Richtlijn 2003/90/EG van de Commissie van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad met betrekking tot de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Richtlijn 2003/90/EG van de Commissie van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad met betrekking tot de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
02003L0090 — NL — 01.07.2023 — 017.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLIJN 2003/90/EG VAN DE COMMISSIE van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad met betrekking tot de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek (PB L 254 van 8.10.2003, blz. 7) |
Gewijzigd bij:
Gerectificeerd bij:
RICHTLIJN 2003/90/EG VAN DE COMMISSIE
van 6 oktober 2003
houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad met betrekking tot de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek
(Voor de EER relevante tekst)
Artikel 1
Ten aanzien van onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid, en onverminderd de tweede alinea:
voldoen de in bijlage I opgenomen gewassen aan de eisen van de in die bijlage opgenomen “Protocollen inzake het onderzoek op onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid” van de raad van bestuur van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP);
voldoen de in bijlage II opgenomen gewassen aan de in die bijlage opgenomen testrichtsnoeren voor het uitvoeren van tests inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV).
In afwijking van de eerste alinea mogen biologische rassen die geschikt zijn voor biologische teelt die behoren tot de in deel A van bijlage IV genoemde soorten in plaats daarvan wat homogeniteit betreft voldoen aan de voorwaarden van deel B van die bijlage.
De lidstaten brengen tot en met 31 december 2030 uiterlijk op 31 december van elk jaar verslag uit aan de Commissie en de andere lidstaten over het aantal aanvragen voor registratie van rassen en de resultaten van de onderzoeken inzake de onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van die biologische rassen.
In afwijking van de eerste alinea mogen biologische rassen die geschikt zijn voor biologische teelt die behoren tot de in deel A van bijlage V vermelde soorten, in plaats daarvan wat de cultuur- en gebruikswaarde betreft aan de voorwaarden van deel B van die bijlage voldoen.
De lidstaten brengen tot en met 31 december 2030 uiterlijk op 31 december van elk jaar verslag uit aan de Commissie en de andere lidstaten over het aantal aanvragen en de resultaten van de onderzoeken naar de cultuur- en gebruikswaarde van die biologische rassen.
Artikel 2
Alle raskenmerken in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), en alle met een asterisk (*) aangegeven kenmerken in de in artikel 1, lid 2, onder b), vermelde testrichtsnoeren worden in aanmerking genomen, tenzij de waarneming van een bepaald kenmerk onmogelijk wordt gemaakt door de expressie van een ander kenmerk, of de expressie van een kenmerk wordt verhinderd door de omstandigheden waaronder de test plaatsvindt.
Artikel 3
De lidstaten zorgen ervoor dat bij het onderzoek van de in de bijlagen I en II opgenomen gewassen wordt voldaan aan de minimumeisen betreffende het verrichten van het onderzoek met betrekking tot proefopzet en teeltomstandigheden, die zijn opgenomen in de in die bijlagen bedoelde testrichtsnoeren.
Artikel 4
Richtlijn 72/180/EEG wordt ingetrokken.
Artikel 5
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 6
Als bij de inwerkingtreding van deze richtlijn bepaalde rassen nog niet zijn toegelaten tot de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen en het officieel onderzoek is begonnen vóór die datum, overeenkomstig
Richtlijn 72/180/EEG, of
de in bijlage I opgenomen CBP-richtsnoeren of de in bijlage II opgenomen UPOV-richtsnoeren, afhankelijk van het gewas,
dan worden de betreffende rassen geacht te voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn.
Lid 1 geldt alleen als uit de proeven blijkt dat de rassen voldoen aan de regels van
Richtlijn 72/180/EEG, of
de in bijlage I opgenomen CBP-richtsnoeren of de in bijlage II opgenomen UPOV-richtsnoeren, afhankelijk van het gewas.
