Home

Verordening (EG) n r. 1210/2003 van de Raad van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96

Verordening (EG) n r. 1210/2003 van de Raad van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening gelden de onderstaande definities:

  1. „Sanctiecomité”: het bij Resolutie 661 (1990) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ingestelde comité;

  2. „tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, inclusief, maar niet daartoe beperkt:

    1. contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

    2. deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

    3. in het openbaar en ondershands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

    4. interesten, dividenden of andere inkomsten over of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

    5. krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

    6. kredietbrieven, connossementen, koopbrieven;

    7. bewijsstukken van een belang in fondsen of financiële middelen;

    8. ieder ander exportfinancieringsbewijs.

  3. „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden vormen, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

  4. „bevriezing van tegoeden”: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

  5. „bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, verhuren of verhypothekeren;

  6. „Ontwikkelingsfonds voor Irak”: het Ontwikkelingsfonds voor Irak dat wordt beheerd door de Centrale Bank van Irak.

Artikel 2

Alle opbrengsten van de uitvoer van aardolie, aardolieproducten en aardgas uit Irak, als bedoeld in bijlage I, worden vanaf 22 mei 2003 overgedragen aan het Ontwikkelingsfonds voor Irak onder de voorwaarden van Resolutie 1483 (2003) van de VN-Veiligheidsraad, en met name van de punten 20 en 21.

Artikel 3

1.

Het volgende is verboden:

  1. de invoer of het binnenbrengen op het grondgebied van de Gemeenschap van,

  2. de uitvoer of het verwijderen van het grondgebied van de Gemeenschap van en

  3. de handel in Iraakse cultuurgoederen en andere voorwerpen van archeologisch, historisch, cultureel, groot wetenschappelijk en religieus belang, met inbegrip van de in bijlage II opgenomen voorwerpen, indien deze illegaal uit Irak zijn meegenomen, met name indien

    1. de voorwerpen een integrerend onderdeel vormen van de openbare collecties die worden vermeld in de inventarissen van Iraakse musea, archieven of vaste collecties van bibliotheken, of in de inventarissen van Irakese religieuze instellingen, of

    2. redelijkerwijs kan worden vermoed dat de goederen Irak hebben verlaten zonder de toestemming van hun rechtmatige eigenaar of in strijd met de Iraakse wet- en regelgeving.

2.

Deze verbodsbepalingen zijn niet van toepassing indien wordt aangetoond dat

  1. de culturele voorwerpen vóór 6 augustus 1990 uit Irak zijn uitgevoerd, of

  2. de culturele voorwerpen aan de Iraakse instellingen worden teruggegeven overeenkomstig de doelstelling van veilige terugkeer in punt 7 van Resolutie 1483 (2003) van de VN-Veiligheidsraad.

Artikel 4

1.

Alle tegoeden en economische middelen van de vorige regering van Irak, of van overheidsinstellingen, overheidsondernemingen, met inbegrip van bedrijven naar privaat recht waarin de overheid een meerderheidsaandeel heeft, dan wel een aandeel dat zeggenschap verleent, of van agentschappen van die regering, als geïdentificeerd door het Sanctiecomité en opgenomen in bijlage III, die zich op 22 mei 2003 buiten Irak bevonden, worden bevroren.

2.

Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van of in het bezit zijn van de volgende personen, als geïdentificeerd door het Sanctiecomité en opgenomen in bijlage IV, worden bevroren:

  1. voormalig president Saddam Hussein;

  2. hoge functionarissen van zijn regime;

  3. hun naaste familieleden, of

  4. rechtspersonen, instanties of entiteiten waarvan de eigendom of de zeggenschap, rechtstreeks of onrechtstreeks, berust bij de onder de punten a), b) en c) bedoelde personen of bij enige natuurlijke of rechtspersoon die namens hen of op hun aanwijzing handelt.

3.

Aan of ten behoeve van in bijlage IV genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, lichamen of entiteiten worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld.

Artikel 4 bis

Het verbod in artikel 4, lid 3, van deze verordening mag geen aanleiding geven tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen of entiteiten, indien deze niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden zijn op deze verboden.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15 bis

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE IIILijst van de in artikel 4 bedoelde overheidsinstellingen, overheidsondernemingen, natuurlijke personen en rechtspersonen, organen en entiteiten van de voormalige Irakese regering

BIJLAGE IVLijst van in artikel 4, leden 2, 3 en 4, bedoelde natuurlijke en rechtspersonen, instanties of entiteiten die banden hebben met het regime van voormalig president Saddam Hussein

BIJLAGE VWebsites voor informatie over de in artikelen 5, 6, 7 en 8 bedoelde bevoegde autoriteiten en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie