Home

Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag(3),

  1. Overwegende dat de Gemeenschap een aantal maatregelen heeft vastgesteld welke gericht zijn op de verwezenlijking van een interne markt die een ruimte zonder grenzen omvat waarbinnen het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag wordt verzekerd;

  2. Overwegende dat de controles betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg worden verricht overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4060/89 van de Raad van 21 december 1989 inzake de afschaffing van controles aan de grenzen van de Lid-Staten voor wegvervoer en binnenvaart(4) en Verordening (EEG) nr. 3912/92 van de Raad van 17 december 1992 inzake in de Gemeenschap in het wegvervoer en de binnenvaart uitgevoerde controles van in een derde land ingeschreven of tot het verkeer toegelaten vervoermiddelen(5);

  3. Overwegende dat de Raad op 21 november 1994 Richtlijn 94/55/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg(6) heeft aangenomen en dat het derhalve wenselijk is de procedures voor de controle op dit soort vervoer, alsmede de respectieve definities te harmoniseren, teneinde het verifiëren van de naleving van de aldus vastgelegde veiligheidsnormen doeltreffender te maken;

  4. Overwegende dat het van belang is dat de Lid-Staten zorgen voor voldoende controle op hun gehele grondgebied, maar tegelijkertijd zoveel mogelijk vermijden dat de controles van de betrokken voertuigen sterk toenemen;

  5. Overwegende dat met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel een maatregel van de Gemeenschap aldus nodig lijkt om de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen te verbeteren;

  6. Overwegende dat de controles dienen te worden uitgevoerd aan de hand van een lijst van gemeenschappelijke elementen, die in de gehele Gemeenschap op dit vervoer van toepassing is;

  7. Overwegende dat het voorts wenselijk is een lijst vast te stellen van inbreuken die door alle Lid-Staten als voldoende ernstig worden beschouwd om, ten aanzien van de voertuigen die ze hebben begaan, naar gelang van de omstandigheden of de veiligheidseisen passende maatregelen te treffen, met inbegrip van het eventueel ontzeggen van toegang tot de Gemeenschap aan die voertuigen;

  8. Overwegende dat, met het oog op een betere naleving van de veiligheidsnormen voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, het wenselijk is controles te voorzien in de ondernemingen, hetzij preventief hetzij wanneer langs de weg belangrijke inbreuken op de wetgeving betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen zijn vastgesteld;

  9. Overwegende dat bedoelde controles betrekking moeten hebben op al het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg dat volledig of gedeeltelijk op het grondgebied van de Lid-Staten plaatsheeft, ongeacht de plaats van herkomst of bestemming van de goederen dan wel het land van inschrijving van het voertuig;

  10. Overwegende dat, in geval van ernstige of herhaalde inbreuken, aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van inschrijving van het voertuig of van vestiging van de onderneming kan worden verzocht om passende maatregelen te treffen en de Lid-Staat die dit verzoek heeft ingediend op de hoogte te stellen van het gevolg dat hieraan is gegeven;

  11. Overwegende dat de toepassing van deze richtlijn moet worden gevolgd op basis van een door de Commissie in te dienen verslag,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.

Deze richtlijn is van toepassing op de controles van de Lid-Staten op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg met voertuigen die zich op hun grondgebied in het verkeer bevinden of binnenkomen uit een derde land.

Zij is niet van toepassing op het vervoer van gevaarlijke goederen met voertuigen die toebehoren aan de strijdkrachten of onder hun verantwoordelijkheid vallen.

2.

De bepalingen van deze richtlijn laten evenwel het recht van de Lid-Staten onverlet om, met inachtneming van het Gemeenschapsrecht, controle uit te oefenen op het nationale en internationale vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied door voertuigen die buiten de werkingssfeer van deze richtlijn vallen.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  • voertuig : ieder voor deelname aan het wegverkeer bestemd compleet of niet-compleet motorvoertuig op ten minste vier wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich over rails voortbewegen, landbouw- en bosbouwtrekkers en alle mobiele machines;

  • gevaarlijke goederen : goederen welke als zodanig worden vermeld in de Richtlijn 94/55/EG;

  • vervoer : ieder vervoer over de weg door voertuigen, dat geheel of gedeeltelijk plaatsvindt via het openbare wegennet op het grondgebied van een Lid-Staat, met inbegrip van de werkzaamheden in verband met het laden en lossen, die vallen onder Richtlijn 94/55/EG, onverminderd de wettelijke regelingen van de Lid-Staten inzake de uit deze werkzaamheden voortvloeiende aansprakelijkheid;

  • onderneming : iedere natuurlijke persoon, iedere rechtspersoon, met of zonder winstoogmerk, iedere vereniging of groepering van personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoogmerk, alsmede iedere onder de overheid ressorterende instelling met een eigen rechtspersoonlijkheid of afhangende van een instantie met rechtspersoonlijkheid, die zich bezighoudt met hetzij het vervoeren, laden, lossen of laten vervoeren van gevaarlijke goederen, hetzij het tijdelijk opslaan, bijeenbrengen, verpakken of in ontvangst nemen van dergelijke goederen in het kader van een vervoersactiviteit, en die zich op het grondgebied van de Gemeenschap bevindt;

  • controle : iedere controle of iedere inspectie, verificatie of formaliteit die door de bevoegde instanties wordt uitgevoerd om redenen die verband houden met de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen.

Artikel 3

1.

De Lid-Staten dragen er zorg voor dat een representatief deel van het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg wordt onderworpen aan de controles in het kader van deze richtlijn, teneinde de overeenstemming van het vervoer met de wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg te verifiëren.

2.

Deze controles worden verricht op het grondgebied van een Lid-Staat overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 4060/89 en artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3912/92.

Artikel 4

1.

Om de controles uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren, gebruiken de Lid-Staten de controlelijst van bijlage I. Een exemplaar van de controlelijst of een door de controle-instantie opgesteld bewijs van de verrichte controle moet aan de bestuurder van het voertuig worden afgegeven en desgevraagd worden overgelegd, teneinde latere controles zoveel mogelijk te vereenvoudigen of te vermijden. Dit lid laat het recht van de Lid-Staten om ad hoc specifieke controles uit te voeren onverlet.

2.

De controles worden uitgevoerd door middel van steekproeven en omvatten zoveel mogelijk een groot deel van het wegennet.

3.

De plaats voor de controleposten wordt zodanig gekozen dat het mogelijk is de voertuigen die in overtreding zijn, opnieuw met de voorschriften in overeenstemming te brengen of, wanneer de controle-instantie zulks nodig acht, ter plaatse of op een daartoe door bedoelde instantie aangewezen plaats een doorrijverbod op te leggen, zonder dat de veiligheid daardoor in gevaar wordt gebracht.

4.

Zo nodig, en op voorwaarde dat de veiligheid daardoor niet in gevaar wordt gebracht, kunnen van de vervoerde produkten monsters worden genomen met het oog op het onderzoek ervan door laboratoria die door de bevoegde instantie zijn erkend.

5.

De controles mogen niet langer duren dan redelijk is.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9 bis

Artikel 9 ter

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III