Home

Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn)

Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De resultaten van de openbare raadpleging over de in 1999 ondernomen herziening van het regelgevingskader voor elektronische communicatie, als weergegeven in de mededeling van de Commissie van 26 april 2000, alsmede de bevindingen van de Commissie in haar mededelingen over het vijfde en het zesde verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving, hebben de noodzaak bevestigd van een beter geharmoniseerde en lichtere markttoegangsregeling voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten in de Gemeenschap.

  2. De convergentie tussen verschillende elektronische-communicatienetwerken en -diensten en de daarbij gebruikte technieken maakt de totstandbrenging noodzakelijk van een machtigingssysteem waarin alle vergelijkbare diensten op vergelijkbare wijze worden behandeld, ongeacht de gebruikte technologieën.

  3. Deze richtlijn strekt tot het scheppen van een juridisch kader dat de vrijheid waarborgt om elektronische-communicatienetwerken en -diensten te leveren uitsluitend onder de in deze richtlijn bepaalde voorwaarden en met inachtneming van eventuele beperkingen overeenkomstig artikel 46, lid 1, van het Verdrag, met name maatregelen uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.

  4. Deze richtlijn is van toepassing op machtigingen voor alle al dan niet openbaar aangeboden elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Dit is van belang om ervoor te zorgen dat voor beide categorieën aanbieders dezelfde objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige rechten, voorwaarden en procedures gelden.

  5. Deze richtlijn is uitsluitend van toepassing op het toekennen van gebruiksrechten op radiofrequenties wanneer dat gebruik gepaard gaat met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten, normaliter tegen betaling. Persoonlijk gebruik van radioapparaten, gebaseerd op het niet-exclusieve gebruik van specifieke radiofrequenties door een gebruiker en zonder verband met een economische activiteit, zoals het gebruik van een „citizen's band” door een radioamateur gaat niet gepaard met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten en valt derhalve niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn. Dergelijk gebruik valt onder de toepassing van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit(4).

  6. Bepalingen betreffende het vrij verkeer van voorwaardelijke-toegangssystemen en het vrij verrichten van beschermde diensten op basis van dergelijke systemen staan in Richtlijn 98/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 1998 betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang(5). De machtiging van dergelijke systemen en diensten hoeft dus niet onder deze richtlijn te vallen.

  7. Een zo licht mogelijk machtigingssysteem moet worden gehanteerd om het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten mogelijk te maken, teneinde de ontwikkeling van nieuwe elektronische-communicatiediensten alsmede transnationale communicatienetwerken en -diensten te bevorderen en dienstenaanbieders en consumenten te laten profiteren van de schaalvoordelen van de interne markt.

  8. Deze doelstellingen kunnen het best worden verwezenlijkt door middel van een algemene machtiging voor alle elektronische-communicatienetwerken en -diensten, zonder dat een expliciet besluit of bestuurshandeling van de nationale regelgevende instantie nodig is en waarvoor kennisgeving de enige procedurele vereiste mag zijn. Indien de lidstaten van aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten kennisgeving van de aanvang van hun activiteiten verlangen, kunnen zij een wettelijk erkend postaal of elektronisch bewijs van die kennisgeving verlangen. Dit bewijs mag geenszins een bestuurshandeling behelzen of vergen van de nationale regelgevende instantie waaraan die kennisgeving is gedaan.

  9. De rechten en plichten van ondernemingen in het kader van algemene machtigingen moeten expliciet in die machtigingen worden opgenomen om een level playing field in de Gemeenschap te waarborgen en grensoverschrijdende onderhandelingen over interconnectie tussen openbare communicatienetwerken te vergemakkelijken.

  10. Door de algemene machtiging zijn ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden aan het publiek gerechtigd om overeenkomstig de voorwaarden van Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijhorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn)(6) over interconnectie te onderhandelen. Ondernemingen die andere elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden dan die welke aan het publiek worden aangeboden, kunnen op commerciële basis over interconnectie onderhandelen.

