Home

Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee

Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee(1), en met name op artikel 9,

  1. Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 1906/90 bepaalde handelsnormen voor vlees van pluimvee zijn vastgesteld, voor de toepassing waarvan bepalingen moeten worden vastgesteld met betrekking tot met name de lijst van hele dieren, delen daarvan en slachtafvallen waarvoor die verordening geldt, de indeling naar bevleesdheid, uiterlijk voorkomen en gewicht, de aanbiedingsvormen, de vermelding van de benaming waaronder de betrokken produkten moeten worden verkocht, het facultatieve gebruik van aanduidingen betreffende de koelmethoden en houderijsystemen, de voorschriften voor opslag en vervoer van bepaalde soorten vlees van pluimvee, alsmede de controle op de uniforme toepassing van deze voorschriften in de gehele Gemeenschap;

  2. Overwegende dat, voor het in de handel brengen van pluimvee overeenkomstig verschillende klassen op basis van bevleesdheid en uiterlijk voorkomen, definities moeten worden vastgesteld betreffende de soort, de leeftijd en de aanbiedingsvorm wanneer het om hele dieren, en de anatomische omschrijving wanneer het om delen van pluimvee gaat; dat voor het produkt dat bekend staat als „foie gras”, wegens de hoge handelswaarde ervan en het daaruit voortvloeiende gevaar voor frauduleuze praktijken, uiterst nauwkeurige minimumhandelsnormen moeten worden vastgesteld;

  3. Overwegende dat deze normen niet behoeven te gelden voor bepaalde produkten en aanbiedingsvormen die slechts van lokaal belang zijn of om een andere reden minder belangrijk zijn; dat evenwel de benamingen waaronder dergelijke produkten worden verkocht, de consument niet mogen misleiden door aanleiding te geven tot verwarring tussen deze produkten en die waarvoor deze bepalingen wel gelden; dat deze bepaling ook moet gelden voor bijkomende omschrijvingen ter aanvulling van de benamingen van dergelijke produkten;

  4. Overwegende dat de temperatuur bij opslag en behandeling van doorslaggevend belang is voor de handhaving van hoge kwaliteitsnormen; dat daarom moet worden bepaald bij welke minimumtemperatuur bevroren produkten van vlees van pluimvee moeten worden bewaard;

  5. Overwegende dat de bepalingen van deze verordening, en met name die inzake de controle op en het afdwingen van de toepassing van de regeling in de gehele Gemeenschap, op uniforme wijze dienen te gelden; dat ook de daartoe vastgestelde uitvoeringsbepalingen uniform dienen te zijn; dat derhalve met betrekking tot bemonsteringsprocedures en toleranties gemeenschappelijke maatregelen dienen te worden vastgesteld;

  6. Overwegende dat, ten einde de consument omtrent de te koop aangeboden produkten toereikende, ondubbelzinnige en objectieve informatie te verschaffen en terzelfder tijd het vrije verkeer van die produkten in de gehele Gemeenschap te garanderen, ervoor dient te worden gezorgd dat bij de handelsnormen voor vlees van pluimvee in de mate van het mogelijke rekening wordt gehouden met het bepaalde in Richtlijn 76/211/EEG van de Raad van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde produkten in voorverpakkingen(2), gewijzigd bij Richtlijn 78/891/EEG(3);

  7. Overwegende dat op het etiket facultatief gebruik mag worden gemaakt van, met name, vermeldingen inzake de koelmethode en bijzondere houderijsystemen; dat met het oog op de bescherming van de consument deze laatste vermeldingen slechts mogen worden gebruikt met inachtneming van nauwkeurig omschreven criteria inzake houderijsystemen en grenswaarden voor een aantal criteria zoals leeftijd bij het slachten, duur van de mestperiode en gehalte aan bepaalde voederingrediënten;

