Home

Verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

[Regeling ingetrokken per 19-06-2009]



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Toetredingsakte van 2003 (1), en met name op artikel 24, en de bijlagen VI, VIII, IX en XII,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende bepaalde instandhoudings- en controlemaatregelen voor de visserij in de Antarctische wateren (3), en met name op artikel 21,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij, maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

(2)

Op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 20 van genoemde verordening.

(3)

Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

(4)

De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld om de lidstaten in staat te stellen de vaartuigen die onder hun vlag varen, te beheren.

(5)

Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (4), moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, bij de verordening vastgestelde maatregelen worden toegepast.

(6)

De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, over de visserijrechten overleg gepleegd met Noorwegen (5), de Faeröer (6), Groenland (7), IJsland (8), Letland (9), Litouwen (10) en Estland (11).

(7)

Overeenkomstig artikel 124 van de Toetredingsakte van 1994 wordt het beheer van de visserijovereenkomsten van Zweden en Finland met derde landen waargenomen door de Gemeenschap. Uit hoofde van die overeenkomsten heeft de Gemeenschap overleg gepleegd met Polen.

(8)

Overeenkomstig de Toetredingsakte van 2003 moeten de bepalingen betreffende vangstmogelijkheden voor Estland, Letland, Litouwen en Polen vanaf de datum van toetreding in overeenstemming zijn met het Toetredingsverdrag. Voor de periode van 1 januari 2004 tot de datum van toetreding moet echter dezelfde grondslag voor de toewijzing van vangstmogelijkheden worden gebruikt.

(9)

De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij verscheidene regionale visserijorganisaties. Deze visserijorganisaties hebben aanbevolen om voor bepaalde vissoorten vangstbeperkingen en andere instandhoudingsmaatregelen goed te keuren en de Gemeenschap is derhalve gehouden deze aanbevelingen uit te voeren.

(10)

Tijdens haar jaarlijkse vergadering heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) tabellen aangenomen van de onderbenutting en de overbenutting van de vangstmogelijkheden van de bij de ICCAT aangesloten partijen. In dit verband heeft de ICCAT geconstateerd dat de Europese Gemeenschap in 2002 zijn quota voor verschillende bestanden heeft onderbenut.

(11)

Om rekening te houden met de door de ICCAT in de quota van de Gemeenschap aangebrachte aanpassingen, is het noodzakelijk de onderbenutting over de lidstaten te spreiden op basis van het respectieve aandeel van elke lidstaat daarin, zonder te raken aan de bij deze verordening voor de jaarlijkse verdeling van de TAC's bepaalde verdeelsleutel.

(12)

Bij de toepassing van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de communautaire wetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (12), Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (13), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (14), Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee (15), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (16), Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad, Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Øresund (17), Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (18), en Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie (19).

(13)

Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij in het jaar 2004 ten uitvoer worden gelegd.

(14)

Er moeten communautaire bepalingen worden vastgesteld betreffende de visserij in de Golf van Riga overeenkomstig de richtsnoeren in de Toetredingsakte van 2003. Het is dienstig speciale visdocumenten verplicht te stellen voor de toegang tot deze wateren.

(15)

Tijdens haar vergadering in oktober 2003 heeft de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) een bijzondere stopzetting van de zegenvissers besloten, gepaard gaande met technische maatregelen betreffende het aan boord houden, bepalingen betreffende de bij-vangst en bepalingen betreffende zeeschildpadden. Hoewel de Gemeenschap geen lid is van deze organisatie, dienen deze vangstbeperkingen te worden uitgevoerd om een duurzaam beheer van dit visbestand mogelijk te maken.

(16)

De TAC's voor bestanden waarvoor in 2004 reeds herstelplannen kunnen worden uitgevoerd, moeten overeenkomen met de in die plannen vastgelegde herstelstrategieën. Voor bestanden waarvoor in 2004 nog geen herstelplan kan worden uitgevoerd, moet echter een restrictiever kortetermijnbeleid worden gevoerd.

(17)

In afwachting van de goedkeuring van herstelplannen en de uitvoering van de daarin vervatte inspanningsbeperkingsregelingen moeten ten minste voor de meest bedreigde soorten, namelijk de soorten waarvoor de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) in 2004 een nul-TAC voorstelt, voorlopige inspanningsbeperkingsregelingen worden toegepast.

(18)

Volgens het advies van de ICES is het noodzakelijk een tijdelijke regeling voor het beheer van de visserij-inspanning toe te passen voor de industriële visserij op zandspiering in ICES-deelgebied IV (Skagerrak en Noordzee).

