Home

Beschikking van de Commissie van 30 mei 2002 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem onderhoud van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Richtlijn 96/48/EG (Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1946) (Voor de EER relevante tekst) (2002/730/EG)

Beschikking van de Commissie van 30 mei 2002 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem onderhoud van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Richtlijn 96/48/EG (Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1946) (Voor de EER relevante tekst) (2002/730/EG)

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 mei 2002

betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem onderhoud van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Richtlijn 96/48/EG

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1946)

(Voor de EER relevante tekst)

(2002/730/EG)



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem ( 1 ), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 2, onder c), van Richtlijn 96/48/EG wordt het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem onderverdeeld in structurele of functionele subsystemen. Deze subsystemen worden beschreven in bijlage II van de richtlijn.

(2)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de richtlijn geldt voor elk subsysteem een technische specificatie inzake interoperabiliteit (TSI).

(3)

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de richtlijn worden de ontwerp-TSI's door de representatieve gemeenschappelijke instantie opgesteld.

(4)

Het bij artikel 21 van Richtlijn 96/48/EG ingestelde comité heeft de Europese Associatie voor spoorweginteroperabiliteit (AEIF) aangewezen als de representatieve gemeenschappelijke instantie overeenkomstig artikel 2, onder h), van de richtlijn.

(5)

De AEIF heeft een opdracht gekregen voor het opstellen van een ontwerp-TSI voor het subsysteem onderhoud overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de richtlijn. Deze opdracht is gegeven volgens de procedure van artikel 21, lid 2, van de richtlijn.

(6)

De AEIF heeft de ontwerp-TSI alsmede een inleidend rapport met een kosten-batenanalyse opgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 3, van de richtlijn.

(7)

De ontwerp-TSI werd door de vertegenwoordigers van de lidstaten in het kader van het bij de richtlijn ingestelde comité, in het licht van het inleidend rapport, onderzocht.

(8)

Zoals gespecificeerd in artikel 1 van Richtlijn 96/48/EG betreffen de voorwaarden voor de verwezenlijking van de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem het ontwerp, de bouw, de inrichting en de exploitatie van de infrastructuur en het rollend materieel die bijdragen tot de werking van dit systeem en die na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in gebruik zullen worden genomen. Met betrekking tot de infrastructuur en het rollend materieel die ten tijde van de inwerkingtreding van deze TSI reeds in gebruik zijn, moet de TSI worden toegepast vanaf het moment dat werkzaamheden aan deze infrastructuur en dit rollend materieel worden overwogen. De mate waarin de TSI wordt toegepast, zal echter variëren naargelang van de reikwijdte en de omvang van de geplande werkzaamheden en de door de voorgenomen toepassingen gegenereerde kosten en baten. Wil men via dergelijke deelwerkzaamheden tot volledige interoperabiliteit komen, dan moet daaraan een samenhangende uitvoeringsstrategie ten grondslag liggen. In deze context moet een onderscheid worden gemaakt tussen aanpassing, vernieuwing en onderhoudsgerelateerde vervanging.

(9)

Erkend wordt dat Richtlijn 96/48/EG en de TSI's niet van toepassing zijn op vernieuwing en onderhoudsgerelateerde vervanging. Het is echter wel wenselijk dat de TSI's gelden voor vernieuwingswerkzaamheden — zoals het geval zal zijn met de TSI's voor het conventionele spoorwegsysteem in het kader van Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ). Zolang geen dwingende eisen gelden en rekening houdend met de omvang van het vernieuwingswerk, worden de lidstaten aangemoedigd om waar zij kunnen de TSI's toe te passen op vernieuwing en onderhoudsgerelateerde vervanging.

(10)

De onder deze beschikking vallende TSI vereist geen gebruik van specifieke technologieën of technische oplossingen behoudens waar dit strikt noodzakelijk is voor de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegnetwerk.

(11)

De onder deze beschikking vallende TSI is gebaseerd op de meest relevante kennis van deskundigen die beschikbaar is op het tijdstip van de opstelling van het betreffende concept. Door technische ontwikkelingen of maatschappelijke eisen kan een wijziging van deze TSI of een aanvulling daarop noodzakelijk zijn. Waar toepasselijk zal een herzienings- of bijwerkingsprocedure overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 96/48/EG worden gestart.

(12)

De bepalingen betreffende voor elk subsysteem specifiek onderhoud en de bepalingen betreffende beperkte werking worden in de betreffende TSI's uiteengezet. De TSI onderhoud betreft derhalve uitsluitend vraagstukken met betrekking tot logistieke centra voor onderhoud van treinen.

(13)

De onder deze beschikking vallende TSI voorziet in sommige gevallen in een keuze tussen verschillende oplossingen en maakt het zodoende mogelijk definitieve interoperabele oplossingen of overgangsoplossingen toe te passen die compatibel zijn met de bestaande situatie. Bovendien bevat Richtlijn 96/48/EG speciale uitvoeringsbepalingen die van toepassing zijn in bepaalde specifieke gevallen. Voorts moet het de lidstaten in de gevallen als bedoeld in artikel 7 van de richtlijn toegestaan zijn bepaalde technische specificaties niet toe te passen. Het is derhalve noodzakelijk dat de lidstaten waarborgen dat jaarlijks een infrastructuurregister en een register betreffende rollend materieel worden gepubliceerd en bijgewerkt. In deze registers moeten de belangrijkste eigenschappen van de nationale infrastructuur en rollend materieel (bijvoorbeeld de fundamentele parameters) en de overeenstemming met de in de toepasselijke TSI's voorgeschreven eigenschappen worden omschreven. Te dien einde geeft de onder deze beschikking vallende TSI nauwkeurig aan welke informatie de registers moeten bevatten.

(14)

Bij de toepassing van de onder deze beschikking vallende TSI moet rekening gehouden worden met specifieke criteria betreffende de technische en operationele compatibiliteit tussen de infrastructuren en het in gebruik te nemen rollend materieel en het netwerk waarin deze worden geïntegreerd. Deze compatibiliteitseisen vereisen een per geval uit te voeren complexe technische en economische analyse. Bij deze analyse moet rekening worden gehouden met:

— de interfaces tussen de verschillende in Richtlijn 96/48/EG genoemde subsystemen;

— de verschillende categorieën van de in die richtlijn genoemde lijnen en rollend materieel; en

— de technische en de operationele omgeving van het bestaande netwerk.

Daarom is het van essentieel belang om een strategie voor de tenuitvoerlegging van de onder deze beschikking vallende TSI te ontwikkelen, die de technische stadia aangeeft voor de overgang van de huidige netwerkomstandigheden naar een situatie waarin het netwerk interoperabel is.

(15)

De bepalingen van deze beschikking zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 96/48/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:



Artikel 1

De TSI betreffende het subsysteem „onderhoud” van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem als bedoeld in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 96/48/EG wordt hierbij door de Commissie aangenomen. De TSI is opgenomen in de bijlage bij deze beschikking en is volledig van toepassing op de infrastructuur en het rollend materieel van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem als omschreven in bijlage I bij Richtlijn 96/48/EG, rekening houdend met artikel 2 van de onderhavige beschikking.

Artikel 2

1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

— „aanpassing”: ingrijpende werkzaamheden om een subsysteem of deel van een subsysteem te wijzigen en die van invloed zijn op de prestaties van het subsysteem;

— „vernieuwing”: ingrijpende werkzaamheden om een subsysteem of deel van een subsysteem te vervangen maar die niet van invloed zijn op de prestaties van het subsysteem;

— „onderhoudsgerelateerde vervanging”: vervanging van componenten door onderdelen met een identieke functie en identieke prestaties in het kader van preventief of correctief onderhoud.

2.  In het geval van aanpassing doet de aanbestedende dienst de betrokken lidstaat een dossier toekomen met een beschrijving van het project. De lidstaat onderzoekt het dossier en beslist (in voorkomend geval), rekening houdend met in hoofdstuk 7 van de bijgevoegde TSI vermelde strategie voor de tenuitvoerlegging, of toepassing van de bijgevoegde TSI noodzakelijk is. De lidstaat stelt in dat geval het bij Richtlijn 96/48/EG ingestelde comité hiervan in kennis.

3.  In het geval van vernieuwing en onderhoudsgerelateerde vervanging is de toepassing van de bijgevoegde TSI facultatief.

Artikel 3

De bijgevoegde TSI treedt zes maanden na kennisgeving van deze beschikking in werking.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.



BIJLAGE

TECHNISCHE SPECIFICATIE INZAKE INTEROPERABILITEIT VAN HET SUBSYSTEEM ONDERHOUD



INHOUD

1.

INLEIDING

1.1.

TECHNISCH TOEPASSINGSGEBIED

1.2.

GEOGRAFISCH TOEPASSINGSGEBIED

1.3.

INHOUD VAN DEZE TSI

2.

DEFINITIE EN TOEPASSINGSGEBIED VAN HET SUBSYSTEEM

3.

ESSENTIËLE EISEN

4.

KARAKTERISERING VAN HET SUBSYSTEEM

4.1.

FUNDAMENTELE PARAMETERS VAN HET SUBSYSTEEM ONDERHOUD

4.2.

INTERFACES VAN HET SUBSYSTEEM ONDERHOUD

4.2.1.

Interfaces met andere subsystemen

4.2.2.

Deze interfaces worden gekenmerkt door:

4.2.2.1.

Interface met het subsysteem infrastructuur

4.2.2.2.

Interface met het subsysteem rollend materieel

4.2.3.

Regelgevende en operationele bepalingen

4.3.

GESPECIFICEERDE PRESTATIES VAN HET SUBSYSTEEM ONDERHOUD

5.

INTEROPERABILITEITSONDERDELEN

6.

BEOORDELING VAN DE CONFORMITEIT EN/OF GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK

6.1.

INTEROPERABILITEITSONDERDELEN

6.1.1.

Beoordelingsprocedures voor conformiteit (modules)

6.1.2.

Toepassing van modules

6.2.

SUBSYSTEEM ONDERHOUD

6.2.1.

Beoordelingsprocedures (modules)

6.2.2.

Toepassing van modules

6.2.2.1.

Vaste installaties

6.2.2.2.

Boordinstallaties

7.

TENUITVOERLEGGING VAN DE TSI ONDERHOUD

7.1.

PROCEDURE VAN TENUITVOERLEGGING EN TIJDSCHEMA

7.1.1.

Procedure

7.1.2.

Tijdschema

7.1.3.

Tenuitvoerlegging van onderhoudsapparatuur (alle lijncategorieën)

7.1.3.1.

Opstelspoor

7.1.3.2.

Watervoorzieningsinstallaties

7.1.3.3.

Mobiele toiletafvoerwagens

7.2.

SPECIFIEKE GEVALLEN: DETAILS VAN TOEPASSING

7.3.

AANBEVELING

BIJLAGE I

SPECIFIEKE GEVALLEN

BIJLAGE II

BEOORDELING VAN DE CONFORMITEIT

BIJLAGE III

BEOORDELINGSPROCEDURES (MODULES)

BIJLAGE IV

KOPPELINGEN VOOR DE TOILETAFVOERSYSTEMEN

BIJLAGE V

VULAANSLUITINGEN VOOR WATERTANKS TOILETSYSTEMEN

1.   INLEIDING

1.1.   TECHNISCH TOEPASSINGSGEBIED

Deze TSI is van toepassing op het subsysteem onderhoud zoals opgenomen in de lijst van subsystemen in bijlage II, punt 1, van Richtlijn 96/48/EG.

Deze TSI maakt deel uit van een set van zes TSI's, die de acht in de richtlijn gedefinieerde subsystemen betreffen. De specificaties met betrekking tot de subsystemen „gebruikers” en „milieu” die nodig zijn teneinde de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem overeenkomstig de essentiële eisen te waarborgen, worden in de betreffende TSI's beschreven.

Het subsysteem onderhoud wordt nader beschreven in hoofdstuk 2.

1.2.   GEOGRAFISCH TOEPASSINGSGEBIED

Het geografische toepassingsgebied van deze TSI is het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem zoals beschreven in bijlage I van Richtlijn 96/48/EG.

Hierbij moet met name worden verwezen naar de lijnen van het trans-Europese vervoersnet zoals beschreven in Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet, of in een aanpassing van deze beschikking ten gevolge van een herziening van de richtsnoeren overeenkomstig artikel 21 van de beschikking.

1.3.   INHOUD VAN DEZE TSI

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Richtlijn 96/48/EG en bijlage I, punt 1, onder b), legt deze TSI het volgende vast:

a) de essentiële eisen voor de subsystemen en hun interfaces (hoofdstuk 3);

b) de in bijlage II, punt 3, van de richtlijn beschreven fundamentele parameters die noodzakelijk zijn om aan deze essentiële eisen te voldoen (hoofdstuk 4);

c) de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de voor elk van de volgende categorieën lijnen gespecificeerde prestaties te bereiken (hoofdstuk 4):

— categorie I: speciaal aangelegde hogesnelheidslijnen uitgerust voor snelheden die doorgaans ten minste 250 km per uur bedragen;

— categorie II: speciaal aangepaste hogesnelheidslijnen uitgerust voor snelheden van ongeveer 200 km per uur;

— categorie III: speciaal aangepaste hogesnelheidslijnen die specifieke eigenschappen hebben omdat de snelheid per geval moet worden afgestemd op topografische belemmeringen, het reliëf of de stedelijke bebouwing;

d) de tenuitvoerleggingsbepalingen in bepaalde specifieke gevallen (hoofdstuk 7);

e) de interoperabiliteitsonderdelen en interfaces waarop Europese specificaties van toepassing zijn, met inbegrip van de Europese normen die nodig zijn teneinde de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem overeenkomstig de essentiële eisen te bereiken (hoofdstuk 5);

f) per geval, welke van de in Besluit 93/465/EEG van de Raad opgenomen modules of, waar toepasselijk, de specifieke procedures die gebruikt moeten worden voor de beoordeling van de conformiteit of de geschiktheid voor gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen, alsmede de EG-keuring van de subsystemen (hoofdstuk 6).

2.   DEFINITIE EN TOEPASSINGSGEBIED VAN HET SUBSYSTEEM

Het doel van deze technische specificatie is de technische en regelgevende voorschriften alsmede de benodigde en toepasselijke procedures voor de interoperabiliteitsonderdelen van het subsysteem onderhoud en voor de vereiste interfaces te definiëren teneinde interoperabiliteit van het Europees hogesnelheidsnet overeenkomstig de essentiële eisen van het subsysteem onderhoud te waarborgen.

