Home

Beschikking van de Commissie van 28 januari 2003 tot machtiging van de lidstaten om voor niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit bepaalde provincies van Cuba tijdelijk af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 338) (2003/63/EG)

Beschikking van de Commissie van 28 januari 2003 tot machtiging van de lidstaten om voor niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit bepaalde provincies van Cuba tijdelijk af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 338) (2003/63/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/89/EG(2), en met name op artikel 15, lid 1,

Gezien het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op grond van Richtlijn 2000/29/EG mogen niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Cuba in beginsel niet in de Gemeenschap worden binnengebracht. Die richtlijn voorziet evenwel in de mogelijkheid om van deze regel af te wijken, wanneer vaststaat dat er geen gevaar is voor verspreiding van schadelijke organismen.

  2. In Cuba is het inmiddels gebruikelijk om niet voor opplant bestemde aardappelen uit door lidstaten geleverde pootaardappelen te telen op een vroeger tijdstip dan in de Gemeenschap. Dergelijke vroeg in het seizoen aan de Gemeenschap geleverde aardappelen worden voor een deel uit Cuba ingevoerd.

  3. Sedert 1987 zijn op grond van een reeks beschikkingen — met als meest recente Beschikking 2001/99/EG van de Commissie(3) —, gedurende beperkte perioden en onder specifieke voorwaarden, afwijkingen toegestaan van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG met betrekking tot niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit bepaalde provincies van Cuba.

  4. De omstandigheden die deze afwijkingen rechtvaardigden, bestaan nog steeds. Er zijn geen nieuwe gegevens bekend die aanleiding kunnen geven tot een herziening van de specifieke voorwaarden.

  5. Daarom moeten de lidstaten worden gemachtigd om gedurende beperkte perioden en onder specifieke voorwaarden afwijkingen toe te staan.

  6. De machtiging om afwijkingen toe te staan moet worden ingetrokken, wanneer de bij deze beschikking vastgestelde specifieke voorwaarden niet toereikend zijn om het binnenbrengen van schadelijke organismen in de Gemeenschap te voorkomen, of wanneer niet aan deze voorwaarden is voldaan.

  7. De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In afwijking van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, wat betreft het in bijlage III, deel A, punt 12, van die richtlijn vastgestelde verbod, mogen de lidstaten toestaan dat niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Cuba op hun grondgebied worden binnengebracht, mits aan de in de bijlage bij deze beschikking vastgestelde voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 2

De lidstaat die gebruikmaakt van de in artikel 1 bedoelde machtiging, stelt de overige lidstaten en de Commissie daarvan in kennis door middel van de in punt 2, onder b), van de bijlage bedoelde voorafgaande kennisgeving.

De lidstaat van invoer verstrekt de Commissie en de overige lidstaten vóór 1 september van elk kalenderjaar waarin invoer plaatsheeft, gegevens over de hoeveelheden die op grond van deze beschikking zijn ingevoerd, en een gedetailleerd technisch rapport over de in punt 2, onder f), van de bijlage bedoelde officiële onderzoeken. Van elk fytosanitair certificaat wordt een kopie aan de Commissie toegezonden.

Artikel 3

Artikel 1 is van toepassing op niet voor opplant bestemde aardappelen die in de Gemeenschap zijn binnengebracht in de perioden van:

  1. 1 januari tot en met 31 mei 2009;

  2. 1 januari tot en met 31 mei 2010;

  3. 1 januari tot en met 31 mei 2011.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

BIJLAGESPECIFIEKE VOORWAARDEN WAARAAN AARDAPPELEN VAN OORSPRONG UIT CUBA MOETEN VOLDOEN OM IN AANMERKING TE KOMEN VOOR DE IN ARTIKEL 1 VAN DEZE BESCHIKKING VASTGESTELDE AFWIJKING