Home

Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid

Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

  1. Overwegende dat de Raad volgens artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur(4) een communautaire controleregeling dient in te voeren;

  2. Overwegende dat met het oog op het welslagen van het gemeenschappelijk visserijbeleid een doeltreffende controleregeling moet worden toegepast die geldt voor alle onderdelen van dit beleid;

  3. Overwegende dat het daartoe noodzakelijk is dat deze regeling voorschriften bevat met betrekking tot de controle op de maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, de structuurmaatregelen en de maatregelen inzake de gemeenschappelijke ordening van de markt, alsmede een aantal bepalingen inzake bestraffing van niet-naleving van deze maatregelen, die dienen te gelden voor de hele visserijsector, van de producent tot de consument;

  4. Overwegende dat deze regeling alleen het gewenste resultaat kan hebben als het bedrijfsleven erkent dat zij gegrond is;

  5. Overwegende dat de controle allereerst tot de verantwoordelijkheid van de Lid-Staten behoort; dat de Commissie er echter ook op dient toe te zien dat de Lid-Staten zich op billijke wijze kwijten van de controle op en de voorkoming van overtredingen; dat zij derhalve in staat gesteld moet worden haar taak zo goed mogelijk te vervullen, doordat zij de beschikking krijgt over de nodige financiële, juridische en wettelijke middelen;

  6. Overwegende dat de ervaring met Verordening (EEG) nr. 2241/87 van de Raad van 23 juli 1987 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de visserijactiviteiten(5) heeft geleerd dat de controle op de toepassing van de bepalingen voor de instandhouding van de visbestanden moet worden verscherpt;

  7. Overwegende dat voor de naleving van de maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden een sterker beroep dient te worden gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van alle geledingen van de visserijsector;

  8. Overwegende dat het beleid voor het beheer van de visbestanden, dat met name gebaseerd is op totaal toegestane vangsten (TAC's), quota en technische maatregelen, moet worden aangevuld met een beheer van de visserij-inspanning, wat gepaard moet gaan met een controle op de visserijactiviteiten en de vangstcapaciteit;

  9. Overwegende dat, met het oog op de bewaking van alle vangsten en alle aanvoer, door de Lid-Staten in alle maritieme wateren toezicht dient te worden gehouden op de visserijactiviteiten van schepen uit de Gemeenschap en op alle aanverwante activiteiten, als middel om te kunnen nagaan of de regelgeving van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt nageleefd;

  10. Overwegende dat het van essentieel belang is dat de Lid-Staten hun operationele medewerking verlenen bij op zee verrichte inspecties van visserijactiviteiten, opdat met name visserijactiviteiten in buiten de jurisdictie of de soevereiniteit van een Lid-Staat vallende maritieme wateren doeltreffend en op financieel verantwoorde wijze kunnen worden gecontroleerd;

  11. Overwegende dat met het oog op de toepassing van het gemeenschappelijk visserijbeleid controlemaatregelen dienen te worden genomen ten aanzien van vissersvaartuigen onder de vlag van derde landen die zich in de wateren van de Gemeenschap bevinden, en dat met name een regeling moet worden vastgesteld inzake melding van de verplaatsingen van die vaartuigen en van de soorten vis die zij aan boord hebben, onverminderd het recht van onschuldige doorvaart in de territoriale zee en de vrijheid van scheepvaart in de 200-mijlszone;

  12. Overwegende dat de uitvoering van een aantal door de Lid-Staten in samenwerking met de Commissie te verwezenlijken en voor bepaalde categorieën vaartuigen opgezette proefprojecten de Raad in staat zal stellen om vóór 1 januari 1996 te besluiten of er met een systeem van controle per satelliet dan wel met een ander systeem moet worden gewerkt;

  13. Overwegende dat het beheer van de visserijactiviteiten door de vaststelling van TAC's een grondige kennis van de samenstelling van de vangsten vergt en dat een dergelijke kennis ook noodzakelijk is voor de andere procedures waarin Verordening (EEG) nr. 3760/92 voorziet; dat iedere kapitein van een vissersvaartuig daartoe een logboek dient bij te houden;

  14. Overwegende dat het noodzakelijk is dat de Lid-Staat van aanvoer de aanvoer op zijn grondgebied kan controleren en dat het daartoe nodig is dat in een andere Lid-Staat geregistreerde vaartuigen de Lid-Staat van aanvoer op de hoogte brengen van hun voornemen om vis op zijn grondgebied aan te voeren;

