Home

Verordening (EG) nr. 685/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de verdeling tussen de lidstaten van de vergunningen die zijn ontvangen krachtens de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Bulgarije, tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije en tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer

Verordening (EG) nr. 685/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de verdeling tussen de lidstaten van de vergunningen die zijn ontvangen krachtens de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Bulgarije, tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije en tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer

2001R0685 — NL — 01.06.2002 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Gewijzigd bij:




▼B

▼M1

VERORDENING (EG) Nr. 685/2001 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 4 april 2001

betreffende de verdeling tussen de lidstaten van de vergunningen die zijn ontvangen krachtens de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Bulgarije, tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije en tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer

▼B



HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 71,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Besluiten 2001/265/EG (4) en 2001/266/EG (5) van de Raad van 19 maart 2001 heeft de Europese Gemeenschap overeenkomsten gesloten met de Republiek Bulgarije en de Republiek Hongarije houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer.

(2)

Op grond van deze overeenkomsten zal de Gemeenschap transitovergunningen voor het wegvervoer ontvangen van Bulgarije en Hongarije.

(3)

Er moeten regels komen voor de verdeling en het beheer van de vergunningen, die ter beschikking van de Gemeenschap worden gesteld.

(4)

Deze vergunningen moeten om praktische redenen en met het oog op een doelmatig beheer door de Commissie ter beschikking van de lidstaten worden gesteld.

(5)

Te dien einde moet er een toekenningsmethode worden vastgesteld. De lidstaten moeten vervolgens de aan hen toegekende aantallen vergunningen volgens objectieve criteria onder ondernemingen verdelen.

(6)

Met het oog op een optimale benutting van de vergunningen moeten alle niet toegekende vergunningen aan de Commissie worden terugbezorgd om opnieuw te worden verdeeld.

(7)

De toekenning van de vergunningen dient te geschieden volgens criteria die ten volle rekening houden met de bestaande vervoersstromen over land tussen Griekenland en de andere lidstaten,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



▼M1

Artikel 1

Deze verordening bevat de regels voor de verdeling tussen de lidstaten van de vergunningen waarover de Gemeenschap kan beschikken krachtens artikel 6, lid 2, van de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Bulgarije, tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije en tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer (hierna „de overeenkomsten” genoemd).

▼B

Artikel 2

1. De Commissie kent vergunningen toe overeenkomstig de leden 2, 3 en 4.

2. De vergunningen worden tussen de lidstaten verdeeld overeenkomstig de bijlage. Aan de hand van de opgedane ervaring, met name wat de ontwikkeling van het verkeer betreft, dient de Commissie, in voorkomend geval, en ten vroegste drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening, bij de Raad een voorstel in voor een besluit inzake wijziging van de verdeling van de vergunningen tussen de lidstaten.

3. De vergunningen voor elk jaar worden vóór 15 oktober van het daaraan voorafgaande jaar verdeeld.

4. Het voor het eerste jaar van uitvoering van beide overeenkomsten toegekende aantal vergunningen wordt pro rata aangepast, indien de overeenkomst na 1 januari van dat jaar in werking treedt.

Artikel 3

De lidstaten verdelen de vergunningen over de op hun grondgebied gevestigde ondernemingen volgens objectieve en niet discriminerende criteria.

Artikel 4

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten sturen vóór 15 september van ieder jaar aan de Commissie de vergunningen terug die volgens de beschikbare gegevens en ramingen waarschijnlijk niet voor het eind van dat jaar gebruikt zullen worden. De teruggestuurde vergunningen worden volgens de verdeelsleutel van de bijlage en naar gelang van verzoeken van de lidstaten om extra vergunningen, door de Commissie verdeeld.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE

▼M1



Lidstaat

Vergunningen voor gebruik in:

Bulgarije

Hongarije

Roemenië

België

103

103

104

Denemarken

110

110

111

Duitsland

134

133

137

Griekenland

11 468

10 974

12 457

Spanje

100

100

100

Frankrijk

102

102

102

Ierland

100

100

100

Italië

102

102

102

Luxemburg

100

100

100

Nederland

150

147

154

Oostenrijk

119

118

120

Portugal

100

100

100

Finland

102

102

102

Zweden

107

106

107

Verenigd Koninkrijk

103

103

104

Totaal

13 000

12 500

14 000



(1) PB C 89 E van 28.3.2000, blz. 33.

(2) PB C 168 van 16.6.2000, blz. 13.

(3) Advies van het Europees Parlement van 25 oktober 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en van het besluit van de Raad van 19 maart 2001.

(4) Zie bladzijde 4 van dit Publicatieblad.

(5) Zie bladzijde 27 van dit Publicatieblad.