Deze richtlijn betreft de preventie van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, en de beperking van de gevolgen daarvan voor mens en milieu, teneinde op coherente en doeltreffende wijze hoge niveaus van bescherming binnen de gehele Gemeenschap te waarborgen.
Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken
Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),
Overeenkomstig de procedure van artikel 189 C van het Verdrag(3),
Overwegende dat Richtlijn 82/501/EEG van de Raad van 24 juni 1982 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten(4), betrekking heeft op de preventie van zware ongevallen die het gevolg kunnen zijn van bepaalde industriële activiteiten en op de beperking van de gevolgen daarvan voor mens en milieu;
Overwegende dat de in artikel 130 R, leden 1 en 2, van het Verdrag vervatte en in de milieu-actieprogramma's van de Europese Gemeenschap(5) nader uitgewerkte doelstellingen en beginselen van het milieubeleid in de Gemeenschap vooral zijn gericht op behoud en bescherming van de kwaliteit van het milieu en bescherming van de gezondheid van de mens door preventief handelen;
Overwegende dat de Raad en de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten in hun begeleidende resolutie betreffende het Vierde Milieu-actieprogramma(6) op de noodzaak van een doelmatiger tenuitvoerlegging van Richtlijn 82/501/EEG hebben gewezen en om herziening van de richtlijn hebben verzocht om daarin zo nodig te voorzien in, onder andere, een mogelijke verruiming van het toepassingsgebied ervan en tussen de Lid-Staten in meer gegevensuitwisseling ter zake; dat in het Vijfde Actie-programma, waarvan de algemene aanpak door de Raad in zijn resolutie van 1 februari 1993(7) is goedgekeurd, ook wordt aangedrongen op een betere beheersing van risico's en ongevallen;
Overwegende dat, in het licht van de ongevallen in Bhopal en Mexico-Stad, waaruit de gevaren zijn gebleken die kunnen ontstaan wanneer gevaarlijke terreinen zich dicht bij woningen bevinden, de Commissie in de resolutie van de Raad en de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, van 16 oktober 1989 wordt opgeroepen in Richtlijn 82/501/EEG bepalingen op te nemen inzake de controle op bestemmingsplannen wanneer goedkeuring voor nieuwe installaties wordt verleend en wanneer er rond bestaande installaties stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden;
Overwegende dat de Commissie in die resolutie wordt verzocht met de Lid-Staten samen te werken aan een wederzijds begrip en een betere harmonisatie van de nationale beginselen en praktijken met betrekking tot de veiligheidsrapporten;
Overwegende dat het wenselijk is de ervaring die bij de beheersing van gevaren die zware ongevallen kunnen veroorzaken via verschillende aanpakken opgedaan is, uit te wisselen; dat de Commissie en de Lid-Staten hun betrekkingen met de bevoegde internationale organisaties moeten voortzetten en moeten streven naar het vaststellen, ten aanzien van derde landen, van maatregelen die gelijkwaardig zijn aan de in de onderhavige richtlijn genoemde maatregelen;
Overwegende dat in het Verdrag betreffende grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties bepalingen zijn opgenomen betreffende de preventie van, de voorbereidheid op en het optreden bij industriële ongevallen die grensoverschrijdende gevolgen kunnen hebben alsmede aangaande de internationale samenwerking op dit gebied;
Overwegende dat Richtlijn 82/501/EEG een eerste stap op weg naar harmonisatie is, en dat die richtlijn gewijzigd en aangevuld moet worden om in de gehele Gemeenschap op coherente en doeltreffende wijze te zorgen voor een hoog beschermingsniveau; dat de huidige harmonisatie beperkt is tot maatregelen die nodig zijn voor het opzetten van een effectiever systeem voor de preventie van zware ongevallen met grote gevolgen en voor de beperking van de consequenties daarvan;
Overwegende dat zware ongevallen grensoverschrijdende gevolgen kunnen hebben; dat de economische en milieukosten van een ongeval niet alleen door het getroffen bedrijf, maar ook door de betrokken Lid-Staten worden gedragen; dat derhalve maatregelen dienen te worden genomen die in de hele Gemeenschap een hoog beschermingsniveau waarborgen;
Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn van toepassing zijn onverminderd de communautaire bepalingen inzake de gezondheid en veiligheid op het werk;
Overwegende dat het gebruik van een lijst waarop bepaalde installaties wel worden vermeld en andere, waar de gevaren identiek zijn, niet, onjuist in en ertoe kan leiden dat mogelijke bronnen van zware ongevallen aan voorschriften ontsnappen; dat het toepassingsgebied van Richtlijn 82/501/EEG zodanig dient te worden gewijzigd dat de bepalingen van toepassing zijn op elk bedrijf, waar zo veel gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, dat er een risico van een zwaar ongeval bestaat;
Overwegende dat de Lid-Staten, met inachtneming van het Verdrag en in overeenstemming met de relevante communautaire wetgeving, passende maatregelen kunnen handhaven of aannemen betreffende de activiteiten in verband met het vervoer in havens, op kaden, en op spoorwegemplacementen welke niet onder deze richtlijn vallen, om te zorgen voor een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is met het niveau dat bij deze richtlijn is vastgesteld;