  15. Overwegende dat het van fundamenteel belang is dat de in de logboeken vermelde gegevens bij de aanvoer worden gepreciseerd en bevestigd; dat het derhalve noodzakelijk is dat de bij de aanvoer en de afzet van de vangst betrokken personen aangifte doen van de aangevoerde, overgeladen, te koop aangeboden of aangekochte hoeveelheden;

  16. Overwegende dat ten einde te voorzien in vrijstelling van de verplichting tot het bijhouden van een logboek of het invullen van een aanvoeraangifte door kleine vissersvaartuigen waarvoor een dergelijke verplichting in verhouding tot hun vangstcapaciteit een buitensporige last zou vormen, de Lid-Staten de activiteiten van dergelijke vaartuigen moeten controleren aan de hand van een steekproefmethode;

  17. Overwegende dat alle visserijprodukten die in de Gemeenschap worden aangevoerd of ingevoerd, tot het punt van eerste verkoop vergezeld moeten gaan van een vervoerdocument waarin hun oorsprong duidelijk vermeld staat, ten einde de naleving van de communautaire instandhoudings- en handelsmaatregelen te garanderen;

  18. Overwegende dat vangstbeperkingen zowel op het niveau van de Lid-Staten als van de Gemeenschap moeten worden beheerd; dat de Lid-Staten de aanvoer dienen te registreren en via computer aan de Commissie dienen door te geven; dat het in die context noodzakelijk is vrijstelling van deze verplichting te verlenen voor kleine aangevoerde hoeveelheden aangezien het doorgeven ervan via computer de autoriteiten van de betrokken Lid-Staten in administratief en financieel opzicht overmatig zou belasten;

  19. Overwegende dat, met het oog op de instandhouding en het beheer van alle beviste bestanden, de bepalingen inzake het logboek, de aangifte van aanvoer, de aangifte van verkoop, alsmede de gegevens over overladingen en de registratie van de vangsten, ook van toepassing kunnen worden verklaard op bestanden waarvoor geen TAC of quotum is vastgesteld;

  20. Overwegende dat de Lid-Staten op de hoogte moeten zijn van de resultaten van de visserijactiviteiten van hun vaartuigen in de wateren onder jurisdictie van derde landen of in de internationale wateren; dat derhalve aan de kapiteins van deze vaartuigen de verplichtingen moeten worden opgelegd inzake het logboek, de aangifte van aanvoer en van overlading; dat de door de Lid-Staten verzamelde gegevens aan de Commissie moeten worden meegedeeld;

  21. Overwegende dat het verzamelen en verwerken van de gegevens uit beheersoogpunt de oprichting vereist van geautomatiseerde gegevensbestanden die in het bijzonder de mogelijkheid bieden de gegevens via vergelijking te controleren; dat de Commissie en haar bevoegde ambtenaren via de computer toegang moeten hebben tot deze gegevensbestanden ten einde deze te kunnen controleren;

  22. Overwegende dat de naleving van de bepalingen inzake het gebruik van vistuig niet behoorlijk kan worden gewaarborgd indien netten van verschillende maaswijdte aan boord zijn, tenzij deze aan extra controlemaatregelen onderworpen zijn; dat het voor specifieke vormen van visserij passend kan zijn om specifieke regels vast te stellen, zoals de één-netregel;

  23. Overwegende dat, wanneer het quotum van een Lid-Staat volledig is opgebruikt of wanneer de TAC zelf volledig is opgebruikt, voortzetting van de visserij bij besluit van de Commissie moet worden verboden;

  24. Overwegende dat het noodzakelijk is de schade te vergoeden die ontstaat wanneer een Lid-Staat die zijn quotum, zijn toewijzing of zijn gedeelte van het bestand of groep bestanden nog niet heeft opgebruikt, geen visserijactiviteiten meer kan uitoefenen omdat een bepaalde TAC is opgebruikt; dat derhalve moet worden voorzien in een compensatieregeling;

  25. Overwegende dat bij niet-naleving van deze verordening door personen die de verantwoording voor vissersvaartuigen dragen, moet worden gezorgd dat de betrokken vaartuigen met het oog op de instandhouding aan extra controlemaatregelen worden onderworpen;

  26. Overwegende dat een efficiënt beheer van de aangenomen maatregelen vereist dat voor Lid-Staten die hun quotum overschrijden, aangiftemechanismen worden ingevoerd die in overeenstemming zijn met de beheersdoelstellingen en -strategieën die zijn omschreven in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3760/92;