De definitie van het toepassingsgebied waarop het subsysteem onderhoud betrekking heeft alsmede de praktische toepassing van de bijbehorende technische specificatie zijn afgeleid van de onderhouds- en controlewerkzaamheden die moeten worden uitgevoerd teneinde te voldoen aan de interoperabiliteitseisen.

Met het oog op de geografische structuur van het Europese hogesnelheidsnet en de rijsnelheden van het rollend materieel is het mogelijk een materieelinzetschema op te stellen, zodat elke trein met regelmatige tussenpozen naar een aangewezen werkplaats in het land van oorsprong kan terugkeren waar complete onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd, met een frequentie die is afgestemd op het ontwerp en de betrouwbaarheid van hogesnelheidstreinen. Het ontwerp van hogesnelheidstreinen integreert inderdaad zeer betrouwbare technische oplossingen en een functionele constructie met redundantie met een zeer hoog beschikbaarheidsniveau dat aanzienlijk beter is dan dat van conventionele treinstellen met een of twee locomotieven. Bovendien maakt controle- of testapparatuur die automatische afschakelinrichtingen gebruikt het gemakkelijker om de huidige functionele status van het treinstel te identificeren zodat het zodanig kan worden aangepast dat het tot zijn terugkeer naar het onderhoudscentrum in gebruik kan blijven.

De voorwaarden waaronder bepaalde reparaties aan het rollend materieel kunnen worden verricht, teneinde mogelijk te maken dat het veilig naar het overeengekomen onderhoudscentrum kan terugkeren en de speciale exploitatievoorwaarden voor rollend materieel met een beperkte werking moeten per geval tussen de infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij worden overeengekomen overeenkomstig de bijzondere eigenschappen van het rollend materieel en de verkeersregels of voorschriften van de betreffende landen.

In geen geval mag groot correctief onderhoud (met uitzondering van specifieke situaties — zie bijlage I van deze TSI) of inspectie buiten de aangewezen onderhoudscentra worden uitgevoerd. Dientengevolge moeten de onder deze TSI vallende onderhoudsfaciliteiten uitdrukkelijk beperkt worden tot werkzaamheden die interoperabiliteit waarborgen. Deze werkzaamheden betreffen het bijvullen van water en zand, het van binnen en van buiten reinigen van de treinstellen alsmede het ledigen van de toiletten.

In het algemeen moeten onderhoudswerkzaamheden die specifiek zijn voor elk subsysteem dat onder een TSI valt, indien nodig, worden beschreven in de betreffende TSI.

Met betrekking tot de betrouwbaarheid en functionaliteit van de treinstellen alsmede de toegepaste organisatie van het onderhoud moet het onderhoud zodanig worden georganiseerd dat de treinstellen voldoen aan een economisch aanvaardbare en rendabele exploitatie.

Tegen deze achtergrond zijn de faciliteiten met betrekking tot het toepassingsgebied van de technische specificatie inzake interoperabiliteit (TSI) van het subsysteem onderhoud, die welke noodzakelijk zijn voor:

— het van binnen en van buiten reinigen van de treinstellen,

— het ledigen van de toiletten,

— het bijvullen van water- en zandvoorraden.

3.   ESSENTIËLE EISEN

3.1.

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 96/48/EG moeten het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem, de subsystemen en de interoperabiliteitsonderdelen daarvan voldoen aan de relevante essentiële eisen zoals gespecificeerd in bijlage III van de richtlijn.

3.2.

Deze essentiële eisen betreffen:

— veiligheid,

— betrouwbaarheid en beschikbaarheid,

— gezondheid,

— bescherming van het milieu,

— technische compatibiliteit.

Overeenkomstig Richtlijn 96/48/EG zijn de essentiële eisen algemeen van aard en toepasselijk op het gehele trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem en kunnen specifieke kenmerken bevatten voor elk subsysteem en de interoperabiliteitsonderdelen daarvan.

3.3.

De specifiek voor het subsysteem onderhoud geldende eisen (in onderhoudscentra voor interoperabele hogesnelheidstreinen gebruikte faciliteiten en procedures) overeenkomstig en naast de overwegingen van bijlage III van de richtlijn worden als volgt gespecificeerd:

—   Veiligheid

Essentiële eis 1.1.1:

Het ontwerp, de bouw of de fabricage, het onderhoud van en het toezicht op voor de veiligheid kritieke inrichtingen en meer bepaald de bij het treinverkeer betrokken onderdelen moeten de veiligheid waarborgen op het niveau dat beantwoordt aan de voor het net gestelde doelstellingen, ook in de nader omschreven situaties met beperkte werking.

Aan deze essentiële eis wordt geacht te zijn voldaan wanneer de conformiteit met de voorschriften van punt 4.2.2.2.5 (het bijvullen van de zandvoorraad) van deze TSI is verklaard.

Essentiële eis 1.1.2:

„De parameters die van invloed zijn op het contact tussen wiel en rail moeten voldoen aan de criteria inzake rijstabiliteit die noodzakelijk zijn om veilig verkeer bij de toegestane maximumsnelheid te waarborgen.”

Deze essentiële eis is niet relevant voor het subsysteem onderhoud.

Essentiële eis 1.1.3:

„De gebruikte inrichtingen moeten tijdens hun gebruiksduur bestand zijn tegen de normale of de nader omschreven uitzonderlijke belastingen. De gevolgen die onverwachte storingen kunnen hebben voor de veiligheid moeten met behulp van geschikte middelen worden beperkt.”

Deze essentiële eis is niet relevant voor het subsysteem onderhoud.

Essentiële eis 1.1.4:

„De vaste installaties en het rollend materieel moeten zodanig zijn ontworpen en de gebruikte materialen moeten zodanig zijn gekozen dat bij brand het ontstaan, de verspreiding en de gevolgen van vuur en rook zoveel mogelijk worden beperkt.”

Aan deze essentiële eis wordt geacht te zijn voldaan wanneer conformiteit van de vaste installaties van het subsysteem onderhoud met nationale voorschriften wordt aangetoond.

Essentiële eis 1.1.5:

„Inrichtingen die bestemd zijn om door gebruikers te worden bediend, moeten zodanig zijn ontworpen dat de veiligheid van de gebruikers niet in gevaar wordt gebracht wanneer de inrichtingen worden gebruikt op een wijze die wel te voorzien is maar niet in overeenstemming is met de aangegeven methode.”

Deze essentiële eis is niet relevant voor het subsysteem onderhoud.

—   Betrouwbaarheid en beschikbaarheid

Essentiële eis 1.2:

„Het toezicht op en het onderhoud van de vaste of mobiele elementen die bij het treinverkeer zijn betrokken, moeten zodanig worden georganiseerd, uitgevoerd en gekwantificeerd dat de werking daarvan in te voorziene omstandigheden in stand wordt gehouden.”

Hogesnelheidstreinen zijn gebouwd met zeer betrouwbare technische oplossingen en functionele kenmerken met ingebouwde redundantie die optimale beschikbaarheid van het treinstel waarborgen. Bovendien levert controleapparatuur gecombineerd met automatische isolatiesystemen onmiddellijk informatie over de functionele status van de treinstellen waardoor de treinstellen zodanig geconfigureerd kunnen worden dat de treinstellen in exploitatieve dienst kunnen blijven tot de terugkeer naar het onderhoudscentrum.

Er hoeven dus geen specifieke maatregelen te worden genomen met betrekking tot het subsysteem onderhoud teneinde betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de treinstellen in de context van deze essentiële eis te waarborgen.

—   Gezondheid

Essentiële eis 1.3.1:

„Materialen die, bij het beoogde gebruik, de gezondheid van personen die daartoe toegang hebben, in gevaar kunnen brengen, mogen niet gebruikt worden in de treinen en de spoorweginfrastructuren.”

Aan deze essentiële eis wordt geacht te zijn voldaan wanneer conformiteit van de vaste installaties van het subsysteem onderhoud met EG-richtlijnen en nationale voorschriften wordt aangetoond.

Essentiële eis 1.3.2:

„Deze materialen moeten zodanig worden gekozen, aangewend en gebruikt dat de emissie van rook of schadelijke en gevaarlijke gassen, met name bij brand, wordt beperkt.”

Aan deze essentiële eis wordt geacht te zijn voldaan wanneer conformiteit van de vaste installaties van het subsysteem onderhoud met nationale voorschriften wordt aangetoond.

Essentiële eis 2.5.1:

„De technische installaties en de methoden die in de onderhoudscentra worden toegepast, mogen geen gevaar voor de gezondheid van personen inhouden.”

Aan deze essentiële eis wordt geacht te zijn voldaan wanneer conformiteit van de vaste installaties van het subsysteem onderhoud met nationale voorschriften wordt aangetoond.

—   Bescherming van het milieu

Essentiële eis 1.4.1:

„Bij het ontwerpen van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem moeten de gevolgen voor het milieu van de aanleg en exploitatie van dat systeem worden beoordeeld en in aanmerking worden genomen overeenkomstig de geldende Gemeenschapsbepalingen.”

Deze essentiële eis is niet relevant voor het subsysteem onderhoud.

Essentiële eis 1.4.2:

„De in de treinen en de infrastructuren gebruikte materialen moeten de emissie van rook of voor het milieu gevaarlijke en schadelijke gassen, met name bij brand, voorkomen.”

Aan deze essentiële eis wordt geacht te zijn voldaan wanneer conformiteit van de vaste installaties van het subsysteem onderhoud met nationale voorschriften wordt aangetoond.

Essentiële eis 1.4.3:

„Het rollend materieel en de energievoorzieningsystemen moeten zodanig zijn ontworpen en uitgevoerd dat zij uit elektromagnetisch oogpunt compatibel zijn met de installaties, voorzieningen en openbare of particuliere netten waarmee zij kunnen interfereren.”

Deze essentiële eis is niet relevant voor het subsysteem onderhoud.

Essentiële eis 2.5.2:

„De technische installaties en de methoden die in de onderhoudscentra worden toegepast, mogen het toegestane niveau van schadelijke gevolgen voor het omgevingsmilieu niet overschrijden.”

Aan deze essentiële eis wordt geacht te zijn voldaan wanneer conformiteit van de vaste installaties van het subsysteem onderhoud met nationale voorschriften wordt aangetoond.

—   Technische compatibiliteit

Essentiële eis 1.5:

„De technische eigenschappen van de infrastructuren en de vaste installaties moeten onderling en met die van de treinen die op het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem rijden compatibel zijn.

Wanneer het op bepaalde gedeelten van het net moeilijk is om deze technische eigenschappen in acht te nemen, mogen tijdelijke oplossingen, waardoor de compatibiliteit in de toekomst wordt gewaarborgd, ten uitvoer worden gelegd.”

Aan deze essentiële eis wordt geacht te zijn voldaan wanneer conformiteit met de voorschriften van de punten 4.2.2.1, 4.2.2.2.1, 4.2.2.2.2 en 4.2.2.2.4, 4.2.2.2.5 en 4.2.2.2.6 van hoofdstuk 4 alsmede van de punten 5.3.1 en 5.3.5 van deze TSI wordt aangetoond.

Essentiële eis 2.5.3:

„De onderhoudswerkinstallaties voor hogesnelheidstreinen moeten het mogelijk maken op alle treinen de veiligheids-, hygiëne- en comfortbehandelingen te verrichten waarvoor zij zijn ontworpen.”

Aan deze essentiële eis wordt geacht te zijn voldaan wanneer conformiteit met de voorschriften van de punten 4.2.2.1, 4.2.2.2.1, 4.2.2.2.2, 4.2.2.2.4, 4.2.2.2.5 en 4.2.2.2.6 van Hoofdstuk 4 alsmede van de punten 5.3.1 en 5.3.5 van hoofdstuk 5 van deze TSI wordt aangetoond.

3.4.

Verificatie dat aan de essentiële eisen van het subsysteem en zijn onderdelen is voldaan, wordt overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 96/48/EG uitgevoerd.

4.   KARAKTERISERING VAN HET SUBSYSTEEM

Het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem waarop Richtlijn 96/48/EG van toepassing is en waarvan het subsysteem onderhoud deel uitmaakt, is een geïntegreerd systeem waarvan de samenhang geverifieerd moet worden met name met betrekking tot de fundamentele parameters, de interfaces en de prestatieniveaus teneinde de interoperabiliteit van het systeem in het kader van de essentiële eisen te waarborgen.

Ten aanzien van de interoperabiliteit kan het subsysteem onderhoud als volgt worden gekarakteriseerd:

4.1.   FUNDAMENTELE PARAMETERS VAN HET SUBSYSTEEM ONDERHOUD

Het subsysteem onderhoud wordt niet gekenmerkt door de fundamentele parameters zoals opgenomen in bijlage II (punt 3) van Richtlijn 96/48/EG.

4.2.   INTERFACES VAN HET SUBSYSTEEM ONDERHOUD

4.2.1.   Interfaces met andere subsystemen

Ten aanzien van de technische compatibiliteit betreffen de interfaces van het subsysteem onderhoud:

— het subsysteem infrastructuur,

— het subsysteem rollend materieel.

4.2.2.   Deze interfaces worden gekenmerkt door:

4.2.2.1.   Interface met het subsysteem infrastructuur

— Opstelspoor

— Het opstelspoor moet voorzien zijn van een bovenleiding voor de energievoorziening aan de trein.

— De geometrische eigenschappen (met inbegrip van lengte) moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van punt 4.3.3.5 van de TSI infrastructuur.

— Waar voor het ledigen van de toiletten een tankwagen wordt gebruikt, moet de minimumspoorafstand 6 m h.o.h bedragen en moet voor de tankwagen een rijweg aanwezig zijn.

4.2.2.2.   Interface met het subsysteem rollend materieel

4.2.2.2.1.   Apparatuur voor de uitwendige reiniging van treinstellen

— In alle stations, halte- en stationeerplaatsen moeten de voorruiten van de bestuurderscabine zowel vanaf de grond als vanaf perrons met een hoogte van 550 mm en 760 mm met geschikte reinigingsapparatuur gereinigd kunnen worden (met name met betrekking tot veiligheids- en gezondheidsaspecten).

— Waar wasstraten worden gebruikt moeten deze in staat zijn de buitenkant van een- of dubbeldekstreinen te reinigen over een hoogte van:

— 1 000 tot 3 500 mm voor eendekstreinstellen,

— 500 tot 4 300 mm voor dubbeldekstreinstellen.

— Het moet mogelijk zijn, de snelheid waarmee het treinstel de wasstraat passeert aan elke wasstraat aan te passen, d.w.z. met een snelheid tussen 4 en 6 km/u.

— De voor het reinigen van de treinen gebruikte producten moeten voldoen aan de plaatselijke milieubeschermingsvoorschriften.

