Home

Beschikking van de Commissie van 27 januari 2003 tot machtiging van bepaalde lidstaten om voor pootaardappelen van oorsprong uit bepaalde provincies van Canada tijdelijk af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 334) (Slechts de tekst in de Spaanse, Griekse, Italiaanse en Portugese taal is authentiek) (2003/61/EG)

Beschikking van de Commissie van 27 januari 2003 tot machtiging van bepaalde lidstaten om voor pootaardappelen van oorsprong uit bepaalde provincies van Canada tijdelijk af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 334) (Slechts de tekst in de Spaanse, Griekse, Italiaanse en Portugese taal is authentiek) (2003/61/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/89/EG(2), en met name op artikel 15, lid 1,

Gezien het door Italië en Portugal ingediende verzoek,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op grond van Richtlijn 2000/29/EG mogen pootaardappelen van oorsprong uit landen van het Amerikaanse vasteland in beginsel niet in de Gemeenschap worden binnengebracht. De richtlijn voorziet evenwel in de mogelijkheid om van deze regel af te wijken, wanneer vaststaat dat er geen gevaar is voor verspreiding van schadelijke organismen.

  2. Sedert 1981 zijn op grond van een reeks beschikkingen — met als meest recente Beschikking 1999/751/EG van de Commissie(3) — gedurende beperkte perioden en onder specifieke voorwaarden afwijkingen toegestaan van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG met betrekking tot pootaardappelen van oorsprong uit Canada. De omstandigheden die deze afwijkingen rechtvaardigden, bestaan nog steeds.

  3. Canada is thans volledig vrij van „potato spindle tuber viroid”, maar nog steeds niet van Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al. („Clavibacter michiganensis”).

  4. Uit de door Canada verstrekte gegevens is gebleken dat Canada zijn programma voor de uitroeiing van Clavibacter michiganensis in de provincies New Brunswick en Prince Edward Island verder heeft uitgewerkt en er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat het programma in sommige gebieden van deze provincies succesvol is geweest. Er kan dus van worden uitgegaan dat er geen gevaar is voor verspreiding van Clavibacter michiganensis, mits een aantal technische voorwaarden is vervuld.

  5. Het risico van insleep en verspreiding van Clavibacter michiganensis is in natte en koude gebieden groter dan in droge en warme gebieden. De machtiging om van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG af te wijken mag derhalve niet gelden voor lidstaten waar de risico's bijzonder groot zijn. Dit betekent dat deze machtiging alleen voor Griekenland, Italië, Portugal en Spanje kan gelden.

  6. Onverminderd het bepaalde in Richtlijn 2002/56/EG van de Raad(4) en in Richtlijn 2002/53/EG van de Raad(5), wordt de machtiging verleend voor de eerstvolgende drie verkoopseizoenen voor pootaardappelen.

  7. De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.

Griekenland, Spanje, Italië, Cyprus, Malta en Portugal worden gemachtigd af te wijken van

  1. artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, wat betreft het in bijlage III, deel A, punt 10, bedoelde verbod;

  2. artikel 5, lid 1, en artikel 13, lid 1, onder a), derde streepje, van Richtlijn 2000/29/EG, wat betreft de vereisten van bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 25.2 en 25.3, van die richtlijn.

2.

De bovengenoemde machtiging geldt alleen voor

  1. pootaardappelen van de rassen „Atlantic”, „Donna”, „Kennebec”, „Russet Burbank”, „Sebago” en „Shepody”, van oorsprong uit de provincies New Brunswick en Prince Edward Island in Canada („de pootaardappelen”);

  2. pootaardappelen die, behalve aan de in de bijlagen I, II en IV bij Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde eisen, voldoen aan de in de artikelen 2 tot en met 13 vastgestelde voorwaarden;

  3. de verkoopseizoenen van 1 februari 2003 tot en met 31 maart 2003, van 1 december 2003 tot en met 31 maart 2004, van 1 december 2004 tot en met 31 maart 2005, van 1 december 2005 tot en met 31 maart 2006, van 1 december 2006 tot en met 31 maart 2007 en van 1 december 2007 tot en met 31 maart 2008.

Artikel 2

1.

