt waarvoor de interventie heeft plaatsgevonden en het aldus verkregen bedrag met de gemiddelde voorraad van het begrotingsjaar te vermenigvuldigen.

2. De gemiddelde waarde per ton produkt wordt berekend door de totale waarde van de produkten die de eerste dag van het begrotingsjaar in voorraad waren en van de produkten die in de loop van het begrotingsjaar zijn aangekocht, te delen door de totale hoeveelheid, uitgedrukt in ton, van de produkten die de eerste dag van het begrotingsjaar in voorraad waren en van de produkten die in de loop van het begrotingsjaar zijn aangekocht.

3. De gemiddelde voorraad voor het begrotingsjaar wordt berekend door de beginvoorraden van elke maand bij de eindvoorraden van elke maand op te tellen en het aldus verkregen totaal te delen door het tweevoud van het aantal maanden van het begrotingsjaar.

Artikel 2

1. Wanneer voor een produkt een waardeverminderingscoëfficiënt is vastgesteld overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 1883/78, wordt de waarde van de in de loop van het begrotingsjaar aangekochte produkten berekend door de aankoopprijs met deze coëfficiënt te vermenigvuldigen.

Wanneer voor een produkt een waardevermindering overeenkomstig artikel 8, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 1883/78 is vastgesteld, wordt de gemiddelde voorraad berekend vóór de inwerkingtreding van iedere waardevermindering waarmee voor de gemiddelde waarde rekening wordt gehouden.

2. Wanneer in de voorschriften voor de gemeenschappelijke marktordeningen is bepaald dat het door het interventiebureau gekochte produkt niet eerder dan na een minimumtermijn van één maand na de datum van overname mag worden betaald, wordt de overeenkomstig artikel 1, lid 3, berekende gemiddelde voorraad verminderd met een hoeveelheid die wordt berekend met de formule:

image

waarbij:

Q

=

in de loop van het begrotingsjaar aangekochte hoeveelheden

N

=

aantal maanden van de minimumtermijn voor de betaling.

Voor deze berekening moet de in de voorschriften aangegeven minimumtermijn als betalingstermijn worden aangehouden. Een maand wordt geacht uit dertig dagen te bestaan. Elk gedeelte van een maand dat meer bedraagt dan vijftien dagen, wordt gerekend als een hele maand; elk gedeelte van vijftien dagen of minder wordt voor deze berekening niet in aanmerking genomen.

Indien na de in de eerste alinea bedoelde vermindering de berekening van de gemiddelde voorraad op het einde van het begrotingsjaar een negatief resultaat geeft, wordt het negatieve saldo in mindering gebracht op de gemiddelde voorraad die voor het volgende begrotingsjaar wordt berekend.

3. Wanneer met betrekking tot de verkoop van een produkt door het interventiebureau, in de voorschriften voor de gemeenschappelijke marktordeningen of in de berichten van inschrijving een termijn is vastgesteld voor het afhalen van het produkt na betaling door de koper en deze termijn langer is dan dertig dagen, wordt op de financieringskosten die overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande leden zijn berekend, een bedrag in mindering gebracht dat wordt berekend met de formule:

image

waarbij:

V

=

door de koper betaald bedrag

J

=

aantal dagen tussen de ontvangst van de betaling en het afhalen van het produkt, vermindert met dertig dagen

i

=

in artikel 3 vermelde rentevoet.

4. Als op grond van specifieke communautaire verordeningen, bij verkoop van landbouwprodukten door interventiebureaus de werkelijke termijn voor betaling na het afhalen van de betrokken produkten langer is dan dertig dagen, worden de overeenkomstig de voorgaande leden berekende financieringskosten verhoogd met een bedrag dat wordt berekend met de formule:

image

waarbij:

M

=

door de koper betaald bedrag

D

=

aantal dagen tussen het afhalen van het produkt en de ontvangst van de betaling, verminderd met dertig dagen

i

=

in artikel 3 vermelde rentevoet.

▼M3

Artikel 3

▼M4

De in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1883/78 bedoelde rentevoet is gelijk aan de Euribor-rentevoet voor driemaands- en twaalfmaandsdeposito's, gewogen op basis van, respectievelijk één derde en twee derde.