  8. Overwegende dat de Commissie voortdurend erover dient te waken dat met name de nationale maatregelen ter uitvoering van deze bepalingen met de communautaire wetgeving, met inbegrip van de handelsnormen, in overeenstemming zijn; dat met name moet worden voorzien in registratie en geregelde controle van bedrijven waarin is toegestaan gebruik te maken van benamingen voor bijzondere houderijsystemen; dat dergelijke bedrijven derhalve ertoe moeten worden verplicht een regelmatige en gedetailleerde boekhouding ter zake te voeren;

  9. Overwegende dat, gelet op het gespecialiseerde karakter van deze controles, de verantwoordelijkheid ervoor door de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat aan ter zake bevoegde onafhankelijke, over de nodige vergunningen beschikkende instellingen mag worden gedelegeerd, op voorwaarde dat voor adequate controles en garanties wordt zorg gedragen;

  10. Overwegende dat handelaren in derde landen mogelijk gebruik wensen te maken van facultatieve vermeldingen met betrekking tot koelmethoden en houderijsystemen; dat hun de mogelijkheid daartoe dient te worden geboden, op voorwaarde dat door de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land adequate certificaten worden afgegeven, en dat die bevoegde autoriteit in een door de Commissie opgestelde lijst is opgenomen;

  11. Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Ten aanzien van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1906/90 bedoelde produkten gelden de volgende definities:

  1. Pluimvee: hele dieren

    1. HANEN EN KIPPEN (Gallus domesticus)

      • Kuikens, braadkuikens, kippen, braadkippen:kippen waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is (niet verbeend),

      • Hanen en hennen, soep- of stoofkippen: kippen waarbij de punt van het borstbeen hard is (verbeend),

      • Kapoenen: mannelijke kippen die langs chirurgische weg zijn gecastreerd voordat zij geslachtsrijp zijn geworden en die zijn geslacht wanneer zij ten minste 140 dagen oud zijn; na de castratie moeten de kapoenen gedurende ten minste 77 dagen zijn vetgemest.

      • Piepkuikens: kuikens van minder dan 650 gram (gewichten zonder de eetbare bijprodukten, de kop en de voeten). Kuikens van 650 tot 750 gram mogen „piepkuikens” worden genoemd indien zij bij het slachten niet ouder zijn dan 28 dagen. Voor de controle op de leeftijd bij het slachten mogen de Lid-Staten artikel 11 toepassen.

      • Jonge hanen: mannelijke kippen van legrassen waarbij de punt van het borstbeen hard is, doch niet volledig verbeend is en die geslacht worden wanneer ze minstens 90 dagen oud zijn.

    2. KALKOENEN (Meleagris gallopavo dom.)

      • (Jonge) Kalkoenen: Kalkoenen waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is (niet verbeend),

      • Kalkoenen: Kalkoenen waarbij de punt van het borstbeen hard is (verbeend);

    3. EENDEN (Anas platyrhynchos dom., cairina muschata), „Mulard”-eenden (c.m.x.a.p.)

      • (Jonge) eenden, (jonge) Barbarijse eenden, (jonge) „Mulard”-eenden: eenden waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is (niet-verbeend),

      • Eenden, Barbarijse eenden, „Mulard”-eenden: eenden waarbij de punt van het borstbeen hard is (verbeend);

    4. GANZEN (Anser anser dom.)

      • (Jonge Ganzen): ganzen waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is (niet verbeend). De vetlaag over het gehele dier is dun tot matig: het vet van jonge ganzen kan een kleur hebben die op een speciale voeding wijst,

      • Ganzen: ganzen waarbij de punt van het borstbeen hard is (verbeend); de vetlaag over het gehele dier is matig tot dik;

    5. PARELHOENDERS (Numida meleagris domesticus)

      • (Jonge) Parelhoenders: parelhoenders waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is (niet verbeend),

      • Parelhoenders: parelhoenders waarbij de punt van het borstbeen hard is (verbeend).

      Voor de doeleinden van deze verordening worden op het geslacht gebaseerde varianten van bovenstaande benamingen als gelijkwaardig beschouwd.

