Home

Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 44 en 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Richtlijn 80/390/EEG van de Raad van 17 maart 1980 tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs(5) en Richtlijn 89/298/EEG van de Raad van 17 april 1989 tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat moet worden gepubliceerd bij een openbare aanbieding van effecten(6) zijn vele jaren geleden aangenomen en voorzagen in een onvolledig en complex stelsel van wederzijdse erkenning, dat niet in staat is gebleken de doelstelling van het ene paspoort van onderhavige richtlijn te verwezenlijken. Genoemde richtlijnen dienen dan ook te worden opgewaardeerd, geactualiseerd en samengevoegd tot één enkele tekst.

  2. Inmiddels is Richtlijn 80/390/EEG geïntegreerd in Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd(7). Laatstgenoemde richtlijn behelst een codificatie van diverse richtlijnen inzake aan de beurs genoteerde effecten.

  3. Ter wille van de samenhang verdient het evenwel aanbeveling de bepalingen van Richtlijn 2001/34/EG die uit Richtlijn 80/390/EEG werden overgenomen, samen te voegen met Richtlijn 89/298/EEG en Richtlijn 2001/34/EG dienovereenkomstig te wijzigen.

  4. Deze richtlijn is van wezenlijk belang voor de totstandkoming van de interne markt volgens het tijdschema in de mededelingen van de Commissie „Actieplan voor risicokapitaal” en „Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële diensten: een actieplan”. Zij biedt een zo ruim mogelijke toegang tot investeringskapitaal op Gemeenschapsniveau, ook voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) en startende ondernemingen, door het „ene paspoort” voor uitgevende instellingen in te voeren.

  5. Tijdens de zitting van 17 juli 2000 heeft de Raad het Comité van wijzen voor de regulering van de Europese effectenmarkten opgericht. In een eerste verslag van 9 november 2000 wijst het comité erop dat er geen algemeen aanvaarde definitie van een aanbieding van effecten aan het publiek bestaat, waardoor eenzelfde operatie in sommige lidstaten als een onderhandse plaatsing wordt beschouwd en in andere niet. De huidige regeling ontmoedigt ondernemingen om op communautair niveau kapitaal aan te trekken en ontzegt hun aldus in feite de toegang tot een grote, liquide en geïntegreerde financiële markt.

  6. In zijn eindverslag van 15 februari 2001 stelt het Comité van wijzen voor om nieuwe wetgevingstechnieken in te voeren op basis van een aanpak op vier niveaus, te weten kaderbeginselen, uitvoeringsmaatregelen, samenwerking en toezicht op de naleving. Niveau 1, de richtlijn, dient beperkt te blijven tot globale, algemene kaderbeginselen, terwijl niveau 2 technische uitvoeringsmaatregelen dient te omvatten die door de Commissie moeten worden vastgesteld, hierin bijgestaan door een comité.

  7. De Europese Raad heeft op 23-24 maart 2001 het eindverslag van het Comité van wijzen onderschreven, alsmede de voorgestelde aanpak op vier niveaus om het regelgevingsproces met betrekking tot de communautaire effectenwetgeving efficiënter en transparanter te maken.

  8. Het Europees Parlement heeft in de resolutie van 5 februari 2002 over de tenuitvoerlegging van de financiëledienstenwetgeving het eindverslag van het Comité van wijzen onderschreven, en wel op basis van de formele verklaring die op diezelfde dag door de Commissie voor het Parlement is afgelegd, en de brief van het voor de interne markt bevoegde Commissielid van 2 oktober 2001 aan de voorzitter van de Economische en Monetaire Commissie van het Parlement met betrekking tot de garanties die het Europees Parlement zullen worden geboden wat betreft zijn rol in deze procedure.

  9. Volgens de Europese Raad van Stockholm moeten de uitvoeringsmaatregelen van niveau 2 vaker worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de technische bepalingen gelijke tred kunnen houden met de marktontwikkelingen en met de ontwikkelingen inzake toezicht, en moeten voor alle stadia van de werkzaamheden van niveau 2 uiterste termijnen worden vastgesteld.

  10. Deze richtlijn en de maatregelen ter uitvoering ervan hebben ten doel de beleggers te beschermen en de efficiëntie van de markt te waarborgen, overeenkomstig de hoge standaarden die door de relevante internationale gremia zijn vastgesteld.

  11. Effecten zonder aandelenkarakter, uitgegeven door een lidstaat of een van de regionale of plaatselijke overheden van een lidstaat, door een openbare internationale instelling waarbij één of meer lidstaten aangesloten zijn, door de Europese Centrale Bank of door de centrale banken van de lidstaten, vallen niet onder deze richtlijn en worden derhalve door deze richtlijn onverlet gelaten; uitgevende instellingen van dergelijke effecten mogen evenwel desgewenst een prospectus overeenkomstig deze richtlijn opstellen.