▼M3

De rentevoet wordt vóór het begin van elk boekjaar van het EOGFL, afdeling Garantie vastgesteld op grond van de in de zes maanden vóór de vaststelling geconstateerde rentevoeten.

▼M5

Artikel 4

1. Wanneer het rentepercentage voor rekening van een lidstaat gedurende ten minste zes maanden lager is dan de voor de Gemeenschap vastgestelde uniforme rentevoet, wordt voor die lidstaat een specifieke rentevoet vastgesteld.

2. Het door een lidstaat betaalde gemiddelde rentepercentage wordt uiterlijk 20 dagen vóór het einde van het begrotingsjaar aan de Commissie meegedeeld. Het heeft betrekking op de zes maanden vóór die mededeling. Wat Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije betreft, heeft het voor het begrotingsjaar 2005 evenwel betrekking op de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2004.

Blijft de bovenbedoelde mededeling achterwege, dan wordt het toe te passen rentepercentage bepaald op basis van de in de bijlage genoemde referentierentevoeten. Wanneer niet al deze referentierentevoeten voor de hele in de eerste alinea bedoelde referentieperiode beschikbaar zijn, worden de voor die referentieperiode beschikbare rentevoeten gebruikt.

3. Voor de begrotingsjaren 2005 en 2006 geldt dat, wanneer het door een lidstaat betaalde gemiddelde rentepercentage meer dan tweemaal zo hoog is als de voor de Gemeenschap bepaalde uniforme rentevoet, het uit de Gemeenschapsbegroting vergoede rentepercentage wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

TR = TIU + [TIC – (2 × TIU)]

waarin:

TR = aan de lidstaten vergoed rentepercentage,

TIU = uniforme rentevoet,

TIC = overeenkomstig lid 2, eerste alinea, door de lidstaat meegedeeld rentepercentage of rentepercentage dat overeenkomstig lid 2, tweede alinea, bij ontstentenis van die mededeling wordt toegepast.

▼B

Artikel 5

Verordening (EEG) nr. 467/77 wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

▼M5




BIJLAGE

In artikel 4, lid 2, tweede alinea, bedoelde referentierentevoeten

1.Tsjechië

Prague interbank borrowing offered rate drie maanden (PRIBOR)

2.Denemarken

Copenhagen interbank borrowing offered rate drie maanden (CIBOR)

3.Estland

Talin interbank borrowing offered rate drie maanden (TALIBOR)

4.Cyprus

Nicosia interbank borrowing offered rate drie maanden (NIBOR)

5.Letland

Riga interbank borrowing offered rate drie maanden (RIGIBOR)

6.Litouwen

Vilnius interbank borrowing offered rate drie maanden (VILIBOR)

7.Hongarije

Budapest interbank borrowing offered rate drie maanden (BUBOR)

8.Malta

Malta interbank borrowing offered rate drie maanden (MIBOR)

9.Polen

Warszawa interbank borrowing offered rate drie maanden (WIBOR)

10.Slovenië

Interbank borrowing offered rate drie maanden (SITIBOR)

11.Slowakije

Bratislava interbank borrowing offered rate drie maanden (BRIBOR)

12.Zweden

Stockholm interbank borrowing offered drie maanden (STIBOR)

13.Verenigd Koninkrijk

London interbank borrowing offered rate drie maanden (LIBOR)

14.Overige lidstaten

Euro interbank borrowing offered rate drie maanden (EURIBOR)

NB: Deze rentevoeten worden met 1 procentpunt verhoogd, welke verhoging overeenstemt met de bancaire marge.



(1) PB nr. L 216 van 5. 8. 1978, blz. 1.

(2) PB nr. L 196 van 17. 7. 1987, blz. 3.

(3) PB nr. L 62 van 8. 3. 1977, blz. 9.

(4) PB nr. L 32 van 3. 2. 1987, blz. 10.

(5) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

(6) PB nr. L 362 van 31. 12. 1985, blz. 17.

(7) PB nr. L 327 van 14. 11. 1981, blz. 1.