  27. Overwegende dat de aanpassing van de vangstcapaciteit aan de beschikbare voorraden een van de voornaamste doelstellingen is van het gemeenschappelijk visserijbeleid; dat het volgens artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 de taak van de Raad is om de doelstellingen en strategieën voor de herstructurering van de visserij-inspanning vast te stellen; dat ook moet worden gewaarborgd dat de maatregelen van de gemeenschappelijke marktordening worden nageleefd, met name door personen waarop de betrokken maatregelen van toepassing zijn; dat het derhalve absoluut noodzakelijk is dat iedere Lid-Staat naast de reeds in de communautaire wetgeving voorgeschreven financiële controles, technische controles uitvoert om te garanderen dat de door de Raad vastgestelde bepalingen worden nageleefd;

  28. Overwegende dat het noodzakelijk is algemene regels vast te stellen om de door de Commissie benoemde communautaire inspecteurs in staat te stellen om te zorgen voor de uniforme toepassing van de communautaire regels en na te gaan of de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten de hun opgelegde controles naar behoren hebben uitgevoerd;

  29. Overwegende dat het, ten einde de objectiviteit van dit toezicht te waarborgen, van belang is dat de communautaire inspecteurs onder bepaalde voorwaarden zonder voorafgaande kennisgeving en geheel onafhankelijk een bezoek aan de Lid-Staten kunnen brengen om na te gaan of de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten uitgevoerde controles naar behoren zijn geschied; dat bij dergelijke bezoeken in geen geval controle zal worden uitgeoefend op private personen;

  30. Overwegende dat de maatregelen na overtredingen van Lid-Staat tot Lid-Staat kunnen verschillen zodat bij de vissers een gevoel van onrechtvaardige behandeling ontstaat; dat het ontbreken van afschrikwekkende sancties in bepaalde Lid-Staten afbreuk doet aan de doeltreffendheid van de controle, en dat, gezien deze feiten, de Lid-Staten zonder te discrimineren de nodige maatregelen dienen te nemen om onregelmatigheden te voorkomen en te vervolgen, met name door een gamma van sancties in te voeren waarbij het economische voordeel dat de overtreders uit hun overtredingen hebben gehaald, daadwerkelijk teniet wordt gedaan;

  31. Overwegende dat, indien een Lid-Staat van aanvoer onregelmatigheden niet effectief vervolgt, de Lid-Staat van de vlag wordt beperkt in zijn mogelijkheden om de naleving van de regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden te waarborgen; dat derhalve moet worden bepaald dat de illegale vangsten op het quotum van de Lid-Staat van aanvoer worden afgeboekt als die Lid-Staat geen doeltreffende maatregelen heeft genomen;

  32. Overwegende dat de Lid-Staten de Commissie op gezette tijden verslag dienen uit te brengen over hun inspectieactiviteiten en over de naar aanleiding van overtredingen van de communautaire bepalingen genomen maatregelen;

  33. Overwegende dat het voor sommige van de bij deze verordening vastgestelde maatregelen passend is nadere uitvoeringsbepalingen vast te stellen;

  34. Overwegende dat het vertrouwelijke karakter van de in het kader van deze verordening verzamelde gegevens moet worden gewaarborgd;

  35. Overwegende dat de nationale controlebepalingen die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen maar verder gaan dan de daarin opgenomen minimumbepalingen, door deze verordening onverlet moeten worden gelaten, op voorwaarde evenwel dat dergelijke nationale bepalingen in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht;

  36. Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 2241/87 dient te worden ingetrokken, met uitzondering evenwel van artikel 5, dat van kracht dient te blijven totdat de lijsten bedoeld in artikel 6, lid 2, van de onderhavige verordening zijn aangenomen;

  37. Overwegende dat voor de tenuitvoerlegging van de in bepaalde artikelen vervatte specifieke bepalingen voorzien moet worden in een overgangsperiode opdat de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten hun procedures kunnen vaststellen en deze kunnen aanpassen aan de vereisten van de nieuwe verordening;

  38. Overwegende dat de in bepaalde artikelen vervatte bepalingen, voor zover deze betrekking hebben op de visserij in de Middellandse Zee, waar het gemeenschappelijk visserijbeleid nog niet volledig wordt toegepast, op 1 januari 1999 in werking dienen te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.

Om te waarborgen dat de regelingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden nageleefd, wordt er een communautaire regeling ingevoerd die met name bepalingen omvat inzake de technische controle op

  • de maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden,

  • de structuurmaatregelen,

  • de maatregelen houdende een gemeenschappelijke marktordening,

alsmede een aantal bepalingen inzake de doeltreffendheid van de sancties bij overtreding van voornoemde maatregelen.

2.

Hiertoe stelt iedere Lid-Staat, in overeenstemming met de communautaire regeling, passende maatregelen vast om de doeltreffendheid van de regeling te waarborgen. Iedere Lid-Staat stelt zijn bevoegde autoriteiten voldoende middelen ter beschikking om de in deze verordening aangegeven inspectie- en controletaken te kunnen uitvoeren.