  12. Ter bescherming van de beleggers dienen effecten met en zonder aandelenkarakter te worden bestreken, die worden aangeboden aan het publiek of zijn toegelaten tot de handel op gereglementeerde markten in de zin van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten(8), en niet uitsluitend effecten die tot de officiële notering aan een effectenbeurs zijn toegelaten. De ruime definitie van effecten in deze richtlijn, die ook warrants, covered warrants en certificaten omvat, is alleen geldig voor deze richtlijn en laat derhalve de diverse definities van financiële instrumenten die in de nationale wetgevingen voor andere, met name fiscale doeleinden gehanteerd worden, geheel onverlet. Sommige effecten zoals gedefinieerd in deze richtlijn geven de houder het recht verhandelbare effecten te verkrijgen of door middel van een afwikkeling in contanten een geldbedrag te ontvangen dat wordt bepaald middels een verwijzing naar andere instrumenten, met name verhandelbare effecten, valuta, rente of rendement, grondstoffen of andere indices of maatstaven. „Depositary receipts” en converteerbare effecten, dat wil zeggen effecten die naar believen van de belegger inwisselbaar zijn, vallen onder de in deze richtlijn opgenomen definitie van effecten zonder aandelenkarakter.

  13. De uitgifte van effecten van eenzelfde categorie en/of klasse in het geval van effecten zonder aandelenkarakter die worden uitgegeven in het kader van een aanbiedingsprogramma, met inbegrip van alle vormen van warrants en certificaten, alsmede in het geval van doorlopende of periodiek uitgegeven effecten dient te worden opgevat als niet alleen betrekking hebbende op identieke effecten, maar ook op effecten die doorgaans tot één categorie behoren. Deze effecten kunnen uiteenlopende producten omvatten, zoals obligaties, certificaten en warrants, of hetzelfde product uit hoofde van hetzelfde programma, en kunnen qua karakter verschillen, met name wat betreft rangorde, type van onderliggende waarden of de basis ter bepaling van het bedrag van terugbetaling of couponbetaling.

  14. De verlening aan de uitgevende instelling van het, in de gehele Gemeenschap geldige ene paspoort en de toepassing van het beginsel van de lidstaat van herkomst vergen dat de lidstaat van herkomst voor de toepassing van deze richtlijn wordt aangewezen als de lidstaat die in de beste positie verkeert om toezicht uit te oefenen op de uitgevende instelling.

  15. De in deze richtlijn vervatte voorschriften inzake informatievoorziening beletten een lidstaat, een bevoegde autoriteit of een beurs niet via de interne regelgeving andere bijzondere eisen te stellen in de context van de toelating van effecten tot de handel op een gereglementeerde markt (met name inzake goed ondernemingsbestuur). Dergelijke eisen mogen niet direct of indirect beperkingen inhouden voor de opstelling, de inhoud en de verspreiding van een door een bevoegde autoriteit goedgekeurd prospectus.

  16. Een van de doelstellingen van deze richtlijn is het beschermen van beleggers. Het verdient bijgevolg aanbeveling met de uiteenlopende behoefte aan bescherming van de diverse categorieën beleggers rekening te houden, alsmede met hun deskundigheid. Voor aanbiedingen die uitsluitend voor gekwalificeerde beleggers zijn bedoeld, behoeft geen informatie te worden verstrekt door middel van de publicatie van een prospectus. Elke doorverkoop van de effecten aan het publiek of openbare verhandeling van de effecten als gevolg van de toelating ervan tot de handel op een gereglementeerde markt vereist de publicatie van een prospectus.

  17. Uitgevende instellingen, aanbieders of aanvragers van een toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van effecten die van de verplichting om een prospectus te publiceren zijn vrijgesteld, komen in aanmerking voor het ene paspoort mits zij aan deze richtlijn voldoen.

  18. Samen met gedragsregels bevordert de verstrekking van passende en volledige informatie over effecten en de uitgevende instellingen ervan de bescherming van de beleggers. Deze informatie vormt tevens een doeltreffend middel om het vertrouwen in effecten te versterken en draagt aldus bij tot de goede werking en de ontwikkeling van de effectenmarkten. De informatie dient te worden verstrekt door middel van de publicatie van een prospectus.

  19. Evenals alle andere beleggingsvormen brengen beleggingen in effecten risico's met zich. In alle lidstaten dienen waarborgen ter bescherming van de belangen van huidige en potentiële beleggers te worden geboden, zodat dezen in staat worden gesteld deze risico's in te schatten en met volledige kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen.

  20. De verstrekte informatie, die adequaat en zo objectief mogelijk dient te zijn en in het bijzonder betrekking moet hebben op de financiële positie van de uitgevende instelling en op de aan de effecten verbonden rechten, moet worden verschaft in een opmaak welke het analyseren en het begrijpen ervan zo gemakkelijk mogelijk maakt. De harmonisatie van de in het prospectus te vermelden informatie moet resulteren in een bescherming van beleggers die overal in de Gemeenschap gelijkwaardig is.

  21. Informatie is een wezenlijk element in de bescherming van de belegger: in het prospectus moet een samenvatting worden opgenomen waarin de essentiële kenmerken van en risico's verbonden aan de uitgevende instelling, de eventuele garant en de effecten worden beschreven. Om deze informatie gemakkelijk toegankelijk te maken, moet de samenvatting in niet-technische bewoordingen gesteld zijn en mag deze in de taal waarin het prospectus oorspronkelijk is gesteld normaliter niet meer dan 2 500 woorden tellen.