  11. Het verlenen van specifieke rechten kan noodzakelijk blijven voor het gebruik van radiofrequenties en nummers, inclusief korte codes, van het nationale nummerplan. Nummerrechten kunnen ook worden toegekend op basis van een Europees nummerplan, zoals bijvoorbeeld de virtuele landcode „3883” die is toegewezen aan de landen die deel uitmaken van de Europese Conferentie voor Post en Telecommunicatie (CEPT). Die gebruiksrechten mogen niet worden beperkt, tenzij dit onvermijdelijk is in verband met de schaarste van radiofrequenties en de noodzaak om een efficiënt gebruik daarvan te waarborgen.

  12. Voor deze richtlijn maakt het geen verschil of radiofrequenties rechtstreeks aan aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten worden toegewezen dan wel aan organen die van deze netwerken of diensten gebruik maken. Zulke organen kunnen aanbieders zijn van radio- en televisiediensten. De procedure voor de toekenning van radiofrequenties moet in elk geval objectief, transparant, niet-discriminerend en proportioneel zijn onverminderd door de lidstaten aangenomen specifieke criteria en procedures voor de toewijzing van gebruiksrechten voor radiofrequenties aan aanbieders van diensten inzake inhoud voor radio- en televisiediensten welke noodzakelijk zijn om de doelstellingen van algemeen belang na te streven overeenkomstig het Gemeenschapsrecht. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie moeten alle nationale beperkingen van de krachtens artikel 49 van het Verdrag gewaarborgde rechten objectief worden gerechtvaardigd, proportioneel zijn en mogen zij niet verder gaan dan noodzakelijk is ter verwezenlijking van de doelstellingen van algemeen belang zoals die door de lidstaten overeenkomstig het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld. De verantwoordelijkheid voor de naleving van de voorwaarden voor het gebruik van een radiofrequentie en de desbetreffende aan de algemene machtiging gekoppelde voorwaarden berust in elk geval bij de onderneming waaraan het gebruiksrecht voor de radiofrequentie is toegewezen.

  13. In het kader van de procedure voor het toekennen van gebruiksrechten voor een radiofrequentie, kunnen de lidstaten nagaan of de aanvrager wel in staat is om te voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan die rechten. Te dien einde kan de aanvrager worden verzocht de nodige informatie over te leggen waaruit blijkt dat hij in staat is aan alle voorwaarden te voldoen. Wordt die informatie niet verstrekt, dan kan de aanvraag voor het recht op gebruik van een radiofrequentie worden afgewezen.

  14. De lidstaten kunnen noch verplicht, noch belet worden aan andere ondernemingen dan aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten rechten te verlenen voor het gebruik van nummers uit nationale nummerplannen of rechten om faciliteiten te installeren.

  15. De voorwaarden die aan de algemene machtiging en aan de specifieke gebruiksrechten kunnen worden verbonden moeten beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk is om de naleving van de voorwaarden en verplichtingen krachtens het Gemeenschapsrecht en het nationaal recht dat strookt met het Gemeenschapsrecht, te verzekeren.

  16. Het is passend om voor niet-openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten minder en lichtere voorwaarden op te leggen dan gerechtvaardigd is voor openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten.

  17. Specifieke verplichtingen voor aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten op grond van hun aanmerkelijke marktmacht als omschreven in Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 (Kaderrichtlijn)(7), die overeenkomstig het Gemeenschapsrecht kunnen worden opgelegd, moeten gescheiden worden van de algemene rechten en verplichtingen in het kader van de algemene machtiging.

  18. De algemene machtiging mag alleen voorwaarden bevatten die specifiek zijn voor de sector elektronische communicatie. Er mogen geen voorwaarden worden opgelegd die reeds van toepassing zijn krachtens andere bestaande nationale wetgeving die niet specifiek is voor de sector elektronische communicatie. De nationale regelgevende instanties mogen de netwerkaanbieders en dienstenaanbieders echter informeren over andere wetgeving die voor hun bedrijf van belang is, bijvoorbeeld door verwijzingen op hun websites.