3.

De regeling is van toepassing op alle visserijactiviteiten en alle aanverwante activiteiten op het grondgebied van de Lid-Staten en in de maritieme wateren onder hun soevereiniteit of jurisdictie, met inbegrip van de activiteiten van vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in een derde land, onverminderd het recht van onschuldige doorvaart in de territoriale zee en de vrijheid van scheepvaart in de 200-mijlszone; deze regeling is, onverminderd de bijzondere bepalingen in visserijovereenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen of in internationale verdragen waarbij de Gemeenschap partij is, eveneens van toepassing op de activiteiten van vissersvaartuigen uit de Gemeenschap die de visserij uitoefenen in de wateren van derde landen of op volle zee.

TITEL I Controle, inspectie en bewaking

Artikel 2

1.

Teneinde te waarborgen dat alle geldende regelingen worden nageleefd, controleert, inspecteert en bewaakt iedere lidstaat op zijn grondgebied en in de onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallende maritieme wateren alle activiteiten op visserijgebied en met name de visvangst, de activiteiten in verband met het overladen, de aanvoer, de verkoop, het vervoer en de opslag van visserijproducten en het noteren van de aanvoer en de verkoop. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om een optimale controle op hun grondgebied en in de onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallende maritieme wateren te waarborgen, rekening houdend met hun specifieke situatie.

2.

Elke lidstaat zorgt ervoor dat de activiteiten van zijn vaartuigen buiten de communautaire visserijzone naar behoren worden gecontroleerd en, indien dergelijke communautaire verplichtingen bestaan, worden geïnspecteerd en bewaakt om ervoor te zorgen dat de in deze wateren geldende communautaire regelgeving wordt nageleefd.

Artikel 3

1.

Iedere lidstaat installeert een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen, hierna „VMS” (Vessel Monitoring System) genoemd, waarmee de positie van communautaire vissersvaartuigen kan worden bepaald.

Het VMS wordt uiterlijk met ingang van 30 juni 1998 toegepast op alle communautaire vissersvaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van meer dan 20 meter (of 24 meter over alles), die tot een van de volgende categorieën behoren:

  • vaartuigen die op de volle zee, met uitzondering van de Middellandse Zee, vissen;

  • vaartuigen die in de wateren van derde landen vissen, op voorwaarde dat overeenkomsten met het betrokken derde land of de betrokken derde landen voorzien in de toepassing van een VMS op de vaartuigen van dat land of van die landen die in de wateren van de Gemeenschap vissen;

  • vaartuigen waarvan de vangst bestemd is voor verwerking tot meel en olie.

2.

Het VMS wordt uiterlijk met ingang van 1 januari 2000 toegepast op alle communautaire vissersvaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van meer dan 20 meter (of 24 meter over alles) ongeacht waar zij vissen. Communautaire vissersvaartuigen die in de wateren van een of meer derde landen vissen worden echter alleen onderworpen aan de toepassing van VMS wanneer het derde land of de derde landen in de wateren waarvan zij vissen de verplichting heeft/hebben geaccepteerd om VMS toe te passen op zijn/hun vaartuigen die in de wateren van de Gemeenschap vissen.

3.

Onverminderd de bovenstaande leden 1 en 2 is het VMS niet van toepassing op vaartuigen:

  1. die uitsluitend binnen 12 zeemijlen van de basislijn van de vlaggelidstaat vissen,

    of

  2. die nooit meer dan 24 uur op zee blijven tussen het tijdstip van vertrek uit en de terugkeer naar de haven.

4.

Wanneer een lidstaat het VMS toepast op vaartuigen die zijn vlag voeren en die niet vallen onder lid 1, 2 of 3, komen deze vaartuigen in aanmerking voor dezelfde financiële steun als de vaartuigen waarop het VMS krachtens lid 1 of lid 2 wordt toegepast.

5.

De lidstaten zien erop toe dat apparatuur die het volgen via satelliet mogelijk maakt, wordt geïnstalleerd aan boord van communautaire vissersvaartuigen die hun vlag voeren en waarvoor de VMS-regeling geldt, en dat deze apparatuur geheel bedrijfsklaar is. De apparatuur moet de vissersvaartuigen in staat stellen hun geografische positie en, in voorkomend geval, de in artikel 19 ter bedoelde inspanningsverslagen via satellietcommunicatie gelijktijdig aan de vlaggestaat en de lidstaat die kuststaat is mee te delen. Bij overmacht worden de nodige inlichtingen over de radio meegedeeld via een radiostation dat door de Gemeenschap is erkend om dergelijke inlichtingen te ontvangen of met de in artikel 19 quater vermelde middelen.

