Home

Beschikking van de Commissie van 23 maart 1990 waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd gebruik te maken van statistische gegevens van aan het voorlaatste jaar voorafgaande jaren en geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen of gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (90/179/Euratom, EEG)

Beschikking van de Commissie van 23 maart 1990 waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd gebruik te maken van statistische gegevens van aan het voorlaatste jaar voorafgaande jaren en geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen of gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (90/179/Euratom, EEG)

1990D0179 — NL — 28.11.2014 — 005.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 maart 1990

waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd gebruik te maken van statistische gegevens van aan het voorlaatste jaar voorafgaande jaren en geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen of gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(90/179/Euratom, EEG)

(PB L 099, 19.4.1990, p.28)

Gewijzigd bij:




▼B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 maart 1990

waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd gebruik te maken van statistische gegevens van aan het voorlaatste jaar voorafgaande jaren en geen rekening te houden met bepaalde categorieën handelingen of gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(90/179/Euratom, EEG)



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (1), inzonderheid op artikel 13,

Overwegende dat Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 2892/77 van de Raad van 19 december 1977 houdende toepassing voor de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde van het besluit van 21 april 1970 betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lid-Staten door eigen middelen van de Gemeenschappen (2) sedert 31 december 1988 niet meer van toepassing is en dat de op grond van artikel 13 van deze verordening vastgestelde machtigingen met ingang van 1 januari 1989 moeten worden vernieuwd op grond van artikel 13 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89;

Overwegende dat, op grond van artikel 28, lid 3, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (3), hierna genoemd „Zesde Richtlijn”, laatstelijk gewijzigd bij Besluit 84/386/EEG (4), de Lid-Staten bepaalde handelingen kunnen blijven vrijstellen of belasten en dat deze handelingen in aanmerking moeten worden genomen voor de vaststelling van de grondslag van de BTW-middelen;

Overwegende dat de Bondsrepubliek Duitsland niet in staat is voor de indeling van handelingen per statistische categorie gebruik te maken van definitieve gegevens van de nationale rekeningen betreffende het voorlaatste jaar vóór het begrotingsjaar waarvoor de grondslag van de BTW-middelen dient te worden berekend, en dat de Bondsrepubliek Duitsland derhalve dient te worden gemachtigd gebruik te maken van gegevens die zijn ontleend aan de nationale rekeningen betreffende andere aan dit voorlaatste jaar voorafgaande jaren;

Overwegende dat de Bondsrepubliek Duitsland niet in staat is de grondslag van de BTW-middelen voor drie in de bijlagen E en F van de Zesde Richtlijn genoemde categorieën handelingen nauwkeurig te berekenen; dat deze berekening zou leiden tot ongerechtvaardigd hoge administratieve lasten in verhouding tot de invloed van deze handelingen op de totale grondslag van de BTW-middelen van deze Lid-Staat, en dat de Bondsrepubliek Duitsland derhalve dient te worden gemachtigd hiermee geen rekening te houden bij de berekening van de BTW-grondslag;

Overwegende dat de Bondsrepubliek Duitsland aan de hand van ramingen een berekening kan uitvoeren van de belastingen die niet werden geïnd wegens de ingevolge artikel 24, lid 2, van de Zesde Richtlijn verleende degressieve belastingverminderingen en voor vier in de bijlagen E en F van de Zesde Richtlijn genoemde categorieën handelingen, en dat deze Lid-Staat derhalve dient te worden gemachtigd de BTW-grondslag te berekenen aan de hand van ramingen;

Overwegende dat het Raadgevend Comité voor de eigen middelen het verslag waarin de adviezen van zijn leden over de onderhavige beschikking zijn neergelegd, heeft goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:



Artikel 1

Voor de in artikel 4, lid 4, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 bedoelde indeling per tarief wordt de Bondsrepubliek Duitsland met ingang van 1 januari 1989 gemachtigd gebruik te maken van gegevens die zijn ontleend aan de nationale rekeningen betreffende het derde of het vierde jaar voorafgaande aan het voorlaatste jaar vóór het begrotingsjaar waarvoor de grondslag van de BTW-middelen dient te worden berekend.

Artikel 2

Voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde vanaf 1 januari 1989 wordt de Bondsrepubliek Duitsland gemachtigd geen rekening te houden met de volgende, in de bijlagen E en F van de Zesde Richtlijn bedoelde categorieën handelingen:

1.diensten van reisbureaus die in naam en voor rekening van de reiziger handelen, voor reizen buiten de Gemeenschap (bijlage E, ex punt 15);

2.handelingen verricht door blinden en/of blindenwerkplaatsen (bijlage F, punt 7).

▼M3 —————

▼B

Artikel 3

Voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde vanaf 1 januari 1989 wordt de Bondsrepubliek Duitsland gemachtigd gebruik te maken van ramingen ►M4 ————— betreffende bepaalde in de bijlagen E en F van de Zesde Richtlijn bedoelde categorieën handelingen:

▼M1 —————

▼B

2.het verschaffen van tandprothesen en bijbehorende diensten door tandtechnici en het verschaffen van tandprothesen door tandartsen, voor zover deze prothesen door de tandartsen zelf worden vervaardigd (bijlage F, ex punt 2);

▼M3 —————

▼M2 —————

▼B

5.leveringen van de in artikel 4, lid 3, van de Zesde Richtlijn bedoelde gebouwen en terreinen (terreinen met nieuwe gebouwen en bouwterreinen) (bijlage F, punt 16).

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.



(1) PB nr. L 155 van 7. 6. 1989, blz. 9.

(2) PB nr. L 336 van 27. 12. 1977, blz. 8.

(3) PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 1.

(4) PB nr. L 208 van 3. 9. 1984, blz. 58.