4.2.2.2.2.   Toiletafvoersystemen

— De technologie van de toiletsystemen moet toelaten dat de gesloten toiletten (met schoon of teruggewonnen water) om de drie dagen geleegd worden, zodat deze werkzaamheden planmatig in aangewezen depots kunnen worden uitgevoerd.

— De afvoerinstallaties (vast of mobiel) moeten compatibel zijn met de eigenschappen van een van de twee gesloten systemen.

— Een mobiele rolwagen kan waar nodig worden ingezet zodat het rollend materieel in exploitatieve dienst kan blijven tot de terugkeer naar het thuisdepot.

— De benodigde rolwagen moet de volgende functies uitvoeren:

— afzuigen (benodigde onderdruk 0,2 bar),

— spoelen (uitsluitend van toepassing op retentiesystemen),

— laden of navullen met chemicaliën (alleen van toepassing op retentiesystemen),

— afvoer.

4.2.2.2.3.   Apparatuur voor de inwendige reiniging van treinstellen

— Elk rijtuig moet worden uitgevoerd met een energievoorziening van 3 000 VA, 230 V, 50 Hz voor het aansluiten van industriële reinigingsapparatuur. Dit vermogen moet in alle rijtuigen van een treinstel tegelijkertijd beschikbaar zijn. De aansluitpunten in de trein moeten op een zodanige afstand worden geplaatst, dat geen enkel te reinigen gedeelte van het rijtuig meer dan 12 m van de aansluitpunten verwijderd is.

4.2.2.2.4.   Apparatuur voor wateraanvulling

— Nieuwe apparatuur voor watervoorziening op het interoperabele spoorwegnet moet worden voorzien van drinkwater overeenkomstig Richtlijn 98/83/EG en de werking moet waarborgen dat het water geleverd aan het laatste element van het vaste deel van deze installaties voldoet aan de in deze richtlijn gespecificeerde kwaliteitseisen met betrekking tot water voor menselijke consumptie.

4.2.2.2.5.   Apparatuur voor zandaanvulling

— Zandkasten worden doorgaans gevuld tijdens het geplande onderhoud in gespecialiseerde werkplaatsen voor onderhoud van treinstellen. Indien vereist moet zand dat voldoet aan plaatselijke specificaties voor dit gebruik beschikbaar worden gesteld opdat het rollend materieel in exploitatieve dienst kan blijven tot het terugkeert naar het onderhoudscentrum.

4.2.2.2.6.   Speciale eisen voor het stationneren van treinen

De treinen moeten zodanig ontworpen zijn dat:

— de treinstellen tijdens het stationnement het geluidsniveau zoals voorgeschreven in de TSI rollend materieel niet overschrijden,

— periodieke bewaking niet nodig is gedurende de tijd dat de treinen onder spanning gestationeerd zijn,

— de treinen kunnen worden geconfigureerd voor diverse functies (standby, voorbereiding enz.),

— een afwezigheid van spanning de treinonderdelen niet beschadigt,

— gestationeerde treinen kunnen worden beveiligd tegen alle risico's van onverwachte beweging.

De treinen moeten met name worden uitgerust met parkeerremmen teneinde te waarborgen dat aan de plaatselijke voorschriften kan worden voldaan wanneer het gebruik van dit soort remmen wordt vereist.

4.2.3.   Regelgevende en operationele bepalingen

Teneinde de samenhang van het trans-Europees spoorwegsysteem te waarborgen zijn bovenstaande interfaces onderworpen aan de volgende regelgevende en operationele eisen:

(Geen).

4.3.   GESPECIFICEERDE PRESTATIES VAN HET SUBSYSTEEM ONDERHOUD

De prestatiecriteria waaraan het subsysteem onderhoud moet voldoen komen overeen met de gespecificeerde prestaties voor elk van de volgende lijncategorieën van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem, waar relevant:

— speciaal voor hoge snelheden aangelegde lijnen,

— speciaal voor hoge snelheden aangepaste lijnen,

— speciaal voor hoge snelheden aangepaste lijnen met een specifiek karakter.

In het geval van het subsysteem onderhoud zijn de prestatie-eisen voor deze drie lijncategorieën hetzelfde.

5.   INTEROPERABILITEITSONDERDELEN

5.1.

Overeenkomstig artikel 2, onder d), van Richtlijn 96/48/EG is een interoperabiliteitsonderdeel „een basiscomponent, groep componenten, deel van een samenstel of volledig samenstel van materieel die deel uitmaken of bestemd zijn om deel uit te maken van een subsysteem en waarvan de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem direct of indirect afhankelijk is”.

5.2.

De interoperabiliteitsonderdelen zijn onderworpen aan de relevante bepalingen van Richtlijn 96/48/EG en met betrekking tot deze TSI zijn dat de volgende:

— toiletafvoersystemen: koppelingen;

— apparatuur voor de inwendige reiniging van de treinstellen: elektrische contactdozen;

— apparatuur voor aanvulling van de water- en zandvoorraden: watervulaansluitingen.

5.3.

Voor deze interoperabiliteitsonderdelen gelden specificaties in de vorm van prestatie-eisen. De beoordeling van de conformiteit en/of de geschiktheid voor gebruik moet in de eerste plaats beoordeeld worden aan de hand van de interface-eisen van het interoperabiliteitsonderdeel en bij uitzondering met betrekking tot ontwerp- of beschrijvende karakteristieken.

5.3.1.

De specificaties voor het interoperabiliteitsonderdeel „Koppelingen van toiletafvoersystemen” luiden als volgt:

— De koppelingen (3″ voor ledigen en 1″ voor spoelen) en de afdichtingen moeten voldoen aan respectievelijk figuur 1 en figuur 2 van bijlage IV.

5.3.2.

De karakteristieken van de interfaces van het interoperabiliteitsonderdeel „Koppelingen van toiletafvoersystemen” zijn:

(Geen).

5.3.3.

De specificaties voor het interoperabiliteitsonderdeel „Apparatuur voor de inwendige reiniging van treinstellen, elektrische contactdozen” luiden als volgt:

— De in de treinstellen gemonteerde contactdozen moeten voldoen aan de afmetingen zoals vastgelegd in norm EN 60 309.1, aan de afmetingen van de contactdozen zoals opgegeven op bladzijde 22 van norm EN 60 309.2 (contactdoos met 2 polen + aarde) alsmede aan de karakteristieken zoals gespecificeerd in de paragrafen 8.3.1 en 8.3.1.1 van norm EN 50 153.

5.3.4.

De karakteristieken van de interfaces van het interoperabiliteitsonderdeel „Apparatuur voor de inwendige reiniging van treinstellen, elektrische contactdozen” zijn:

(Geen).

Ook al verwijzen de specificaties voor het interoperabiliteitsonderdeel „Apparatuur voor de inwendige reiniging van treinstellen, elektrische contactdozen” naar de specificaties die in opdracht van de Commissie zijn opgesteld door de Europese standaardisatie-instanties CEN, Cenelec en ETSI moeten de laatstgenoemde specificaties worden opgesteld op basis van prestaties en bij uitzondering op een beschrijvende basis.

De relevante Europese specificaties zijn:

— Norm EN 60 309.1,

— Norm EN 60 309.2 (bladzijde 22),

— Norm EN 50 153 (paragrafen 8.3.1 en 8.3.1.1),

— Richtlijn 98/83/EG (waterkwaliteit).

5.3.5.

De specificaties voor het interoperabiliteitsonderdeel „Watervulaansluitingen” luiden als volgt:

— De watervulaansluitingen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig figuur 3 van bijlage V.

5.3.6.

De karakteristieken van de interfaces van het interoperabiliteitsonderdeel „Watervulaansluitingen” zijn:

(Geen).

6.   BEOORDELING VAN DE CONFORMITEIT EN/OF GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK

6.1.   INTEROPERABILITEITSONDERDELEN

6.1.1.   Beoordelingsprocedures voor conformiteit (modules)

De beoordelingsprocedure voor conformiteit van interoperabiliteitsonderdelen zoals gedefinieerd in hoofdstuk 5 van deze TSI moet gebruikmaken van de modules zoals gespecificeerd in bijlage III van deze TSI.

De beoordelingsprocedures voor conformiteit, beschrijving van de testmethoden voor de interoperabiliteitsonderdelen: koppelingen van toiletafvoersystemen, apparatuur voor de inwendige reiniging van de treinstellen (elektrische contactdozen) en watervulaansluitingen zoals gedefinieerd in hoofdstuk 5 van deze TSI, zijn aangegeven in bijlage II, tabellen II.1, II.2 en II.3 van deze TSI.

Voorzover vereist door de in bijlage III van deze TSI gespecificeerde modules moet de beoordeling van de conformiteit van een interoperabiliteitsonderdeel worden uitgevoerd door de aangemelde instantie, waarbij de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde de aanvraag heeft ingediend.

De fabrikant van een interoperabiliteitsonderdeel of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet overeenkomstig artikel 13, lid 1, en bijlage IV, punt 3, van Richtlijn 96/48/EG een EG-verklaring van conformiteit opstellen voordat het betreffende onderdeel op de markt wordt gebracht. De EG-verklaring van geschiktheid voor gebruik is niet vereist voor de interoperabiliteitsonderdelen van het subsysteem onderhoud.

6.1.2.   Toepassing van modules

Beoordeling van de conformiteit

Voor de beoordelingsprocedure van elk interoperabiliteitsonderdeel van het subsysteem onderhoud moet de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde de procedure voor interne productiecontrole (module A) zoals aangegeven bijlage III (III.1) van deze TSI toepassen.

Definitie van beoordelingsprocedures

De beoordelingsprocedures worden gedefinieerd in bijlage III van deze TSI.

De beoordeling van de conformiteit moet alle in de tabellen II.1, II.2 en II.3 van bijlage II van deze TSI met een kruis (X) aangegeven fasen en karakteristieken bevatten.

6.2.   SUBSYSTEEM ONDERHOUD

6.2.1.   Beoordelingsprocedures (modules)

De aangemelde instantie voert op verzoek van de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde de EG-keuring uit overeenkomstig artikel 18, lid 1, en bijlage VI van Richtlijn 96/48/EG en overeenkomstig de bepalingen van de relevante modules zoals gespecificeerd in bijlage III van deze TSI.

Indien de aanbestedende dienst kan aantonen dat proeven of keuringen voor eerdere toepassingen geldig blijven voor de nieuwe toepassing, dan moet de aangemelde instantie hiermee bij de beoordeling van de conformiteit rekening houden.

Beoordelingsprocedures voor de EG-keuring van het subsysteem onderhoud, lijsten van specificaties en beschrijving van de testprocedures zijn aangegeven in tabel II.4 van bijlage II van deze TSI.

Voorzover gespecificeerd in deze TSI moet de EG-keuring van het subsysteem onderhoud rekening houden met de interfaces met andere subsystemen van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem.

De aanbestedende dienst moet de EG-keuringsverklaring voor het subsysteem onderhoud opstellen overeenkomstig artikel 18, lid 1, en bijlage V van Richtlijn 96/48/EG.

6.2.2.   Toepassing van modules

6.2.2.1.   Vaste installaties

Voor de keuringsprocedure van het subsysteem onderhoud (vaste installaties) kan de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde kiezen uit:

— de keuring van onderdelen (module SG) zoals aangegeven in bijlage III (III.5) van deze TSI, of

— de procedure voor volledige kwaliteitsborging met ontwerpcontrole (module SH2) zoals aangegeven in bijlage III (III.6) van deze TSI.

Module SH2 mag alleen worden gekozen wanneer alle te keuren activiteiten die bijdragen tot het subsysteemproject (ontwerp, fabricage, montage, installatie) onderworpen zijn aan een kwaliteitsborgingssysteem voor ontwerp, productie, inspectie en beproeving van het eindproduct dat is goedgekeurd en wordt bewaakt door een aangemelde instantie.

De keuring moet de fasen en karakteristieken zoals aangegeven in tabel II.4 van bijlage II van deze TSI bevatten.

6.2.2.2.   Boordinstallaties

Voor de keuringsprocedure van het subsysteem onderhoud (boordinstallaties) kan de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde kiezen uit:

— de typekeuringsprocedure (module SB) zoals aangegeven in bijlage III (III.2) van deze TSI voor de ontwerp- en ontwikkelingsfasen in combinatie met:

— hetzij de kwaliteitsborgingsprocedure van de productie (module SD) zoals aangegeven in bijlage III, (III.3) van deze TSI, hetzij de productkeuringsprocedure (module SF) zoals aangegeven in bijlage III (III.4) van deze TSI voor de productiefase,

— of

— de procedure voor volledige kwaliteitsborging met ontwerpcontrole (module SH2) zoals aangegeven in bijlage III (III.6) van deze TSI voor alle fasen.

Module SD mag alleen worden gekozen wanneer alle te keuren activiteiten die bijdragen tot het subsysteemproject (fabricage, montage, installatie) onderworpen zijn aan een kwaliteitsborgingssysteem voor productie, inspectie en beproeving van het eindproduct dat is goedgekeurd en wordt bewaakt door een aangemelde instantie.

Module SH2 mag alleen worden gekozen wanneer alle te keuren activiteiten die bijdragen tot het subsysteemproject (ontwerp, fabricage, montage, installatie) onderworpen zijn aan een kwaliteitsborgingssysteem voor ontwerp, productie, inspectie en beproeving van het eindproduct dat is goedgekeurd en wordt bewaakt door een aangemelde instantie.

De keuring moet de fasen en karakteristieken zoals aangegeven in tabel II.5 van bijlage II van deze TSI bevatten.

7.   TENUITVOERLEGGING VAN DE TSI ONDERHOUD

7.1.   PROCEDURE VAN TENUITVOERLEGGING EN TIJDSCHEMA

7.1.1.   Procedure

De tenuitvoerlegging van de specificaties voor onderhoudsapparatuur is gebaseerd op de volgende algemene stappen:

Stap 1:

Het dienstrooster van het rollend materieel wordt onderzocht door de infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij.

Stap 2:

De infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij voeren een kosten-batenanalyse uit op basis waarvan het eerste dienstrooster kan worden gewijzigd.

7.1.2.   Tijdschema

Wegens:

— de benodigde tijd voor het bouwen of aanpassen van de vaste installaties en de mobiele toiletafvoerwagens,

— het feit dat de aanpassing van bestaande vaste installaties aan de interoperabiliteitseisen alleen mogelijk is wanneer deze werkzaamheden worden opgenomen in renovatie- en herstelprogramma's op lange termijn,

moet het tijdschema voor de tenuitvoerlegging tussen de infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij overeengekomen worden.

