Home

Verordening (EEG) nr. 2921/90 van de Commissie van 10 oktober 1990 betreffende de steunverlening voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt

Verordening (EEG) nr. 2921/90 van de Commissie van 10 oktober 1990 betreffende de steunverlening voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3879/89(2), en met name op artikel 11, lid 3, en artikel 28,

  1. Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 987/68 van de Raad(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1435/90(4), de algemene voorschriften zijn vastgesteld voor de toekenning van steun voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten is verwerkt; dat de uitvoeringsbepalingen daarvan zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 756/70 van de Commissie(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2832/90(6);

  2. Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 756/70 bepalingen vaststelt inzake de controle op het eindgebruik van caseïne en caseïnaten overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 987/68; dat laatstgenoemde bepaling volgens artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2204/90 van de Raad(7) niet meer van toepassing zal zijn vanaf 15 oktober 1990; dat de betrokken bepalingen van Verordening (EEG) nr. 756/70 derhalve met ingang van die datum moeten worden ingetrokken;

  3. Overwegende dat, rekening houdend met de opgedane ervaring, de controlebepalingen, inzonderheid ten aanzien van de frequentie en de aard van de verificaties ter plaatse, en van de straffen bij niet-inachtneming van de steunverleningsvoorwaarden nader moeten worden geregeld; dat gelet op de bovengenoemde wijzigingen die in de steunregeling moeten worden aangebracht, de uitvoeringsbepalingen duidelijkheidshalve in een nieuwe verordening dienen te worden samengebracht en Verordening (EEG) nr. 756/70 dient te worden ingetrokken;

  4. Overwegende dat het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.

Aan de producenten van caseïne en caseïnaten wordt slechts steun verleend als die produkten

  • uit ondermelk of ruwe caseïne verkregen uit in de Gemeenschap geproduceerde melk zijn vervaardigd;

  • aan de vereisten van bijlage I, II of III inzake de samenstelling voldoen;

  • overeenkomstig de voorschriften van artikel 3 zijn verpakt.

2.

De steun wordt betaald op grond van een schriftelijke aanvraag die door de producent van caseïne en caseïnaten wordt ingediend bij de bevoegde instantie van de lidstaat waar de caseïne en de caseïnaten zijn vervaardigd. In deze aanvraag moet het volgende worden vermeld:

  1. naam en adres van de producent,

  2. de geproduceerde hoeveelheid caseïne of caseïnaten waarvoor de steun wordt aangevraagd, met vermelding van de kwaliteit van de produkten,

  3. de nummers van de partijen waarop de aanvraag betrekking heeft.

3.

Voor de toepassing van deze verordening dient een partij te bestaan uit produkten van identieke kwaliteit die op dezelfde dag zijn vervaardigd. Wanneer de totale produktie van caseïne en caseïnaten van het betrokken bedrijf in het vorige kalenderjaar niet meer bedroeg dan 1 000 ton, mag de partij bestaan uit produkten die in dezelfde kalenderweek zijn vervaardigd.

4.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „ondermelk”: het product dat is verkregen door het melken van een of meer koeien of geiten en zonder enige toevoeging uitsluitend afgeroomd is tot een vetgehalte van niet meer dan 0,10 %;

  2. „ruwe caseïne”: het niet in water oplosbare product dat uit ondermelk is verkregen door precipitatie, veroorzaakt door microbiële verzuring of toevoeging van zuren, leb of andere enzymen die de melk doen coaguleren, ongeacht of vooraf al dan niet een op ionenuitwisseling gebaseerde behandeling dan wel indikkingsprocédés zijn toegepast;

  3. „caseïne”: het niet in water oplosbare gewassen en gedroogde product dat is verkregen uit ruwe caseïne of door precipitatie uit ondermelk, waarbij de precipitatie is veroorzaakt door microbiële verzuring of toevoeging van zuren, leb of andere enzymen die de melk doen coaguleren, ongeacht of vooraf al dan niet een op ionenuitwisseling gebaseerde behandeling dan wel indikkingsprocédés zijn toegepast;

  4. „caseïnaten”: producten die verkregen zijn door het drogen van met neutraliserende stoffen behandelde caseïne/ruwe caseïne.