(19)

Tijdens haar 25e jaarlijkse vergadering van 15 tot en met 19 september 2003 heeft de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (Northwest Atlantic Fisheries Organisation, NAFO) een herstelplan goedgekeurd voor de zwarte heilbot in NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO. Het plan voorziet in een verlaging van de TAC tot 2007 en in extra maatregelen om de doeltreffendheid van het plan te bevorderen. Deze maatregelen moeten dan ook reeds met ingang van 2004 worden toegepast in afwachting van een verordening van de Raad inzake meerjarige maatregelen voor het herstel van het zwarteheilbotbestand.

(20)

Om te voldoen aan de internationale verplichtingen die de Gemeenschap is aangegaan als verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR), en bijgevolg aan de verplichting om de door de CCAMLR-commissie vastgestelde maatregelen toe te passen, zijn de door laatstgenoemde commissie voor het seizoen 2003-2004 goedgekeurde TAC's opgenomen in bijlage IF en moeten zij in de in die bijlage vermelde periode worden toegepast.

(21)

Tijdens haar XXIIe jaarlijkse vergadering in 2003 heeft de CCAMLR-commissie ingestemd met de deelname van vaartuigen die de vlag van een EU-lidstaat voeren, aan de experimentele visserij op Dissostichus spp. in FAO-deelgebieden 88.1 en 48.6, en heeft zij voor de betrokken visserijactiviteiten vangst- en bijvangstbeperkingen vastgesteld, die zijn opgenomen in bijlage XVI, evenals bepaalde specifieke technische maatregelen, die zijn opgenomen in artikel 43.

(22)

Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, is het belangrijk dat deze visgronden op 1 januari 2004 worden opengesteld. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als vermeld in punt I.3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden voor het jaar 2004 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen specifieke voorschriften.

Voor bepaalde Antarctische bestanden worden echter vangstmogelijkheden en specifieke voorschriften vastgesteld voor de in bijlage IF vermelde periode.

Artikel 2 Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op:

a) vissersvaartuigen van de Gemeenschap, hierna ook „vaartuigen van de Gemeenschap” genoemd, en

b) vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land, hierna „vaartuigen van derde landen” genoemd, in wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de lidstaten, hierna „Gemeenschapswateren” of „EG-wateren” genoemd.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) „vangstmogelijkheden”:

i) de totaal toegestane vangsten („TAC's”) of het aantal vaartuigen waarvoor visvergunningen zijn toegekend en/of de geldigheidsduur daarvan,

ii) delen van de voor de Gemeenschap beschikbare TAC's,

iii) aan de Gemeenschap in de wateren van derde landen toegewezen quota,

iv) een verdeling van de onder b) en c) bedoelde vangstmogelijkheden van de Gemeenschap over de lidstaten in de vorm van quota,

v) aan derde landen in Gemeenschapswateren toegewezen quota;

b) „internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;

c) „het gereglementeerde gebied van de NAFO”: het deel van het onder het Verdrag betreffende de visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO-verdrag) vallende gebied waarover de kuststaten geen soevereiniteitsrechten of jurisdictie uitoefenen;

d) het „Skagerrak”: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;

e) het „Kattegat”: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;

f) „de Noordzee”: ICES-deelgebied IV en het gedeelte van ICES-sector IIIa dat geen deel uitmaakt van het Skagerrak zoals omschreven onder d);

g) „Management Unit 3”: de ICES-deelsectoren 30 en 31 en het gedeelte van deelsector 29 benoorden 59°30′ NB;

h) de „Golf van Riga”: de wateren begrensd in het westen door een lijn van de vuurtoren van Ovisi (57° 34,1234′ NB, 21° 42,9574′ OL) op de westkust van Letland rechtwijzend naar de zuidelijke rots van Kaap Loode (57° 57,4760′ NB, 21° 58,2789′ OL) op het eiland Saaremaa, vandaar rechtwijzend naar het meest zuidelijke punt van het schiereiland Sõrve en vandaar rechtwijzend in noordoostelijke richting langs de oostkust van het eiland Saaremaa; en in het noorden door een lijn van 58°30,0′ NB 23°13,2′OL tot 58°30,0′NB 23°41,1′OL;

i) „de nieuwe lidstaten”: de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek.