In het bijzonder wanneer de spoorwegmaatschappij de interoperabele lijn in exploitatie wenst te nemen binnen een tijdspanne die niet verenigbaar is met deze beperkingen, dan moeten de infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij tijdelijke oplossingen overeenkomen (het gebruik van tijdelijke dienstroosters bijvoorbeeld).

7.1.3.   Tenuitvoerlegging van onderhoudsapparatuur (alle lijncategorieën)

7.1.3.1.   Opstelspoor

Eerste stap: De infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij onderzoeken gezamenlijk het door de spoorwegmaatschappij voorgestelde dienstrooster en stellen vast op welke gedeelten van het interoperabele net, op de betreffende route de treinstellen (overeenkomstig dit dienstrooster) gestationeerd moeten worden en waar er geen (of onvoldoende) opstelsporen beschikbaar zijn die aan de eisen van de TSI voldoen.

Tweede stap: De infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij voeren gezamenlijk een kosten-batenanalyse uit, die tot wijziging van het dienstrooster voor het rollend materieel kan leiden. Deze wijzigingen met betrekking tot het aantal en/of de plaats van de stationeergebieden, verminderen het aantal aan te leggen nieuwe opstelsporen (dat aan de eisen van de TSI onderhoud voldoet) alsmede het aantal bestaande opstelsporen dat in conformiteit met de eisen van de TSI moet worden gebracht.

7.1.3.2.   Watervoorzieningsinstallaties

Eerste stap: De infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij onderzoeken gezamenlijk het door de spoorwegmaatschappij voorgestelde dienstrooster en stellen vast op welke gedeelten van het interoperabele net, op de betreffende route de treinstellen (overeenkomstig dit dienstrooster) van water voorzien moeten worden en waar er geen (of onvoldoende) watervoorzieningsinstallaties beschikbaar zijn die aan de eisen van de TSI voldoen.

Tweede stap: De infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij voeren gezamenlijk een kosten-batenanalyse uit, die tot wijziging van het dienstrooster voor het rollend materieel kan leiden. Deze wijzigingen met betrekking tot het aantal en/of de plaats van de punten waar de treinen van water voorzien moeten worden, verminderen het aantal nieuw aan te leggen watervoorzieningsinstallaties (dat aan de eisen van de TSI onderhoud voldoet) alsmede het aantal bestaande watervoorzieningsinstallaties dat in conformiteit met de eisen van de TSI moet worden gebracht.

7.1.3.3.   Mobiele toiletafvoerwagens

Eerste stap: De infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij onderzoeken gezamenlijk het door de spoorwegmaatschappij voorgestelde dienstrooster en stellen vast op welke gedeelten van het interoperabele net, op de betreffende route de toiletten (overeenkomstig dit dienstrooster) geledigd moeten kunnen worden en waar er geen (of onvoldoende) vaste installaties beschikbaar zijn.

Tweede stap: De infrastructuurbeheerder en de spoorwegmaatschappij voeren gezamenlijk een kosten-batenanalyse uit, die tot wijziging van het dienstrooster voor het rollend materieel kan leiden. Deze wijzigingen met betrekking tot het aantal en/of de plaats van de punten waar het mogelijk is, de treintoiletten te ledigen, verminderen het aantal nieuwe toiletafvoerwagens (dat aan de eisen van de TSI onderhoud voldoet) dat in deze gebieden moet worden ingezet.

7.2.   SPECIFIEKE GEVALLEN: DETAILS VAN TOEPASSING

(Geen).

7.3.   AANBEVELING

Met het oog op een voortdurende verbetering van de waterkwaliteit in de hogesnelheidstreinen wordt aanbevolen dat de onder punt 4.2.2.2.4 bedoelde installaties zodanig gebruikt worden dat de voertuigen bijgevuld worden met water dat voldoet aan de eisen van Richtlijn 98/83/EG. In dat geval moeten losse onderdelen als slangen en koppelingen met zorg behandeld worden teneinde de waterkwaliteit te waarborgen.



BIJLAGE I

SPECIFIEKE GEVALLEN

De in de ontwerpfase in de hogesnelheidstreinen opgenomen redundanties, zoals gespecificeerd in de TSI, moeten het mogelijk maken preventief en correctief onderhoud voornamelijk in de daartoe bestemde onderhoudscentra uit te voeren.

Bepaalde defecten, waarvan hieronder voorbeelden worden gegeven, kunnen echter leiden tot:

— situaties met beperkte werking van het rollend materieel en exploitatiebeperkingen (snelheidsbeperking, rijtuigafsluiting enz.),

— of tot de behoefte aan correctief onderhoud in een kopstation.

Aangezien het om financiële redenen van belang is, niet alle kopstations met speciale faciliteiten uit te voeren, of zelden gebruikte onderdelen op voorraad te houden, en gezien de moeilijkheid, personeel geoefend te houden voor verschillende typen rollend materieel, moet correctief onderhoud worden uitgevoerd overeenkomstig een van de volgende vier methoden:

— eenvoudige reparaties die door treinpersoneel zonder specifieke kennis van het type rollend materieel kunnen worden uitgevoerd,

— reparaties die kunnen worden uitgevoerd met de telefonisch verleende specialistische hulp van het thuisdepot,

— reparaties die ter plaatse worden uitgevoerd door een team uit het thuisdepot,

— afschakeling van het defecte onderdeel en opzending buiten de commerciële dienst van de trein naar het thuisdepot.

De bijzondere bedrijfsvoorwaarden in situaties met beperkte werking of na gedeeltelijke reparaties of tijdelijke reparaties moeten afzonderlijk en overeenkomstig de specifieke eigenschappen van het rollend materieel en de regels of voorschriften geldend in de landen die de trein moet passeren worden goedgekeurd (bilaterale overeenkomsten vereist).

Voorbeelden van mogelijke defecten:

— Wielen met vlakke plekken

— Heetlopende aspotten

— Vretende wielassen

— Vastzittende toegangsdeuren

— Defecte airconditioning

— Gebroken vensters

— Defecte stroomafnemer

— Defecte toiletsystemen

— Storing van treinbesturingsapparatuur (TVM, LZB, RS 4 code…)

— Defecte tyfoons of koplampen

— Beschadigde vering

— Beschadigde draaistellen

— Beschadigde veerdempers

— Beschadigde koppelingen

— Defecte energievoorziening naar het treinstel

— Defecte verlichting



BIJLAGE II

BEOORDELING VAN DE CONFORMITEIT

BEOORDELING VAN INTEROPERABILITEITSONDERDELEN

II.1.   Toepassingsgebied

Deze bijlage behandelt de beoordeling van interoperabiliteitsonderdelen: toiletafvoersystemen: koppelingen, apparatuur voor de inwendige reiniging van treinstellen (elektrische contactdozen) en watervulaansluitingen van het subsysteem onderhoud.

II.2.   Karakteristieken

De karakteristieken van de te beoordelen interoperabiliteitsonderdelen in de diverse ontwerp- en productiefasen worden aangeduid met een kruis (X) in de tabellen II.1, II.2 en II.3.



Table II.1

Beoordeling van het interoperabiliteitsonderdeel: toiletafvoersystemen: koppelingen

1

2

3

4

5

6

Te beoordelen karakteristieken

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Karakteristiek

Punt

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Productiefase

(serie)

Ontwerpbeoordeling

Beoordeling fabricageproces

Typebeproeving

Praktijktest

Type en afmetingen

5.3.1

X

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

X



Tabel II.2

Beoordeling van het interoperabiliteitsonderdeel: apparatuur voor de inwendige reiniging van de treinstellen (elektrische contactdozen)

1

2

3

4

5

6

Te beoordelen karakteristieken

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Karakteristiek

Punt

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Productiefase

(serie)

Ontwerpbeoordeling

Beoordeling fabricageproces

Typebeproeving

Praktijktest

Type en afmetingen

5.3.3

X

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

X



Tabel II.3

Beoordeling van het interoperabiliteitsonderdeel: watervulaansluitingen

1

2

3

4

5

6

Te beoordelen karakteristieken

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Karakteristiek

Punt

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Productiefase

(serie)

Ontwerpbeoordeling

Beoordeling fabricageproces

Typebeproeving

Praktijktest

Type en afmetingen

5.3.5

X

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

X

BEOORDELING VAN HET SUBSYSTEEM ONDERHOUD

II.3.   Toepassingsgebied

Deze bijlage behandelt de beoordeling van het subsysteem onderhoud.

II.4.   Karakteristieken

De karakteristieken van het te beoordelen subsysteem in de diverse ontwerp-, installatie- en bedrijfsfasen worden aangeduid met een kruis (X) in de tabellen II.4 (vaste installaties) en II.5 (boordinstallaties).



Tabel II.4

Beoordeling van het subsysteem onderhoud (vaste installaties)

1

2

3

4

5

Te beoordelen karakteristieken

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Beoordeling tijdens

Karakteristiek

Punt

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Productiefase

Productiefase

Productiefase

Ontwerpbeoordeling

Fabricage, assemblage, montage

Gemonteerd voor ingebruikneming

Validering onder volledige bedrijfsomstandigheden

Wasstraten

Reinigingshoogte

4.2.2.2.1

X

n.v.t.

n.v.t.

X

Snelheid

4.2.2.2.1

X

n.v.t.

n.v.t.

X

Mobiel systeem voor toiletlediging

Functies

4.2.2.2.2

X

n.v.t.

n.v.t.

X

Druk

4.2.2.2.2

X

n.v.t.

n.v.t.

X

Compatibiliteit met

4.2.2.2.2

X

n.v.t.

n.v.t.

X

Opstelspoor

Lengten en afmetingen

4.2.2.1

X

n.v.t.

n.v.t.

X

Installaties voor levering van water en zand

Waterkwaliteit

4.2.2.2.4

X

n.v.t.

n.v.t.

X

Beschikbaarheid van zand

4.2.2.2.5

X

n.v.t.

n.v.t.

X

Zandkwaliteit

4.2.2.2.5

X

n.v.t.

n.v.t.

X



Tabel II.5

Beoordeling van het subsysteem onderhoud (boordinstallaties)

1

2

3

4

Te beoordelen karakteristieken

Module voor beoordeling in de volgende fase

Module voor beoordeling in de volgende fase

Module voor beoordeling in de volgende fase

Karakteristiek

Punt

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Ontwerp- en ontwikkelingsfase

Productiefase

Ontwerpbeoordeling

Typebeproeving

Serieproductiekwaliteit

Toiletten ledigen

Technologie van treintoiletten die het mogelijk maakt, deze elke drie dagen te ledigen

4.2.2.2.2

X

n.v.t.

n.v.t.

Stroomvoorziening voor reiniging treininterieurs

Stroomvoorziening - Spanning

4.2.2.2.3

X

X

n.v.t.

Beschikbaarheid van elektrische contactdozen

4.2.2.2.3

X

n.v.t.

n.v.t.

Afstand tussen contactdozen

4.2.2.2.3

X

n.v.t.

n.v.t.

Standby van de treinstellen

Geluidsniveau bij stationnement

4.2.2.2.6

X

X

n.v.t.

Geschiktheid voor onbemand stationnement met boordinstallatie onder spanning

4.2.2.2.6

X

n.v.t.

n.v.t.

Parkeerrem

4.2.2.2.6

X

n.v.t.

n.v.t.



BIJLAGE III

BEOORDELINGSPROCEDURES (MODULES)

III.1.   Module A (interne productiecontrole)

Beoordeling van de conformiteit van interoperabiliteitsonderdelen

1.

Deze module beschrijft de procedure waarmee de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde die aan de verplichtingen van punt 2 voldoet, waarborgt en verklaart dat het betreffende interoperabiliteitsonderdeel voldoet aan de eisen van de toepasselijke TSI.

2.

De fabrikant moet de technische documentatie zoals beschreven in punt 3 opstellen.

3.

Met behulp van de technische documentatie moet de conformiteit van het interoperabiliteitsonderdeel met de bepalingen van de TSI beoordeeld kunnen worden. De documentatie moet, voorzover relevant voor het ontwerp, de beoordeling, fabricage en werking van het interoperabiliteitsonderdeel beschrijven. Voorzover relevant voor de beoordeling moet de documentatie de volgende gegevens bevatten:

— een algemene beschrijving van het interoperabiliteitsonderdeel,

— conceptuele ontwerp- en productietekeningen en schema's van componenten, delen van samenstellen, circuits enz.,

— beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van de genoemde tekeningen en schema's en van de werking van het interoperabiliteitsonderdeel,

— een lijst van technische specificaties (de relevante TSI en/of Europese specificaties met relevante clausules die in de TSI worden genoemd) die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast,

— een beschrijving van de toegepaste oplossingen teneinde aan de eisen van de TSI te voldoen in gevallen waarin de in de TSI genoemde Europese specificaties niet volledig zijn toegepast,

— resultaten van gemaakte ontwerpberekeningen, uitgevoerde controles enz.,

— testrapporten.

4.

De fabrikant moet alle noodzakelijke maatregelen nemen zodat het fabricageproces conformiteit van het geproduceerde interoperabiliteitsonderdeel met de in punt 2 genoemde technische documentatie en met de eisen van de toepasselijke TSI waarborgt.

5.

De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet de EG-verklaring van conformiteit voor het interoperabiliteitsonderdeel opstellen. De inhoud van deze verklaring moet ten minste de in bijlage IV, punt 3, en artikel 13, lid 3, van Richtlijn 96/48/EG genoemde gegevens bevatten. De EG-verklaring van conformiteit, alsmede de bijgevoegde documenten moeten gedateerd en ondertekend worden.

De verklaring moet worden opgesteld in dezelfde taal als het technische dossier en moet de volgende gegevens bevatten:

— de referenties van de richtlijn (Richtlijn 96/48/EG en andere op het interoperabiliteitsonderdeel toepasselijke richtlijnen),

— naam en adres van de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde (firmanaam en volledig adres en, wanneer het een gemachtigde betreft, ook de firmanaam van de fabrikant of constructeur),

— beschrijving van het interoperabiliteitsonderdeel (merk, type, enz.),

— omschrijving van de voor de opstelling van de verklaring van conformiteit gevolgde procedure (module),

— alle relevante beschrijvingen waaraan het interoperabiliteitsonderdeel voldoet en met name de gebruiksvoorwaarden,

— referentie van deze TSI en andere toepasselijke TSI's en, in voorkomend geval, de referentie van de Europese specificaties,

— identiteit van de ondertekenaar aan wie de bevoegdheid is verleend om, namens de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde, verplichtingen aan te gaan.

6.

De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet gedurende een periode van tien jaar nadat het laatste product is gefabriceerd een kopie van de EG-verklaring van conformiteit bewaren. Wanneer noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap zijn gevestigd, is de verplichting tot het beschikbaar houden van de technische documentatie de verantwoordelijkheid van de persoon die het product in de Gemeenschap in de handel brengt.