In de provincies Prince Edward Island en New Brunswick moet het pootgoed zijn geteeld op velden die in een gebied zijn gelegen dat voldoet aan de in de leden 2 tot en met 8 vastgestelde voorwaarden, ongeacht of de velden door binnen of buiten het gebied gevestigde telers worden bewerkt.

2.

Het gebied moet door de Canadian Food Inspection Agency officieel vrij van „potato spindle tuber viroid” en van Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al. („Clavibacter michiganensis”) zijn verklaard.

3.

Het gebied moet

  1. ofwel velden omvatten die eigendom zijn van of worden gepacht door ten minste drie verschillende aardappelteeltbedrijven,

  2. ofwel een oppervlakte hebben van ten minste 4 km2 en volledig omsloten zijn door water of door velden waarop de in lid 2 genoemde schadelijke organismen in de drie voorgaande jaren niet zijn aangetroffen.

4.

Alle in het gebied geproduceerde aardappelen moeten van de eerste generatie zijn die rechtstreeks afstamt van pootgoed van de categorie „Pre-elite”, „Elite I”, „Elite II”, „Elite III” of „Elite IV”, dat is geteeld in voor de productie van pootgoed van de categorieën „Pre-elite” of „Elite I” erkende bedrijven, en dat kunnen zowel officiële bedrijven zijn als officieel daartoe aangewezen en gecontroleerde bedrijven.

5.

Het voor de productie van pootaardappelen bestemde areaal dat aardappelen heeft opgeleverd die uiteindelijk niet als pootgoed worden gecertificeerd, mag ten hoogste een vijfde bedragen van het totale areaal dat is bestemd voor de productie van gecertificeerde pootaardappelen.

6.

Ten minste de laatste vijf jaar moeten alle aardappelvelden in het gebied en alle op die velden geoogste aardappelen door de verantwoordelijke officiële instanties van Canada, onder daarvoor geschikte omstandigheden aan de hand van systematische en representatieve jaarlijkse onderzoeken, inclusief adequate laboratoriumonderzoeken, zijn onderzocht op de aanwezigheid van de in lid 2 bedoelde schadelijke organismen; deze onderzoeken mogen geen positieve resultaten hebben opgeleverd, noch enig ander element waardoor de erkenning van het gebied als ziektevrij in het gedrang kan komen.

7.

Er moeten wettelijke, bestuursrechtelijke of andere regelingen zijn vastgesteld om ervoor te zorgen dat

  1. geen aardappelen uit andere gebieden in Canada dan die welke ziektevrij zijn verklaard, of uit landen waarvan bekend is dat de in lid 2 genoemde schadelijke organismen daar voorkomen, in het gebied kunnen worden binnengebracht;

  2. geen aardappelen van oorsprong uit het gebied, noch bakken en kisten, verpakkingsmateriaal, voertuigen en voorzieningen die daar voor het transporteren, sorteren en behandelen worden gebruikt, in contact kunnen komen met aardappelen uit andere dan als ziektevrij erkende gebieden, of met in die andere gebieden gebruikte materialen of voorzieningen.

8.

Alvorens de pootaardappelen in de Gemeenschap worden binnengebracht, verstrekt de Canadian Food Inspection Agency de Commissie een volledige lijst van de ziektevrij verklaarde gebieden en een jaarlijks bijgewerkt technisch verslag over de fytosanitaire status van de productie van pootaardappelen in het voorgaande jaar.

Artikel 3

Het pootgoed moet door de betrokken Canadese instanties officieel zijn gecertificeerd als pootgoed dat ten minste voldoet aan de voor de categorie „Foundation” vastgestelde voorwaarden.

Artikel 4

1.

Iedere voor uitvoer naar de Gemeenschap bestemde partij pootaardappelen wordt officieel bemonsterd, waarbij ten minste 200 knollen per partij van 25 t of minder worden genomen.

2.

Een partij mag uitsluitend knollen van hetzelfde ras en dezelfde klasse bevatten, die op één enkel bedrijf zijn geproduceerd en hetzelfde referentienummer dragen.

3.

De monsters worden door officiële laboratoria onderzocht op Clavibacter michiganensis. Het onderzoek wordt op het gehele monster verricht volgens de methode die in Richtlijn 93/85/EEG van de Raad(6) is aangegeven voor de detectie en de diagnose van de ringrotbacterie in partijen knollen van pootaardappelen.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16