  22. Op internationaal niveau zijn optimale werkwijzen ontwikkeld om grensoverschrijdende aanbiedingen van aandelen mogelijk te maken op basis van één enkele reeks standaarden voor de informatievoorziening, die zijn vastgesteld door de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO). Door de toepassing van deze IOSCO-standaarden voor de informatievoorziening(9) zullen de markten en beleggers over betere informatie kunnen beschikken en zal de procedure voor communautaire uitgevende instellingen die in derde landen kapitaal wensen aan te trekken eenvoudiger worden. De richtlijn voorziet tevens in de opstelling van standaarden voor de informatievoorziening die op andere categorieën effecten en uitgevende instellingen zijn toegesneden.

  23. Om tot versnelde procedures te komen voor uitgevende instellingen waarvan de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en die veelvuldig op deze markten kapitaal aantrekken, is het nodig op communautair niveau een nieuw prospectusmodel voor aanbiedingsprogramma's en hypothecaire obligaties, alsook een nieuwe, op een registratiedocument berustende regeling in te voeren. Uitgevende instellingen kunnen er ook voor kiezen niet van deze modellen gebruik te maken en het prospectus in de vorm van één enkel document op te stellen.

  24. De inhoud van een basisprospectus dient in het bijzonder rekening te houden met de behoefte aan flexibiliteit met betrekking tot de informatie die over de effecten moet worden verstrekt.

  25. Teneinde schadelijke situaties voor een uitgevende instelling te vermijden, dient niet-vermelding van normaliter in een prospectus op te nemen gevoelige informatie in bepaalde omstandigheden te zijn toegestaan op grond van een door de bevoegde autoriteit toegestane afwijking.

  26. Er dient een duidelijke tijdslimiet voor de geldigheidsduur van een prospectus te worden vastgesteld om te vermijden dat achterhaalde informatie wordt verstrekt.

  27. Teneinde beleggers afdoende te beschermen, moet erop worden toegezien dat betrouwbare informatie wordt gepubliceerd. Uitgevende instellingen waarvan de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, zijn weliswaar verplicht doorlopend informatie te verstrekken, maar niet om periodiek geactualiseerde informatie te publiceren. Bovendien zouden uitgevende instellingen ten minste jaarlijks een lijst moeten opstellen van alle relevante informatie die gedurende de twaalf voorafgaande maanden is bekendgemaakt of ter beschikking gesteld van het publiek, met inbegrip van de informatie uit hoofde van in andere communautaire wetgeving vastgestelde verslagleggingsvereisten. Aldus zou de periodieke publicatie van consistente en makkelijk te begrijpen informatie worden gegarandeerd. Teneinde een overmatige belasting van sommige uitgevende instellingen te vermijden, zouden uitgevende instellingen van effecten zonder aandelenkarakter, met een hoge nominale waarde per eenheid, niet aan deze verplichting behoeven te voldoen.

  28. Het is nodig dat de lidstaten overeenkomstig hun verplichtingen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht en het nationale recht betreffende effecten, uitgevende instellingen van effecten en effectenmarkten, terdege toezicht houden op de jaarlijkse informatie die moet worden verstrekt door uitgevende instellingen van welke de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten.

  29. Het feit dat uitgevende instellingen wordt toegestaan de in het prospectus te verstrekken informatie op te nemen door middel van verwijzing naar documenten die deze informatie bevatten, mits de door middel van verwijzing opgenomen documenten eerder bij de bevoegde autoriteit zijn gedeponeerd of door haar zijn goedgekeurd, zou de procedure voor het opstellen van een prospectus moeten vereenvoudigen en de kosten voor de uitgevende instellingen moeten verminderen, zonder dat aan de bescherming van de beleggers afbreuk wordt gedaan.

  30. De verschillen in doelmatigheid, de methoden en het tijdstip van de verificatie van de informatie in een prospectus bemoeilijken niet alleen het aantrekken van kapitaal of de toelating van effecten tot de handel op een gereglementeerde markt in verscheidene lidstaten voor ondernemingen, maar hinderen beleggers uit een gegeven lidstaat ook bij het verwerven van effecten die door een in een andere lidstaat gevestigde uitgevende instelling worden aangeboden of in een andere lidstaat worden verhandeld. Deze verschillen dienen te worden opgeheven door de desbetreffende voorschriften zodanig te harmoniseren dat voldoende gelijkwaardigheid wordt bereikt van de waarborgen die in de lidstaten worden geëist met het oog op een passende en zo objectief mogelijke voorlichting van de huidige en potentiële bezitters van effecten.

  31. Om de verspreiding van de documenten die samen het prospectus vormen, te vergemakkelijken, dient het gebruik van elektronische communicatiekanalen zoals internet te worden aangemoedigd. Het prospectus moet steeds kosteloos op papier worden verstrekt aan beleggers die daarom verzoeken.

  32. Het prospectus moet worden gedeponeerd bij de bevoegde autoriteit en voor het publiek beschikbaar worden gesteld door de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel, met inachtneming van de EU-voorschriften betreffende gegevensbescherming.

  33. Om te voorkomen dat lacunes in de Gemeenschapswetgeving het vertrouwen van het publiek ondermijnen en afbreuk doen aan de goede werking van de financiële markten, dient ook reclame te worden geharmoniseerd.

