Verordening (EG) nr. 1234/2003 van de Commissie van 10 juli 2003 tot wijziging van de bijlagen I, IV en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1326/2001 wat betreft overdraagbare spongiforme encefalopathieën en diervoeding (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 1234/2003 van de Commissie van 10 juli 2003 tot wijziging van de bijlagen I, IV en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1326/2001 wat betreft overdraagbare spongiforme encefalopathieën en diervoeding (Voor de EER relevante tekst)
2003R1234 — NL — 01.09.2003 — 000.003
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
VERORDENING (EG) Nr. 1234/2003 VAN DE COMMISSIE van 10 juli 2003 tot wijziging van de bijlagen I, IV en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1326/2001 wat betreft overdraagbare spongiforme encefalopathieën en diervoeding (PB L 173, 11.7.2003, p.6) |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EG) Nr. 1234/2003 VAN DE COMMISSIE
van 10 juli 2003
tot wijziging van de bijlagen I, IV en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1326/2001 wat betreft overdraagbare spongiforme encefalopathieën en diervoeding
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1139/2003 van de Commissie (2), en met name op artikel 23,
Overwegende hetgeen volgt:(1) | Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat bepaalde verbodsbepalingen met betrekking tot diervoeding. Verordening (EG) nr. 1326/2001 van de Commissie (3), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 270/2002 (4), bepaalt bij wijze van overgangsmaatregel dat artikel 7 van Verordening (EG) nr. 999/2001 pas op een lidstaat van toepassing is wanneer het besluit ter bepaling van de BSE-status van die lidstaat in werking getreden is en de communautaire bepalingen inzake diervoeding die betrekking hebben op overdraagbare spongiforme encefalopathieën, in die lidstaat daadwerkelijk worden toegepast. |
(2) | Beschikking 2000/766/EG van de Raad van 4 december 2000 betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en het vervoederen van dierlijke eiwitten (5), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/248/EG van de Commissie (6), verbiedt het vervoederen van verwerkte dierlijke eiwitten aan landbouwhuisdieren die worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen. Dat verbod geldt onder bepaalde voorwaarden echter niet voor een aantal verwerkte dierlijke eiwitten zoals vismeel, gehydrolyseerde eiwitten en dicalciumfosfaat, waarvan het gebruik geen TSE-risico inhoudt en de controle van eiwitten die mogelijk wel een TSE-risico inhouden, niet hindert. |
(3) | Daarom zijn bij Beschikking 2001/9/EG van de Commissie van 29 december 2000 betreffende controlemaatregelen voor de tenuitvoerlegging van Beschikking 2000/766/EG van de Raad betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en het vervoederen van dierlijke eiwitten (7), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/248/EG, de voorwaarden vastgesteld voor het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten in diervoeder die niet onder het verbod van Beschikking 2000/766/EG vallen. |
(4) | Bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (8), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 808/2003 van de Commissie (9), zijn veterinairrechtelijke en gezondheidsvoorschriften vastgesteld voor het verzamelen, vervoeren, opslaan, hanteren, verwerken en gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten, waaronder voor het gebruik ervan in diervoeding. Die verordening is sinds 1 mei 2003 van toepassing. |
(5) | Aangezien het mogelijk — alhoewel moeilijk — is om vismeel te onderscheiden van andere dierlijke eiwitten die een TSE-risico kunnen inhouden, en er bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 nieuwe voorschriften inzake de controle van alle verwerkte dierlijke eiwitten zijn ingevoerd, moeten de voorschriften voor het gebruik van vismeel die zijn vervat in Beschikking 2001/9/EG, vereenvoudigd worden. |
(6) | De Wetenschappelijke Stuurgroep heeft in zijn advies van 17 september 1999 inzake hergebruik binnen dezelfde soort en later in zijn advies van 27 en 28 november 2000 over de wetenschappelijke basis voor het verbod op het gebruik van dierlijke eiwitten in al het voeder voor landbouwhuisdieren aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn dat TSE's van nature voorkomen bij niet-herkauwende landbouwhuisdieren die voor de voedselproductie worden gehouden, zoals varkens en pluimvee. |
(7) | Het gebruik van dierlijke eiwitten van dergelijke niet-herkauwende landbouwhuisdieren is momenteel verboden of aan beperkingen gebonden krachtens Beschikking 2000/766/EG en Beschikking 2001/9/EG, omdat zij met de huidige tests niet van verboden eiwitten van herkauwers kunnen worden onderscheiden. Bepaalde eiwitten echter vormen geen probleem voor de controle op mogelijk besmettelijke verwerkte dierlijke eiwitten in diervoeders en daarom moet het gebruik daarvan worden toegestaan. |
(8) | De Wetenschappelijke Stuurgroep heeft op 6 en 7 maart 2003 een advies en een verslag goedgekeurd over de veiligheid van uit beenderen van runderen verkregen dicalciumfosfaat en tricalciumfosfaat bij gebruik als diervoeder of meststof. Aangezien tricalciumfosfaat naar wordt aangenomen geen TSE-risico inhoudt, mits bij de verwerking bepaalde voorwaarden in acht worden genomen, en het de controles op mogelijk besmettelijke dierlijke eiwitten niet belemmert, moet het gebruik van tricalciumfosfaat worden toegestaan. |
(9) | Daar nog geen besluit genomen is betreffende de bepaling van de BSE-status van de lidstaten, moeten de bepalingen van Beschikking 2000/766/EG duidelijkheidshalve voor alle lidstaten gelden ongeacht hun toekomstige BSE-status. Bovendien moeten die bepalingen worden bijgewerkt in verband met Verordening (EG) nr. 1774/2002. |
(10) | De uitvoer van verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers, behalve wanneer gebruikt in voeder voor gezelschapsdieren, moet verboden worden om te waarborgen dat BSE niet via mogelijk besmettelijke verwerkte dierlijke eiwitten naar derde landen wordt overgedragen, en te voorkomen dat die eiwitten op frauduleuze wijze weer in de Gemeenschap worden ingevoerd. |
(11) | Zodra de nodige controlemiddelen beschikbaar komen en er redelijke aanwijzingen zijn dat de huidige bepalingen in alle lidstaten naar behoren worden toegepast, moet het verbod op het gebruik van vismeel voor herkauwers, het gebruik van eiwitten afkomstig van vogels, voor niet-herkauwende landbouwhuisdieren en het gebruik van eiwitten afkomstig van varkens, voor niet-herkauwende landbouwhuisdieren opnieuw worden bezien. |
(12) | Verordening (EG) nr. 999/2001 moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd. Daarnaast moeten Beschikking 2000/766/EG en Beschikking 2001/9/EG worden ingetrokken. |
(13) | De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I, IV en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Artikel 1, punt 2, van Verordening (EG) nr. 1326/2001 wordt geschrapt.