  2. Delen van pluimvee

    1. Helft: Helft van het hele dier, verkregen door een overlangse doorsnede door het borstbeen en de ruggegraat;

    2. Kwart: achterkwart of voorkwart, verkregen door een helft door middel van een dwarse doorsnede in twee stukken te verdelen;

    3. Niet-gescheiden achterkwarten: beide achterkwarten, die met elkaar zijn verbonden door een deel van de rug, met of zonder de staart;

    4. Borst: het borstbeen en de ribben, of een deel daarvan, aan weerszijden daarvan, met de daaraan gehechte spiermassa. De borst kan in haar geheel of in helften worden aangeboden;

    5. Hele poot/hele dij: het dijbeen, het scheenbeen en het kuitbeen met de daaraan gehechte spiermassa. De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten;

    6. Poot/dij met rugdeel (bout): het gewicht van het rugdeel mag niet meer bedragen dan 25 % van het gewicht van het hele deel;

    7. Bovenpoot/bovendij: het dijbeen met de daaraan gehechte spiermassa. De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten;

    8. Onderpoot/onderdij (drumstick): het scheenbeen en het kuitbeen met de daaraan gehechte spiermassa. De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten.

    9. Vleugel: het opperarmbeen, de ellepijp en het spaakbeen met de daaraan gehechte spiermassa. Bij vleugels van kalkoenen mogen het opperarmbeen en de ellepijp / het spaakbeen met de daaraan gehechte spiermassa afzonderlijk worden aangeboden. De vleugelspits, met inbegrip van de beentjes van de carpus, kan al dan niet verwijderd zijn. De sneden worden gemaakt in de gewrichten.

    10. Niet-gescheiden vleugels: beide vleugels, die met elkaar zijn verbonden door een deel van de rug, waarbij het gewicht van dit laatste niet meer mag bedragen dan 45 % van het gewicht van het gehele deel;

    11. Borstfilet: de gehele borst of de helft daarvan, zonder been, d. i. zonder het borstbeen en de ribben. Borstfilet van kalkoen kan bestaan uit alleen de diepgelegen borstspier;

    12. Borstfilet met vorkbeen: de borstfilet zonder huid, met het vorkbeen en de kraakbeenpunt van het borstbeen, waarbij het gewicht van vorkbeen en kraakbeen niet meer mag bedragen dan 3 % van het gewicht van het gehele deel.

    13. „magret”: borstfilet van eenden en ganzen als bedoeld in punt 3, met inbegrip van de huid en het onderhuidse vet dat de borstspier bedekt, maar zonder de diepgelegen borstspier.

    14. vlees van kalkoenenpoten zonder been: dijen en/of onderpoten/onderdijen van kalkoenen, in hun geheel, in blokjes of in repen gesneden, zonder been, namelijk zonder dijbeen, scheenbeen en kuitbeen.

    Voor de onder e), g) en h) genoemde produkten wordt onder de bepaling „De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten” verstaan dat de sneden worden gemaakt tussen de lijnen die, in de tekening in bijlage I bis, aangeven tot waar de gewrichten komen.

    Tot en met 31 december 1991 mogen, voor de in de punten e), g) en h) genoemde produkten, de twee sneden bij de gewrichten worden gemaakt.

    De in de punten d) tot en met k) genoemde produkten mogen worden aangeboden met of zonder de huid. Het ontbreken van de huid bij de in de punten d) tot en met j) genoemde produkten of de aanwezigheid van de huid bij het in punt k) genoemde produkt moeten worden vermeld in de etikettering als bedoeld in artikel 1, lid 3, punt a), van Richtlijn 2000/13/EG van de Raad(4), worden vermeld.

  3. „Foie gras”

    De levers van ganzen of van eenden van de soort „cairina muschata” of „c.m. × Anas platyrynchos”, die zo zijn gevoederd dat in de lever hypertrofie van de vetcellen optreedt.

    De dieren waarbij dergelijke levers worden weggenomen, moeten volledig zijn uitgebloed, en de levers moeten een uniforme kleur hebben.

    De levers moeten aan de volgende gewichtsnormen voldoen:

    • die van eenden moet een nettogewicht van ten minste 300 gram hebben;

    • die van ganzen moeten een nettogewicht van ten minste 400 gram hebben.