  34. Elk nieuw feit dat van invloed kan zijn op de beoordeling van de belegging en zich voordoet na de publicatie van het prospectus maar vóór de sluiting van de aanbieding of de aanvang van de handel op een gereglementeerde markt, moet naar behoren door de beleggers kunnen worden geëvalueerd en vereist bijgevolg de goedkeuring en verspreiding van een aanvulling op het prospectus.

  35. De verplichting voor een uitgevende instelling om het volledige prospectus in alle officiële talen te vertalen, ontmoedigt grensoverschrijdende aanbiedingen of handel in meerdere lidstaten. Om grensoverschrijdende aanbiedingen te vergemakkelijken, zou de lidstaat van ontvangst of van herkomst, wanneer het prospectus is opgesteld in een taal die in internationale financiële kringen pleegt te worden gebruikt, voortaan alleen nog het recht mogen hebben een samenvatting in één van zijn officiële talen te verlangen.

  36. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst moet het recht hebben van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een verklaring te verlangen dat het prospectus conform deze richtlijn is opgesteld. Opdat de doelstellingen van deze richtlijn ten volle worden verwezenlijkt, moet de werkingssfeer ervan zich uitstrekken tot effecten die zijn uitgegeven door uitgevende instellingen die onder het recht van derde landen vallen.

  37. Verschillende bevoegde autoriteiten met verschillende verantwoordelijkheden binnen één lidstaat kunnen onnodige kosten en overlapping van verantwoordelijkheden met zich brengen zonder dat dit extra voordelen oplevert. Derhalve moet in elke lidstaat één bevoegde autoriteit worden aangewezen die de prospectussen goedkeurt en die het toezicht op de handhaving van deze richtlijn uitoefent. Onder strikte voorwaarden kan het een lidstaat worden toegestaan meer dan één administratieve autoriteit aan te wijzen, maar slechts één ervan mag de taken op het gebied van de internationale samenwerking vervullen. Deze autoriteit(en) moet(en) van administratieve aard zijn en zodanig zijn opgezet dat de onafhankelijkheid ervan ten opzichte van marktdeelnemers is gewaarborgd en belangenconflicten worden vermeden. De aanwijzing van één voor de goedkeuring van het prospectus bevoegde autoriteit moet geen beletsel vormen voor samenwerking met andere entiteiten om een efficiënte controle en goedkeuring van prospectussen in het belang van zowel uitgevende instellingen, beleggers, marktdeelnemers als markten te waarborgen. Elke delegatie van taken met betrekking tot de in deze richtlijn of in de maatregelen ter uitvoering ervan omschreven verplichtingen moet, overeenkomstig artikel 31, vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn worden herzien en moet, uitgezonderd voor de publicatie van goedgekeurde prospectussen op het internet en de deponering van prospectussen zoals bedoeld in artikel 14, acht jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn eindigen.

  38. Het toekennen van een gemeenschappelijk minimumpakket van bevoegdheden aan de bevoegde autoriteiten zal de doeltreffendheid van het toezicht garanderen. De informatiestroom naar de markten welke bij Richtlijn 2001/34/EEG is vereist, moet worden verzekerd en de bevoegde autoriteiten dienen actie te ondernemen tegen eventuele inbreuken.

  39. De bevoegde autoriteiten dienen voor de uitoefening van hun taken samen te werken.

  40. Om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen op de financiële markten kan het van tijd tot tijd nodig zijn om aan de in deze richtlijn vastgelegde voorschriften technische richtsnoeren en uitvoeringsmaatregelen toe te voegen. De Commissie dient derhalve de bevoegdheid te krijgen om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen, met dien verstande dat deze geen wijziging van de essentiële onderdelen van deze richtlijn met zich mogen brengen en dat de Commissie conform de in deze richtlijn neergelegde beginselen dient op te treden na raadpleging van het bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie(10) ingestelde Europees Comité voor het effectenbedrijf.

  41. Bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig deze richtlijn dient de Commissie de volgende beginselen in acht te nemen:

    • bij kleine beleggers en kleine en middelgrote ondernemingen moet voor vertrouwen in de financiële markten worden gezorgd door strenge normen ten aanzien van de transparantie op de financiële markten te bevorderen;

    • aan beleggers moeten een ruime keuze aan concurrerende beleggingsmogelijkheden en een op hun situatie toegesneden niveau van informatievoorziening en bescherming worden geboden;

    • er moet voor worden gezorgd dat onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten de voorschriften consequent handhaven, met name in de strijd tegen financieel-economische criminaliteit;

    • een hoge mate van transparantie alsmede uitgebreid overleg met alle marktdeelnemers en met het Europees Parlement en de Raad zijn nodig;

    • innovaties op de financiële markten moeten, ter wille van de dynamiek en doelmatigheid van die markten, worden gestimuleerd;

    • de stabiliteit van het financiële stelsel moet worden gewaarborgd door de financiële innovaties op de voet te volgen en erop in te spelen;

    • verlaging van de kosten van kapitaal en verbetering van de toegang tot kapitaal zijn van belang;