Artikel 7
Deze richtlijn treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 8
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
BIJLAGE I
Lijst van de in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde gewassen die moeten voldoen aan de technische protocollen van het CBP(*1)
Wetenschappelijke naam | Triviale naam | CBP-protocol |
Dactylis glomerata L. | Kropaar | TP 31/1 van 25.3.2021 |
Festuca arundinacea Schreb. | Rietzwenkgras | TP 39/1 van 1.10.2015 |
Festuca filiformis Pourr. | Fijnbladig schapengras | TP 67/1 van 23.6.2011 |
Festuca ovina L. | Schapengras | TP 67/1 van 23.6.2011 |
Festuca pratensis Huds. | Beemdlangbloem | TP 39/1 van 1.10.2015 |
Festuca rubra L. | Roodzwenkgras | TP 67/1 van 23.6.2011 |
Festuca trachyphylla (Hack.) Hack. | Hardzwenkgras | TP 67/1 van 23.6.2011 |
Lolium multiflorum Lam. | Italiaans raaigras | TP 4/2 van 19.3.2019 |
Lolium perenne L. | Engels raaigras | TP 4/2 van 19.3.2019 |
Lolium x hybridum Hausskn. | Gekruist raaigras | TP 4/2 van 19.3.2019 |
Medicago sativa L. | Luzerne | TP 6/1 van 22.12.2021 |
Medicago x varia T. Martyn | Bonte luzerne | TP 6/1 van 22.12.2021 |
Phleum nodosum L. | Klein timotheegras | TP 34/1 van 22.12.2021 |
Phleum pratense L. | Timotheegras | TP 34/1 van 22.12.2021 |
Pisum sativum L. (partim) | Voedererwt | TP 7/2 rev. 3 corr. van 16.3.2020 |
Poa pratensis L. | Veldbeemdgras | TP 33/1 van 15.3.2017 |
Trifolium pratense L. | Rode klaver | TP 5/1 van 22.12.2021 |
Vicia faba L. | Veldboon | TP 8/1 van 19.3.2019 |
Vicia sativa L. | Voederwikke | TP 32/1 van 19.4.2016 |
Brassica napus L. var. napobrassica (L.) Rchb. | Koolraap | TP 89/1 van 11.3.2015 |
Raphanus sativus L. var. oleiformis Pers. | Bladrammenas | TP 178/1 van 15.3.2017 |
Brassica napus L. (partim) | Koolzaad | TP 36/3 van 21.4.2020 |
Cannabis sativa L. | Hennep | TP 276/2 van 1.2.2022 |
Glycine max (L.) Merr. | Sojabonen | TP 80/1 van 15.3.2017 |
Gossypium spp. | Katoen | TP 88/2 van 11.12.2020 |
Helianthus annuus L. | Zonnebloem | TP 81/1 van 31.10.2002 |
Linum usitatissimum L. | Vlas/lijnzaad | TP 57/2 van 19.3.2014 |
Sinapis alba L. | Gele mosterd | TP 179/1 van 15.3.2017 |
Avena nuda L. | Naakte haver | TP 20/3 van 6.3.2020 |
Avena sativa L. (includes A. byzantina K. Koch) | Haver | TP 20/3 van 6.3.2020 |
Hordeum vulgare L. | Gerst | TP 19/5 van 19.3.2019 |
Oryza sativa L. | Rijst | TP 16/3 van 1.10.2015 |
Secale cereale L. | Rogge | TP 58/1 rev. van 27.4.2022 |
Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. bicolor | Sorgho | TP 122/1 van 19.3.2019 |
Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davidse | Soedangras | TP 122/1 van 19.3.2019 |
Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. bicolor x Sorghum bicolor (L.) Moench subsp. drummondii (Steud.) de Wet ex Davidse | Hybriden die het product zijn van de kruising van Sorghum bicolor subsp. bicolor met Sorghum bicolor subsp. drummondii | TP 122/1 van 19.3.2019 |
xTriticosecale Wittm. ex A. Camus | Hybriden die het product zijn van de kruising van een soort van het geslacht Triticum met een soort van het geslacht Secale | TP 121/3 van 27.4.2022 |
