Home

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Toepassingsgebied

1.

Bij deze verordening worden de bepalingen vastgesteld voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan.

2.

Deze verordening is niet van toepassing op

  1. cosmetische producten, geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, of op uitgangsmateriaal of tussenproducten daarvan;

  2. producten die niet bestemd zijn om te worden gebruikt in levensmiddelen, diervoeders of meststoffen, of op uitgangsmateriaal of tussenproducten daarvan;

  3. producten van dierlijke oorsprong die bestemd zijn voor tentoonstellingen, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, bijzondere studies of analyses, voorzover zij niet uiteindelijk geconsumeerd of gebruikt kunnen worden door mensen of andere dieren dan die welke voor die onderzoeksprojecten gehouden worden;

  4. levende dieren die gebruikt worden of bestemd zijn voor onderzoek.

Artikel 2 Scheiding van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong

Ter voorkoming van kruisbesmetting of van substitutie van levende dieren of producten van dierlijke oorsprong, in de zin van artikel 1, lid 1, door producten van dierlijke oorsprong in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), b) en c), of door levende dieren in de zin van artikel 1, lid 2, onder d), worden zij te allen tijde van elkaar gescheiden gehouden, tenzij de levende dieren of producten van dierlijke oorsprong — wat TSE betreft — worden geproduceerd onder tenminste dezelfde voorwaarden inzake gezondheidsbescherming.

De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden volgens de procedure van artikel 24, lid 2, vastgesteld.

Artikel 3 Definities

1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  1. TSE: alle overdraagbare spongiforme encefalopathieën, behalve die welke bij mensen voorkomen;

  2. in de handel brengen: elke handeling die ten doel heeft levende dieren of producten van dierlijke oorsprong die onder deze verordening vallen, over te dragen aan een derde in de Gemeenschap met het oog op de verkoop, of enige andere vorm van overdracht aan een derde in de Gemeenschap, al dan niet tegen betaling, en van opslag met het oog op levering aan een derde in de Gemeenschap;

  3. product van dierlijke oorsprong: product hetwelk of afgeleid is van een product dat zelf afgeleid is van een dier dat onder Richtlijn 89/662/EEG(1) of Richtlijn 90/425/EEG(2) valt, of hetwelk een dergelijk afgeleid product bevat;

  4. uitgangsmateriaal: grondstoffen of andere producten van dierlijke oorsprong waaruit of waarmee de in artikel 1, lid 2, onder a) en b), bedoelde producten worden vervaardigd;

  5. bevoegde autoriteit: de centrale autoriteit van een lidstaat die toeziet op de naleving van deze verordening of een autoriteit waaraan de centrale autoriteit die taak, met name met betrekking tot de controle op diervoeders, heeft gedelegeerd; dit begrip omvat in voorkomend geval de overeenstemmende autoriteit van een derde land;

  6. categorie: een van de in bijlage II, hoofdstuk C, vervatte indelingscategorieën;

  7. gespecificeerd risicomateriaal: de in bijlage V gespecificeerde weefsels; tenzij anders is vermeld, vallen producten die deze weefsels bevatten of ervan zijn afgeleid hier niet onder;

  8. van besmetting met een TSE verdacht dier: levend, geslacht of gestorven dier dat zenuw- of gedragsstoornissen of een wegens aantasting van het centrale zenuwstelsel geleidelijk verslechterende algemene conditie vertoont dan wel heeft vertoond, en waarvoor geen andere diagnose kan worden gesteld op grond van de gegevens die zijn verkregen uit klinisch onderzoek, de reactie op een behandeling, onderzoek post mortem, of een laboratoriumanalyse ante of post mortem. Runderen die positief gereageerd hebben op een snelle specifieke BSE-test (boviene spongiforme encefalopathie) worden als BSE-verdacht aangemerkt;

  9. bedrijf: plaats waar onder deze verordening vallende dieren ondergebracht, gehouden, gefokt, behandeld of aan het publiek getoond worden;

  10. bemonstering: het nemen van monsters (waarbij wordt toegezien op een statistisch correcte vertegenwoordiging) van dieren of hun omgeving, of van producten van dierlijke oorsprong, teneinde een ziekte te diagnostiseren, verwantschap te traceren, de gezondheid te bewaken of toe te zien op de afwezigheid van microbiële agentia of bepaalde stoffen in producten van dierlijke oorsprong;

  11. meststof: stof die producten van dierlijke oorsprong bevat en op het land gebruikt wordt om de vegetatiegroei te bevorderen; de stof kan spijsverteringsresiduen van biogasproductie of compostering bevatten;

