Home

Beschikking van de Raad van 16 februari 1998 waarbij het Koninkrijk der Nederlanden gemachtigd wordt tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 2 en artikel 28 bis, lid 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (98/161/EG)

Beschikking van de Raad van 16 februari 1998 waarbij het Koninkrijk der Nederlanden gemachtigd wordt tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 2 en artikel 28 bis, lid 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (98/161/EG)

1998D0161 — NL — 01.01.2004 — 002.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 16 februari 1998

waarbij het Koninkrijk der Nederlanden gemachtigd wordt tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 2 en artikel 28 bis, lid 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(98/161/EG)

(PB L 053, 24.2.1998, p.19)

Gewijzigd bij:

Publicatieblad

No

page

date

M1

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 29 juni 2000

L 172

24

12.7.2000

►M2

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 14 juni 2004

L 219

11

19.6.2004




▼B

BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 16 februari 1998

waarbij het Koninkrijk der Nederlanden gemachtigd wordt tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 2 en artikel 28 bis, lid 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(98/161/EG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), inzonderheid op artikel 27,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de Raad krachtens artikel 27, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG, op voorstel van de Commissie en met eenparigheid van stemmen, elke lidstaat kan machtigen bijzondere, van de bepalingen van die richtlijn afwijkende maatregelen te treffen teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen;

Overwegende dat het Koninkrijk der Nederlanden bij schrijven dat op 9 juni 1997 door de Commissie werd geregistreerd, heeft verzocht om een machtiging tot invoering van een maatregel die afwijkt van artikel 2 en artikel 28 bis, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 27, lid 3, van Richtlijn 77/388/EEG de andere lidstaten op 10 september 1997 in kennis werden gesteld van dit verzoek van het Koninkrijk der Nederlanden;

Overwegende dat deze bijzondere maatregel bestaat in, enerzijds, de vrijstelling voor de leveringen en intracommunautaire verwervingen van oude materialen en afvalstoffen — met uitzondering van non-ferrometalen — die worden verricht door belastingplichtigen met een omzet van minder dan 2,5 miljoen gulden, en, anderzijds, vrijstelling voor de leveringen en intracommunautaire verwervingen van non-ferrometalen;

Overwegende dat de belastingplichtigen wier handelingen binnen de werkingssfeer van de door deze bijzondere regeling vastgestelde vrijstellingen vallen, gemachtigd kunnen worden om deze handelingen niet aan de betrokken bijzondere regeling te onderwerpen, onder de door het Koninkrijk der Nederlanden vastgestelde voorwaarden;

Overwegende dat deze regeling een vereenvoudigingsmaatregel is die tevens de fraude bestrijdt, omdat hij het mogelijk maakt van het BTW-stelsel een categorie belastingplichtigen uit te sluiten waarvoor de inspanningen inzake controle en invordering niet in verhouding zouden staan tot de opbrengsten;

Overwegende dat deze bijzondere regeling bijgevolg voldoet aan de voorwaarden van artikel 27 van Richtlijn 77/388/EEG;

Overwegende dat de Commissie op 10 juli 1996 haar goedkeuring heeft gehecht aan een werkprogramma en een tijdschema voor de indiening van voorstellen, waarin zij voorziet in een geleidelijke en etappegewijze overgang naar een gemeenschappelijke BTW-stelsel voor de interne markt;

Overwegende dat de machtiging wordt verleend tot en met 31 december 1999, zodat op dat tijdstip de samenhang tussen deze afwijkende maatregel en de algehele benadering van het nieuwe gemeenschappelijke BTW-stelsel kan worden beoordeeld;

Overwegende dat deze afwijkende maatregel geen negatieve invloed zal hebben op de eigen middelen van de gemeenschappen uit de BTW,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:



Artikel 1

Het Koninkrijk der Nederlanden wordt gemachtigd om ►M2 tot de datum waarop een bijzondere BTW-regeling, houdende wijziging van Zesde Richtlijn 77/388/EEG, voor de afvalrecyclingbranche in werking treedt, doch uiterlijk tot en met 31 december 2005, voor de sector oude materialen en afvalstoffen een bijzondere belastingregeling toe te passen, die afwijkingen bevat op Richtlijn 77/388/EEG.

De in deze regeling vastgestelde afwijkingen worden nader omschreven in de artikelen 2, 3 en 4 van de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

In afwijking van artikel 2 van Richtlijn 77/388/EEG worden van BTW vrijgesteld:

—de leveringen van oude materialen en afvalstoffen door ondernemingen met een omzet van minder dan 2,5 miljoen gulden. Bij de toetsing aan deze omzetdrempel kan de omzet in non-ferrometalen buiten aanmerking worden gelaten;

—de leveringen van non-ferrometalen.

Artikel 3

In afwijking van artikel 28 bis, lid 1, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG worden van BTW vrijgesteld:

—de intracommunautaire verwervingen van oude materialen en afvalstoffen door ondernemingen met een omzet van minder dan 2,5 miljoen gulden. Bij de toetsing aan deze omzetdrempel kan de omzet in non-ferrometalen buiten aanmerking worden gelaten;

—de intracommunautaire verwervingen van non-ferrometalen.

Artikel 4

Belastingplichtigen wier handelingen binnen de werkingssfeer vallen van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde vrijstellingen, kunnen worden gemachtigd om zich voor deze leveringen en intracommunautaire verwervingen niet aan de in de onderhavige beschikking vastgestelde bijzondere regeling te onderwerpen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.



(1) PB L 145 van 13. 6. 1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/95/EG (PB L 338 van 28. 12. 1996, blz. 89).