  19. Aan de eis om besluiten betreffende de verlening van gebruiksrechten voor frequenties of nummers bekend te maken, kan worden voldaan door deze besluiten via een website openbaar te maken.

  20. Door eenzelfde onderneming, b.v. een kabelexploitant, kunnen tegelijkertijd elektronische-communicatiediensten, zoals het doorgeven van televisiesignalen, en niet onder deze richtlijn vallende diensten, zoals radio- of televisiediensten, worden aangeboden; derhalve kunnen aan een dergelijke onderneming in verband met haar activiteit als aanbieder of verdeler van inhoud bijkomende verplichtingen worden opgelegd overeenkomstig andere bepalingen dan die van deze richtlijn en onverminderd de in de bijlage bij deze richtlijn vastgestelde lijst van voorwaarden.

  21. Bij het verlenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties, nummers of rechten om faciliteiten te installeren, kunnen de betrokken instanties de ondernemingen waaraan zij dergelijke rechten verlenen, informeren over de desbetreffende voorwaarden in de algemene machtiging.

  22. Wanneer de vraag naar radiofrequenties in een bepaald bereik groter is dan het aantal beschikbare frequenties, moeten bij de toewijzing van de gebruiksrechten van die frequenties passende en transparante procedures worden gevolgd teneinde discriminatie te vermijden en een optimaal gebruik van dit schaarse goed te waarborgen.

  23. De nationale regelgevende instanties moeten er bij de vaststelling van criteria voor op mededinging gebaseerde of vergelijkende selectieprocedures voor zorgen dat de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) worden verwezenlijkt. Het zou derhalve niet strijdig zijn met deze richtlijn indien de toepassing van objectieve, niet-discriminerende en evenredige selectiecriteria ter bevordering van de mededinging, ertoe zou leiden dat sommige ondernemingen worden uitgesloten van de op mededinging gebaseerde of vergelijkende selectieprocedure voor een bepaalde radiofrequentie.

  24. Wanneer de geharmoniseerde toewijzing van radiofrequenties aan bepaalde ondernemingen op Europees niveau is overeengekomen, dienen de lidstaten dergelijke overeenkomsten strikt toe te passen bij het verlenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties van het nationale frequentieplan.

  25. Aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten kunnen een bevestiging nodig hebben van hun rechten in het kader van de algemene machtiging met betrekking tot interconnectie en doorgangsrechten, met name om onderhandelingen met andere, regionale of lokale, overheden of met dienstenaanbieders in andere lidstaten te vergemakkelijken. Hiertoe dienen de nationale regelgevende instanties ofwel op verzoek of anders automatisch verklaringen aan ondernemingen af te geven naar aanleiding van een kennisgeving in het kader van de algemene machtiging. Dergelijke verklaringen mogen zelf geen aanspraken op rechten inhouden, en rechten uit hoofde van de algemene machtiging, gebruiksrechten of de uitoefening van dergelijke rechten mogen niet van een dergelijke verklaring afhangen.

  26. Wanneer ondernemingen van mening zijn dat hun aanvragen voor rechten voor het installeren van faciliteiten niet zijn behandeld overeenkomstig de beginselen van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) of wanneer dergelijke besluiten ongerechtvaardigde vertragingen hebben opgelopen, moeten zij het recht hebben beroep aan te tekenen tegen besluiten of vertragingen in dergelijke besluiten overeenkomstig die richtlijn.

  27. De sancties voor het niet-voldoen aan de voorwaarden in het kader van de algemene machtiging moeten in verhouding staan tot de inbreuk. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden geldt opschorting of intrekking van het recht om elektronische-communicatiediensten aan te bieden of het recht om radiofrequenties of nummers te gebruiken wanneer een onderneming niet aan een of meerdere voorwaarden in het kader van de algemene machtiging voldoet, als onevenredige maatregel. Dit doet geen afbreuk aan de dringende maatregelen die de lidstaten kunnen nemen bij ernstige bedreigingen van de openbare orde, de veiligheid, de gezondheid of economische en bedrijfstechnische belangen van andere ondernemingen. De richtlijn mag evenmin afbreuk doen aan vorderingen tot schadevergoeding tussen ondernemingen op grond van nationaal recht.