Overwegende dat het vervoer van gevaarlijke stoffen door pijpleidingen ook het risico van zware ongevallen inhoudt; dat de Commissie, na het verzamelen en evalueren van informatie omtrent in de Gemeenschap bestaande mechanismen voor het regelen van dergelijke activiteiten en het vóórkomen van relevante ongevallen, een mededeling dient voor te bereiden over eventuele actie op dit gebied en het meest geschikte instrument daarvoor;
Overwegende dat de Lid-Staten, met inachtneming van het Verdrag en in overeenstemming met de communautaire wetgeving op dat gebied, maatregelen kunnen blijven toepassen of aannemen op het gebied van het storten van afval dat van het toepassingsgebied van deze richtlijn is uitgesloten;
Overwegende dat uit een analyse van de in de Gemeenschap gemelde zware ongevallen blijkt dat het merendeel ervan het gevolg is van beheerstechnische en organisatorische tekortkomingen; dat derhalve op communautair niveau grondbeginselen voor de beheersystemen dienen te worden vastgesteld die van dien aard moeten zijn dat voorkoming en beheersing van de risico's van zware ongevallen mogelijk wordt en de gevolgen daarvan beperkt kunnen worden;
Overwegende dat de verschillen in de regelingen voor inspecties van de inrichtingen door de bevoegde autoriteiten tot verschillende beschermingsniveaus kunnen leiden; dat op communautair niveau fundamentele eisen dienen te worden vastgesteld, waaraan de in de Lid-Staten ingevoerde controlesystemen moeten voldoen;
Overwegende dat, teneinde aan te tonen dat de op de preventie, op de voorbereidheid van de betrokkenen en op het optreden bij een zwaar ongeval gerichte maatregelen zijn genomen, de exploitant voor een bedrijf waar gevaarlijke stoffen in aanzienlijke hoeveelheden aanwezig zijn, aan de bevoegde autoriteit gegevens moet verstrekken in de vorm van een veiligheidsrapport waarin bijzonderheden over het bedrijf, de aanwezige gevaarlijke stoffen, de installatie of de opslagplaats, mogelijke zware ongevallen en beheersystemen worden vermeld, om het risico van zware ongevallen zoveel mogelijk te verminderen en de noodzakelijke maatregelen te kunnen nemen ter vermindering van de gevolgen van dergelijke ongevallen;
Overwegende dat, teneinde het risico van domino-effecten te verminderen bij bedrijven die zo dicht bij elkaar gelegen zijn dat de waarschijnlijkheid en de mogelijkheid of de gevolgen van een zwaar ongeval kunnen toenemen, er adequate informatie moet worden uitgewisseld en bij de voorlichting van het publiek samengewerkt moet worden;
Overwegende dat, teneinde de toegang tot milieugegevens te bevorderen, het publiek toegang dient te hebben tot het door de exploitant opgestelde veiligheidsrapport, en personen die de kans lopen door een zwaar ongeval getroffen te worden over voldoende informatie moeten beschikken om in dat geval op de juiste wijze te kunnen handelen;
Overwegende dat, teneinde voorbereid te zijn op noodsituaties, voor bedrijven waarin gevaarlijke stoffen in aanzienlijke hoeveelheden aanwezig zijn, een extern en intern noodplan moet worden opgesteld; dat systemen moeten worden opgezet om ervoor te zorgen dat deze plannen worden getest, zo nodig worden herzien en bij een zwaar ongeval of dreiging daarvan worden uitgevoerd;
Overwegende dat het bedrijfspersoneel moet worden geraadpleegd over het intern noodplan en het publiek over het extern noodplan;
Overwegende dat, teneinde woongebieden, gebieden waar veel mensen komen, bijzondere natuurgebieden of zeer kwetsbare gebieden beter te beschermen, het noodzakelijk is dat het beleid inzake ruimtelijke ordening en/of het beleid op andere relevante beleidsterreinen, dat van toepassing is in de Lid-Staten, rekening houdt met de noodzaak om op lange termijn voldoende afstand te houden tussen dergelijke gebieden en bedrijven die zulke risico's met zich meebrengen en, voor bestaande bedrijven rekening houdt met aanvullende technische maatregelen, teneinde de risico's voor personen niet te vergroten;
Overwegende dat, teneinde te waarborgen dat wanneer een zwaar ongeval zich voordoet, toereikende maatregelen worden genomen, de exploitant onverwijld de bevoegde autoriteiten op de hoogte moet stellen en de voor de beoordeling van de gevolgen van dat ongeval benodigde gegevens moet verstrekken;
Overwegende dat, om in de uitwisseling van gegevens te voorzien en in de toekomst soortgelijke ongevallen te voorkomen, de Lid-Staten gegevens inzake zware ongevallen op hun grondgebied aan de Commissie dienen te verstrekken, zodat zij de gevaren van zware ongevallen kan analyseren en een informatiesysteem voor de verspreiding van gegevens over, met name, het zware ongeval en de daaruit getrokken lering kan beheren; dat deze gegevensuitwisseling ook betrekking moet hebben op minder ernstige ongevallen of bijna-ongevallen die de Lid-Staten beschouwen als van bijzonder technisch belang voor de preventie van zware ongevallen en de beperking van de gevolgen daarvan,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1 Onderwerp
Artikel 2 Toepassingsgebied
Deze richtlijn is van toepassing op inrichtingen waar gevaarlijke stoffen in hoeveelheden, gelijk aan of groter dan de in bijlage I, delen 1 en 2, kolom 2, vermelde hoeveelheid aanwezig zijn, met uitzondering van de artikelen 9, 11 en 13, die van toepassing zijn op elke inrichting waar gevaarlijke stoffen in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de in bijlage I, delen 1 en 2, kolom 3, vermelde hoeveelheid aanwezig zijn.