Artikel 4 Visserijzones

Voor de toepassing van deze verordening geldt:

a) voor de zones van de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea) de afbakening van Verordening (EEG) nr. 3880/91;

b) voor de zones van de CECAF (Visserijcomité voor de centraal-oostelijke Atlantische Oceaan, Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic, of FAO-gebied 34) de afbakening van Verordening (EG) nr. 2597/95;

c) voor de zones van de NAFO (Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, Northwest Atlantic Fisheries Organisation) de afbakening van Verordening (EEG) nr. 2018/93;

d) voor de zones van de CCAMLR (Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, Convention for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources) de afbakening van Verordening (EG) nr. 66/98.



HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 5 Vangstmogelijkheden en toewijzingen

1.  De vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap in Gemeenschapswateren of in bepaalde wateren buiten de Gemeenschap en de verdeling van deze vangstmogelijkheden per lidstaat worden vastgesteld zoals aangegeven in de bijlagen I en II.

2.  Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 9, 16 en 17 vastgestelde voorschriften, vissen in de wateren die onder de visserijjurisdictie vallen van Estland, de Faeröer, Groenland, IJsland, Letland, Litouwen, Noorwegen, Polen en de visserijzone rond Jan Mayen, en de Russische Federatie.

3.  De Commissie stelt de vangstmogelijkheden voor lodde in de zones V en XIV (wateren van Groenland) voor de Gemeenschap vast op 70 % van het aandeel van Groenland in de TAC voor lodde, zodra de TAC is vastgesteld. Na de overdracht van 30 000 ton aan IJsland, 10 000 ton aan de Faeröer en 6 700 ton aan Noorwegen is de resterende hoeveelheid beschikbaar voor alle lidstaten.

4.  De vangstmogelijkheden voor de bestanden blauwe wijting in de gebieden I-XIV (EG-wateren en internationale wateren) en haring in de gebieden I en II (EG-wateren en internationale wateren) mogen door de Commissie worden verhoogd volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 indien derde landen deze bestanden niet op verantwoordelijke wijze beheren.

Artikel 6 Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de bijlagen I en II aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

a) het ruilen van quota op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002,

b) nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93,

c) het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96,

d) het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96,

e) verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

Artikel 7 Flexibiliteit

Voor 2004 zijn de bestanden waarvoor een bij wijze van voorzorgsmaatregel vastgestelde of een analytische TAC geldt, de bestanden waarop flexibiliteit volgens de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing is en de bestanden waarop de in artikel 5, lid 2, van die verordening bedoelde kortingen van toepassing zijn, als vermeld in bijlage I.

Artikel 8 Aanvoervoorwaarden voor vangsten en bijvangsten

1.  Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits:

a) die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt, of

b) die vis deel uitmaakt van een aandeel van de Gemeenschap dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat niet is opgebruikt, of

c) wat andere soorten dan haring en makreel betreft, de vangsten uit verschillende soorten bestaan en overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98 met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm zijn gedaan en noch aan boord, noch bij aanvoer zijn gesorteerd, of

d) wat haring betreft, de vangsten voldoen aan het bepaalde in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1434/98, of

e) het aandeel van makreel in gemengde vangsten van makreel met horsmakreel of sardines niet meer dan 10 % van het totale gewicht aan makreel, horsmakreel en sardines aan boord bedraagt, en de vangsten niet gesorteerd zijn, of

f) het gaat om vangsten voor wetenschappelijk onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 850/98.

2.  Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van vangsten bedoeld in lid 1, onder c), d), e) en f).

3.  Ongeacht het bepaalde in lid 1 is het, wanneer een van de in bijlage II vastgestelde vangstmogelijkheden is opgebruikt, voor vissersvaartuigen actief in visserijtakken waarvoor de betreffende vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook haring bevatten.

4.  Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 850/98.

Artikel 9 Toegangsbeperkingen

1.  Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen te vissen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 mijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.

2.  Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in de wateren onder jurisdictie van IJsland uitsluitend vissen in het gebied dat binnen de volgende met rechte lijnen onderling verbonden coördinaten valt:

Zuidwestelijk Gebied

1. 63°12′NB en 23°05′WL via 62°00′NB en 26°00′WL,

2. 62°58′NB en 22°25′WL,

3. 63°06′NB en 21°30′WL,

4. 63°03′NB en 21°00′WL en vervolgens 180°00′ rechtwijzend zuid;

Zuidoostelijk Gebied

1. 63°14′NB en 10°40′WL,

2. 63°14′NB en 11°23′WL,

3. 63°35′NB en 12°21′WL,

4. 64°00′NB en 12°30′WL,

5. 63°53′NB en 13°30′WL,

6. 63°36′NB en 14°30′WL,

7. 63°10′NB en 17°00′W en vervolgens 180°00′ rechtwijzend zuid.