Triticum aestivum L. subsp. aestivum | Tarwe | TP 3/5 van 19.3.2019 |
Triticum turgidum L. subsp. durum (Desf.) van Slageren | Harde tarwe | TP 120/3 van 19.3.2014 |
Zea mays L. (partim) | Maïs | TP 2/3 van 11.3.2010 |
Solanum tuberosum L. | Aardappel | TP 23/3 van 15.3.2017 |
(*1) De tekst van deze protocollen is te vinden op de website van het CBP (www.cpvo.europa.eu). |
BIJLAGE II
Lijst van de in artikel 1, lid 2, punt b), bedoelde gewassen die moeten voldoen aan de UPOV-testrichtsnoeren(*1)
Wetenschappelijke naam | Triviale naam | UPOV-richtsnoer |
Beta vulgaris L. | Voederbiet | TG/150/3 van 4.11.1994 |
Agrostis canina L. | Kruipend struisgras/moerasstruisgras | TG/30/6 van 12.10.1990 |
Agrostis gigantea Roth | Hoog struisgras | TG/30/6 van 12.10.1990 |
Agrostis stolonifera L. | Wit struisgras | TG/30/6 van 12.10.1990 |
Agrostis capillaris L. | Gewoon struisgras | TG/30/6 van 12.10.1990 |
Bromus catharticus Vahl | Paardengras | TG/180/3 van 4.4.2001 |
Bromus sitchensis Trin. | Alaskadravik | TG/180/3 van 4.4.2001 |
xFestulolium Asch. et Graebn. | Hybriden die het gevolg zijn van de kruising van een soort van het geslacht Festuca met een soort van het geslacht Lolium | TG/243/1 van 9.4.2008 |
Lotus corniculatus L. | Rolklaver | TG 193/1 van 9.4.2008 |
Lupinus albus L. | Witte lupine | TG/66/4 van 31.3.2004 |
Lupinus angustifolius L. | Blauwe lupine | TG/66/4 van 31.3.2004 |
Lupinus luteus L. | Gele lupine | TG/66/4 van 31.3.2004 |
Medicago doliata Carmign. | (geen triviale naam in het NL) | TG/228/1 van 5.4.2006 |
Medicago italica (Mill.) Fiori | (geen triviale naam in het NL) | TG/228/1 van 5.4.2006 |
Medicago littoralis Rohde ex Loisel. | (geen triviale naam in het NL) | TG/228/1 van 5.4.2006 |
Medicago lupulina L. | Hopperupsklaver | TG/228/1 van 5.4.2006 |
Medicago murex Willd. | (geen triviale naam in het NL) | TG/228/1 van 5.4.2006 |
Medicago polymorpha L. | Ruige rupsklaver | TG/228/1 van 5.4.2006 |
Medicago rugosa Desr. | (geen triviale naam in het NL) | TG/228/1 van 5.4.2006 |
Medicago scutellata (L.) Mill. | Slakkenklaver | TG/228/1 van 5.4.2006 |
Medicago truncatula Gaertn. | (geen triviale naam in het NL) | TG/228/1 van 5.4.2006 |
Trifolium repens L. | Witte klaver | TG/38/7 van 9.4.2003 |
Trifolium subterraneum L. | Onderaardse klaver | TG/170/3 van 4.4.2001 |
Phacelia tanacetifolia Benth. | Phacelia | TG/319/1 van 5.4.2017 |
Arachis hypogaea L. | Grondnoot/pinda | TG/93/4 van 9.4.2014 |
Brassica juncea (L.) Czern | Sareptamosterd | TG/335/1 van 17.12.2020 |
Brassica rapa L. var. silvestris (Lam.) Briggs | Raapzaad | TG/185/3 van 17.4.2002 |
Carthamus tinctorius L. | Saffloer | TG/134/3 van 12.10.1990 |
Papaver somniferum L. | Slaapbol | TG/166/4 van 9.4.2014 |
(*1) De tekst van deze richtsnoeren is te vinden op de website van de UPOV (www.upov.int). |
BIJLAGE III
Kenmerken aan de hand waarvan de cultuur- en gebruikswaarde wordt onderzocht
1.Opbrengst
2.Resistentie tegen schadelijke organismen
3.Gedrag ten opzichte van milieufactoren
4.Kwaliteit
Bij de indiening van de resultaten dienen de toegepaste methoden te worden vermeld.