    • bij uitvoeringsmaatregelen moet een balans worden gevonden tussen kosten en baten op lange termijn voor de marktdeelnemers (met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen en kleine beleggers);

    • het internationale concurrentievermogen van de financiële markten van de Gemeenschap moet worden versterkt zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de hoognodige uitbreiding van de internationale samenwerking;

    • voor alle marktdeelnemers moeten gelijke concurrentievoorwaarden worden gecreëerd door telkens wanneer dit dienstig is regelgeving voor de hele Gemeenschap vast te stellen;

    • verschillen tussen de nationale financiële markten moeten worden geëerbiedigd wanneer deze de samenhang van de interne markt niet bovenmatig aantasten;

    • de samenhang met andere Gemeenschapswetgeving op dit gebied moet worden gewaarborgd, daar een onevenwichtige informatievoorziening en een gebrek aan transparantie de werking van de markten in gevaar kunnen brengen en vooral consumenten en kleine beleggers kunnen schaden.

  42. Het Europees Parlement dient te beschikken over een termijn van drie maanden vanaf de eerste indiening van de ontwerp-uitvoeringsmaatregelen om deze te onderzoeken en er advies over uit te brengen. In dringende en naar behoren gemotiveerde gevallen kan deze termijn worden ingekort. Indien het Europees Parlement binnen deze termijn een resolutie heeft aangenomen, zal de Commissie de ontwerp-maatregelen opnieuw onderzoeken.

  43. De lidstaten dienen administratieve maatregelen of sancties vast te stellen op inbreuken tegen de bepalingen van deze richtlijn en toe te zien op handhaving. De administratieve maatregelen of sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

  44. Er dient beroep bij de rechter open te staan tegen besluiten van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het kader van deze richtlijn.

  45. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het voor de verwezenlijking van de basisdoelstelling om een eengemaakte effectenmarkt tot stand te brengen, noodzakelijk en dienstig voorschriften vast te stellen inzake het ene paspoort voor uitgevende instellingen. Overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  46. De door de Commissie te verrichten evaluatie van de toepassing van deze richtlijn dient in het bijzonder te zijn toegespitst op het proces van goedkeuring van prospectussen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, en meer in het algemeen op de toepassing van het beginsel van de lidstaat van herkomst, alsmede op de vraag of de toepassing van dit beginsel problemen met zich kan brengen op het gebied van de bescherming van de beleggers en de efficiëntie van de markt; de Commissie dient tevens de werking van artikel 10 te evalueren.

  47. Voor de toekomstige ontwikkelingen van deze richtlijn dient te worden overwogen welk goedkeuringsmechanisme moet worden vastgesteld om de uniforme toepassing van de Gemeenschapswetgeving inzake prospectussen verder te verbeteren, met inbegrip van de eventuele oprichting van een Europese Effecteneenheid.

  48. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

  49. De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(11),

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK IALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Doel en werkingssfeer

1.

Het doel van deze richtlijn is de harmonisatie van de eisen inzake opstelling, goedkeuring en verspreiding van het prospectus dat wordt gepubliceerd wanneer effecten worden aangeboden aan het publiek of toegelaten tot de handel op een in een lidstaat gelegen of functionerende gereglementeerde markt.

2.

Deze richtlijn is niet van toepassing op:

  1. rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end-type zijn;

  2. effecten zonder aandelenkarakter, uitgegeven door een lidstaat of door een van de regionale of plaatselijke overheden van een lidstaat, door een openbare internationale instelling waarbij één of meer lidstaten aangesloten zijn, door de Europese Centrale Bank of door de centrale banken van de lidstaten;

  3. aandelen in het kapitaal van centrale banken van de lidstaten;

  4. effecten die onvoorwaardelijk en onherroepelijk gegarandeerd zijn door een lidstaat of door een van de regionale of plaatselijke overheden van een lidstaat;

  5. effecten die zijn uitgegeven door verenigingen met een wettelijke status of instellingen zonder winstoogmerk, die door een lidstaat zijn erkend, met het oog op het verwerven van de middelen die nodig zijn om hun niet-commerciële doelen te verwezenlijken;

  6. effecten zonder aandelenkarakter, die doorlopend of periodiek door kredietinstellingen worden uitgegeven, mits deze effecten:

    1. niet achtergesteld, converteerbaar of omwisselbaar zijn;

    2. geen recht geven tot het inschrijven op of verwerven van andere categorieën effecten en niet aan een derivaat gekoppeld zijn;

    3. de ontvangst van terugbetaalbare deposito's belichamen;

    4. gedekt zijn door een depositogarantiestelsel dat valt onder Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels(12);

  7. niet-fungibele kapitaalaandelen die in de eerste plaats bedoeld zijn om de houder een recht te verlenen om een appartement, onroerend goed of een gedeelte ervan te betrekken en die niet verkocht kunnen worden zonder van dit recht afstand te doen;

  8. effecten die deel uitmaken van een aanbieding waarbij de totale tegenwaarde van de aanbieding in de Unie minder dan 5 000 000 EUR bedraagt, hetgeen wordt berekend over een periode van twaalf maanden;

  9. „bostadsobligationer” die periodiek worden uitgegeven door kredietinstellingen in Zweden en hoofdzakelijk bestemd zijn voor het verstrekken van hypothecaire leningen, op voorwaarde dat