  28. Het onderwerpen van dienstenaanbieders aan verplichtingen inzake rapportage en informatieverstrekking kan zowel voor de onderneming als voor de betrokken nationale regelgevende instantie bezwaarlijk zijn. Dergelijke verplichtingen behoren daarom evenredig en objectief gerechtvaardigd te zijn en beperkt te blijven tot het strikt noodzakelijke. Er behoeft niet te worden geëist dat systematisch en regelmatig wordt aangetoond dat is voldaan aan alle in het kader van de algemene machtiging geldende of aan de gebruiksrechten gekoppelde voorwaarden. Ondernemingen hebben het recht te weten voor welke doeleinden de informatie die zij moeten verstrekken zal worden gebruikt. De verstrekking van informatie mag geen voorwaarde voor markttoegang zijn. Voor statistische doeleinden kan van de aanbieders van elektronische communicatienetwerken of -diensten kennisgeving van stopzetting van de activiteit worden verlangd.

  29. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten om alle nodige informatie te verstrekken voor de verdediging van communautaire belangen in de context van internationale overeenkomsten. Deze richtlijn mag voorts geen afbreuk doen aan rapportageverplichtingen krachtens wetgeving die niet specifiek is voor de sector elektronische communicatie, zoals het mededingingsrecht.

  30. Aanbieders van elektronische-communicatiediensten kunnen worden verplicht tot betaling van een administratieve bijdrage ter financiering van de werkzaamheden van de nationale regelgevende instantie bij het beheer van het machtigingssysteem en het verlenen van gebruiksrechten. Dergelijke bijdragen mogen het bedrag van de feitelijke administratieve kosten van die werkzaamheden niet overschrijden. Hiertoe dient te worden gezorgd voor transparantie ter zake van de inkomsten en de uitgaven van de nationale regelgevende instanties, door middel van een jaarlijkse rapportage over het totale bedrag aan ontvangen bijdragen en de totale administratiekosten. Dit stelt ondernemingen in staat te controleren of de administratiekosten en de bijdragen met elkaar in overeenstemming zijn.

  31. Stelsels voor administratieve bijdragen mogen de concurrentie niet verstoren, noch belemmeringen scheppen voor toegang tot de markt. Onder een algemeen machtigingssysteem zal het niet langer mogelijk zijn administratieve kosten en dus bijdragen op te leggen aan individuele ondernemingen, tenzij voor het toekennen van gebruiksrechten voor nummers, van radiofrequenties en van rechten om faciliteiten te installeren. Eventuele toepasselijke administratieve bijdragen dienen te sporen met de beginselen van een algemeen machtigingssysteem. Een voorbeeld van een billijk, eenvoudig en transparant alternatief voor deze omslagcriteria is een verdeelsleutel gebaseerd op de omzet. Wanneer de administratieve bijdragen zeer laag liggen, kunnen forfaitaire bijdragen, of bijdragen bestaande uit een combinatie van een forfaitair met een omzetgerelateerd bedrag ook een goede mogelijkheid zijn.

  32. Naast administratieve bijdragen kan voor het gebruik van radiofrequenties en nummers een vergoeding worden ingesteld, als middel om een optimaal gebruik van deze goederen te waarborgen. Dergelijke vergoedingen mogen geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van innovatieve diensten en concurrentie in de markt. Deze richtlijn laat het doel waarvoor de vergoedingen voor het gebruiksrecht worden aangewend, onverlet. Dergelijke vergoedingen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt ter financiering van de werkzaamheden van de nationale regelgevende instanties die niet voldoende uit de administratieve bijdragen kunnen worden gefinancierd. Wanneer bij toepassing van op vergelijkende of op mededinging gebaseerde selectieprocedures vergoedingen voor het gebruik van radiofrequenties uitsluitend of gedeeltelijk bestaan in een eenmalig bedrag, wordt er door middel van passende betalingsregelingen voor gezorgd dat dergelijke vergoedingen in de praktijk niet leiden tot selectie op grond van criteria die niets te maken hebben met de doelstelling een optimaal gebruik van radiofrequenties te maken. De Commissie kan regelmatig benchmarkstudies publiceren over de beste praktijken met betrekking tot de toewijzing van radiofrequenties, de toewijzing van nummers of het verlenen van doorgangsrechten.