Artikel 1 bis

In het kader van deze verordening wordt verstaan onder:

  • „in de handel brengen”: het in voorraad hebben of uitstallen met het oog op de verkoop, het te koop aanbieden, de verkoop, de aflevering of elke andere wijze van in de handel brengen;

  • „partij”: te keuren vlees van pluimvee van dezelfde soort en hetzelfde type, van dezelfde klasse, van dezelfde produktiegang, van dezelfde slachterij of uitsnijderij en dat op een zelfde plaats aangetroffen wordt. Voor de toepassing van artikel 8 en van de bijlagen V en VI bestaat een partij uitsluitend uit voorverpakkingen die op basis van het nominale gewicht tot dezelfde gewichtsklasse behoren.

Artikel 2

1.

Hele dieren moeten, om overeenkomstig deze verordening in de handel te mogen worden gebracht, in een van de volgende vormen te koop worden aangeboden:

  • gedeeltelijk van de ingewanden ontdaan („ontdarmd”),

  • met eetbare bijprodukten („panklaar”),

  • zonder eetbare bijprodukten („grillklaar, spitklaar”).

De vermelding „van de ingewanden ontdaan” mag worden toegevoegd.

2.

Gedeeltelijk van de ingewanden ontdane hele dieren zijn hele dieren waarbij het hart, de lever, de longen, de spiermaag, de krop en de nieren niet zijn verwijderd.

3.

Voor elke aanbiedingsvorm van hele dieren geldt dat, wanneer de kop niet is verwijderd, de luchtpijp, de slokdarm en de krop in het hele dier mogen blijven.

4.

Eetbare bijprodukten omvatten slechts: het hart, de hals, de spiermaag en de lever, en alle andere delen die als eetbaar worden beschouwd op de markt waar het produkt uiteindelijk voor consumptie wordt aangeboden. Van de lever moet de galblaas zijn verwijderd. De spiermaag wordt aangeboden zonder het hoornmembraan en de inhoud van de spiermaag moet zijn verwijderd. Het hart mag worden aangeboden met of zonder de hartzak. Indien de hals aan het dier blijft vastzitten, wordt de hals niet als eetbaar bijprodukt beschouwd.

Wanneer een van deze vier organen gewoonlijk niet samen met het hele dier te koop wordt aangeboden, moet de afwezigheid ervan in de etikettering worden vermeld.

Artikel 3

1.

De benamingen waaronder de in deze verordening bedoelde produkten worden verkocht, als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt 1), van Richtlijn 79/112/EEG, zijn die welke zijn vermeld in artikel 1 en de in bijlage I vermelde overeenkomstige benamingen in de andere talen van de Gemeenschap; bovendien wordt verwezen:

  • voor hele dieren, naar een van de aanbiedingsvormen als vastgesteld in artikel 2, lid 1,

  • voor delen van pluimvee, naar de respectieve soorten.

2.

De in artikel 1, punten 1 en 2, omschreven benamingen mogen met andere vermeldingen worden aangevuld, op voorwaarde dat deze laatste de consument niet misleiden, met name door aanleiding te geven tot verwarring met andere in artikel 1, punten 1 en 2, genoemde produkten, of met de in artikel 10 vastgestelde benamingen en vermeldingen.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14 bis

Artikel 14 ter

Artikel 15

BIJLAGE I

BIJLAGE I bis

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE VBEPALING VAN HET DRIPVERLIES(Dripmethode)

BIJLAGE VI(8)BEPALING VAN HET TOTALE WATERGEHALTE VAN KUIKENS(Chemische test)

BIJLAGE VI bisBEPALING VAN HET TOTALE WATERGEHALTE VAN DELEN VAN PLUIMVEE(Chemische test)

BIJLAGE VIICONTROLE VAN DE ABSORPTIE VAN WATER IN DE PRODUKTIE-INRICHTING(Test op het bedrijf)

BIJLAGE VIII

BIJLAGE IX