Bij deze richtlijn worden controlevoorschriften en maatregelen ter bestrijding en uitroeiing van bluetongue vastgesteld.
Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue
Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire bepalingen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte(1), en met name op artikel 15, tweede streepje,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
Op grond van artikel 15 van Richtlijn 92/119/EEG dienen specifieke maatregelen te worden vastgesteld voor de bestrijding en uitroeiing van bluetongue.
De epidemiologische kenmerken van bluetongue zijn vergelijkbaar met die van paardenpest.
De Raad heeft Richtlijn 92/35/EEG van 29 april 1992 tot vaststelling van controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardenpest(2) goedgekeurd.
Voor de bestrijding van bluetongue moet derhalve in grote lijnen worden uitgegaan van de bij Richtlijn 92/35/EEG vastgestelde maatregelen ter bestrijding van paardenpest, waarin de nodige wijzigingen moeten worden aangebracht vanwege de kenmerken van het houden van voor bluetongue vatbare diersoorten.
Er dienen voorschriften te worden vastgesteld voor de verplaatsingen van vatbare soorten en van het sperma, de eicellen en de embryo's daarvan uit gebieden waarvoor naar aanleiding van het uitbreken van de ziekte beperkingen gelden.
De bepalingen van artikel 3 van Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied(3) zijn van toepassing in geval van uitbraak van bluetongue.
Er dient een procedure te worden vastgesteld om een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie tot stand te brengen,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
- a) „bedrijf” :
- landbouwbedrijf of ander bedrijf waar permanent of tijdelijk dieren van voor bluetongue vatbare soorten worden gefokt of gehouden;
- b) „vatbare soort” :
- alle soorten herkauwers;
- c) „dier(en)” :
- dier(en) van een vatbare soort, met uitzondering van wilde dieren waarvoor specifieke bepalingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 20, lid 2;
- d) „eigenaar of houder” :
- de natuurlijke of rechtspersoon (rechtspersonen) die eigenaar is (zijn) van de dieren of die de dieren al dan niet tegen betaling verzorgt (verzorgen);
- e) „vector” :
- insecten van de soort „culicoïde imicola” of van andere culicoïde geslachten die bluetongue kunnen overdragen en die volgens de procedure van artikel 20, lid 2, na advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité worden geïdentificeerd;
- f) „vermoeden” :
- het zich voordoen van een klinisch verschijnsel dat op bluetongue kan wijzen bij een vatbare diersoort in combinatie met de epidemiologische gegevens op grond waarvan die diagnose redelijkerwijze gesteld kan worden;
- g) „bevestiging” :
- mededeling door de bevoegde autoriteit, op basis van de resultaten van laboratoriumonderzoek, dat binnen een bepaald gebied het bluetongue-virus verspreid is; in geval van een epidemie kan de bevoegde autoriteit de aanwezigheid van de ziekte echter ook op grond van klinisch en/of epidemiologisch onderzoek bevestigen;
- h) „bevoegde autoriteit” :
- de voor het verrichten van veterinaire controles bevoegde centrale autoriteit van een lidstaat of de veterinaire autoriteit waaraan zij deze bevoegdheid heeft overgedragen;
- i) „officiële dierenarts” :
- de door de bevoegde autoriteit aangewezen dierenarts.
Artikel 3
De lidstaten zien erop toe dat, wanneer vermoed of bevestigd wordt dat het bluetonguevirus verspreid is, dit verplicht onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit wordt gemeld.
Artikel 4
De lidstaten zien erop toe dat de officiële dierenarts, wanneer er zich in een bedrijf dat gelegen is in een gebied waarvoor geen beperkingen in de zin van deze richtlijn gelden, één of meer van bluetongue verdachte dieren bevinden, er onverwijld voor zorgt dat een officieel onderzoek wordt ingesteld om na te gaan of deze ziekte al dan niet aanwezig is.
Zodra melding is gedaan van het vermoeden dat de ziekte zich voordoet, neemt de officiële dierenarts de volgende maatregelen:
-
hij laat het (de) van besmetting verdachte bedrijf (bedrijven) onder officieel toezicht plaatsen;
-
hij laat:
-
een telling uitvoeren van de dieren, waarbij voor elke soort wordt gepreciseerd hoeveel dieren reeds gestorven, besmet of vermoedelijk besmet zijn, en laat deze telling bijwerken teneinde rekening te houden met het aantal dieren dat in de periode waarop het vermoeden betrekking heeft, is geboren of gestorven; de uitkomsten van de telling moeten desgevraagd worden overgelegd en kunnen bij elk bezoek worden gecontroleerd;
-
een lijst opmaken van de plaatsen waar de vector gemakkelijk kan overleven of verblijven en met name van de plaatsen waar de vector zich gemakkelijk voortplant;
-
een epidemiologisch onderzoek verrichten overeenkomstig artikel 7;
-
-
hij bezoekt regelmatig het (de) bedrijf (bedrijven) en bij die gelegenheid verricht hij een grondig klinisch onderzoek of een autopsie van de van besmetting verdachte of dode dieren en bevestigt hij de ziekte zo nodig met behulp van laboratoriumonderzoek;
-
hij ziet erop toe dat:
-
al het verkeer van dieren van of naar het (de) bedrijf (bedrijven) wordt verboden;
-
de dieren, wanneer de vectoren actief zijn, afgezonderd worden, indien hij van oordeel is dat de daarvoor noodzakelijke middelen beschikbaar zijn;
-
de dieren, de gebouwen waarin zij zijn ondergebracht en de omgeving daarvan (met name de plaatsen waar culicoïdepopulaties gedijen) regelmatig met toegestane insecticiden worden behandeld. De frequentie van die behandelingen wordt door de bevoegde instantie vastgesteld met inachtneming van de remanentie van het gebruikte insecticide en van de weersomstandigheden, om aanvallen van de vectoren zoveel mogelijk te voorkomen;
-
kadavers van op het bedrijf gestorven dieren worden gedestrueerd, verwijderd, verbrand of begraven overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 90/667/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de verwijdering en verwerking van dierlijke afvallen, voor het in de handel brengen van dierlijke afvallen en ter voorkoming van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong (vissen daaronder begrepen) en tot wijziging van Richtlijn 90/425/EEG(4).
-
Totdat de in lid 2 bedoelde maatregelen zijn vastgesteld, neemt de eigenaar of houder van dieren waarbij de aanwezigheid van de ziekte wordt vermoed, alle conservatoire maatregelen om aan het bepaalde in lid 2, onder d), i) en ii), te voldoen.
De bevoegde autoriteit kan alle in lid 2 genoemde maatregelen ook doen gelden voor andere bedrijven, wanneer in verband met hun ligging, geografische situatie of contacten met het bedrijf waar de ziekte vermoedelijk aanwezig is, kan worden verondersteld dat zij mogelijk zijn besmet.
Naast de bepalingen van lid 2 kunnen volgens de procedure van artikel 20, lid 2, specifieke bepalingen worden vastgesteld voor natuurreservaten waarin dieren in vrijheid leven.
De in dit artikel bedoelde maatregelen worden door de officiële dierenarts pas ingetrokken wanneer de bevoegde autoriteit bevestigt dat het vermoeden van bluetongue niet langer bestaat.