Home

Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad

Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen(4) en de 22 bijzondere richtlijnen die tussen 1974 en 1989 zijn vastgesteld, voorzien met het oog op de goede werking van de interne markt in harmonisatie van de technische voorschriften op dit gebied.

  2. Teneinde de bescherming van het milieu te verbeteren, is het noodzakelijk de maatregelen die reeds zijn getroffen bij Richtlijn 77/537/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de maatregelen die moeten worden genomen tegen de verontreiniging door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen(5) (opaciteit van uitlaatgassen), aan te vullen met maatregelen die met name betrekking hebben op de fysisch-chemische uitstoot. Bij de onderhavige richtlijn worden, met verwijzing naar het bepaalde in Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines(6), de in opeenvolgende fasen toe te passen grenswaarden voor de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes vastgesteld alsook de testprocedure voor verbrandingsmotoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers. De naleving van de voorschriften van Richtlijn 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de uitstoot van gasvormige verontreinigingen door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen(7) kan gelijk worden gesteld met de naleving van de voorschriften van de onderhavige richtlijn.

  3. Ter vergemakkelijking van de toegang tot de markten van derde landen blijkt het noodzakelijk te erkennen dat de voorschriften van deze richtlijn voor de eerste fase gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van reglement nr. 96 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) betreffende de goedkeuring van voor montage in landbouw- of bosbouwtrekkers bestemde motoren met compressie-ontsteking met betrekking tot de verontreinigende emissies.

  4. Om een zo gunstig mogelijke uitwerking van deze bepalingen op het Europese milieu mogelijk te maken en terzelfder tijd de eenheid van de markt te waarborgen, is het noodzakelijk in verschillende fasen zeer strenge bindende normen in te voeren. Tot verdere verlaging van de grenswaarden en wijziging van de testprocedure kan alleen worden besloten op basis van studies en onderzoeken naar bestaande of haalbare technologische mogelijkheden en van een analyse van de kosteneffectiviteit daarvan, teneinde een productie op industriële schaal mogelijk te maken van landbouw- of bosbouwtrekkers die aan deze verscherpte grenswaarden kunnen voldoen.

  5. De vooruitgang van de techniek maakt een snelle aanpassing van de technische voorschriften in de bijlagen bij deze richtlijn noodzakelijk. De Commissie is gehouden de grenswaarden in deze richtlijn onverwijld aan te passen aan toekomstige veranderingen in Richtlijn 97/68/EG. Met uitzondering van de grenswaarden voor de verontreinigingen dient de Commissie met deze taak te worden belast ter vereenvoudiging en bespoediging van de procedure. Voor alle gevallen waarin het Europees Parlement en de Raad de Commissie bevoegdheden verlenen voor de uitvoering van de op het gebied van landbouw- of bosbouwtrekkers vastgestelde voorschriften, dient te worden voorzien in een procedure van voorafgaand overleg tussen de Commissie en de lidstaten in het kader van een comité.

  6. De bepalingen van de onderhavige richtlijn vormen een aanvulling op die van Richtlijn 77/537/EEG, waarnaar in bijlage II, punt 2.8.1, bij Richtlijn 74/150/EEG wordt verwezen. Richtlijn 74/150/EEG dient derhalve te worden gewijzigd, teneinde in bijlage II een nieuw punt 2.8.2 in te voegen om het in deze richtlijn behandelde onderwerp te bestrijken in combinatie met de verwijzing BR (bijzondere richtlijn).

  7. De beoogde vermindering van verontreinigende emissies door landbouw- of bosbouwtrekkers en de goede werking van de interne markt voor die motorvoertuigen kunnen niet op afdoende wijze door de onderscheidene lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen derhalve beter worden verwezenlijkt door onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door motorvoertuigen. De bepalingen van deze richtlijn gaan niet verder dan nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van het Verdrag,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

„landbouw- of bosbouwtrekker” (hierna „trekker” genoemd):
ieder voertuig zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 74/150/EEG;
„motor” :
iedere motor met inwendige verbranding bestemd voor het aandrijven van trekkers, zoals gedefinieerd in bijlage I;
„typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie als technische eenheid met betrekking tot de verontreinigende uitstoot” :
de handeling waarbij een lidstaat verklaart dat een type of een familie van voor trekkers bestemde motoren aan de technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;
„typegoedkeuring van een trekkertype met betrekking tot de verontreinigende uitstoot” :
de handeling waarbij een lidstaat verklaart dat een type trekker met een motor aan de technische voorschriften van deze richtlijn voldoet;
„motorfamilie” :
twee of meer motortypes waarbij op grond van hun ontwerp wordt verwacht dat zij vergelijkbare eigenschappen inzake verontreinigende uitstoot hebben;
„ruilmotor” :
een nieuw gebouwde motor die een motor in een machine vervangt en die alleen voor dit doel is geleverd.

Artikel 2 Typegoedkeuringsprocedure

De procedure voor de verlening van typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie met betrekking tot de verontreinigende uitstoot en voor de verlening van typegoedkeuring van een trekkertype met betrekking tot de verontreinigende uitstoot alsmede de voorwaarden voor het vrij in de handel brengen van deze motoren en trekkers zijn vastgesteld in Richtlijn 74/150/EEG.

Artikel 3 Verplichtingen

1.

Behoudens het bepaalde in artikel 5 moet ieder motortype of iedere motorfamilie voldoen aan de voorschriften van bijlage I.

2.

Ieder trekkertype moet voldoen aan de voorschriften van bijlage II. In dat verband worden typegoedkeuringen voor motortypes of -families die overeenkomstig bijlage I of het bepaalde in bijlage III zijn verleend, erkend.

3.

Een ruilmotor moet voldoen aan de grenswaarden waaraan de te vervangen motor moest voldoen toen deze in de handel werd gebracht.

De tekst „RUILMOTOR” wordt op een etiket op de motor aangebracht of in de handleiding opgenomen.

Artikel 3bis

In afwijking van artikel 3, leden 1 en 2, bepalen de lidstaten dat op verzoek van de trekkerfabrikant en mits de goedkeuringsinstantie daarvoor toestemming geeft, de motorfabrikant in de periode tussen twee opeenvolgende fasen van grenswaarden een beperkt aantal motoren of trekkers met motoren in de handel mag brengen die alleen aan de vorige fase van emissiegrenswaarden voldoen, op voorwaarde dat de in bijlage IV beschreven procedure in acht wordt genomen.

Artikel 4 Tijdschema

Artikel 5 Erkenning van gelijkwaardigheid en overeenstemming

Artikel 6 Verscherping van de grenswaarden voor de uitstoot

Artikel 7 Technische aanpassingen

Artikel 8 Wijziging van Richtlijn 74/150/EEG

Artikel 9 Omzetting in nationale wetgeving

Artikel 10 Inwerkingtreding

Artikel 11 Adressaten

LIJST VAN BIJLAGEN

BIJLAGE IVOORSCHRIFTEN VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN MOTORTYPE OF EEN MOTORFAMILIE VOOR TREKKERS ALS TECHNISCHE EENHEID MET BETREKKING TOT DE VERONTREINIGENDE UITSTOOT

Aanhangsel 1

Aanhangsel 2MODEL(Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm))

Aanhangsel 3Merktekens op de motor

Aanhangsel 4Nummeringssysteem

Aanhangsel 5EG-typegoedkeuringsmerk

BIJLAGE IIVOORSCHRIFTEN VOOR DE EG-TYPEGOEDKEURING VAN EEN TYPE TREKKER MET EEN MOTOR MET COMPRESSIEONTSTEKING MET BETREKKING TOT DE VERONTREINIGENDE UITSTOOT

Aanhangsel 1Inlichtingenformulierbetreffende de EG-typegoedkeuring van een type trekker met compressieontstekingsmotor met betrekking tot de verontreinigende uitstoot

Aanhangsel 2MODEL(Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm))

BIJLAGE III

BIJLAGE IV