Artikel 10 Bijzondere voorschriften voor Noordzeeharing

De in bijlage III vastgestelde maatregelen gelden voor het vangen, het sorteren en het aanvoeren van haring uit de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat.

Artikel 11 Overige technische en controlemaatregelen

De in bijlage IV vastgestelde technische maatregelen gelden in het jaar 2004 naast die van de Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 88/98, (EG) nr. 1626/94 en (EG) nr. 973/2001.

Nadere bepalingen voor de uitvoering van de punten 11 en 12 van bijlage IV kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Artikel 12 Inspanningsbeperkingen en daaraan verbonden voorwaarden voor het beheer van bestanden

1.  Van 1 januari 2004 tot en met 31 januari 2004, gelden voor het beheer van de kabeljauw in het Skagerrak, het Kattegat, de Noordzee en de wateren ten westen van Schotland, de inspanningsbeperkingen en daaraan verbonden voorwaarden die zijn vastgelegd in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 2341/2002 (20).

2.  Van 1 februari 2004 tot en met 31 december 2004 gelden voor het beheer van de kabeljauw in het Skagerrak, het Kattegat, de Noordzee en het Oostelijke Kanaal, de Ierse Zee en de wateren ten westen van Schotland, de inspanningsbeperkingen en daaraan verbonden voorwaarden die zijn vastgelegd in bijlage V.

3.  Voor het beheer van de zandspieringbestanden in ICES-deelgebied IV (Skagerrak en Noordzee) gelden de inspanningsbeperkingen en daaraan verbonden voorwaarden die zijn vastgelegd in bijlage VI.

4.  Nadere bepalingen voor de tenuitvoerlegging van punt 6 van bijlage VI kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.



HOOFDSTUK III

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 13 Toestemming

Vaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Estland, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Letland, Litouwen, Noorwegen, Polen, de Russische Federatie, Suriname, Trinidad en Tobago of Venezuela, alsook vaartuigen die in de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 14, 15, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 24 vastgestelde voorschriften, in de Gemeenschapswateren vissen.

Artikel 14 Geografische beperkingen

Vaartuigen die de vlag voeren van:

a) Noorwegen of die geregistreerd zijn op de Faeröer, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in de Noordzee, het Kattegat, de Oostzee en de Atlantische Oceaan benoorden 43°00′ noorderbreedte, met uitzondering van het gebied bedoeld in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2371/2002; vaartuigen die de vlag voeren van Noorwegen mogen in het Skagerrak vissen buiten 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden;

b) Estland, Letland of Litouwen, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in de Oostzee bezuiden 59°30′ noorderbreedte;

c) Polen of de Russische Federatie, mogen slechts vissen in de delen van het Zweedse deel van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Zweden in de Oostzee bezuiden 59°30′ noorderbreedte;

d) Barbados, Guyana, Suriname, Trinidad en Tobago, Japan, Zuid-Korea of Venezuela, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van het Franse departement Guyana.

Artikel 15 Aanvoervoorwaarden voor vangsten en bijvangsten

Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits die vis is gevangen met vaartuigen van een derde land dat een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt.



HOOFDSTUK IV

VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 16 Vergunningen en vergunningsvoorwaarden

1.  Onverminderd de algemene bepalingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten van Verordening (EG) nr. 1627/94, mag in de wateren van derde landen slechts worden gevist op grond van een vergunning die door de autoriteiten van het betrokken derde land is uitgereikt.

De eerste alinea geldt bij de visserij in de Noorse wateren in de Noordzee evenwel niet voor:

a) vaartuigen van 200 GT of minder,

b) vaartuigen die op andere soorten dan makreel vissen en waarvan de vangsten voor menselijke consumptie bestemd zijn,

c) vaartuigen van Zweden die traditioneel in het betrokken gebied vissen.

2.  Het maximumaantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage VII, deel I, is aangegeven. Vergunningsaanvragen dienen, met vermelding van de visserijtak en de naam en kenmerken van de vaartuigen waarop de aanvragen betrekking hebben, door de autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie te worden gericht. De Commissie stuurt de aanvragen door naar de autoriteiten van het betrokken derde land.

3.  De vaartuigen van de Gemeenschap houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften welke van toepassing zijn in de zone waar zij actief zijn.