6.

De kapitein van onder de VMS-verplichting vallende communautaire vissersvaartuigen ziet erop toe dat de satellietvolgapparatuur te allen tijde bedrijfsklaar is en dat de in lid 5 bedoelde gegevens worden meegedeeld. Mededeling dient plaats te vinden met de vereiste dagelijkse frequentie om te zorgen dat de vlaggelidstaat en/of de kustlidstaat de vaartuigen daadwerkelijk kan volgen.

7.

Iedere lidstaat stelt een door hem te beheren visserijcontrolecentrum in dat toezicht houdt op de visserijactiviteiten en -inspanningen. Dit centrum start zijn activiteiten uiterlijk op 30 juni 1998.

Het visserijcontrolecentrum van een lidstaat houdt toezicht op de vissersvaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, ongeacht de wateren of de haven waarin zij zich bevinden, alsmede op de communautaire vissersvaartuigen die de vlag van andere lidstaten voeren en op de vissersvaartuigen van derde landen waarop een VMS van toepassing is, die actief zijn in de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaat van het controlecentrum.

8.

Elke vlaggelidstaat wijst de autoriteiten aan die bevoegd zijn voor het visserijcontrolecentrum en neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn centrum beschikt over voldoende vakbekwaam personeel en over computerapparatuur en -programma's waarmee gegevens automatisch kunnen worden verwerkt en langs elektronische weg verzonden. De lidstaten zorgen voorts voor een back-upsysteem en herstelprocedures in geval van systeemstoring.

De lidstaten kunnen een gemeenschappelijk visserijcontrolecentrum exploiteren.

9.

De vlaggelidstaat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de van zijn vissersvaartuigen waarop VMS van toepassing is, ontvangen gegevens in een voor de computer leesbare vorm worden opgeslagen en gedurende drie jaar worden bewaard.

De kustlidstaat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens die zijn ontvangen van vissersvaartuigen die de vlag voeren van een andere lidstaat of van een derde land waarop een VMS van toepassing is, in een voor een computer leesbare vorm worden opgeslagen en gedurende drie jaar worden bewaard.

De Commissie heeft op speciaal verzoek toegang tot deze computerbestanden. Artikel 37 is van toepassing.

10.

De nadere regels voor de tenuitvoerlegging van dit artikel worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 36.

Met name kan de Commissie, op verzoek van een lidstaat en in overeenstemming met artikel 36, besluiten dat er een alternatief systeem voor het VMS mag worden toegepast, rekening houdend met het type van het voorgestelde volgsysteem, het type vissersvaartuigen of vaartuigen, het beviste gebied of de beviste gebieden, de beviste soorten en de duur van de visreizen. Het alternatieve systeem moet even efficiënt zijn als een VMS en op niet-discriminerende basis worden toegepast.

Artikel 4

Artikel 5

TITEL II Controle op de vangsten

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

TITEL II BIS Controle op de visserij-inspanning

Artikel 19 bis

Artikel 19 ter

Artikel 19 quater

Artikel 19 quinquies

Artikel 19 sexies

Artikel 19 septies

Artikel 19 octies

Artikel 19 nonies

Artikel 19 decies

Artikel 19 undecies

Artikel 19 duodecies

TITEL III Controle op het gebruik van vistuig

Artikel 20

Artikel 20 bis

TITEL IV Regulering en sluiting van de visserij

Artikel 21

Artikel 21 bis

Artikel 21 ter

Artikel 21 quater

Artikel 22

Artikel 23

TITEL V Inspectie en controle van bepaalde maatregelen ter verbetering en aanpassing van de structuur van de visserijsector, met inbegrip van de aquacultuur

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

TITEL VI Inspectie en controle van bepaalde maatregelen in verband met de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten

Artikel 28

TITEL VI BIS Controle op de activiteiten van vissersvaartuigen van derde landen

Artikel 28 bis

Artikel 28 ter

Artikel 28 quater

Artikel 28 quinquies

Artikel 28 sexies

Artikel 28 septies

Artikel 28 octies

Artikel 28 nonies

TITEL VII Uitvoering en verificatie van de controle

Artikel 29

Artikel 30

TITEL VIII Maatregelen in geval van niet-naleving van de regeling

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

TITEL VIII BIS Samenwerking tussen de controleautoriteiten van de lidstaten en samenwerking met de Commissie

Artikel 34

Artikel 34 bis

Artikel 34 ter

Artikel 34 quater

TITEL IX Algemene bepalingen

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40