Deze verordening stelt de procedures vast voor de uitvoering van communautaire maatregelen ter bestrijding van antipersoneelmijnen in het kader van het communautaire beleid voor ontwikkelingssamenwerking, en bevordert tegelijk een consequente, logisch samenhangende, humanitaire mijnbestrijdingsstrategie als respons op het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens (hierna „het Verdrag van Ottawa” te noemen).
Verordening (EG) nr. 1724/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen in ontwikkelingslanden
Verordening (EG) nr. 1724/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen in ontwikkelingslanden
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 179, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),
Overwegende hetgeen volgt:
De Gemeenschap maakt zich bezorgd over de aanwezigheid van antipersoneelmijnen en andere ongeëxplodeerde oorlogsmunitie in de gebieden waar burgergemeenschappen zijn gevestigd, die trachten zich van gewapende conflicten te herstellen.
Antipersoneelmijnen veroorzaken leed en maken slachtoffers, in het bijzonder in de armste delen van de wereld, en zijn een ernstige belemmering voor de economische ontwikkeling, de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, alsmede voor humanitaire hulpacties, wederopbouw- en reparatiewerkzaamheden en het herstel van normale sociale omstandigheden.
De Gemeenschap is vastbesloten ten volle bij te dragen tot de totale uitbanning van antipersoneelmijnen overal ter wereld in de komende jaren.
De Gemeenschap en haar lidstaten hebben de grootste bijdrage geleverd tot het ruimere internationale streven om de tragedie van de antipersoneelmijnen te ondervangen.
De actie voor de algehele vernietiging van antipersoneelmijnen bevindt zich nog in een vroeg stadium en daarom moet de Gemeenschap op dit gebied vastberaden een leidersrol blijven spelen, totdat dit doel volledig bereikt is.
De onderhavige verordening is een rechtstreekse respons op het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens (Verdrag van Ottawa).
De financiële hulp dient derhalve bij voorrang ten goede te komen aan ontwikkelingslanden die zich inzetten voor de bestrijding van antipersoneelmijnen en die partij zijn bij het Verdrag van Ottawa.
De mijnbestrijding van de Gemeenschap is dikwijls een wezenlijk onderdeel van humanitaire hulp-, herstel-, wederopbouw- of ontwikkelingsactiviteiten, en is tegelijk een onderscheiden, gespecialiseerde activiteit, die voldoet aan duidelijk omlijnde prioriteiten, operationele behoeften en politieke vereisten.
Nieuwe en reeds bestaande acties, zowel als onderdeel van dergelijke activiteiten als in het geval van kaderprogramma's voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van mijnbestrijdingstechnologie, zullen ook in de toekomst uit speciaal daarvoor geldende begrotingslijnen worden gefinancierd, welke zo nodig krachtens deze verordening zullen worden gesteund, aangevuld en gecoördineerd.
Om de Gemeenschap in staat te stellen daadwerkelijk tot de preventieve landmijnbestrijding bij te dragen, moet het mogelijk zijn maatregelen te nemen ter vernietiging van de voorraden van antipersoneelmijnen, samen met maatregelen ter vernietiging van antipersoneelmijnen in de bodem.
Er dient meer wetenschappelijk onderzoek te worden verricht om technologieën te ontwikkelen voor het opsporen van mijnen en nauwkeuriger identificatie van door mijnen geteisterde gebieden.
De Gemeenschap moet zich ervan kunnen verzekeren dat de door haar gefinancierde mijnopruimingsacties doeltreffend zijn. Daartoe moet zij zich bedienen van de meest geschikte technische middelen, waaronder zonodig ook militaire technologie.
Met deze verordening wordt de grondslag gelegd voor een samenhangende, efficiënte aanpak van de communautaire mijnbestrijding in ontwikkelingslanden, via de bevordering van een op integratie gerichte strategie, in nauwe coördinatie tussen de Commissie, de lidstaten en de internationale gemeenschap in alle stadia van de mijnbestrijdingsacties.
Een dergelijke benadering mag niet beletten dat de Gemeenschap reageert op humanitaire noodsituaties, ongeacht waar die zich voordoen.
Er moet voor worden gezorgd dat deze acties sporen met het buitenlands beleid van de Europese Unie in zijn geheel bezien, en dus ook met het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid.
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vastlegging van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(3).
Doordat het zo levensbedreigend en veelomvattend is, vereist het antipersoneelmijnprobleem efficiënte, flexibele en, waar nodig, snelle besluitvormingsprocedures voor de financiering van communautaire acties.
Bij deze verordening worden voor de gehele looptijd ervan financiële middelen vastgesteld die voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt zijn in de zin van punt 33 van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(4).
De Gemeenschap moet ervoor zorgen dat de financiële bijstand zo transparant mogelijk wordt verleend en dat de besteding van de kredieten strikt wordt gecontroleerd.
Zowel de bescherming van financiële belangen van de Gemeenschap als de bestrijding van fraude en andere onregelmatigheden, is een wezenlijk onderdeel van de onderhavige verordening,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in deze verordening bedoelde maatregelen worden uitgevoerd op het grondgebied van ontwikkelingslanden of houden rechtstreeks verband met situaties die zich in ontwikkelingslanden voordoen, in het bijzonder in de meest kwetsbare daarvan en in landen die zich herstellen van conflicten.