Artikel 17 Faeröer

Vaartuigen van de Gemeenschap die vergunning hebben om in de wateren van de Faeröer gericht te vissen op een bepaalde soort, mogen een andere tak van gerichte visserij uitoefenen mits zij de autoriteiten van de Faeröer tevoren kennis geven van deze wijziging.



HOOFDSTUK V

VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 18 Verplichtingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten

1.  Onverminderd artikel 28ter van Verordening (EG) nr. 2847/93 hoeven Noorse vaartuigen van minder dan 200 GT niet in het bezit te zijn van een visvergunning en een speciaal visdocument.

2.  De vergunning en het speciale visdocument dienen aan boord te zijn. Deze verplichting geldt niet voor vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren of op de Faeröer geregistreerd staan.

3.  Vaartuigen van derde landen die op 31 december 2003 mogen vissen, mogen hun activiteiten in het begin van het jaar 2004 voortzetten totdat de lijsten van vaartuigen met vergunning aan de Commissie zijn voorgelegd en door haar zijn goedgekeurd.

Artikel 19 Aanvragen om vergunningen en speciale visdocumenten

Aanvragen van de autoriteiten van derde landen aan de Commissie om vergunningen en speciale visdocumenten dienen de volgende gegevens te bevatten:

a) de naam van het vaartuig;

b) registratienummer;

c) op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;

d) haven van registratie;

e) naam en adres van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;

f) brutotonnage (GT) en lengte over alles;

g) motorvermogen;

h) oproepnummer en radiofrequentie;

i) vismethode waarvan gebruik zal worden gemaakt;

j) gebied waarin gevist zal worden;

k) vissoorten waarop gevist zal worden;

l) periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

Artikel 20 Aantal vergunningen

Het aantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage VII, deel II, is aangegeven.

Artikel 21 Annulering en intrekking

1.  Vergunningen en speciale visdocumenten kunnen worden geannuleerd met het oog op de afgifte van nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten. Dergelijke annuleringen worden van kracht op de dag vóór de datum van afgifte van de nieuwe vergunning of het nieuwe speciale visdocument door de Commissie. De nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten treden in werking op de dag waarop zij worden afgegeven.

2.  Vergunningen en speciale visdocumenten worden vóór de datum waarop zij aflopen geheel of gedeeltelijk ingetrokken als de in bijlage I voor het betrokken bestand vastgestelde quota zijn opgebruikt.

3.  Vergunningen en speciale visdocumenten worden ingetrokken als niet wordt voldaan aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.

Artikel 22 Niet-naleving

1.  Voor vaartuigen die de in deze verordening vastgestelde verplichtingen niet zijn nagekomen, worden gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden geen vergunningen en speciale visdocumenten afgegeven.

2.  De Commissie stelt de autoriteiten van het betrokken derde land in kennis van de naam en de kenmerken van de vaartuigen die naar aanleiding van een overtreding van de voorschriften de volgende maand of maanden niet meer in het visserijgebied van de Gemeenschap mogen vissen.

Artikel 23 Verplichtingen van de vergunninghouder

1.  Vaartuigen van derde landen houden zich in de zone waar zij actief zijn aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die daar voor vaartuigen van de Gemeenschap gelden, met name de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94, (EG) nr. 88/98, (EG) nr. 850/98, nr. 1434/98 en Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

2.  De in lid 1 bedoelde vaartuigen dienen een logboek bij te houden waarin de in bijlage VIII, deel I, genoemde gegevens zijn opgenomen.

3.  Vaartuigen van derde landen, met uitzondering van die van Noorwegen die vissen in ICES-sector IIIa, delen de Commissie de in bijlage IX bepaalde gegevens mee overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde voorschriften.

Artikel 24 Bijzondere bepalingen betreffende het Franse departement Guyana

1.  Visvergunningen voor de wateren van het Franse departement Guyana worden slechts afgegeven als de eigenaar van het betrokken vaartuig zich ertoe verbindt om een waarnemer aan boord van zijn vaartuig toe te laten als de Commissie daarom verzoekt.