  33. De lidstaten kunnen wijzigingen aanbrengen in rechten, voorwaarden, procedures, bijdragen en vergoedingen met betrekking tot algemene machtigingen en gebruiksrechten wanneer dat objectief gerechtvaardigd is. Dergelijke wijzigingen moeten tijdig en op passende wijze ter kennis van alle belanghebbende partijen worden gebracht, zodat deze voldoende gelegenheid wordt geboden om hun standpunt ten aanzien van de wijzigingen naar voren te brengen.

  34. De beoogde transparantie vereist dat dienstenaanbieders, consumenten en andere belanghebbende partijen gemakkelijk toegang hebben tot alle informatie betreffende rechten, voorwaarden, procedures, bijdragen, vergoedingen en besluiten inzake het aanbieden van elektronische-communicatiediensten, gebruiksrechten voor radiofrequenties en nummers, rechten tot het installeren van faciliteiten, nationale frequentiegebruiksplannen en nationale nummerplannen. De nationale regelgevende instanties hebben een belangrijke functie bij het verstrekken en actualiseren van dergelijke informatie. Wanneer dergelijke rechten op een ander bestuursniveau worden beheerd moeten de nationale regelgevende instanties trachten een gebruikersvriendelijk instrument in het leven te roepen dat toegang verschaft tot informatie over zulke rechten.

  35. Er moet door de Commissie op worden toegezien dat de interne markt goed functioneert in combinatie met de nationale machtigingssystemen in het kader van deze richtlijn.

  36. Wil men komen tot één toepassingsdatum voor alle onderdelen van het nieuwe regelgevingskader voor de sector elektronische communicatie, dan is het van belang dat het proces van nationale omzetting van deze richtlijn en het proces van aanpassing van de bestaande machtigingen aan de nieuwe voorschriften, parallel verlopen. In specifieke gevallen waarin de vervanging van de op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn bestaande machtigingen door de algemene machtiging en de individuele gebruiksrechten overeenkomstig deze richtlijn, zou leiden tot een verzwaring van de verplichtingen voor dienstenaanbieders die met een bestaande machtiging werken of tot een beperking van hun rechten, mogen de lidstaten na de inwerkingtreding van deze richtlijnen nog eens 9 maanden de tijd nemen voor het aanpassen van dergelijke machtigingen, tenzij dit een negatief effect zou hebben op de rechten en verplichtingen van andere ondernemingen.

  37. Er kunnen omstandigheden zijn waarin de afschaffing van een machtigingsvoorwaarde betreffende de toegang tot elektronische-communicatienetwerken tot ernstige moeilijkheden kan leiden voor een of meer ondernemingen die gebruik maakten van deze voorwaarde. In zulke gevallen kan de Commissie op verzoek van een lidstaat verdere overgangsregelingen treffen.

  38. Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de harmonisering en vereenvoudiging van de regels en voorwaarden inzake machtigingen voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Doel en toepassingsgebied

1.

Deze richtlijn heeft tot doel door middel van harmonisatie en vereenvoudiging van de regels en voorwaarden inzake machtigingen, een interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten te realiseren teneinde het aanbieden ervan in de Gemeenschap te vergemakkelijken.

2.

Deze richtlijn is van toepassing op machtigingen in verband met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten.

Artikel 2 Definities

1.

Voor de toepassing van deze richtlijn zijn de in Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) gegeven definities van toepassing.

2.

De volgende definitie is eveneens van toepassing:

„algemene machtiging”: regelgeving door de lidstaten waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die overeenkomstig de richtlijn kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, overeenkomstig deze richtlijn.

Artikel 3 Algemene machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten

1.