    1. de uitgegeven „bostadsobligationer” tot dezelfde reeks behoren;

    2. de „bostadsobligationer” doorlopend worden uitgegeven gedurende een gespecificeerde uitgifteperiode;

    3. de voorwaarden van de „bostadsobligationer” gedurende de emissieperiode niet worden veranderd, en

    4. de opbrengsten van de emissie van de bedoelde „bostadsobligationer” overeenkomstig de statuten van de uitgevende instelling worden belegd in activa die voldoende dekking vormen voor de verplichtingen die uit effecten voortvloeien;

  10. effecten zonder aandelenkarakter, die doorlopend of periodiek door kredietinstellingen worden uitgegeven waarbij de totale tegenwaarde van de aanbieding in de Unie minder dan 75 000 000 EUR bedraagt, hetgeen wordt berekend over een periode van twaalf maanden, op voorwaarde dat die effecten:

    1. niet achtergesteld, converteerbaar of omwisselbaar zijn;

    2. geen recht geven tot het inschrijven op of verwerven van andere categorieën effecten en niet aan een derivaat gekoppeld zijn.

3.

Niettegenstaande het bepaalde in lid 2, onder b), d), h), i) en j), beschikt een uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van een toelating tot de handel op een gereglementeerde markt over de mogelijkheid een prospectus overeenkomstig deze richtlijn op te stellen wanneer de effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten.

4.

Teneinde rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten, met inbegrip van de inflatie, stelt de Commissie via gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 24 bis en volgens de voorwaarden van de artikelen 24 ter en 24 quater maatregelen vast betreffende de aanpassing van de in lid 2, onder h) en j), van dit artikel bedoelde grensbedragen.

Artikel 2 Definities

1.

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „effecten”: verhandelbare effecten in de zin van artikel 1, punt 4, van Richtlijn 93/22/EEG, met uitzondering van geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 1, punt 5, van Richtlijn 93/22/EEG die een looptijd hebben van minder dan twaalf maanden. Op deze instrumenten mag nationale wetgeving worden toegepast;

  2. „effecten met een aandelenkarakter”: aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen verhandelbare effecten, alsmede andere categorieën verhandelbare effecten die recht geven tot het verkrijgen van om het even welke van de eerstgenoemde effecten door middel van conversie of door uitoefening van de daaraan verbonden rechten, mits laatstgenoemde categorie effecten is uitgegeven door de uitgevende instelling die de onderliggende aandelen heeft uitgegeven, of door een entiteit die tot de groep van die uitgevende instelling behoort;

  3. „effecten zonder aandelenkarakter”: alle effecten die geen effecten met een aandelenkarakter zijn;

  4. „aanbieding van effecten aan het publiek”: een in om het even welke vorm en met om het even welk middel tot personen gerichte mededeling waarin voldoende informatie over de voorwaarden van de aanbieding en de aangeboden effecten wordt verstrekt om een belegger in staat te stellen tot aankoop van of inschrijving op deze effecten te besluiten. Deze definitie is ook van toepassing op de plaatsing van effecten via financiële intermediairs;

  5. „gekwalificeerde beleggers”: personen of entiteiten als omschreven in Richtlijn 2004/39/EG, bijlage II, deel I, punten 1 tot en met 4, en personen die op verzoek worden behandeld als professionele cliënten overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten(13) of als in aanmerking komende tegenpartijen worden beschouwd overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2004/39/EG, tenzij zij verzocht hebben om als niet-professionele cliënten te worden behandeld. Beleggingsondernemingen en kredietinstellingen delen hun kwalificatie op verzoek aan de uitgevende instelling mede, onverminderd de relevante gegevensbeschermingswetgeving. Beleggingsondernemingen die bestaande professionele cliënten overeenkomstig artikel 71, lid 6, van Richtlijn 2004/39/EG als zodanig mogen blijven beschouwen, wordt toegestaan deze cliënten in het kader van deze richtlijn als gekwalificeerde beleggers te behandelen;

  6. „kleine en middelgrote onderneming”: een onderneming die volgens de meest recente jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening aan ten minste twee van de volgende drie criteria voldoet: een gemiddeld aantal werknemers gedurende het boekjaar van minder dan 250, een balanstotaal van ten hoogste 43 000 000 EUR en een jaarlijkse netto-omzet van ten hoogste 50 000 000 EUR;

  7. „kredietinstelling”: een onderneming zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(14);

  8. „uitgevende instelling”: een juridische entiteit die effecten uitgeeft of voornemens is effecten uit te geven;

  9. „aanbieder”: een juridische entiteit of natuurlijke persoon die effecten aan het publiek aanbiedt;

  10. „gereglementeerde markt”: een markt in de zin van artikel 1, punt 13, van Richtlijn 93/22/EEG;

  11. „aanbiedingsprogramma”: een programma dat de mogelijkheid opent voor het gedurende een gespecificeerde uitgifteperiode doorlopend of periodiek uitgeven van effecten zonder aandelenkarakter, alle vormen van warrants daaronder begrepen, van eenzelfde categorie en/of klasse;

