Home

Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie van 20 januari 1997 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht

Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie van 20 januari 1997 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht

Artikel 1 Definities

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

„delen van rijwielen” :
delen van rijwielen en toebehoren van de GN-codes 8714 91 10 tot en met 8714 99 90;
„uitgebreid recht” :
het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 ingestelde antidumpingrecht, zoals uitgebreid bij artikel 2 van Verordening (EG) nr. 71/97 (de referentieverordening), en zoals gehandhaafd bij daaraanvolgende verordeningen;
„hoofdbestanddelen van rijwielen” :
de in artikel 1 van de referentieverordening omschreven delen van rijwielen;
„assemblageverrichting” :
een verrichting waarbij hoofdbestanddelen van rijwielen voor het assembleren of het afwerken van rijwielen of delen van rijwielen worden ingebracht;
„aanvraag” :
elk verzoek van een assemblageverrichtingen uitvoerende partij, dat ingevolge artikel 3 op het van de Commissie verkrijgen van een goedkeuring voor vrijstelling is gericht;
„onderzochte partij” :
een assemblageverrichtingen uitvoerende partij ten aanzien waarvan ingevolge artikel 4, lid 5, of artikel 11, lid 1, een onderzoek is ingeleid, en
„vrijgestelde partij” :
elke partij waarvan is gebleken dat haar assemblageverrichting buiten de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad(1) valt en waaraan ingevolge artikel 7 dan wel artikel 12 van de onderhavige verordening vrijstelling is verleend;
„assemblagebedrijf” :
een partij die assemblageverrichtingen uitvoert;
„de corrigerende werking van het recht wordt ondermijnd” :
in de zin van artikel 13, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2016/1036, wat de hoeveelheden betreft, wanneer de verkoop van producten die het resultaat zijn van de assemblageverrichtingen, maandelijks meer dan 299 rijwielen of 299 eenheden van eenzelfde soort hoofdbestanddelen van rijwielen bedraagt.

Artikel 2 Vrijstelling en schorsing van het uitgebreide recht ten aanzien van de invoer

1.

De invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen wordt van het uitgebreide recht vrijgesteld indien:

  • deze bestanddelen door of namens een vrijgestelde partij voor het vrije verkeer worden aangegeven, of

  • deze bestanddelen krachtens de in artikel 14 vervatte bepalingen van het toezicht op het eindgebruik voor het vrije verkeer worden aangegeven.

2.

De betaling van het uitgebreide recht op de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen wordt geschorst, indien die bestanddelen door of namens een onderzochte partij voor het vrije verkeer worden aangegeven.

Artikel 3 Aanvraag voor vrijstelling

1.

De aanvragen dienen schriftelijk in één van de officiële talen van de Unie te worden ingediend en door degene die gemachtigd is de aanvrager te vertegenwoordigen, te zijn ondertekend. Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat G — Handelsbescherming

Wetstraat 200

1049 Brussel

BELGIË

E-mail: trade-bicycle-parts@ec.europa.eu

2.

Bij ontvangst van een aanvraag bevestigt de Commissie de ontvangst daarvan onverwijld.

Artikel 4 Ontvankelijkheid van de aanvragen

1.

Een aanvraag is ontvankelijk indien:

  1. deze bewijsmateriaal bevat dat de aanvrager hoofdbestanddelen van rijwielen voor de productie of assemblage van rijwielen of delen van rijwielen in dusdanige hoeveelheden gebruikt dat de drempel van artikel 14, onder c), wordt overschreden, of de aanvrager een onherroepelijke contractuele verplichting daartoe is aangegaan,

  2. deze op het eerste gezicht toereikend bewijst dat de assemblageverrichtingen van de aanvrager niet onder de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 vallen, en

  3. binnen de 36 maanden voorafgaande aan de aanvraag, de aanvrager de goedkeuring van de vrijstelling ingevolge dit artikel of artikel 7, lid 3 of lid 4, niet is geweigerd, of wiens vrijstelling ingevolge artikel 10 is ingetrokken.

2.

Voor de verstrekking van voor de vaststelling van de ontvankelijkheid van de aanvraag vereiste bijkomende informatie kan een redelijke termijn worden gesteld. Indien binnen de gestelde termijn dergelijk materiaal niet wordt verstrekt, wordt de aanvraag niet-ontvankelijk beschouwd.

3.

De ontvankelijkheid van een naar behoren gestaafde aanvraag in de zin van de leden 1 en 2 wordt normalerwijze binnen 45 dagen na de ontvangst daarvan vastgesteld. De aanvrager krijgt eerst de gelegenheid om op de gevolgtrekkingen van de Commissie met betrekking tot de ontvankelijkheid van de aanvraag te reageren.

4.

Indien een aanvraag niet ontvankelijk wordt bevonden, wordt deze bij een besluit overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 afgewezen.

5.

Indien een aanvraag ontvankelijk is bevonden, wordt onverwijld een onderzoek ingeleid en worden de aanvragen en de Lid-Staten daarvan in kennis gesteld.

Artikel 5 Schorsing van betaling van de rechten

1.

Vanaf de datum van de ontvangst van een aanvraag die ontvankelijk is verklaard overeenkomstig artikel 4, en hangende een besluit over de gegrondheid van een aanvraag overeenkomstig de artikelen 6 en 7, wordt de betaling van de douaneschuld aangaande het bij artikel 2, lid 1, van de referentieverordening uitgebreide recht geschorst met betrekking tot de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen die door de onderzochte partij voor het vrije verkeer zijn aangegeven. Daarbij wordt rekening gehouden met een periode van niet minder dan zes maanden voorafgaande aan de ontvangst van de aanvraag, teneinde te kunnen vaststellen of op het eerste gezicht voldaan wordt aan de voorwaarden zoals vastgelegd in artikel 4, leden 1 en 2.

2.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten eisen voor de schorsing van de betaling van het uitgebreide recht een zekerheid tot waarborging van de betaling van het uitgebreide recht overeenkomstig titel III, hoofdstuk 2, van het douanewetboek van de Unie(2), ingeval de aanvraag nadien ingevolge artikel 4, lid 4, niet ontvankelijk wordt bevonden, ingevolge artikel 7, lid 5 wordt ingetrokken, of ingevolge artikel 7, lid 3 of lid 4, wordt afgewezen.

Artikel 6 Onderzoek van de aanvraag

Artikel 7 Beschikking

Artikel 8 Verplichtingen van vrijgestelde partijen

Artikel 9 Nieuw onderzoek

Artikel 10 Intrekking van een vrijstelling

Artikel 11 Hangende aanvragen

Artikel 12 Vrijgestelde partijen

Artikel 13 Procedurele bepalingen

Artikel 14 Aan toezicht op het eindgebruik onderworpen vrijstelling

Artikel 15 Bijzondere bepalingen voor partijen die de minimis-zendingen ontvangen

Artikel 16 Gegevensuitwisseling

Artikel 17 Bepaling inzake douanerechten

Artikel 18 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III