Artikel 2

1.

De steun per 100 kg ondermelk die tot caseïne of caseïnaten als bedoeld in lid 2 is verwerkt, wordt vastgesteld op 6,00 EUR.

2.

Voor de berekening van de steun wordt aangenomen dat

  1. 1 kilogram zuur-caseïne zoals omschreven in bijlage I, uit 32,17 kilogram ondermelk is vervaardigd;

  2. 1 kilogram

    • caseïnaat zoals omschreven in bijlage I

      of

    • leb-caseïne zoals omschreven in bijlage I

      of

    • zuur-caseïne zoals omschreven in bijlage II

    uit 33,97 kilogram ondermelk is vervaardigd.

  3. 1 kilogram

    • leb-caseïne zoals omschreven in bijlage II

      of

    • caseïnaat zoals omschreven in bijlage II

    uit 35,77 kilogram ondermelk is vervaardigd;

  4. 1 kilogram caseïnaat zoals omschreven in bijlage III uit 28,57 kilogram ondermelk is vervaardigd.

3.

Het steunbedrag dat wordt toegekend, is het bedrag dat op de dag van vervaardiging van de caseïne of de caseïnaten van toepassing is.

Artikel 3

Op de recipiënten en de verpakking van de caseïne en de caseïnaten moeten de volgende vermeldingen worden aangebracht:

  1. de benaming van het produkt en hetzij het minimum- of het maximumgehalte in procenten, hetzij het werkelijke gehalte aan de in de bijlagen I, II en III genoemde componenten. De benaming die op de in bijlage III bedoelde produkten moet worden vermeld, is:

    „Caseïnaten met meer dan 5 % en niet meer dan 17 % andere melkeiwitten dan caseïne, die tegelijkertijd zijn geprecipiteerd en op het totale eiwitgehalte van de melk zijn berekend”;

  2. „Verordening (EEG) nr. 2921/90”;

  3. het nummer van de partij.

Artikel 4

1.

De producenten van caseïne of caseïnaten komen slechts voor de steun in aanmerking als zij

  1. een maandstaat bijhouden van de hoeveelheden melk en zuivelprodukten, inclusief caseïne en caseïnaten, die zij hebben ontvangen, vervaardigd, gebruikt en afgezet;

  2. een controle van de bevoegde instantie aanvaarden.

2.

De in lid 1, punt a), bedoelde maandstaat bevat ten minste de volgende gegevens:

  1. de ontvangen hoeveelheden melk en room,

  2. de aangekochte hoeveelheden ruwe caseïne,

  3. de aangekochte hoeveelheden caseïne en caseïnaten,

  4. de produktiedatum en de vervaardigde hoeveelheden caseïne en caseïnaten, met vermelding van de nummers van de vervaardigde partijen,

  5. vervaardigde hoeveelheden van andere zuivelprodukten,

  6. datum van verkoop en verkochte hoeveelheden caseïne en caseïnaten, evenals naam en adres van de afnemer,

  7. verliezen, monsters, teruggegeven en vervangen hoeveelheden melk, zuivelprodukten, caseïne en caseïnaten.

Deze gegevens worden met name aan de hand van leveringsbonnen, facturen en de voorraadboekhouding gestaafd.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

BIJLAGE IEisen voor de samenstelling

BIJLAGE IIEisen voor de samenstelling

BIJLAGE IIIEISEN VOOR DE SAMENSTELLINGCaseïnaten waarvan het gehalte aan andere melkeiwitten dan caseïne niet meer dan 17 % van het totale eiwitgehalte van de melk bedraagt

BIJLAGE IVCONTROLE