  12. „doorlopend of periodiek uitgegeven effecten”: doorlopende emissies of emissies waarbij over een periode van twaalf maanden sprake is van ten minste twee afzonderlijke emissies van effecten van eenzelfde categorie en/of klasse;

  13. „lidstaat van herkomst”:

    1. voor een uitgevende Gemeenschapsinstelling van effecten die niet onder punt ii) vallen, de lidstaat waar de uitgevende instelling zijn statutaire zetel heeft;

    2. ingeval het een emissie betreft van effecten zonder aandelenkarakter, met een nominale waarde per eenheid van ten minste 1 000 EUR, en ingeval het de emissie betreft van effecten zonder aandelenkarakter die recht geven op het verkrijgen van ongeacht welke verhandelbare effecten of op het ontvangen van een geldbedrag, door middel van conversie of door uitoefening van de daaraan verbonden rechten, op voorwaarde dat de uitgevende instelling van de effecten zonder aandelenkarakter niet de uitgevende instelling is die de onderliggende effecten heeft uitgegeven, of een entiteit die tot de groep van die uitgevende instelling behoort, de lidstaat waar de uitgevende instelling zijn statutaire zetel heeft, dan wel de door de uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van de toelating tot de handel, al naar gelang van het geval, gekozen lidstaat waar de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn of zullen worden toegelaten of waar de effecten aan het publiek worden aangeboden. Dezelfde regeling is van toepassing op effecten zonder aandelenkarakter in een andere valuta dan euro, mits de minimale nominale waarde nagenoeg gelijk is aan 1 000 EUR;

    3. voor een niet in punt ii) genoemde uitgevende instelling van effecten met statutaire zetel in een derde land, de door de uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van de toelating tot de handel, al naargelang van het geval, gekozen lidstaat waar de effecten voor het eerst na de datum van inwerkingtreding van Richtlijn 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG(15) aan het publiek zullen worden aangeboden of waar het eerst toelating tot de handel op een gereglementeerde markt wordt aangevraagd, onder voorbehoud dat de uitgevende instelling met statutaire zetel in een derde land in de volgende gevallen achteraf een keuze maakt:

      • indien de lidstaat van herkomst niet volgens haar voorkeur is bepaald; of

      • overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder i), iii), van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten(16);

  14. „lidstaat van ontvangst”: de lidstaat waar een openbare aanbieding wordt gedaan of waar toelating tot de handel wordt aangevraagd wanneer dit een andere lidstaat is dan de lidstaat van herkomst;

  15. „instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end-type zijn”: beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen:

    1. waarvan het doel de collectieve belegging is van bij het publiek aangetrokken kapitaal met toepassing van het beginsel van de risicospreiding, en

    2. waarvan de rechten van deelneming, op verzoek van de houders, ten laste van de activa van deze instellingen direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

  16. „rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging”: de door een instelling voor collectieve belegging uitgegeven effecten waarin de rechten van de deelnemers op het vermogen van deze instelling zijn belichaamd;

  17. „goedkeuring”: het positieve besluit bij het afronden van de controle van de volledigheid van het prospectus, met inbegrip van de consistentie en begrijpelijkheid van de verstrekte informatie, door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst;

  18. „basisprospectus”: een document dat in geval van een supplement alle in de artikelen 5, 7 en 16 omschreven relevante informatie bevat met betrekking tot de uitgevende instelling en de effecten die aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten, alsmede — naar keuze van de uitgevende instelling — de definitieve voorwaarden van de aanbieding;

  19. „kerngegevens”: essentiële en naar behoren gestructureerde gegevens die aan de belegger moeten worden verstrekt om hem in staat te stellen de aard en de risico’s van de hem aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten effecten te begrijpen en, onverminderd artikel 5, lid 2, onder b), te beslissen welke aanbiedingen van effecten hij nader in beschouwing zal nemen. De met betrekking tot de betrokken aanbieding en bewuste effecten te verstrekken gegevens bevatten de volgende elementen:

    1. een korte beschrijving van de risico’s die verbonden zijn aan en de essentiële kenmerken van de uitgevende instelling of van een eventuele garant, daaronder begrepen hun activa, passiva en financiële positie;

    2. een korte beschrijving van de risico’s die verbonden zijn aan en de essentiële kenmerken van de belegging in het desbetreffende effect, daaronder begrepen aan de effecten verbonden rechten;

    3. de algemene voorwaarden van de aanbieding, daaronder begrepen een raming van de uitgaven die de uitgevende instelling of de aanbieder aan de belegger in rekening zullen brengen;

    4. bijzonderheden over de toelating tot de handel;

    5. redenen voor de aanbieding en bestemming van de opbrengsten;

  20. „onderneming met beperkte beurswaarde”: op een gereglementeerde markt toegelaten onderneming die op basis van de eindejaarskoersen van de voorgaande drie kalenderjaren een gemiddelde beurswaarde had van minder dan 100 000 000 EUR.

4.