De lidstaten waarborgen de vrijheid om, mits aan de door deze richtlijn vastgestelde voorwaarden voldaan is, elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden. Te dien einde mogen de lidstaten een onderneming niet beletten elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden, tenzij dat noodzakelijk is omwille van de in artikel 46, lid 1, van het Verdrag bedoelde redenen.

2.

Het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of het aanbieden van elektronische communicatiediensten kan, onverminderd de specifieke verplichtingen van artikel 6, lid 2, en de gebruiksrechten van artikel 5, alleen worden onderworpen aan een algemene machtiging. Van de betrokken onderneming kan worden verlangd dat zij een kennisgeving indient, maar niet dat zij een expliciet besluit of andere bestuurshandeling van de nationale regelgevende instantie moet verkrijgen alvorens de uit de machtiging voortvloeiende rechten te kunnen uitoefenen. Na de eventueel vereiste kennisgeving kan een onderneming haar activiteiten aanvangen, waar nodig met inachtneming van de bepalingen inzake gebruiksrechten van de artikelen 5, 6 en 7.

Ondernemingen die grensoverschrijdende elektronischecommunicatiediensten verlenen aan ondernemingen in diverse lidstaten zijn verplicht tot niet meer dan één kennisgeving per betrokken lidstaat.

3.

De in lid 2 bedoelde kennisgeving behelst niet meer dan een verklaring waarmee een natuurlijke of rechtspersoon de nationale regelgevende instantie in kennis stelt van zijn voornemen om te beginnen met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten en de indiening van de minimale informatie die nodig is om de nationale regelgevende instantie in staat te stellen een register of lijst van aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten bij te houden. Deze informatie moet beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk is voor de identificatie van de aanbieder, zoals de registratienummers van de onderneming, zijn contactpersonen, zijn adres, een korte beschrijving van de dienst of het netwerk, alsmede de datum waarop de activiteiten vermoedelijk van start gaan.

Artikel 4 Minimumlijst van uit de algemene machtiging voortvloeiende rechten

1.

Ondernemingen die overeenkomstig artikel 3 zijn gemachtigd hebben het recht:

  1. elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden;

  2. op behandeling van hun aanvragen voor de nodige rechten voor het installeren van faciliteiten overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).

2.

Dergelijke ondernemingen die openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden, worden door de algemene instantie voorts gemachtigd om:

  1. te onderhandelen over interconnectie met en eventueel toegang of interconnectie te verkrijgen van andere aanbieders van openbare communicatienetwerken en -diensten die ongeacht waar in de Gemeenschap onder een algemene machtiging vallen, onder de voorwaarden van en overeenkomstig Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn);

  2. in staat te worden gesteld te worden aangewezen om verschillende onderdelen van een universele dienst aan te bieden op het gehele nationale grondgebied of op een deel daarvan, overeenkomstig Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn)(8).

Artikel 5 Gebruiksrechten voor radiofrequenties en nummers

Artikel 6 Voorwaarden die aan de algemene machtiging en de gebruiksrechten voor radiofrequenties en voor nummers kunnen worden verbonden, en specifieke verplichtingen

Artikel 7 Procedure voor het beperken van het aantal gebruiksrechten voor radiofrequenties

Artikel 8 Geharmoniseerde toewijzing van radiofrequenties

Artikel 9 Verklaringen om de uitoefening van rechten om faciliteiten te installeren en interconnectierechten te vergemakkelijken

Artikel 10 Nakoming van de voorwaarden voor de algemene machtiging of voor gebruiksrechten, alsmede van specifieke verplichtingen

Artikel 11 Informatie die moet worden verstrekt in het kader van de algemene machtiging, voor gebruiksrechten en voor specifieke verplichtingen

Artikel 12 Administratieve bijdragen

Artikel 13 Vergoedingen voor gebruiksrechten en rechten om faciliteiten te installeren

Artikel 14 Wijziging van rechten en verplichtingen

Artikel 15 Publicatie van informatie

Artikel 16 Evaluatieprocedures

Artikel 17 Bestaande machtigingen

Artikel 18 Omzetting in nationaal recht

Artikel 19 Inwerkingtreding

Artikel 20 Adressaten

BIJLAGE