7.

Wanneer de TSI naast de EG-verklaring van conformiteit een EG-verklaring van geschiktheid voor gebruik vereist, moet deze verklaring na opstelling door de fabrikant overeenkomstig de voorwaarden van module V worden bijgevoegd.

III.2.   Module SB (typekeuring)

EG-keuring van het subsysteem onderhoud

1.

Deze module beschrijft de EG-keuringsprocedure volgens welke een aangemelde instantie op verzoek van een aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde, controleert en verklaart dat een voor de voorziene productie representatief subsysteem onderhoud:

— voldoet aan deze TSI en andere toepasselijke TSI's, hetgeen aantoont dat aan de essentiële eisen van Richtlijn 96/48/EG is voldaan,

— voldoet aan de andere bepalingen van het Verdrag en in gebruik mag worden genomen.

2.

De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor EG-keuring (door middel van typekeuring) van het subsysteem indienen.

De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

— naam en adres van de aanbestedende dienst of diens gemachtigde,

— de technische documentatie zoals beschreven in punt 3.

3.

De aanvrager moet aan de aangemelde instantie een voor de betreffende productie representatief monster van het subsysteem ter beschikking stellen, hierna te noemen „type”.

Een type kan betrekking hebben op verschillende versies van het subsysteem mits de verschillen tussen de versies geen invloed hebben op de bepalingen van de TSI.

De aangemelde instantie kan indien nodig meer monsters vragen voor uitvoering van het testprogramma.

Indien vereist voor specifieke beproevings- of keuringsmethoden en gespecificeerd in de TSI of in de in artikel 10 van Richtlijn 96/48/EG genoemde Europese specificatie moet een monster of monsters van een deel van een samenstel of een volledig samenstel of een monster van het subsysteem in nog niet ingebouwde, voor inbouw gereed zijnde toestand worden geleverd.

De technische documentatie moet inzicht geven in het ontwerp, de fabricage, installatie en werking van het subsysteem en het beoordelen van de conformiteit met de bepalingen van Richtlijn 96/48/EG en de TSI mogelijk maken. De technische documentatie moet voorzover relevant voor deze beoordeling het ontwerp, de fabricage en werking van het subsysteem omvatten.

De technische documentatie moet de volgende gegevens bevatten:

— een algemene beschrijving van het subsysteem, het volledige ontwerp en de constructie,

— conceptuele ontwerp- en constructietekeningen alsmede schema's van componenten, delen van samenstellen, volledige samenstellen, circuits enz.,

— voor het begrip van bovengenoemde tekeningen en schema's en van de werking van het product benodigde beschrijvingen en verklaringen,

— de technische ontwerpspecificaties met inbegrip van de toegepaste Europese specificaties,

— het vereiste ondersteunende bewijs van geschiktheid, met name wanneer de in artikel 10 van Richtlijn 96/48/EG genoemde Europese specificaties en de relevante clausules niet volledig werden toegepast,

— een lijst van de interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem zijn verwerkt,

— technische documentatie betreffende de fabricage en de montage van het subsysteem,

— een lijst van fabrikanten die betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, de montage en de installatie van het subsysteem,

— voorwaarden voor gebruik en onderhoud van het subsysteem (beperkingen van rijtijd en afstand, slijtagegrenzen enz.),

— een lijst van in artikel 10 van Richtlijn 96/48/EG of in de technische ontwerpspecificatie genoemde Europese specificaties,

— resultaten van gemaakte ontwerpberekeningen, uitgevoerde controles, enz.,

— testrapporten.

Indien de TSI meer informatie voor de technische documentatie eist, dan moet deze worden opgenomen.

4.

De aangewezen instantie moet:

4.1.

de technische documentatie onderzoeken;

4.2.

indien de TSI een beoordeling van het ontwerp vereist, een onderzoek van de methoden, hulpmiddelen en resultaten van het ontwerp uitvoeren teneinde te beoordelen of deze aan de conformiteitseisen van het subsysteem bij voltooiing van het ontwerpproces kunnen voldoen;

4.3.

indien de TSI typebeproevingen vereist, verifiëren dat het (de) voor het uitvoeren van typebeproevingen vereiste monster(s) van het subsysteem of van de samenstellen of delen van samenstellen overeenkomstig de technische documentatie werd(en) gefabriceerd en de typebeproevingen overeenkomstig de bepalingen van de TSI en de betreffende Europese specificaties uitvoeren of laten uitvoeren;

4.4.

de elementen identificeren die overeenkomstig de relevante bepalingen van artikel 10 van Richtlijn 96/48/EG en de in de TSI genoemde Europese specificaties werden ontworpen, alsmede de elementen die werden ontworpen zonder toepassing van de relevante bepalingen van deze Europese specificaties;

4.5.

de toepasselijke controles en de vereiste beproevingen overeenkomstig de punten 4.2 en 4.3 uitvoeren of laten uitvoeren teneinde vast te stellen of, in gevallen waarin de toepasselijke in de TSI genoemde Europese specificaties niet werden toegepast, de toegepaste oplossingen voldoen aan de eisen van de TSI;

4.6.

de toepasselijke controles en de vereiste beproevingen overeenkomstig de punten 4.2 en 4.3 uitvoeren of laten uitvoeren teneinde vast te stellen of, in gevallen waarin voor de relevante Europese specificaties werd gekozen, deze daadwerkelijk werden toegepast;

4.7.

met de aanvrager de locatie waar de controles en de vereiste beproevingen worden uitgevoerd overeenkomen.

5.

Wanneer het type voldoet aan de bepalingen van Richtlijn 96/48/EG en de TSI moet de aangemelde instantie een verklaring van typekeuring aan de aanvrager afgeven. De verklaring moet naam en adres van de aanbestedende dienst en van de fabrikant(en), resultaten van het onderzoek, geldigheid van de verklaring en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type bevatten.

De geldigheidsduur mag niet langer zijn dan drie jaar.

Een lijst van relevante delen van de technische documentatie moet bij de verklaring worden gevoegd en de aangemelde instantie moet een kopie bewaren.

Indien de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde een verklaring van typekeuring wordt geweigerd, moet de aangemelde instantie uitvoerige redenen voor deze weigering opgeven.

Er moet worden voorzien in een procedure van beroep.

6.

De aanvrager moet de aangemelde instantie die de technische documentatie met betrekking tot de EG-verklaring van typekeuring in bezit heeft, op de hoogte brengen van alle wijzigingen aan het goedgekeurde subsysteem die additionele goedkeuring moeten verkrijgen wanneer deze wijzigingen de conformiteit met de eisen van Richtlijn 96/48/EG en de TSI of de voorgeschreven gebruiksvoorwaarden van het subsysteem beïnvloeden. Deze additionele goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op de oorspronkelijke EG-verklaring van typekeuring, of er wordt na intrekking van de oude verklaring een nieuwe verklaring verstrekt.

7.

Indien geen wijzigingen zoals bedoeld in punt 6 werden aangebracht, kan de geldigheidsduur van een verlopende verklaring voor een nieuwe periode worden verlengd. De aanvrager vraagt deze verlenging aan met een schriftelijke bevestiging dat er geen wijzigingen zijn aangebracht en de aangemelde instantie geeft een verlenging van de geldigheidsduur overeenkomstig punt 5, wanneer geen tegenovergestelde informatie aanwezig is. Deze procedure kan herhaald worden.

8.

Elke aangemelde instantie moet de relevante informatie over de ingetrokken of geweigerde verklaringen van typekeuring aan de andere aangemelde instanties doorgeven.

9.

De andere aangemelde instanties zullen op verzoek kopieën van de verklaringen van typekeuring en/of de aanvullingen erop ontvangen. De bijlagen bij de verklaringen moeten ter beschikking van de andere aangemelde instanties worden gehouden.

10.

De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet gedurende de gebruiksduur van het subsysteem bij de technische documentatie kopieën van de verklaringen van typekeuring en de aanvullingen erop bewaren. Deze documentatie moet op verzoek naar elke andere lidstaat worden gestuurd.

III.3.   Module SD (kwaliteitsborging van de productie)

EG-keuring van het subsysteem onderhoud

1.

Deze module beschrijft de EG-keuringsprocedure waarmee een aangemelde instantie op verzoek van een aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde controleert en verklaart dat een subsysteem onderhoud, waarvoor reeds een EG-verklaring van typekeuring door een aangemelde instantie werd afgegeven,

— voldoet aan deze TSI en aan andere toepasselijke TSI's, hetgeen aantoont dat aan de essentiële eisen van Richtlijn 96/48/EG is voldaan,

— voldoet aan de andere bepalingen van het Verdrag en in gebruik mag worden genomen.

De aangemelde instantie voert de procedure uit onder de voorwaarde dat de betrokken aanbestedende dienst en de betrokken fabrikanten de verplichtingen van punt 2 nakomen.

2.

Voor het subsysteem dat aan een EG-keuringsprocedure wordt onderworpen, moet de aanbestedende dienst uitsluitend fabrikanten contracteren wier activiteiten die bijdragen tot het te keuren subsysteemproject (fabricage, montage, installatie) onderworpen zijn aan een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem voor fabricage en inspectie en beproeving van het eindproduct zoals gespecificeerd in punt 3 en die onderworpen zijn aan toezicht zoals gespecificeerd in punt 4.

De term „fabrikant” omvat binnen deze bepalingen ook ondernemingen:

— die verantwoordelijk zijn voor het totale subsysteemproject (en met name verantwoordelijk voor de integratie van het subsysteem (de hoofdaannemer)),

— die montage en installatie van het subsysteem uitvoeren.

De voor het totale subsysteemproject (en met name voor de integratie van het subsysteem) verantwoordelijke hoofdaannemer moet in ieder geval een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem voor fabricage en inspectie en beproeving van het eindproduct hebben zoals gespecificeerd in punt 3 en dit kwaliteitsborgingssysteem moet onderworpen zijn aan toezicht zoals gespecificeerd in punt 4.

In het geval dat de aanbestedende dienst rechtstreeks betrokken is bij de productie (met inbegrip van montage en installatie), of dat de aanbestedende dienst zelf verantwoordelijk is voor het totale subsysteemproject (en met name verantwoordelijk voor de integratie van het subsysteem), moet de aanbestedende dienst een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem voor deze activiteiten hebben zoals gespecificeerd in punt 3 en onderworpen zijn aan toezicht zoals gespecificeerd in punt 4.

3.

Kwaliteitsborgingssysteem

3.1.

De betrokken fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, moeten bij een aangemelde instantie van hun keuze een aanvraag voor beoordeling van hun kwaliteitsborgingssysteem indienen. Deze aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

— alle relevante gegevens van het voorziene subsysteem,

— de documentatie betreffende het kwaliteitsborgingssysteem,

— de technische documentatie van het goedgekeurde type en een kopie van de verklaring van typekeuring die na de voltooiing van de typekeuringsprocedure van module SB wordt verstrekt.

Voor fabrikanten die slechts betrokken zijn bij een deel van het subsysteemproject, is de informatie slechts vereist voor dat specifieke relevante deel.

3.2.

Voor de hoofdaannemer moet het kwaliteitsborgingssysteem totale conformiteit van het subsysteem met het in de verklaring van typekeuring beschreven type en totale conformiteit van het subsysteem met de eisen van de TSI waarborgen. Voor andere fabrikanten (onderaannemers) moet het kwaliteitsborgingssysteem conformiteit van hun relevante bijdrage aan het subsysteem met het in de verklaring van typekeuring beschreven type en met de eisen van de TSI waarborgen.

Alle door de aanvragers toegepaste elementen, eisen en voorzieningen moeten op een systematische en ordelijke manier in de vorm van geschreven principes, procedures en instructies worden gedocumenteerd. De documentatie van het kwaliteitsborgingssysteem moet een algemeen begrip van het kwaliteitsbeleid en procedures zoals kwaliteitsprogramma's, plannen, handboeken en dossiers mogelijk maken.

Het kwaliteitsborgingssysteem moet met name een adequate beschrijving bevatten van:

voor alle aanvragers

— de kwaliteitsdoelstellingen en de organisatiestructuur,

— de overeenkomstige technieken, processen en systematische acties die gebruikt worden bij de fabricage, de kwaliteitsbeheersing en kwaliteitsborging,

— de onderzoeken, controles en beproevingen die worden uitgevoerd voor, tijdens en na de fabricage, montage en installatie en de frequentie waarmee ze worden uitgevoerd,

— de kwaliteitsdocumenten zoals inspectierapporten en testgegevens, kalibreringsgegevens, kwalificatierapporten over het betrokken personeel enz.,

en voor de hoofdaannemer:

— verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directie met betrekking tot de totale kwaliteit van het subsysteem en met name met betrekking tot het integratiebeheer van het subsysteem.

Onderzoeken, beproevingen en controles moeten de volgende fasen omvatten:

— constructie van het subsysteem, met name civieltechnische activiteiten, montage van onderdelen en laatste afregeling,

— eindbeproeving van het subsysteem,

— en, wanneer gespecificeerd in de TSI, de validering onder volledige omstandigheden van vol bedrijf.

3.3.

De in punt 3.1 genoemde aangemelde instantie moet het kwaliteitsborgingssysteem beoordelen teneinde te bepalen of het voldoet aan de in punt 3.2 genoemde eisen. De aangemelde instantie veronderstelt conformiteit met deze eisen met betrekking tot kwaliteitsborgingssystemen die de relevante geharmoniseerde norm ten uitvoer leggen. Deze geharmoniseerde norm is de norm EN ISO 9001 — december 2000, die indien nodig wordt aangevuld teneinde rekening te houden met het specifieke karakter van het subsysteem waarvoor hij ten uitvoer wordt gelegd.

De audit moet specifiek zijn voor het betrokken subsysteem en rekening houden met de specifieke bijdrage van de aanvrager aan het subsysteem. Het auditteam moet ten minste één lid hebben dat ervaring heeft met het beoordelen van de betreffende technologie van het subsysteem. De beoordelingsprocedure moet een beoordelingsbezoek bij de fabrikant bevatten.

De aanvrager moet van de beslissing in kennis worden gesteld. De mededeling moet de conclusies van het onderzoek en de met redenen omklede beoordelingsbeslissing bevatten.

3.4.

De fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, moeten de uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem voortvloeiende verplichtingen vervullen en het kwaliteitsborgingssysteem onderhouden zodat het adequaat en efficiënt blijft.

De fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, moeten de aangemelde instantie die het kwaliteitsborgingssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte stellen van elke voorgenomen aanpassing van het kwaliteitsborgingssysteem.