Artikel 3
Beschikking 2000/766/EG en Beschikking 2001/9/EG worden ingetrokken. Verwijzingen naar die beschikkingen gelden als verwijzingen naar deze verordening.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op 1 september 2003.
De bepalingen van deze verordening worden opnieuw bezien in het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens en nieuwe controlemethoden.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE
De bijlagen I, IV en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden als volgt gewijzigd:
1.Bijlage I wordt vervangen door de volgende tekst:
„BIJLAGE I
SPECIFIEKE DEFINITIES
1. | Voor de toepassing van deze verordening gelden de onderstaande definities van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad (10), Verordening (EG) nr. 178/2002 (11) en Richtlijn 79/373/EEG van de Raad (12): a)Verordening (EG) nr. 1774/2002: i)„landbouwhuisdieren”: de definitie van „vee” in artikel 2, lid 1, onder f); ii)„voeder voor gezelschapsdieren”: punt 41 van bijlage I; iii)„verwerkte dierlijke eiwitten”: punt 42 van bijlage I; iv)„gelatine”: punt 26 van bijlage I; v)„bloedproducten”: punt 4 van bijlage I; vi)„bloedmeel”: punt 6 van bijlage I; vii)„vismeel”: punt 24 van bijlage I; b)„diervoeders”: artikel 3, punt 4, van Verordening (EG) nr. 178/2002; c)„volledige diervoeders”: artikel 2, onder d), van Richtlijn 79/373/EEG. |
2. | Voorts gelden voor de toepassing van deze verordening de volgende definities: a)„inheems geval van BSE”: een geval van boviene spongiforme encefalopathie waarvan niet duidelijk is vastgesteld dat het rechtstreeks toe te schrijven is aan besmetting die voorafging aan de invoer van het levende dier; b)„diverse vetweefsels”: inwendig en uitwendig vet dat tijdens het slachten en het uitsnijden wordt verwijderd, met name vers vet van het hart, het darmvlies en de nieren bij runderen, alsmede vet uit uitsnijlokalen; c)„cohort”: een groep dieren die alle runderen omvat die: i)in de twaalf maanden voor of na de geboorte van een ziek rund geboren zijn in het beslag waarin het zieke rund geboren is, of ii)op een bepaald moment in de eerste twaalf maanden van hun leven samen met een ziek rund opgefokt zijn en wellicht hetzelfde voeder hebben gehad als het zieke rund in zijn eerste levensjaar.” |
.
2.Bijlage IV wordt vervangen door de volgende tekst:
„BIJLAGE IV
DIERVOEDERS
Uitbreiding van het verbod van artikel 7, lid 1
1. | De verbodsbepalingen van artikel 7, lid 1, gelden ook voor het vervoederen: a)aan landbouwhuisdieren, met uitzondering van vleesetende pelsdieren, van a)verwerkte dierlijke eiwitten; b)van herkauwers afkomstige gelatine; c)bloedproducten; d)gehydrolyseerde eiwitten; e)dicalciumfosfaat en tricalciumfosfaat van dierlijke oorsprong; f)diervoeders die de onder a) tot en met e) genoemde producten bevatten; b)aan herkauwers, van dierlijke eiwitten en diervoeders die dergelijke eiwitten bevatten. |
2. I. | Afwijkingen van de verbodsbepalingen van artikel 7, leden 1 en 2, en specifieke voorwaarden voor de toepassing van die afwijkingen:
|
3. II. | Algemene uitvoeringsvoorwaarden:
|
.
3.Deel C van bijlage XI wordt geschrapt.
(1) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.
(2) PB L 160 van 28.6.2003, blz. 22.
(3) PB L 177 van 30.6.2001, blz. 60.
(4) PB L 45 van 15.2.2002, blz. 4.
(5) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 32.
(6) PB L 84 van 28.3.2002, blz. 71.
(7) PB L 2 van 5.1.2001, blz. 32.
(8) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.
(9) PB L 117 van 13.5.2003, blz. 1.
(10) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.
(11) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
(12) PB L 86 van 6.4.1979, blz. 30.
(13) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 45.
(14) PB L 265 van 5.11.1995, blz. 17.