Home

Verordening (EG) nr. 716/96 van de Commissie van 19 april 1996 houdende vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt in het Verenigd Koninkrijk

Verordening (EG) nr. 716/96 van de Commissie van 19 april 1996 houdende vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt in het Verenigd Koninkrijk

1996R0716 — NL — 23.01.2006 — 004.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 716/96 VAN DE COMMISSIE

van 19 april 1996

houdende vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt in het Verenigd Koninkrijk

(PB L 099, 20.4.1996, p.14)

Gewijzigd bij:



NB: Deze geconsolideerde versie bevat referenties naar de Europese rekeneenheid en/of ecu. Vanaf 1 januari 1999 moeten beide worden gelezen als referentie naar de euro — Verordening (EEG) nr. 3308/80 van de Raad (PB L 345 van 20.12.1980, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad (PB L 162 van 19.6.1997, blz. 1).




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 716/96 VAN DE COMMISSIE

van 19 april 1996

houdende vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt in het Verenigd Koninkrijk



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2417/95 van de Commissie (2), en met name op artikel 23,

Overwegende dat bij Beschikking 96/239/EG van de Commissie van 27 maart 1996 inzake spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie (3), in verband met het voorkomen van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) in het Verenigd Koninkrijk, aan het Verenigd Koninkrijk een verbod is opgelegd om levende runderen of produkten van runderen naar de andere Lid-Staten te verzenden en naar derde landen uit te voeren; dat het Verenigd Koninkrijk heeft verboden om runderen die bij het slachten ouder waren dan 30 maanden, in de voedselketen voor mens of dier te brengen; dat de markt van het Verenigd Koninkrijk daardoor ernstig is verstoord; dat bijgevolg buitengewone maatregelen moeten worden genomen ter ondersteuning van deze markt; dat moet worden voorzien in een mede door de Gemeenschap gefinancierde regeling in het kader waarvan het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd de dieren waarvoor bovengenoemde verbodsmaatregel geldt, aan te kopen om ze te doden en vervolgens te vernietigen;

Overwegende dat het, gelet op de mate van verspreiding van de ziekte en met name de waarschijnlijke duur ervan, en bijgevolg op de omvang van de ter ondersteuning van de markt vereiste maatregelen, passend is dat de Gemeenschap en het Verenigd Koninkrijk de daarmee verband houdende kosten delen;

Overwegende dat, wanneer runderen worden geslacht als zij ouder zijn dan 30 maanden, het meestal gaat om uitstootkoeien; dat de laatstgenoteerde prijs voor karkassen van koeien op de markt van het Verenigd Koninkrijk overeenkomt met 1 ecu per kg levend gewicht en dat de aankoopprijs bijgevolg op deze prijs moet worden gebaseerd, onverminderd eventuele latere aanpassingen op grond van de verdere ontwikkelingen; dat de Gemeenschap in soortgelijke gevallen 70 % van de totale kosten voor haar rekening heeft genomen; dat 1 ecu per kg overeenkomt met gemiddeld 560 ecu per dier; dat het, gezien het grote aantal betrokken dieren en ter vereenvoudiging van de regeling, passend lijkt de bijdrage van de Gemeenschap vast te stellen op 392 ecu per dier;

Overwegende dat erop moet worden toegezien dat de betrokken dieren worden gedood en vernietigd op een wijze die geen enkel risico inhoudt voor de gezondheid van mens of dier; dat derhalve moet worden voorzien in voorschriften voor de vernietiging van die dieren en in door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk te verrichten controles; dat, om te voorkomen dat de in het kader van deze regeling te slachten dieren met andere dieren worden gemengd en dat dieren met elkaar worden verward, de eerstgenoemde dieren zowel in de bij het slachthuis behorende stallingen als in het slachthuis zelf apart moeten worden gehouden;

Overwegende dat moet worden voorzien in de mogelijkheid dat deskundigen van de Commissie toezien op de naleving van de vastgestelde voorschriften;

Overwegende dat het Comité van beheer voor rundvlees geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

▼M11

1. De bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot het aankopen van runderen die vóór 1 augustus 1996 in het Verenigd Koninkrijk zijn geboren of gehouden, die geen klinische symptomen van BSE vertonen, die door een producent of zijn vertegenwoordiger voor verkoop worden aangeboden, en die ten minste de laatste zes maanden voor de verkoop in een op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk gelegen bedrijf hebben verbleven.

▼B

2. De in lid 1 bedoelde dieren worden gedood in speciaal daartoe aangewezen slachthuizen en de kop, de inwendige organen en de karkassen worden van een blijvend merkteken voorzien. Het gemerkte materiaal wordt in verzegelde containers vervoerd naar speciaal gemachtigde verbrandingsinstallaties of destructiebedrijven om daar te worden verwerkt en vernietigd. Van de hierboven bedoelde dieren mag niets in de voedselketen voor mens of dier komen, noch worden gebruikt voor cosmetische of farmaceutische produkten. Een vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk is permanent in de hierboven bedoelde slachthuizen aanwezig om op de werkzaamheden toe te zien.