De aangemelde instantie moet de voorgestelde wijzigingen beoordelen en beslissen of het gewijzigde kwaliteitsborgingssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 genoemde eisen of dat een nieuwe beoordeling vereist is.

De aangemelde instantie moet de aanvrager van haar beslissing in kennis stellen. De mededeling moet de conclusies van het onderzoek en de met redenen omklede beoordelingsbeslissing bevatten

4.

Toezicht op het (de) kwaliteitsborgingssyste(e)m(en) onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie(s).

4.1.

Het doel van het toezicht is te waarborgen dat de fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, de uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem voortvloeiende verplichtingen naar behoren vervullen.

4.2.

De in punt 3.1 genoemde aangemelde instantie moet voor inspectiedoeleinden permanente toegang hebben tot de bouwterreinen, productie-, constructie- en installatiewerkplaatsen, opslagplaatsen en, waar nodig, tot prefab- of testfaciliteiten en, meer algemeen, tot alle locaties die ze voor de uitoefening van haar taak nodig acht overeenkomstig de specifieke bijdrage van de aanvrager aan het subsysteemproject.

4.3.

De fabrikant(en) en de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde, indien die erbij betrokken zijn, moeten aan de in punt 3.1 genoemde aangemelde instantie alle voor dat doel benodigde documenten sturen (of laten sturen) en met name de uitvoeringsplannen en technische dossiers met betrekking tot het subsysteem (voorzover relevant voor de specifieke bijdrage van de aanvrager aan het subsysteem), met name

— de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem met inbegrip van de specifieke ten uitvoer gelegde middelen teneinde te waarborgen dat:

— (voor de hoofdaannemer) alle verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directie met het oog op conformiteit van het volledige subsysteem voldoende en correct zijn gedefinieerd,

— de kwaliteitsborgingssystemen van elke fabrikant correct worden beheerd teneinde integratie op het niveau van het subsysteem te bereiken,

— de kwaliteitsdocumenten zoals voorzien door het fabricagedeel (met inbegrip van montage en installatie) van het kwaliteitsborgingssysteem, zoals inspectierapporten en testgegevens, kalibreringsgegevens, kwalificatierapporten van het betrokken personeel enz..

4.4.

De aangemelde instantie(s) moet(en) periodieke audits uitvoeren teneinde te controleren dat de fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, het kwaliteitsborgingssysteem onderhouden en toepassen en moet een auditrapport aan de fabrikant(en) en de aanbestedende dienst leveren.

Audits worden ten minste éénmaal per jaar uitgevoerd en ten minste één audit vindt plaats tijdens de periode van de relevante activiteiten (fabricage, montage of installatie) aan het subsysteem dat onderworpen is aan de in punt 6 genoemde EG-keuringsprocedure.

4.5.

Bovendien kan (kunnen) de aangemelde instantie(s) de in punt 4.2 genoemde locaties van de aanvrager(s) onaangekondigd bezoeken. Tijdens deze bezoeken kan de aangemelde instantie volledige of gedeeltelijke audits uitvoeren en testen (laten) uitvoeren teneinde waar nodig te verifiëren dat het kwaliteitsborgingssysteem correct functioneert. De aangemelde instantie moet een bezoekrapport aan de aanvrager(s) leveren en, wanneer een audit werd uitgevoerd, een auditrapport en, wanneer een test heeft plaatsgevonden, een testrapport.

5.

Gedurende een periode van tien jaar nadat het laatste subsysteem is gefabriceerd, moeten de fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, het volgende ter beschikking van de nationale autoriteiten houden:

— de bij punt 3.1, tweede alinea, tweede streepje, genoemde documentatie,

— de in punt 3.4, tweede alinea, genoemde aanpassing,

— de in punt 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.4 en 4.5 genoemde besluiten en rapporten van de aangemelde instantie.

6.

EG-keuringsprocedure

6.1.

De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor EG-keuring van het subsysteem (door middel van kwaliteitsborging van de productie) indienen met inbegrip van coördinatie van toezicht op de kwaliteitsborgingssystemen overeenkomstig punt 6.5. De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet de betrokken fabrikanten van zijn keuze en van de toepassing op de hoogte stellen.

6.2.

In de aanvraag moet het ontwerp, de fabricage, de montage, de installatie en de werking van het subsysteem duidelijk zijn en de aanvraag moet de beoordeling van de conformiteit met de eisen van Richtlijn 96/48/EG en de TSI mogelijk maken.

De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

— de technische documentatie met betrekking tot het goedgekeurde type en de verklaring van typekeuring zoals die na voltooiing van de in module SB gedefinieerde procedure wordt verstrekt,

— en, indien niet in deze documentatie opgenomen,

— de technische ontwerpspecificaties met inbegrip van de toegepaste Europese specificaties,

— het vereiste ondersteunende bewijs van geschiktheid, met name wanneer de in artikel 10 van Richtlijn 96/48/EG genoemde Europese specificaties niet volledig werden toegepast. Dit ondersteunende bewijs moet de resultaten van de beproevingen bevatten die door het aangewezen laboratorium van de fabrikant of namens de fabrikant werden uitgevoerd,

— de technische documentatie betreffende de fabricage en de montage van het subsysteem,

— een lijst van de interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem zijn verwerkt,

— een lijst van alle fabrikanten die betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, de montage en de installatie van het subsysteem,

— het bewijs dat alle in punt 3.2 genoemde fasen zijn onderworpen aan de kwaliteitsborgingssystemen van de betrokken fabrikanten en/of de betrokken aanbestedende dienst alsmede het bewijs van hun effectiviteit,

— indicatie van de aangemelde instantie(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor de goedkeuring van en het toezicht op deze kwaliteitsborgingssystemen.

6.3.

De aangemelde instantie moet de aanvraag onderzoeken met betrekking tot de geldigheid van de typekeuring en de verklaring van typekeuring.

6.4.

De aangemelde instantie moet vervolgens onderzoeken of alle in de laatste alinea van punt 3.2 genoemde fasen van het subsysteem voldoende en correct worden gecontroleerd door de goedkeuring van en het toezicht op het (de) kwaliteitsborgingssyste(e)m(en) van de aanvrager(s).

Indien de conformiteit van het subsysteem met het in de EG-verklaring van typekeuring beschreven type en de conformiteit van het subsysteem met de eisen van Richtlijn 96/48/EG en de TSI is gebaseerd op meer dan een kwaliteitsborgingssysteem, dan moet de aangemelde instantie met name onderzoeken

— of de relaties en overeenkomsten tussen de kwaliteitsborgingsysstemen duidelijk gedocumenteerd zijn

— en of de totale verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directie voor de conformiteit van het totale subsysteem voor de hoofdaannemer voldoende en correct gedefinieerd zijn.

6.5.

Indien de voor de EG-keuring verantwoordelijke aangemelde instantie geen toezicht houdt op het (de) in punt 4 genoemde kwaliteitsborgingsyste(e)m(en), moet de aangemelde instantie de toezichthoudende activiteiten van enige andere voor die taak verantwoordelijke aangemelde instantie coördineren teneinde te waarborgen dat correct beheer van overeenkomsten tussen de verschillende kwaliteitsborgingssystemen met het oog op integratie van het subsysteem werd uitgevoerd. Deze coördinatie bevat het recht van de voor de EG-keuring verantwoordelijke aangemelde instantie

— alle documentatie (goedkeuring en toezicht), die door de andere aangemelde instantie(s) is opgesteld, te ontvangen,

— de in punt 4.4 genoemde audits bij te wonen,

— additionele audits zoals genoemd in punt 4.5 uit te voeren onder eigen verantwoordelijkheid en samen met de andere aangemelde instantie(s).

6.6.

Wanneer het subsysteem voldoet aan de eisen van Richtlijn 96/48/EG en de TSI, moet de aangemelde instantie, gebaseerd op de typekeuring en goedkeuring van en toezicht op het (de) kwaliteitsborgingsyste(e)m(en), de verklaring van EG-keuring opstellen, die bestemd is voor de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde; deze stelt op zijn beurt de EG-keuringsverklaring op, die bestemd is voor de bevoegde instantie van de lidstaat waar het subsysteem geïnstalleerd en/of geëxploiteerd wordt.

De EG-keuringsverklaring en de bijgevoegde documenten moeten gedateerd en ondertekend worden. Deze verklaring moet in dezelfde taal als die van het technische dossier worden gesteld en moet ten minste de in bijlage V van Richtlijn 96/48/EG genoemde gegevens bevatten.

6.7.

De aangemelde instantie is verantwoordelijk voor de samenstelling van het technische dossier waarvan de EG-keuringsverklaring vergezeld moet gaan. Dit technische dossier moet ten minste de in artikel 18, lid 3, van Richtlijn 96/48/EG genoemde gegevens bevatten, en met name de volgende gegevens:

— alle nodige documenten betreffende de kenmerken van het subsysteem,

— een lijst van de interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem zijn verwerkt,

— kopieën van de EG-verklaringen van conformiteit, alsmede in voorkomend geval kopieën van EG-verklaringen van geschiktheid voor gebruik die genoemde componenten overeenkomstig artikel 13 van de richtlijn moeten hebben, waar van toepassing vergezeld van de overeenkomstige documenten (verklaringen, documenten betreffende goedkeuring van en toezicht op kwaliteitsborgingssystemen) die op basis van de TSI door de aangemelde instanties worden opgesteld,

— alle gegevens inzake de gebruiksvoorwaarden en gebruiksbeperkingen,

— alle gegevens inzake de voorschriften voor onderhoud, permanent of periodiek bewakingstoezicht en afregeling,

— het certificaat van typekeuring voor het subsysteem en de bijgevoegde technische documentatie,

— het certificaat van EG-keuring van de aangemelde instantie zoals genoemd in punt 6.5, vergezeld van de desbetreffende berekeningen en medeondertekend, met een verklaring dat het project in overeenstemming is met de bepalingen van Richtlijn 96/48/EG en van de TSI en waar van toepassing met vermelding van een eventueel tijdens de uitvoering van de werkzaamheden gemaakt voorbehoud dat niet is ingetrokken; de verklaring moet ook vergezeld gaan van de inspectie- en auditrapporten die in het kader van de keuring werden opgesteld, zoals nader aangegeven in de punten 4.4 en 4.5 en met name:

7.

Het volledige dossier bij de verklaring van EG-keuring moet, ter staving van de verklaring van EG-keuring die is afgegeven door de aangemelde instantie, worden ingediend bij de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde. Het dossier moet worden gevoegd bij de EG-keuringsverklaring die door de aanbestedende dienst is opgesteld en die bestemd is voor de bevoegde instantie.

8.

De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet een kopie van het dossier bewaren gedurende de hele levensduur van het subsysteem. Andere lidstaten kunnen desgewenst om toezending van het dossier verlangen.

III.4.   Module SF (productkeuring)

EG-keuring van het subsysteem onderhoud

1.

Deze module beschrijft de EG-keuringsprocedure waarmee een aangemelde instantie op verzoek van een aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde nagaat of en verklaart dat een subsysteem onderhoud, waarvoor reeds een EG-verklaring van typekeuring door een aangemelde instantie werd afgegeven,

— voldoet aan deze TSI en aan andere toepasselijke TSI's, hetgeen aantoont dat aan de essentiële eisen van Richtlijn 96/48/EG is voldaan,

— voldoet aan de andere bepalingen van het Verdrag en in gebruik mag worden genomen.

2.

De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor EG-keuring (door middel van productkeuring) van een subsysteem indienen.

De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

— naam en adres van de aanbestedende dienst of diens gemachtigde,

— de technische documentatie.

3.

Binnen dit deel van de procedure controleert en verklaart de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde dat het betreffende subsysteem in conformiteit is met het in de EG-verklaring van typekeuring beschreven type en voldoet aan de eisen van Richtlijn 96/48/EG en de toepasselijke TSI.

4.

De aanbestedende dienst moet alle noodzakelijke maatregelen treffen teneinde te garanderen dat het fabricageproces (met inbegrip van assemblage en integratie van interoperabiliteitsonderdelen) conformiteit van het subsysteem met het in de EG-verklaring van typekeuring beschreven type en met de eisen van de toepasselijke TSI waarborgt.

5.

De technische documentatie moet inzicht in het ontwerp, de fabricage, de installatie en de werking van het subsysteem en het beoordelen van de conformiteit met het in de verklaring van typekeuring beschreven type en met de eisen van de richtlijn en de TSI mogelijk maken.

De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

— de verklaring van typekeuring en de bijgevoegde documenten en aanvullingen en, voorzover niet opgenomen in de documenten die de EG-verklaring van typekeuring vergezellen,

— een algemene beschrijving van het subsysteem, ontwerp en constructie,

— conceptuele ontwerp- en constructietekeningen alsmede schema's van delen van samenstellen, circuits enz.,

— technische documentatie betreffende de fabricage en de montage van het subsysteem,

— de technische ontwerpspecificaties met inbegrip van de toegepaste Europese specificaties,

— het vereiste ondersteunende bewijs van geschiktheid, met name wanneer de Europese specificaties niet volledig werden toegepast,

— een lijst van de interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem zijn verwerkt,

— een lijst van fabrikanten die betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, de montage en de installatie van het subsysteem,

— een lijst van Europese specificaties. Indien de TSI meer informatie voor de technische documentatie eist, dan moet deze worden opgenomen.

6.

De aangemelde instantie moet de vereiste onderzoeken en beproevingen uitvoeren teneinde de conformiteit van het subsysteem met het in de EG-verklaring van typekeuring beschreven type en met de eisen van Richtlijn 96/48/EG en de TSI na te gaan door middel van het onderzoeken en beproeven van elk in serie vervaardigd subsysteem zoals gespecificeerd in punt 4.

7.

Keuring door middel van onderzoek en beproeving van elk subsysteem (als serieproduct)

7.1.

De aangemelde instantie moet de beproevingen, onderzoeken en keuringen uitvoeren teneinde conformiteit van het subsysteem als serieproduct met de essentiële eisen van de richtlijn en de TSI te waarborgen. De beproevingen, onderzoeken en keuringen moeten zich overeenkomstig de TSI uitstrekken tot de onderstaande fasen:

— constructie van het subsysteem, met inbegrip van montage van componenten en afregelingen,

— eindbeproeving van het subsysteem,

— en, wanneer gespecificeerd in de TSI, de validering onder omstandigheden van vol bedrijf.

7.2.

Alle subsystemen (als serieproducten) moeten afzonderlijk worden onderzocht en geschikte beproevingen en keuringen zoals beschreven in de TSI en de Europese specificaties (of gelijkwaardige beproevingen) moeten worden uitgevoerd teneinde de conformiteit met het in de verklaring van typekeuring en in de eisen van de toepasselijke TSI beschreven type te verifiëren.