In deze richtlijn wordt onder „aanwezigheid van gevaarlijke stoffen” verstaan: de feitelijke of toegestane aanwezigheid van dergelijke stoffen in de inrichting, dan wel de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen waarvan bekend is dat zij kunnen ontstaan wanneer een industrieel chemisch proces buiten controle geraakt, in hoeveelheden, gelijk aan of hoger dan de drempels in de delen 1 en 2 van bijlage I.
De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing, onverminderd de Gemeenschapsvoorschriften inzake de werkomgeving, met name Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(8).
Artikel 3 Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
-
inrichting: het gehele door een exploitant beheerde gebied waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in een of meer installaties, met inbegrip van gemeenschappelijke op bijbehorende infrastructuur of activiteiten;
-
installatie: een technische eenheid binnen een inrichting waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, gebruikt, gebezigd of opgeslagen. Zij omvat alle uitrusting, constructies, leidingen, machines, gereedschappen, eigen spoorwegemplacementen, laad- en loskades, aanlegsteigers voor de installatie, pieren, depots of soortgelijke, al dan niet drijvende constructies, die nodig zijn voor de werking van de installatie;
-
exploitant: iedere natuurlijke of rechtspersoon die de inrichting of installatie exploiteert of in bezit heeft, of aan wie, indien daarin door de nationale wetgeving is voorzien, economische zeggenschap over die technische eenheid is overgedragen;
-
gevaarlijke stoffen: stoffen, mengsels of preparaten, genoemd in bijlage I, deel 1, of beantwoordend aan de criteria in bijlage I, deel 2, en aanwezig als grondstof, produkt, bijprodukt, residu of tussenprodukt, met inbegrip van die waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat zij bij een ongeval ontstaan;
-
zwaar ongeval: een gebeurtenis zoals een zware emissie, brand of explosie als gevolg van onbeheerste ontwikkelingen tijdens de bedrijfsuitoefening in een onder deze richtlijn begrepen inrichting, waardoor hetzij onmiddellijk, hetzij na verloop van tijd ernstig gevaar voor de gezondheid van de mens binnen of buiten de inrichting en/of voor het milieu ontstaat en waarbij een of meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn;
-
gevaar: de intrinsieke eigenschap van een gevaarlijke stof of van een fysische situatie die potentieel tot schade voor de gezondheid van de mens en/of het milieu kan leiden;
-
risico: de waarschijnlijkheid dat een bepaald effect zich binnen een bepaalde periode of onder bepaalde omstandigheden voordoet;
-
opslag: de aanwezigheid van een hoeveelheid gevaarlijke stoffen voor opslag, veilige bewaring of voorraadbewaring.
Artikel 4 Uitsluitingen
Deze richtlijn is niet van toepassing op:
-
militaire inrichtingen, installaties of opslagplaatsen;
-
gevaren die samenhangen met ioniserende straling;
-
vervoer van gevaarlijke stoffen en tijdelijke opslag tijdens het vervoer over de weg, per spoor, over binnenwateren of zeewateren of door de lucht, met inbegrip van laden en lossen en de overbrenging naar of van een andere tak van vervoer in havens, op kaden of in spoorwegemplacementen, buiten de door deze richtlijn bestreken inrichtingen;
-
vervoer van gevaarlijke stoffen door pijpleidingen, met inbegrip van de pompstations, buiten de onder deze richtlijn begrepen inrichtingen;
-
de exploitatie (exploratie, winning en verwerking) van mineralen in mijnen, groeven, of door middel van boringen, met uitzondering van chemische en thermische verwerkingsactiviteiten en de met die activiteiten verbonden opslag waarbij gevaarlijke stoffen als gedefinieerd in bijlage I bij deze richtlijn zijn betrokken;
-
de offshore-exploratie en -exploitatie van mineralen, met inbegrip van koolwaterstoffen;
-
stortplaatsen voor afval met uitzondering van operationele voorzieningen voor het zich ontdoen van residuen, waaronder residuvijvers of -bekkens, die gevaarlijke stoffen als gedefinieerd in bijlage I bij deze richtlijn bevatten, in het bijzonder wanneer zij worden gebruikt in verband met de chemische en thermische verwerking van mineralen.