Om rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten en om de in dit artikel neergelegde bepalingen te specificeren, past de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 24 bis en volgens de voorwaarden van de artikelen 24 ter en 24 quater definities in lid 1 aan, met inbegrip van de drempels voor de definitie van kmo’s en beperkte beurswaarde, daarbij rekening houdend met de toestand op de verschillende nationale markten, met inbegrip van de door de exploitanten van gereglementeerde markten gebruikte kwalificatie, met de wetgeving en aanbevelingen van de Unie en met de economische ontwikkelingen.

Artikel 3 Prospectusplicht

1.

De lidstaten staan aanbieding van effecten aan het publiek zonder voorafgaande publicatie van een prospectus op hun grondgebied niet toe.

2.

De prospectusplicht geldt niet voor de volgende categorieën aanbiedingen:

  1. een aanbieding van effecten die alleen tot gekwalificeerde beleggers is gericht; en/of

  2. een aanbieding van effecten aan minder dan 150 natuurlijke of rechtspersonen per lidstaat die geen gekwalificeerde beleggers zijn; en/of

  3. een aanbieding van effecten aan beleggers die bij elke afzonderlijke aanbieding effecten aankopen tegen een totale tegenwaarde van ten minste 100 000 EUR per belegger; en/of

  4. een aanbieding van effecten met een nominale waarde per eenheid van ten minste 100 000 EUR; en/of

  5. een aanbieding van effecten met een totale tegenwaarde in de Europese Unie van minder dan 100 000 EUR, hetgeen wordt berekend over een periode van twaalf maanden.

Elke doorverkoop van effecten die voorheen het voorwerp waren van één of meer soorten aanbiedingen zoals bedoeld in dit lid, wordt evenwel als een afzonderlijke aanbieding aangemerkt en moet aan de definitie van artikel 2, lid 1, onder d), worden getoetst om uit te maken of het een aanbieding van effecten aan het publiek betreft. De plaatsing van effecten via financiële intermediairs wordt afhankelijk gesteld van de publicatie van een prospectus indien voor de definitieve plaatsing aan geen enkele van de voorwaarden onder a) tot en met e) is voldaan.

Bij een dergelijke doorverkoop van effecten of definitieve plaatsing van effecten via financiële intermediairs eisen de lidstaten geen ander prospectus zolang een geldig prospectus in de zin van artikel 9 beschikbaar is en de uitgevende instelling of de voor het opstellen van een dergelijk prospectus verantwoordelijke persoon bij schriftelijke overeenkomst in het gebruik ervan toestemt.

3.

De lidstaten dragen er zorg voor dat elke toelating van effecten tot de handel op een op hun grondgebied gelegen of functionerende gereglementeerde markt afhankelijk wordt gesteld van de publicatie van een prospectus.

4.

Om rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten, met inbegrip van inflatie, stelt de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 24 bis, volgens de voorwaarden van de artikelen 24 ter en 24 quater maatregelen vast voor de drempelwaarden van lid 2, onder c) tot en met e), van dit artikel.

Artikel 4 Vrijstellingen van de prospectusplicht

HOOFDSTUK IIOPSTELLING VAN HET PROSPECTUS

Artikel 5 Het prospectus

Artikel 6 Verantwoordelijkheid voor het prospectus

Artikel 7 Minimuminformatie

Artikel 8 Niet-vermelding van gegevens

Artikel 9 Geldigheidsduur van een prospectus, basisprospectus en registratiedocument

Artikel 11 Opneming van informatie door middel van verwijzing

Artikel 12 Uit afzonderlijke documenten bestaand prospectus

HOOFDSTUK IIIREGELS VOOR DE GOEDKEURING EN PUBLICATIE VAN HET PROSPECTUS

Artikel 13 Goedkeuring van het prospectus

Artikel 14 Publicatie van het prospectus

Artikel 15 Reclame

Artikel 16 Documenten ter aanvulling van het prospectus

HOOFDSTUK IVGRENSOVERSCHRIJDENDE AANBIEDINGEN EN TOELATING TOT DE HANDEL

Artikel 17 Communautaire reikwijdte van een prospectusgoedkeuring

Artikel 18 Kennisgeving

HOOFDSTUK VTAALREGELING EN UITGEVENDE INSTELLINGEN MET STATUTAIRE ZETEL IN EEN DERDE LAND

Artikel 19 Taalregeling

Artikel 20 Uitgevende instellingen met statutaire zetel in een derde land

HOOFDSTUK VIBEVOEGDE AUTORITEITEN

Artikel 21 Bevoegdheden

Artikel 22 Beroepsgeheim en samenwerking tussen autoriteiten

Artikel 23 Conservatoire maatregelen

HOOFDSTUK VIIUITVOERINGSMAATREGELEN

Artikel 24 Comité

Artikel 24 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 24 ter Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 24 quater Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

Artikel 25 Sancties

Artikel 26 Recht van beroep

HOOFDSTUK VIIIOVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 Gewijzigde richtlijn

Artikel 28 Ingetrokken richtlijn

Artikel 29 Omzetting in nationaal recht

Artikel 30 Overgangsbepalingen

Artikel 31 Toetsing

Artikel 32 Inwerkingtreding

Artikel 33 Adressaten

BIJLAGE IPROSPECTUS

BIJLAGE IIREGISTRATIEDOCUMENT

BIJLAGE IIIVERRICHTINGSNOTA

BIJLAGE IVSAMENVATTING