8.

De aangemelde instantie kan met de aanbestedende dienst de locaties overeenkomen waar de beproevingen worden uitgevoerd en kan overeenkomen dat eindbeproeving van het subsysteem en, wanneer vereist in de TSI, beproevingen of validering onder volledige bedrijfsomstandigheden worden uitgevoerd door de aanbestedende dienst onder rechtstreeks toezicht en in aanwezigheid van de aangemelde instantie.

9.

De aangemelde instantie moet voor beproevings- en keuringsdoeleinden permanente toegang hebben tot bouwterreinen, montage- en installatiewerkplaatsen en, waar nodig, tot prefab- en testfaciliteiten teneinde de in de TSI beschreven taken uit te voeren.

10.

Wanneer het subsysteem aan de eisen van Richtlijn 96/48/EG en de TSI voldoet, moet de aangemelde instantie op basis van de onderzoeken, beproevingen en keuringen die, zoals aangegeven in punt 7, op alle serieproducten werden uitgevoerd en die overeenkomstig de TSI en de in artikel 10 van Richtlijn 96/48/EG genoemde Europese specificatie vereist zijn, de verklaring van EG-keuring opstellen die is bestemd voor de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde; deze stelt op zijn beurt de EG-keuringsverklaring op, die bestemd is voor de bevoegde instantie van de lidstaat waar het subsysteem geïnstalleerd en/of geëxploiteerd wordt. De EG-keuringsverklaring en de bijgevoegde documenten moeten gedateerd en ondertekend worden. De verklaring moet in dezelfde taal als die van het technisch dossier worden opgesteld en moet ten minste de in bijlage V van Richtlijn 96/48/EG genoemde gegevens bevatten.

11.

De aangemelde instantie is verantwoordelijk voor de samenstelling van het technische dossier waarvan de EG-keuringsverklaring vergezeld moet gaan. Dit technische dossier moet ten minste de in artikel 18, lid 3, van Richtlijn 96/48/EG genoemde gegevens bevatten, en met name de volgende gegevens:

— alle nodige documenten betreffende de kenmerken van het subsysteem,

— een lijst van de interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem zijn verwerkt,

— kopieën van de EG-verklaringen van conformiteit, alsmede in voorkomend geval kopieën van EG-verklaringen van geschiktheid voor gebruik die genoemde componenten overeenkomstig artikel 13 van de richtlijn moeten hebben, waar van toepassing vergezeld van de overeenkomstige documenten (verklaringen, documenten betreffende goedkeuring van en toezicht op kwaliteitsborgingssystemen) die op basis van de TSI door de aangemelde instanties worden opgesteld,

— alle gegevens inzake de gebruiksvoorwaarden en gebruiksbeperkingen,

— alle gegevens inzake de voorschriften voor onderhoud, permanent of periodiek toezicht en afregeling,

— het certificaat van typegoedkeuring en de bijgevoegde technische documentatie,

— het certificaat van EG-keuring van de aangemelde instantie zoals genoemd in punt 10, vergezeld van de desbetreffende berekeningen en medeondertekend, met een verklaring dat het project in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijn en van de TSI en waar van toepassing met vermelding van een eventueel tijdens de uitvoering van de werkzaamheden gemaakt voorbehoud dat niet is ingetrokken; de verklaring moet, indien relevant, ook vergezeld gaan van de inspectie- en auditrapporten die in het kader van de keuring werden opgesteld.

12.

Het volledige dossier bij de verklaring van EG-keuring moet, ter staving van de verklaring van EG-keuring die is afgegeven door de aangemelde instantie, worden ingediend bij de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde. Het dossier moet worden gevoegd bij de EG-keuringsverklaring die door de aanbestedende dienst is opgesteld en die bestemd is voor de bevoegde autoriteit.

13.

De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet een kopie van het dossier bewaren gedurende de hele levensduur van het subsysteem. Andere lidstaten kunnen desgewenst om toezending van het dossier verzoeken.

III.5.   Module SG (eenheidskeuring)

EG-keuring van het subsysteem onderhoud

1.

Deze module beschrijft de EG-keuringsprocedure waarmee een aangemelde instantie op verzoek van een aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde nagaat of en verklaart dat een subsysteem onderhoud

— voldoet aan deze TSI en aan andere toepasselijke TSI's, hetgeen aantoont dat aan de essentiële eisen van Richtlijn 96/48/EG is voldaan,

— voldoet aan de andere bepalingen van het Verdrag en in gebruik mag worden genomen.

2.

De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor EG-keuring (door middel van keuring van onderdelen) van het subsysteem indienen.

De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

— naam en adres van de aanbestedende dienst of diens gemachtigde,

— de technische documentatie.

3.

De technische documentatie moet inzicht geven in het ontwerp, de fabricage, de installatie en de werking van het subsysteem en het beoordelen van de conformiteit met de eisen van de TSI mogelijk maken.

De technische documentatie moet de volgende gegevens bevatten:

— een algemene beschrijving van het subsysteem, het volledige ontwerp en de constructie,

— conceptuele ontwerp- en constructietekeningen alsmede schema's van delen van samenstellen, circuits enz.,

— technische documentatie betreffende de fabricage en de montage van het subsysteem,

— de technische ontwerpspecificaties met inbegrip van de toegepaste Europese specificaties,

— het vereiste ondersteunende bewijs van geschiktheid, met name wanneer de in de TSI genoemde Europese specificaties en de relevante clausules niet volledig werden toegepast,

— een lijst van de interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem zijn verwerkt,

— een lijst van fabrikanten die betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, de montage en de installatie van het subsysteem,

— de lijst van in de TSI of in de technische ontwerpspecificatie genoemde Europese specificaties.

Indien de TSI meer informatie voor de technische documentatie eist, dan moet deze worden opgenomen.

4.

De aangemelde instantie moet de aanvraag onderzoeken en de in de TSI en/of in de Europese specificaties, beschreven in de TSI, genoemde vereiste beproevingen en keuringen uitvoeren teneinde conformiteit met de in de TSI genoemde essentiële eisen van de richtlijn te waarborgen. De beproevingen, onderzoeken en keuringen moeten zich overeenkomstig de TSI uitstrekken tot de onderstaande fasen:

— het totale ontwerp,

— constructie van het subsysteem, in het bijzonder en wanneer relevant met inbegrip van civieltechnische werkzaamheden, montage van onderdelen en afregeling,

— eindbeproeving van het subsysteem,

— en, wanneer gespecificeerd in de TSI, validering onder volledige bedrijfsomstandigheden.

5.

De aangemelde instantie kan met de aanbestedende dienst de locaties overeenkomen waar de beproevingen worden uitgevoerd en kan overeenkomen dat eindbeproeving van het subsysteem en, wanneer vereist in de TSI, beproevingen onder volledige bedrijfsomstandigheden worden uitgevoerd door de aanbestedende dienst onder rechtstreeks toezicht en in aanwezigheid van de aangemelde instantie.

6.

De aangemelde instantie moet voor beproevings- en keuringsdoeleinden permanente toegang hebben tot tekenkamers, bouwterreinen, montage- en installatiewerkplaatsen en, waar nodig, tot prefab- en testfaciliteiten teneinde de in de TSI beschreven taken uit te voeren.

7.

Wanneer het subsysteem aan de eisen van de TSI voldoet, moet de aangemelde instantie op basis van de onderzoeken, beproevingen en keuringen die overeenkomstig de TSI en de in de TSI genoemde Europese specificatie vereist zijn, de verklaring van EG-keuring opstellen die bestemd is voor de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde; deze stelt op zijn beurt de EG-keuringsverklaring op, die bestemd is voor de bevoegde instantie van de lidstaat waar het subsysteem geïnstalleerd en/of geëxploiteerd wordt. De EG-keuringsverklaring en de bijgevoegde documenten moeten gedateerd en ondertekend worden. De verklaring moet in dezelfde taal als die van het technische dossier worden opgesteld en moet ten minste de in bijlage V van Richtlijn 96/48/EG genoemde gegevens bevatten.

8.

De aangewezen instantie is verantwoordelijk voor de samenstelling van het technische dossier waarvan de EG-keuringsverklaring vergezeld moet gaan. Het technische dossier moet ten minste de in artikel 18, lid 3, van Richtlijn 96/48/EG genoemde gegevens bevatten, en met name de volgende gegevens:

— alle nodige documenten betreffende de kenmerken van het subsysteem,

— een lijst van de interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem zijn verwerkt,

— kopieën van de EG-verklaringen van conformiteit, alsmede in voorkomend geval kopieën van EG-verklaringen van geschiktheid voor gebruik die genoemde componenten overeenkomstig artikel 13 van de richtlijn moeten hebben, waar van toepassing vergezeld van de overeenkomstige documenten (verklaringen, documenten betreffende goedkeuring van en toezicht op kwaliteitsborgingssystemen) die op basis van de TSI door de aangemelde instanties worden opgesteld,

— alle gegevens inzake gebruiksvoorwaarden en gebruiksbeperkingen,

— alle gegevens inzake de voorschriften voor onderhoud, permanent of periodiek toezicht en afregeling,

— het certificaat van EG-keuring van de aangemelde instantie zoals genoemd in punt 7, vergezeld van de desbetreffende berekeningen en medeondertekend, met een verklaring dat het project in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijn en van de TSI en waar van toepassing met vermelding van een eventueel tijdens de uitvoering van de werkzaamheden gemaakt voorbehoud dat niet is ingetrokken; de verklaring moet, indien relevant, ook vergezeld gaan van de inspectie- en auditrapporten die in het kader van de keuring werden opgesteld.

9.

Het volledige dossier bij de verklaring van EG-keuring moet, ter staving van de verklaring van EG-keuring die is afgegeven door de aangemelde instantie, worden ingediend bij de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde. Het dossier moet worden gevoegd bij de EG-keuringsverklaring die door de aanbestedende dienst is opgesteld en die bestemd is voor de bevoegde autoriteit.

10.

De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet een kopie van het dossier bewaren gedurende de hele levensduur van het subsysteem. Andere lidstaten kunnen desgewenst om toezending van het dossier verzoeken.

III.6.   Module SH2 (volledige kwaliteitsborging met ontwerpcontrole)

EG-keuring van het subsysteem onderhoud

1.

Deze module beschrijft de EG-keuringsprocedure waarmee een aangemelde instantie op verzoek van een aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde nagaat of en verklaart dat een subsysteem onderhoud

— voldoet aan deze TSI en aan andere toepasselijke TSI's, hetgeen aantoont dat aan de essentiële eisen van Richtlijn 96/48/EG is voldaan,

— voldoet aan de andere bepalingen van het Verdrag en in gebruik mag worden genomen.

De aangemelde instantie voert de procedure uit met inbegrip van ontwerpcontrole van het subsysteem op voorwaarde dat de betrokken aanbestedende dienst en de betrokken fabrikanten voldoen aan de verplichtingen van punt 2.

2.

Voor het subsysteem dat aan een EG-keuringsprocedure wordt onderworpen, moet de aanbestedende dienst uitsluitend fabrikanten contracteren wier activiteiten die bijdragen tot het te keuren subsysteem (ontwerp, fabricage, montage, installatie) onderworpen zijn aan een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem voor ontwerp, fabricage en inspectie en beproeving van het eindproduct zoals gespecificeerd in punt 3 en die onderworpen zijn aan toezicht zoals gespecificeerd in punt 4.

De term „fabrikant” omvat ook ondernemingen:

— die verantwoordelijk zijn voor het totale subsysteem (en met name verantwoordelijk voor de integratie van het subsysteem (de hoofdaannemer),

— die ontwerpen of onderzoek doen (bijvoorbeeld adviseurs),

— die montage en installatie van het subsysteem uitvoeren. Voor fabrikanten die uitsluitend montage en installatie uitvoeren, is een kwaliteitsborgingssysteem voor fabricage en inspectie en beproeving van het eindproduct voldoende.

De voor het totale subsysteemproject verantwoordelijke hoofdaannemer (met inbegrip van met name de verantwoordelijkheid voor de integratie van het subsysteem) moet in ieder geval een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem voor ontwerp, fabricage en inspectie en beproeving van het eindproduct hebben zoals gespecificeerd in punt 3 en dit kwaliteitsborgingssysteem moet onderworpen zijn aan toezicht zoals gespecificeerd in punt 4.

In het geval dat de aanbestedende dienst rechtstreeks betrokken is bij ontwerp en/of productie (met inbegrip van montage en installatie), of dat de aanbestedende dienst zelf verantwoordelijk is voor het totale subsysteemproject (en met name verantwoordelijk voor de integratie van het subsysteem), moet de aanbestedende dienst een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem voor deze activiteiten hebben zoals gespecificeerd in punt 3 en onderworpen zijn aan toezicht zoals gespecificeerd in punt 4.

3.

Kwaliteitsborgingssysteem

3.1.

De betrokken fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, moeten bij een aangemelde instantie van hun keuze een aanvraag voor beoordeling van hun kwaliteitsborgingssysteem indienen.

Deze aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

— alle relevante gegevens van het voorziene subsysteem,

— de documentatie betreffende het kwaliteitsborgingssysteem.

Voor fabrikanten die slechts betrokken zijn bij een deel van het subsysteemproject, is de informatie slechts vereist voor dat specifieke relevante deel.

3.2.

Voor de hoofdaannemer moet het kwaliteitsborgingssysteem de totale conformiteit van het subsysteem met de eisen van Richtlijn 96/48/EG en de TSI waarborgen. Voor andere fabrikanten (toeleveranciers) moet het kwaliteitsborgingssysteem conformiteit van hun relevante bijdrage aan het subsysteem met de eisen van de TSI waarborgen.

Alle door de aanvragers toegepaste elementen, eisen en voorzieningen moeten op een systematische en ordelijke manier in de vorm van geschreven principes, procedures en instructies worden gedocumenteerd. De documentatie van het kwaliteitsborgingssysteem moet een algemeen begrip van het kwaliteitsbeleid en procedures zoals kwaliteitsprogramma's, plannen, handboeken en dossiers mogelijk maken.