BIJLAGE IV
DEEL A
Lijst van de in artikel 1, lid 2, tweede alinea, bedoelde gewassen
Gerst
Maïs
Rogge
Tarwe
DEEL B
Specifieke bepalingen met betrekking tot tests inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van biologische rassen van landbouwgewassen die geschikt zijn voor de biologische teelt
1. Algemene regel
Het volgende is van toepassing op biologische rassen van landbouwgewassen die geschikt zijn voor de biologische teelt:
1.1.wat betreft onderscheidbaarheid en bestendigheid moeten alle kenmerken van de in de bijlagen I en II genoemde protocollen en richtsnoeren worden nageleefd en beschreven;
1.2.wat betreft homogeniteit moeten alle kenmerken van de in de bijlagen I en II genoemde protocollen en richtsnoeren worden nageleefd en beschreven, en is het volgende van toepassing voor de in punt 2 genoemde kenmerken:
die kenmerken mogen minder streng worden beoordeeld;
indien voor die kenmerken een afwijking van het desbetreffende technische protocol in punt 2 is voorzien, is het homogeniteitsniveau binnen het ras vergelijkbaar met het homogeniteitsniveau van vergelijkbare, algemeen bekende rassen in de Unie.
2. Afwijking van technische protocollen
2.1. Gerst
Voor de rassen van het gewas gerst (Hordeum vulgare L.) mogen de volgende kenmerken wat betreft onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van CPVO-protocol CPVO/TP-019/5 van het geteste ras voor homogeniteit afwijken van de volgende eisen voor onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid:
CPVO nr. 5 | — | vlagblad: anthocyaankleuring van de oortjes |
CPVO nr. 8 | — | vlagblad: mate waarin de bladschede met een waas is bedekt |
CPVO nr. 9 | — | kafnaalden: anthocyaankleuring van de toppen |
CPVO nr. 10 | — | aar: mate van bedekking met een waas |
CPVO nr. 12 | — | graankorrel: anthocyaankleuring van de nerven van de lemma’s |
CPVO nr. 16 | — | steriel aartje: stand |
CPVO nr. 17 | — | aar: vorm |
CPVO nr. 20 | — | kafnaald: lengte |
CPVO nr. 21 | — | aarspil: lengte van het eerste segment |
CPVO nr. 22 | — | aarspil: kromming van het eerste segment |
CPVO nr. 23 | — | middelste aartje: lengte van het kelkkafje en de kafnaald in verhouding tot de graankorrel |
CPVO nr. 25 | — | graankorrel: vertakking van de zijnerven aan de binnenkant van de dorsale zijde van de lemma’s |
2.2. Maïs
Voor de rassen van het gewas maïs (Zea mays L.) mogen de volgende kenmerken wat betreft onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van CPVO-protocol CPVO/TP-002/3 van het geteste ras voor homogeniteit afwijken van de volgende eisen voor onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid:
CPVO nr. 1 | — | eerste blad: anthocyaankleuring van de bladschede |
CPVO nr. 2 | — | eerste blad: vorm van de top |
CPVO nr. 8 | — | pluim: anthocyaankleuring van het kelkkafje, met uitzondering van de basis |
CPVO nr. 9 | — | pluim: anthocyaankleuring van de helmknoppen |
CPVO nr. 10 | — | pluim: de hoek tussen de hoofdtak en de zijtakken |
CPVO nr. 11 | — | pluim: kromming van zijtakken |
CPVO nr. 15 | — | stengel: anthocyaankleuring van de steunwortels |
CPVO nr. 16 | — | pluim: dichtheid van de aartjes |
CPVO nr. 17 | — | blad: anthocyaankleuring van de bladschede |
CPVO nr. 18 | — | stengel: anthocyaankleuring van de stengelleden |
CPVO nr. 19 | — | pluim: lengte van de hoofdtak boven de laagste zijtak |
CPVO nr. 20 | — | pluim: lengte van de hoofdtak boven de hoogste zijtak |
CPVO nr. 21 | — | pluim: lengte van de zijtak |
2.3. Rogge
Voor de rassen van het gewas rogge (Secale cereale L.) mogen de volgende kenmerken wat betreft onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van CPVO-protocol CPVO/TP/058/1 van het geteste ras voor homogeniteit afwijken van de volgende eisen voor onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid:
CPVO nr. 3 | — | pluimschede (coleoptiel): anthocyaankleuring |
CPVO nr. 4 | — | pluimschede: lengte |
CPVO nr. 5 | — | eerste blad: lengte van de bladschede |
CPVO nr. 6 | — | eerste blad: lengte van de bladschijf |