  12. snelle tests: de in bijlage X vermelde screeningsmethoden, waarvan de resultaten binnen 24 uur bekend zijn;

  13. alternatieve test: de in artikel 8, lid 2, bedoelde tests die gebruikt worden als alternatief voor het uit de handel nemen van gespecificeerd risicomateriaal;

  14. separatorvlees: het product dat wordt verkregen door vlees dat na het uitbenen nog aan de beenderen vastzit daarvan mechanisch te scheiden, waardoor de spierweefselstructuur verloren gaat of verandert;

  15. passief toezicht: het melden van alle dieren die worden verdacht van mogelijke besmetting met TSE en, waar TSE niet kan worden uitgesloten op basis van klinisch onderzoek, het testen van deze dieren;

  16. actief toezicht: het testen van dieren die niet gemeld zijn als verdacht van mogelijke besmetting met TSE, zoals noodgeslachte dieren, dieren met symptomen bij de ante-morteminspectie, gestorven dieren, gezond geslachte dieren en in verband met een TSE-geval geruimde dieren, teneinde de ontwikkeling en de prevalentie van TSE in een land of een gebied van dat land vast te stellen.

2.

De specifieke definities van bijlage I zijn eveneens van toepassing.

3.

Voor begrippen uit deze verordening die niet zijn gedefinieerd in lid 1 of in bijlage I, gelden de definities van Verordening (EG) nr. 1760/2000(3) en de definities die vastgesteld zijn in of op grond van de Richtlijnen 64/432/EEG(4), 89/662/EEG, 90/425/EEG en 91/68/EEG(5), in zoverre in deze tekst daarnaar verwezen wordt.

Artikel 4 Vrijwaringsmaatregelen

1.

Voor de uitvoering van de vrijwaringsmaatregelen zijn de beginselen en definities van artikel 9 van Richtlijn 89/662/EEG, artikel 10 van Richtlijn 90/425/EEG, artikel 18 van Richtlijn 91/496/EEG(6) en artikel 22 van Richtlijn 97/78/EG(7) van toepassing.

2.

De vrijwaringsmaatregelen worden volgens de procedure van artikel 24, lid 2, vastgesteld en zij worden tegelijkertijd met de motivering aan het Europees Parlement meegedeeld.

HOOFDSTUK II BEPALING VAN DE BSE-STATUS

Artikel 5 Indeling

HOOFDSTUK III PREVENTIE VAN TSE'S

Artikel 6 Systeem van toezicht

Artikel 6 bis Fokprogramma's

Artikel 7 Verbodsbepalingen in verband met diervoeding

Artikel 8 Gespecificeerd risicomateriaal

Artikel 9 Producten van dierlijke oorsprong die van materiaal van herkauwers zijn afgeleid of dergelijk materiaal bevatten

Artikel 10 Scholingsprogramma's

HOOFDSTUK IV BESTRIJDING EN UITROEIING VAN TSE'S

Artikel 11 Melding

Artikel 12 Maatregelen met betrekking tot verdachte dieren

Artikel 13 Te nemen maatregelen zodra aanwezigheid van een TSE is vastgesteld

Artikel 14 Noodplan

HOOFDSTUK V IN DE HANDEL BRENGEN EN UITVOER

Artikel 15 Levende dieren en sperma, embryo's en eicellen van die dieren

Artikel 16 In de handel brengen van producten van dierlijke oorsprong

Artikel 17

Artikel 18

HOOFDSTUK VI REFERENTIELABORATORIA, BEMONSTERING, TESTMETHODEN EN CONTROLES

Artikel 20 Bemonstering en laboratoriumtechnieken

HOOFDSTUK VII OVERGANGSBEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 22 Overgangsbepalingen betreffende gespecificeerd risicomateriaal

Artikel 23 Wijziging van de bijlagen; overgangsmaatregelen

Artikel 23 bis

Artikel 24 Comités

Artikel 24 bis

Artikel 25 Raadpleging van de wetenschappelijke comités

Artikel 26 Inwerkingtreding

BIJLAGE ISPECIFIEKE DEFINITIES

BIJLAGE II

BIJLAGE IIISYSTEEM VAN TOEZICHT

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VIPRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG DIE VAN MATERIAAL VAN HERKAUWERS ZIJN AFGELEID OF DIE MATERIAAL VAN HERKAUWERS BEVATTEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 9, LID 1,

BIJLAGE VII

BIJLAGE VIIIIN DE HANDEL BRENGEN EN UITVOER

BIJLAGE IX

BIJLAGE XREFERENTIELABORATORIA, BEMONSTERING EN LABORATORIUMANALYSEMETHODEN