Het kwaliteitsborgingssysteem moet voor alle aanvragers met name een adequate beschrijving bevatten van:

— de kwaliteitsdoelstellingen en de organisatiestructuur,

— de overeenkomstige technieken, processen en systematische acties die gebruikt worden bij de fabricage, de kwaliteitsbeheersing en kwaliteitsborging,

— de onderzoeken, controles en beproevingen die worden uitgevoerd voor, tijdens en na de fabricage, montage en installatie en de frequentie waarmee ze worden uitgevoerd,

— de kwaliteitsdocumenten zoals inspectierapporten en testgegevens, kalibreringsgegevens, kwalificatierapporten over het betrokken personeel enz.,

voor de hoofdaannemer en voor de toeleveranciers (alleen voorzover relevant voor hun specifieke bijdrage aan het subsysteem):

— de technische ontwerpspecificaties met inbegrip van de toegepaste Europese specificaties en, wanneer de in artikel 10 van Richtlijn 96/48/EG genoemde Europese specificaties niet volledig worden toegepast, de middelen die gebruikt worden teneinde te waarborgen dat aan de eisen van de TSI die op het subsysteem van toepassing zijn wordt voldaan,

— de technieken, processen en systematische acties van ontwerpcontrole en ontwerpkeuring die gebruikt worden bij het ontwerpen van het subsysteem,

— de middelen om het bereiken van de vereiste kwaliteit van het ontwerp en van het subsysteem en de effectieve werking van het kwaliteitsborgingssysteem te controleren,

en voor de hoofdaannemer:

— verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directie met betrekking tot de totale kwaliteit van het ontwerp en van het subsysteem en met name met betrekking tot het integratiebeheer van het subsysteem.

Onderzoeken, beproevingen en controles moeten de volgende fasen omvatten:

— totale ontwerp,

— constructie van het subsysteem, met name civieltechnische activiteiten, montage van onderdelen en laatste afregeling,

— eindbeproeving van het subsysteem,

— en, wanneer gespecificeerd in de TSI, validering onder omstandigheden van vol bedrijf.

3.3.

De in punt 3.1 genoemde aangemelde instantie moet het kwaliteitsborgingssysteem beoordelen teneinde te bepalen of het voldoet aan de in punt 3.2 genoemde eisen. De aangemelde instantie veronderstelt conformiteit met deze eisen met betrekking tot kwaliteitsborgingssystemen die de relevante geharmoniseerde norm ten uitvoer leggen. Deze geharmoniseerde norm is de norm EN ISO 9001 — december 2000, die indien nodig wordt aangevuld teneinde rekening te houden met het specifieke karakter van het subsysteem waarvoor hij ten uitvoer wordt gelegd.

Voor aanvragers die uitsluitend betrokken zijn bij de montage en de installatie, is de geharmoniseerde norm EN ISO 9001 — december 2000, die indien nodig wordt aangevuld teneinde rekening te houden met het specifieke karakter van het subsysteem waarvoor hij ten uitvoer wordt gelegd.

De audit moet specifiek zijn voor het betrokken subsysteem en rekening houden met de specifieke bijdrage van de aanvrager aan het subsysteem. Het auditteam moet ten minste één lid hebben dat ervaring heeft met het beoordelen van de betreffende technologie van het subsysteem. De beoordelingsprocedure moet een beoordelingsbezoek bij de aanvrager bevatten.

De aanvrager moet van de beslissing in kennis worden gesteld. De mededeling moet de conclusies van het onderzoek en de met redenen omklede beoordelingsbeslissing bevatten.

3.4.

De fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, moeten de uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem voortvloeiende verplichtingen vervullen en het kwaliteitsborgingssysteem onderhouden zodat het adequaat en efficiënt blijft.

De fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, moeten de aangemelde instantie die het kwaliteitsborgingssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte stellen van elke voorgenomen aanpassing van het kwaliteitsborgingssysteem.

De aangemelde instantie moet de voorgestelde wijzigingen beoordelen en beslissen of het gewijzigde kwaliteitsborgingssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 genoemde eisen of dat een nieuwe beoordeling vereist is.

De aangemelde instantie moet de aanvrager van haar beslissing in kennis stellen. De mededeling moet de conclusies van het onderzoek en de met redenen omklede beoordelingsbeslissing bevatten.

4.

Toezicht op het (de) kwaliteitsborgingssyste(e)m(en) onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie(s)

4.1.

Het doel van toezicht is te waarborgen dat de fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, de uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem voortvloeiende verplichtingen naar behoren vervullen.

4.2.

De in punt 3.1 genoemde aangemelde instantie(s) moet(en) voor inspectiedoeleinden permanente toegang hebben tot tekenkamers, bouwterreinen, constructie- en installatiewerkplaatsen, opslagplaatsen en, waar nodig, prefab- of testfaciliteiten en, meer algemeen, tot alle locaties die ze voor de uitoefening van haar taak nodig acht(en) overeenkomstig de specifieke bijdrage van de aanvrager aan het subsysteemproject.

4.3.

De fabrikant(en) en de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde, indien die erbij betrokken zijn, moeten aan de in punt 3.1 genoemde aangemelde instantie alle voor dat doel benodigde documenten sturen (of laten sturen) en met name de uitvoeringsplannen en technische dossiers met betrekking tot het subsysteem (voorzover relevant voor de specifieke bijdrage van de aanvrager aan het subsysteem), met name:

— de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem met inbegrip van de specifieke ten uitvoer gelegde middelen teneinde te waarborgen dat

— (voor de hoofdaannemer) alle verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directie met het oog op conformiteit van het volledige subsysteem voldoende en correct zijn gedefinieerd,

— de kwaliteitsborgingssystemen van elke fabrikant correct worden beheerd teneinde integratie op het niveau van het subsysteem te bereiken,

— de kwaliteitsdocumenten zoals voorzien voor het ontwerpdeel van het kwaliteitsborgingssysteem, zoals resultaten van analyses, berekeningen, beproevingen enz.,

— de kwaliteitsdocumenten zoals voorzien voor het fabricagedeel (met inbegrip van montage en installatie) van het kwaliteitsborgingssysteem, zoals inspectierapporten en testgegevens, kalibreringsgegevens, kwalificatierapporten van het betrokken personeel enz.

4.4.

De aangemelde instantie(s) moet(en) periodieke audits uitvoeren teneinde te controleren dat de fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, het kwaliteitsborgingssysteem onderhouden en toepassen en moet(en) een auditrapport aan de fabrikant(en) en de aanbestedende dienst leveren.

Audits worden ten minste éénmaal per jaar uitgevoerd en ten minste één audit vindt plaats tijdens de periode van de relevante activiteiten (ontwerp, fabricage, montage of installatie) aan het subsysteem dat onderworpen is aan de in punt 6 genoemde EG-keuringsprocedure.

4.5.

Bovendien kan (kunnen) de aangemelde instantie(s) de in punt 4.2 genoemde locaties van de aanvrager(s) onaangekondigd bezoeken. Tijdens deze bezoeken kan de aangemelde instantie volledige of gedeeltelijke audits uitvoeren teneinde waar nodig te verifiëren dat het kwaliteitsborgingssysteem correct functioneert. De aangemelde instantie moet een bezoekrapport aan de aanvrager(s) leveren en, wanneer een audit werd uitgevoerd, een auditrapport.

5.

Gedurende een periode van tien jaar nadat het laatste subsysteem is gefabriceerd, moeten de fabrikant(en) en de aanbestedende dienst, indien die erbij betrokken is, het volgende ter beschikking van de nationale autoriteiten houden:

— de bij punt 3.1, tweede alinea, tweede streepje, genoemde documentatie,

— de in punt 3.4, tweede alinea, genoemde aanpassing,

— de in punt 3.4, laatste alinea, en in de punten 4.4 en 4.5 genoemde besluiten en rapporten van de aangemelde instantie.

6.

EG-keuringsprocedure

6.1.

De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor EG-keuring van het subsysteem (door middel van volledige kwaliteitsborging met ontwerpkeuring) indienen met inbegrip van coördinatie van toezicht op de kwaliteitsborgingssystemen overeenkomstig de punten 4.4 en 4.5. De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet de betrokken fabrikanten van zijn keuze en van de toepassing op de hoogte stellen.

6.2.

In de aanvraag moet het ontwerp, de fabricage, de installatie en de werking van het subsysteem duidelijk zijn en de aanvraag moet de beoordeling van de conformiteit met de eisen van de TSI mogelijk maken.

De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

— de technische ontwerpspecificaties met inbegrip van de toegepaste Europese specificaties;

— het vereiste ondersteunende bewijs van geschiktheid, met name wanneer de in de TSI genoemde Europese specificaties niet volledig werden toegepast. Dit ondersteunende bewijs moet de resultaten van de beproevingen bevatten die door het aangewezen laboratorium van de fabrikant of namens de fabrikant werden uitgevoerd;

— de technische documentatie betreffende de fabricage en de montage van het subsysteem;

— een lijst van de interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem zijn verwerkt;

— de lijst van alle fabrikanten die betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, de montage en de installatie van het subsysteem;

— het bewijs dat alle in punt 3.2 genoemde fasen zijn onderworpen aan kwaliteitsborgingssystemen van de betrokken fabrikant(en) en/of de betrokken aanbestedende dienst alsmede het bewijs van hun effectiviteit;

— indicatie van de aangemelde instantie(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor de goedkeuring van en het toezicht op deze kwaliteitsborgingssystemen.

6.3.

De aangemelde instantie moet de aanvraag met betrekking tot de ontwerpcontrole onderzoeken en wanneer het ontwerp voldoet aan de toepasselijke bepalingen van Richtlijn 96/48/EG en van de TSI moet de aangemelde instantie een keuringsrapport van het ontwerp aan de aanvrager sturen. Het rapport moet de conclusies van de ontwerpkeuring, de geldigheidsduur, de benodigde gegevens voor identificatie van het onderzochte ontwerp en, indien relevant, een beschrijving van de werking van het subsysteem bevatten.

6.4.

Met betrekking tot de andere fasen van de EG-keuring moet de aangemelde instantie onderzoeken of alle in punt 3.2 genoemde fasen van het subsysteem voldoende en correct worden gecontroleerd door de goedkeuring van en het toezicht op het (de) kwaliteitsborgingssyste(e)m(en).

Indien de conformiteit van het subsysteem met de eisen van de TSI is gebaseerd op meer dan een kwaliteitsborgingssysteem, dan moet de aangemelde instantie met name onderzoeken

— of de relaties en overeenkomsten tussen de kwaliteitsborgingssystemen duidelijk gedocumenteerd zijn

— en of de totale verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directie voor de conformiteit van het totale subsysteem voor de hoofdaannemer voldoende en correct gedefinieerd zijn.

6.5.

Indien de voor de EG-keuring verantwoordelijke aangemelde instantie geen toezicht houdt op het (de) in punt 4 genoemde kwaliteitsborgingssyste(e)m(en), moet de aangemelde instantie toezichthoudende activiteiten van enige andere voor die taak verantwoordelijke aangemelde instantie coördineren teneinde te waarborgen dat correct beheer van overeenkomsten tussen de verschillende kwaliteitsborgingssystemen met het oog op integratie van het subsysteem werd uitgevoerd. Deze coördinatie bevat het recht van de voor de EG-keuring verantwoordelijke aangemelde instantie

— alle documentatie (goedkeuring en toezicht), die door de andere aangemelde instantie(s) is opgesteld, te ontvangen,

— de in punt 4.4 genoemde audits bij te wonen,

— additionele audits zoals genoemd in punt 4.5 uit te voeren onder eigen verantwoordelijkheid en samen met de andere aangemelde instantie(s).

6.6.

Wanneer het subsysteem voldoet aan de eisen van Richtlijn 96/48/EG en de TSI, moet de aangemelde instantie, gebaseerd op de ontwerpkeuring en de goedkeuring van en het toezicht op het (de) kwaliteitsborgingssyste(e)m(en), de verklaring van EG-keuring opstellen, die bestemd is voor de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde; deze stelt op zijn beurt de EG-keuringsverklaring op, die bestemd is voor de bevoegde instantie van de lidstaat waar het subsysteem geïnstalleerd en/of geëxploiteerd wordt.

De EG-keuringsverklaring en de bijgevoegde documenten moeten gedateerd en ondertekend worden. Deze verklaring moet in dezelfde taal als die van het technische dossier worden gesteld en moet ten minste de in bijlage V van Richtlijn 96/48/EG genoemde gegevens bevatten.

6.7.

De aangemelde instantie is verantwoordelijk voor de samenstelling van het technische dossier waarvan de EG-keuringsverklaring vergezeld moet gaan. Het technische dossier moet ten minste de in artikel 18, lid 3, van Richtlijn 96/48/EG genoemde gegevens bevatten, en met name de volgende gegevens:

— alle nodige documenten betreffende de kenmerken van het subsysteem,

— een lijst van de interoperabiliteitsonderdelen die in het subsysteem zijn verwerkt,

— kopieën van de EG-verklaringen van conformiteit, alsmede in voorkomend geval kopieën van EG-verklaringen van geschiktheid voor gebruik die genoemde componenten overeenkomstig artikel 13 van de richtlijn moeten hebben, waar van toepassing vergezeld van de overeenkomstige documenten (verklaringen, documenten betreffende goedkeuring van en toezicht op kwaliteitsborgingssystemen) die op basis van de TSI door de aangemelde instanties worden opgesteld,

— alle gegevens inzake de gebruiksvoorwaarden en gebruiksbeperkingen,

— alle gegevens inzake de voorschriften voor onderhoud, permanente of periodieke bewaking en afregeling,

— het certificaat van EG-keuring van de aangemelde instantie zoals genoemd in punt 6.6, vergezeld van de desbetreffende berekeningen en medeondertekend, met een verklaring dat het project in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijn en van de TSI en waar van toepassing met vermelding van een eventueel tijdens de uitvoering van de werkzaamheden gemaakt voorbehoud dat niet is ingetrokken; de verklaring moet ook vergezeld gaan van de inspectie- en auditrapporten die in het kader van de keuring werden opgesteld, zoals aangegeven in de punten 4.4 en 4.5.

7.

Het volledige dossier bij de verklaring van EG-keuring moet, ter staving van de verklaring van EG-keuring die is afgegeven door de aangemelde instantie, worden ingediend bij de aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde. Het dossier moet worden gevoegd bij de EG-keuringsverklaring die door de aanbestedende dienst is opgesteld en die bestemd is voor de bevoegde instantie.

8.

De aanbestedende dienst of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde moet een kopie van het dossier bewaren gedurende de hele levensduur van het subsysteem. Andere lidstaten kunnen desgewenst om toezending van het dossier verzoeken.



BIJLAGE IV

KOPPELINGEN VOOR DE TOILETAFVOERSYSTEMEN

Afbeelding 1

Afbeelding 2



BIJLAGE V

VULAANSLUITINGEN VOOR WATERTANKS TOILETSYSTEMEN

Afbeelding 3


( 1 ) PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6.

( 2 ) PB L 110 van 20.4.2001, blz. 1.