Voor de doeleinden van de onderhavige richtlijn wordt verstaan onder:
- 2.geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik
-
-
Elke enkelvoudige of samengestelde substantie, aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij dieren; of
-
Elke enkelvoudige of samengestelde substantie, die bij dieren kan worden gebruikt of aan dieren kan worden toegediend hetzij om fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen, door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen, hetzij om een medische diagnose te stellen;
-
- 4.substantie
-
elke stof, ongeacht haar oorsprong, zijnde:
-
menselijke oorsprong, zoals:
menselijk bloed en daarvan afgeleide producten;
-
dierlijke oorsprong, zoals:
micro-organismen, gehele dieren, delen van organen, afscheidingsproducten van dieren, toxinen, door extractie verkregen substanties, van bloed afgeleide producten;
-
plantaardige oorsprong, zoals:
micro-organismen, planten, delen van planten, plantaardige afscheidingsproducten, door extractie verkregen substanties,
-
chemische oorsprong, zoals:
elementen, natuurlijke chemische stoffen en chemische producten verkregen door omzetting of synthese;
-
- 5.voormengsel voor diervoeders met medicinale werking
- elk geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik dat van tevoren is bereid om later verwerkt te worden in diervoeders met medicinale werking;
- 6.diervoeders met medicinale werking
- elk mengsel van geneesmiddel(en) voor diergeneeskundig gebruik en diervoeder(s) dat vóór het in de handel brengen is bereid en is bestemd om als zodanig vanwege de therapeutische, profylactische of andere in punt 2 bedoelde eigenschappen van het geneesmiddel aan dieren te worden toegediend;
- 7.immunologisch geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik
- een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik dat aan dieren wordt toegediend om actieve of passieve immuniteit tot stand te brengen of de mate van immuniteit te bepalen;
- 8.Homeopathisch geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik
-
elk geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik dat volgens een in de Europese Farmacopee of, bij ontstentenis daarvan, in de thans in de lidstaten officieel gebruikte farmacopees beschreven homeopathisch fabricageprocédé wordt verkregen uit homeopathische grondstoffen genoemde substanties. Een homeopathisch geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik kan verscheidene werkzame bestanddelen bevatten;
- 9.Wachttijd
- Tijd die moet verstrijken tussen enerzijds de laatste toediening van het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik aan het dier onder de normale gebruiksvoorwaarden en overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, en anderzijds de productie van levensmiddelen die van dit dier afkomstig zijn, teneinde de volksgezondheid te beschermen door te waarborgen dat deze levensmiddelen geen residuen bevatten in grotere hoeveelheden dan de uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2377/90 vastgestelde maxima voor residuen van werkzame stoffen;
- 10.Bijwerking
- Een reactie op een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik die schadelijk en ongewild is en die optreedt bij doses die normaal bij dieren voor de profylaxe, diagnose of behandeling van een ziekte of voor het herstellen, verbeteren of wijzigen van een fysiologische functie worden gebruikt;
- 11.bijwerking bij de mens
- een reactie die schadelijk en onbedoeld is en die na de blootstelling aan een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik bij een mens optreedt;
- 12.ernstige bijwerking
- een bijwerking die tot de dood leidt, levensgevaar oplevert, een significante handicap of lichamelijke ongeschiktheid veroorzaakt, een aangeboren afwijking/geboorteafwijking is of tot blijvende of langdurige verschijnselen bij de behandelde dieren leidt;
- 13.onverwachte bijwerking
- een bijwerking waarvan de aard, de ernst of het gevolg niet met de samenvatting van de kenmerken van het product verenigbaar is;
- 14.periodiek veiligheidsverslag
- het periodieke verslag met de in artikel 75 vermelde gegevens;
- 15.veiligheidsonderzoek na toelating
- een farmaco-epidemiologisch onderzoek of een klinische proef die overeenkomstig de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen wordt uitgevoerd teneinde een gevaar voor de veiligheid in verband met een toegelaten geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik te specificeren of te onderzoeken;
- 16.afwijkend gebruik
- het gebruik van een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik dat niet met de samenvatting van de kenmerken van het product in overeenstemming is, met inbegrip van een verkeerd gebruik of ernstig misbruik van het product;
- 17.groothandel in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
-
elke werkzaamheid die de aankoop, verkoop, invoer, uitvoer of een andere handelstransactie van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik omvat, al dan niet met een winstoogmerk, met uitzondering van:
-
de levering door een fabrikant van door hem zelf vervaardigde geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,
-
de kleinhandel in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik door personen die overeenkomstig artikel 66 daartoe zijn gemachtigd;
-
- 17 bis.Vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen
- De als plaatselijke vertegenwoordiger bekendstaande persoon die door de houder van de vergunning voor het in de handel brengen is aangewezen om hem in de desbetreffende lidstaat te vertegenwoordigen;
- 18.Bureau
- Het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 726/2004(10);
- 19.Risico's verbonden aan het gebruik van het geneesmiddel
-
-
elk risico voor de gezondheid van dieren of mensen dat verband houdt met de kwaliteit, veiligheid en de werkzaamheid van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik;
-
elk risico van ongewenste effecten op het milieu;
-
- 20.Risico/batenverhouding
- Een beoordeling van de positieve therapeutische effecten van het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik in verhouding tot het hierboven omschreven risico van ongewenste effecten;
- 21.Voorschrift van een dierenarts
- Elk voorschrift voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik dat wordt uitgegeven door een daartoe door de nationale wetgeving gerechtigd beoefenaar;
- 22.Naam van het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik
- De naam, die een fantasienaam kan zijn die geen verwarring doet ontstaan met de algemene benaming, dan wel een algemene of wetenschappelijke benaming vergezeld van een merk of van de naam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen;
- 23.Algemene benaming
- De door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen algemene internationale benaming of, bij ontstentenis daarvan, de gangbare algemene benaming;
- 24.Concentratie van het geneesmiddel
- Het gehalte aan werkzame stoffen, uitgedrukt in hoeveelheid per doserings-, volume- of gewichtseenheid, naar gelang van de presentatie;
- 25.Primaire verpakking
- De recipiënt of enige andere verpakkingsvorm die rechtstreeks met het geneesmiddel in aanraking komt;
- 26.Buitenverpakking
- De verpakking waarin de primaire verpakking wordt geplaatst;
- 27.Etikettering
- De vermeldingen op de buitenverpakking of op de primaire verpakking;
- 28.Bijsluiter
- Het informatieblad ten behoeve van de gebruiker, dat het geneesmiddel vergezelt.