CPVO nr. 8 | — | vlagblad: mate waarin de bladschede met een waas is bedekt |
CPVO nr. 10 | — | blad naast het vlagblad: lengte van de bladschijf |
CPVO nr. 11 | — | blad naast het vlagblad: breedte van de bladschijf |
CPVO nr. 12 | — | aar: mate van bedekking met een waas |
CPVO nr. 13 | — | stengel: beharing onder de aar |
2.4. Tarwe
Voor de rassen van het gewas tarwe (Triticum aestivum L. subsp. aestivum) mogen de volgende kenmerken wat betreft onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van CPVO-protocol CPVO/TP/003/5 van het geteste ras voor homogeniteit afwijken van de volgende eisen voor onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid:
CPVO nr. 3 | — | pluimschede: anthocyaankleuring |
CPVO nr. 6 | — | vlagblad: anthocyaankleuring van de oortjes |
CPVO nr. 8 | — | vlagblad: mate waarin de bladschede met een waas is bedekt |
CPVO nr. 9 | — | vlagblad: mate waarin de bladspiegel met een waas is bedekt |
CPVO nr. 10 | — | aar: mate van bedekking met een waas |
CPVO nr. 11 | — | halm: mate waarin de nek met een waas is bedekt |
CPVO nr. 20 | — | aar: vorm in zijaanzicht |
CPVO nr. 21 | — | bovenste segment aarspil: behaarde gebied op het convexe oppervlak |
CPVO nr. 22 | — | onderste kelkkafje: breedte van de schouder |
CPVO nr. 23 | — | onderste kelkkafje: vorm van de schouder |
CPVO nr. 24 | — | onderste kelkkafje: lengte van de punt |
CPVO nr. 25 | — | onderste kelkkafje: vorm van de punt |
CPVO nr. 26 | — | onderste kelkkafje: behaarde gebied op het binnenoppervlak |
BIJLAGE V
DEEL A
Lijst van de in artikel 1, lid 3, tweede alinea, bedoelde gewassen
Gerst
Maïs
Rogge
Tarwe
DEEL B
Voorwaarden waaraan moet worden voldaan — cultuur- en gebruikswaarde van biologische rassen die geschikt zijn voor de biologische teelt
1.Het onderzoek naar cultuur- en gebruik wordt onder biologische omstandigheden uitgevoerd, overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) 2018/848, en met name de algemene beginselen van artikel 5, punten d), e), f) en g), en de voorschriften voor de plantaardige productie uit hoofde van artikel 12.
2.Bij het rassenonderzoek en bij de evaluatie van de onderzoeksresultaten wordt rekening gehouden met de specifieke behoeften en doelstellingen van biologische landbouw. Er wordt onderzoek gedaan naar de weerstand tegen of de tolerantie voor ziekten en naar de aanpassing aan de verschillende plaatselijke bodem- en klimaatomstandigheden.
3.Indien de bevoegde autoriteiten niet in staat zijn te voorzien in een onderzoek onder biologische omstandigheden of in het onderzoek van bepaalde kenmerken — waaronder de vatbaarheid voor ziekten — kunnen tests worden uitgevoerd overeenkomstig een van de volgende punten:
onder toezicht van de bevoegde autoriteit bij bedrijven van biologische kwekers of biologische landbouwbedrijven;
onder omstandigheden die weinig productiemiddelen en minimale behandelingen vergen;
in een andere lidstaat, indien er bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten zijn gesloten om tests onder biologische omstandigheden te verrichten.
Een ras bezit voldoende cultuur- of gebruikswaarde wanneer het ten opzichte van de andere in de lijst van de betrokken lidstaat opgenomen voor biologische teelt geschikte biologische rassen door het geheel van zijn hoedanigheden, ten minste voor de productie in een bepaald gebied, een duidelijke verbetering betekent, hetzij voor de teelt, hetzij voor de valorisatie van de oogst of van de daaruit verkregen producten. Voor het onderzoek naar de cultuur- en gebruikswaarde worden superieure kenmerken voor de landbouwproductie — wat betreft landbouwpraktijken en de productie van levensmiddelen of diervoeders, die voordelen bieden voor biologische landbouw — als bijzonder waardevol beschouwd.
4.De bevoegde autoriteit voorziet in verschillende onderzoeksomstandigheden die op de specifieke behoeften van de biologische landbouw zijn afgestemd, en onderzoekt afhankelijk van haar capaciteit, op verzoek van de aanvrager, specifieke eigenschappen en kenmerken, indien reproduceerbare methoden beschikbaar zijn.