Home

Beschikking van de Raad van 9 maart 1998 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot voortzetting van de toepassing van een maatregel die afwijkt van de artikelen 6 en 17 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (98/198/EG)

Beschikking van de Raad van 9 maart 1998 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot voortzetting van de toepassing van een maatregel die afwijkt van de artikelen 6 en 17 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (98/198/EG)

1998D0198 — NL — 16.12.2004 — 004.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 9 maart 1998

waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot voortzetting van de toepassing van een maatregel die afwijkt van de artikelen 6 en 17 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(98/198/EG)

(PB L 076, 13.3.1998, p.31)

Gewijzigd bij:




▼B

BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 9 maart 1998

waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot voortzetting van de toepassing van een maatregel die afwijkt van de artikelen 6 en 17 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(98/198/EG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), inzonderheid op artikel 27,

Gelet op de eerdere Beschikking 95/252/EG (2),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de Raad krachtens artikel 27, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG, op voorstel van de Commissie en met eenparigheid van stemmen, elke lidstaat kan machtigen bijzondere, van de bepalingen van die richtlijn afwijkende maatregelen te treffen teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk bij schrijven dat op 6 oktober 1997 bij de Commissie werd geregistreerd, heeft verzocht om de afwijking te mogen blijven toepassen die haar voordien werd toegestaan bij Beschikking 95/252/EG van de Raad van 29 juni 1995;

Overwegende dat de andere lidstaten op 23 oktober 1997 in kennis werden gesteld van dit verzoek van het Verenigd Koninkrijk;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk bij Beschikking 95/252/EG gemachtigd werd om tot en met 31 december 1997 een maatregel toe te passen die afwijkt van de artikelen 6 en 17 van Richtlijn 77/388/EEG;

Overwegende dat deze afwijkende maatregel ten doel heeft, enerzijds, 50 % van de BTW op het huren of leasen van een personenauto uit te sluiten van het recht op aftrek van de huurder of de lessee, wanneer de wagen voor privé-doeleinden wordt gebruikt, en, anderzijds, geen BTW te heffen op het gebruik van de betrokken wagen voor privé-doeleinden;

Overwegende dat deze beperking van het recht op aftrek ten doel heeft het particuliere gebruik van door belastingplichtigen gehuurde of geleaste wagens forfaitair te belasten;

Overwegende dat de maatregel, die leidt tot een verlichting van de administratieve lasten van de bedrijven, die geen boekhouding moeten voeren waaruit het aantal voor privé-doeleinden afgelegde kilometers kan worden opgemaakt, een reële vereenvoudiging van de belastingheffing vormt in de zin van artikel 27 van Richtlijn 77/388/EEG;

Overwegende dat de Commissie op 10 juli 1996 haar goedkeuring heeft gehecht aan een werkprogramma en een tijdschema voor de indiening van voorstellen, waarin zij voorziet in een geleidelijke en etappegewijze overgang naar een gemeenschappelijk BTW-stelsel voor de interne markt;

Overwegende dat de machtiging wordt verleend tot en met 31 december 1998, zodat op dat tijdstip de samenhang kan worden beoordeeld tussen deze afwijkende maatregel en de in het kader van dit programma gekozen communautaire benadering van de beperkingen van het recht op aftrek van BTW voor bepaalde uitgaven;

Overwegende dat deze afwijkende maatregel geen negatieve invloed zal hebben op de eigen middelen van de Europese Gemeenschappen uit de belasting over de toegevoegde waarde,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:



Artikel 1

In afwijking van artikel 17, leden 2 en 3, van Richtlijn 77/388/EEG wordt het Verenigd Koninkrijk gemachtigd 50 % van de belasting over de toegevoegde waarde op de uitgaven voor het huren of leasen van een personenauto uit te sluiten van het recht op aftrek van de huurder of de lessee, wanneer die auto voor privé-doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 2

In afwijking van artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG wordt het Verenigd Koninkrijk gemachtigd het gebruiken voor privé-doeleinden van een tot het bedrijf behorende wagen die door een belastingplichtige is gehuurd of geleast, niet gelijk te stellen met een dienst verricht onder bezwarende titel.

▼M4

Artikel 3

Deze machtiging verstrijkt op de datum van inwerkingtreding van communautaire regels waarin wordt vastgesteld welke uitgaven ter zake van gemotoriseerde wegvoertuigen niet in aanmerking komen voor een volledige aftrek van de BTW, doch uiterlijk op 31 december 2007.

▼B

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk.



(1) PB L 145 van 13. 6. 1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/95/EG (PB L 338 van 28. 12. 1996, blz. 89).

(2) PB L 159 van 11. 7. 1995, blz. 19.