Mijnbestrijding dient te worden opgenomen in alle landenstrategieën voor ontwikkelingslanden die van de gevolgen van antipersoneelmijnen te lijden hebben.
Artikel 2
De communautaire maatregelen die overeenkomstig deze verordening worden genomen, strekken ertoe de landen die van de gevolgen van antipersoneelmijnen te lijden hebben, bij te staan bij het creëren van de omstandigheden die noodzakelijk zijn voor hun economische en sociale ontwikkeling, door:
-
steun te verlenen aan het uitstippelen, controleren en uitvoeren van een mijnopruimingsstrategie voor civiele doeleinden;
-
staten met een antipersoneelmijnprobleem te helpen bij de uitvoering van het Verdrag van Ottawa;
-
binnen de door mijnen geteisterde landen internationale structuren en plaatselijke capaciteit te creëren en in stand te houden om de mijnbestrijdingsacties zo doeltreffend mogelijk te voeren;
-
op humanitaire noodsituaties te reageren, ongevallen te voorkomen en bij de revalidatie van mijnslachtoffers te helpen;
-
in de betrokken landen zelf doelgerichte mijnbestrijdingsoutillage en -technieken uit te testen en de operationele inbedrijfstelling daarvan te steunen.
-
de coördinatie met de eindgebruikers van de mijnbestrijdingsoutillage in de vroege onderzoeksstadia te bevorderen en het gebruik van deze technologie in de armste landen met een mijnenprobleem te steunen;
-
mijnopruimingsacties te bevorderen die verenigbaar zijn met het plaatselijke milieu en met een duurzame ontwikkeling van het door mijnen geteisterde gebied;
-
coördinatie tussen de internationale mijnbestrijdingsinstanties te steunen.
De krachtens deze verordening gefinancierde maatregelen kunnen alle activiteiten in verband met mijnbestrijding omvatten ter ondersteuning van doelstellingen die noodzakelijk zijn voor de economische en sociale ontwikkeling, waaronder:
-
bewustmaking van mijnengevaar;
-
opleiding van gespecialiseerd personeel;
-
kartering en markering van verdachte gebieden;
-
opsporing en identificatie van antipersoneelmijnen;
-
mijnopruiming (volgens humanitaire normen) en vernietiging van antipersoneelmijnen in de bodem en, in samenhang daarmee, vernietiging van voorraden van antipersoneelmijnen;
-
bijstand aan mijnslachtoffers, revalidatie en sociale en economische wederopneming in de maatschappij;
-
informatiebeheer, ook met geografische informatiesystemen;
-
andere activiteiten die bijdragen tot de vermindering van het effect van antipersoneelmijnen in menselijk, economisch en milieuopzicht.
In het kader van lid 2 zal voorrang worden gegeven aan maatregelen in de landen met de ernstigste mijnproblemen, waar antipersoneelmijnen of, in samenhang daarmee, andere ongeëxplodeerde oorlogsmunitie veel civiele slachtoffers veroorzaken en/of waar de aanwezigheid of vermoede aanwezigheid van dergelijk oorlogstuig een zeer groot beletsel is voor het herstel van de economische en sociale bedrijvigheid of voor de ontwikkeling, hetgeen dus een specifieke inzet op lange termijn vereist, die niet door humanitaire noodhulp of wederopbouwhulp kan worden verschaft.
Om voor samenhang, complementariteit en een onderling versterkende wisselwerking binnen regionale samenwerkingsprogramma's te zorgen en tegen de achtergrond van humanitaire hulp-, herstel-, wederopbouw- en ontwikkelingsactiviteiten, zullen mijnbestrijdingsacties die in het kader van deze programma's of activiteiten kunnen worden gefinancierd ook in de toekomst worden gefinancierd uit de begrotingslijn waaruit de middelen voor de hoofdactie afkomstig zijn. Waar nodig zullen deze activiteiten worden aangevuld of gesteund met krachtens deze verordening gefinancierde mijnbestrijdingsacties.
Artikel 3
De krachtens deze verordening gefinancierde maatregelen komen hoofdzakelijk ten goede aan landen die zich voor de bestrijding van antipersoneelmijnen inzetten en die het Verdrag van Ottawa hebben ondertekend. Er mag echter een uitzondering worden gemaakt voor humanitaire noodsituaties, voor bijstand aan mijnslachtoffers en voor rechtstreekse hulpverlening aan kwetsbare groepen burgers, zoals vluchtelingen en ontheemden, of voor plaatsen waar het nationale overheidsapparaat niet functioneert.
Artikel 4
Tot de partners die voor financiële steun krachtens deze verordening in aanmerking komen behoren regionale en internationale organisaties en suborganisaties, niet-gouvernementele organisaties (NGO's), nationale, provinciale en plaatselijke regeringsinstanties en -organisaties, instituten en openbare en particuliere ondernemers met passende gespecialiseerde deskundigheid en ervaring.
Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de regels voor toegankelijkheid en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2110/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 inzake de toegang tot buitenlandse hulp(5).
Ondernemingen en andere organisaties die aan de aanbestedingen deelnemen moeten aantonen dat zij een mijnbestrijdingsbeleid voeren dat hun werknemers niet nodeloos in gevaar brengt, en dat dit beleid wordt ondersteund met een passende verzekering tegen ongevallen en aansprakelijkheid van werknemers.