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea:

—kan de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk toestaan dat een dier op het bedrijf wordt geslacht, wanneer zulks in verband met het welzijn van het dier noodzakelijk is;

—behoeven de huiden van de in lid 1 bedoelde dieren niet te worden gemerkt of vernietigd, op voorwaarde dat zij zó worden behandeld dat zij alleen nog voor de lederproduktie kunnen worden gebruikt.

3. In de in lid 2 bedoelde slachthuizen zijn een zodanige organisatie en werking vereist dat wordt gegarandeerd dat:

—geen enkel rund waarvan bij het slachten verkregen produkten bestemd zijn voor menselijke of dierlijke consumptie, aanwezig is in het slachthuis wanneer daar dieren worden geslacht in het kader van deze regeling;

—wanneer in het kader van deze regeling te slachten runderen in stallen moeten worden ondergebracht, zij gescheiden worden gehouden van runderen die worden geslacht voor menselijke of dierlijke consumptie;

—produkten die afkomstig zijn van in het kader van deze regeling geslachte dieren, niet worden opgeslagen in voorzieningen die worden gebruikt voor de opslag van vlees of andere voor menselijke of dierlijke consumptie bestemde produkten.

4. De bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk:

—verricht de noodzakelijke administratieve controles en controles ter plaatse op de in de leden 2 en 3 bedoelde werkzaamheden, en

—controleert deze werkzaamheden aan de hand van frequente en onaangekondigde controlebezoeken, waarbij er met name wordt op toegezien dat al het gemerkte materiaal ook werkelijk is vernietigd.

De resultaten van deze controles worden ter beschikking gesteld van de Commissie indien deze daarom verzoekt.

5. Indien het aantal dieren dat voor verkoop en vernietiging wordt aangeboden, de verwerkingscapaciteit in het Verenigd Koninkrijk overtreft, kan de bevoegde autoriteit beperkingen vaststellen ten aanzien van de mate waarin van deze regeling gebruik kan worden gemaakt.

▼M5

6. In afwijking van lid 1 wordt de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk gemachtigd om, mits de nodige controles worden verricht, een beperkt aantal dieren voor onderzoek- of leerdoeleinden te gebruiken voordat ze worden verwerkt en vernietigd.

▼M8

Artikel 2

▼M11

1. De op grond van artikel 1, lid 1, door de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk aan de producenten of hun vertegenwoordigers te betalen prijs bedraagt:

—360 EUR per dier voor aankopen die plaatsvinden tot en met 31 december 2006,

—324 EUR per dier voor aankopen die plaatsvinden in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007,

—292 EUR per dier voor aankopen die plaatsvinden in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008.

▼M11 —————

▼M10

Per aangekocht dier dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 wordt vernietigd, neemt de Commissie een deel van de uitgaven die door het Verenigd Koninkrijk worden gedaan voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde aankopen, voor haar rekening, naar rato van:

—180 EUR per dier voor aankopen die plaatsvinden tot en met 31 december 2006,

—162 EUR per dier voor aankopen die plaatsvinden in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007,

—146 EUR per dier voor aankopen die plaatsvinden in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008.

▼M8

Na het koudslachten van de aangekochte dieren overeenkomstig artikel 1, lid 2, wordt evenwel een voorschot gelijk aan 80 % van het te cofinancieren bedrag overgemaakt.

▼M11 —————

▼M8

5. De toe te passen omrekeningskoers is de landbouwomrekeningskoers die geldt op de eerste dag van de maand waarin het betrokken dier wordt aangekocht.

▼B

Artikel 3

Het Verenigd Koninkrijk treft de nodige maatregelen om een adequate toepassing van deze regeling en de volledige naleving van alle bepalingen van deze verordening te garanderen. Het stelt de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van de maatregelen die zijn getroffen en van alle wijzigingen daarvan.

Artikel 4

De bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk:

a)stelt de Commissie elke woensdag in kennis van het aantal dieren dat in de afgelopen week in het kader van deze regeling

—is aangekocht, en

—is geslacht;

b)stelt een gedetailleerd verslag op van de controles die zij in het kader van de in artikel 3 bedoelde maatregelen heeft verricht en legt dat verslag eens per kwartaal voor aan de Commissie.

Artikel 5

Onverminderd artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad (4) verrichten deskundigen van de Commissie, eventueel vergezeld door deskundigen van de Lid-Staten, in samenwerking met de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk controles ter plaatse om toe te zien op de naleving van alle bepalingen van deze verordening.

Artikel 6

De op grond van deze verordening vastgestelde maatregelen worden beschouwd als interventies in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 729/70.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 29 april 1996.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.



(1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24.

(2) PB nr. L 248 van 14. 10. 1995, blz. 39.

(3) PB nr. L 78 van 28. 3. 1996, blz. 47.

(4) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz.13.