2.  Kapiteins van vaartuigen met een vergunning om in de wateren van het Franse departement Guyana te vissen op vis of tonijn, moeten na iedere visreis bij aanvoer van de vangst bij de Franse autoriteiten een aangifte indienen waarin de hoeveelheden garnaal worden opgegeven die sinds de laatste aangifte gevangen en aan boord gehouden zijn. Voor deze aangifte wordt een formulier gebruikt van het model in bijlage VII, deel III. Voor de juistheid van de aangifte is alleen de kapitein verantwoordelijk. De Franse autoriteiten nemen de nodige maatregelen om de juistheid van de aangiften te controleren, met name door ze te vergelijken met het in artikel 23, lid 2, genoemde logboek. Na controle wordt de aangifte door de bevoegde beambte ondertekend. De Franse autoriteiten zenden de Commissie vóór het einde van iedere maand alle aangiften met betrekking tot de vorige maand.

3.  Vaartuigen die vissen in de wateren van het Franse departement Guyana moeten een logboek bijhouden naar het model in bijlage VIII, deel II. Binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de laatste dag van elke visreis, moet een afschrift daarvan aan de Commissie worden toegezonden via de Franse autoriteiten.

4.  Als de Commissie gedurende 1 maand geen mededeling ontvangt over een vaartuig met een visvergunning voor de wateren van het Franse departement Guyana, wordt de vergunning van dat vaartuig ingetrokken.



HOOFDSTUK VI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET NAFO-GEBIED



DEEL 1

Deelname van de Gemeenschap

Artikel 25 Lijst van vaartuigen

1.  Uitsluitend vaartuigen van de Gemeenschap van meer dan 50 GT die van de autoriteiten van hun vlaggenlidstaat een speciaal visdocument hebben ontvangen, mogen met inachtneming van de voorwaarden van hun vergunning vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO vangen, aan boord houden, overladen en aanvoeren.

2.  Iedere lidstaat deelt de Commissie in computerleesbare vorm een lijst mee van alle zijn vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen van meer dan 50 GT die in het gereglementeerde gebied van de NAFO mogen vissen.

3.  De in lid 2 bedoelde lijst wordt binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening meegedeeld en bij wijziging ten minste vijf dagen voor het vaartuig het NAFO-gebied binnenvaart. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.

4.  De in lid 2 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:

a) het intern nummer van het vaartuig overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2090/98 van de Commissie van 30 september 1998 betreffende het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen (21);

b) de internationale roepnaam van het vaartuig;

c) in voorkomend geval de partij die het vaartuig chartert;

d) het type vaartuig.

5.  Voor vaartuigen die tijdelijk de vlag van een lidstaat voeren (gecharterd vaartuig), verstrekken de lidstaten de volgende gegevens:

a) de datum met ingang waarvan het vaartuig de vlag van de lidstaat mag voeren;

b) de datum met ingang waarvan het vaartuig door de lidstaat is toegestaan in het gereglementeerde gebied van de NAFO te vissen;

c) de naam van de staat waar het vaartuig is geregistreerd of vroeger was geregistreerd en de datum met ingang waarvan het niet langer de vlag van die staat voert;

d) de naam van het vaartuig;

e) het officiële, door de bevoegde nationale instanties aan het vaartuig toegekende registratienummer;

f) de thuishaven van het vaartuig na de overdracht;

g) de naam van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;

h) een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied van de NAFO geldende voorschriften heeft ontvangen;

i) de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NAFO kan worden gevist;

j) de deelgebieden waar het vaartuig zal vissen.



DEEL 2

Technische maatregelen

Artikel 26 Maaswijdte van de netten

Bij de gerichte visserij op de in bijlage X vermelde soorten mogen geen sleepnetten worden gebruikt met waar dan ook mazen van minder dan 130 mm. Bij de gerichte visserij op kortvinnige pijlinktvissen (Illex illecebrosus) mag de maaswijdte niet kleiner zijn dan 60 mm. Voor de gerichte visserij op roggen (Rajidae) wordt deze maaswijdte verhoogd tot ten minste 280 mm in de kuil en 220 mm in alle andere delen van het sleepnet.

Vaartuigen die op Noorse garnaal (Pandalus borealis) vissen moeten netten gebruiken met een maaswijdte van ten minste 40 mm.

Artikel 27 Voorzieningen aan netten

1.  Het is verboden andere dan de in dit artikel vermelde voorzieningen aan netten aan te brengen die de mazen van het net versperren of waardoor de maaswijdte wordt verkleind.

2.  Zeildoek, want of ander materiaal mag aan de onderzijde van de kuil van het net worden bevestigd om beschadiging te verminderen of te voorkomen.

3.  Er mogen voorzieningen aan de bovenzijde van de kuil worden bevestigd, mits de mazen van de kuil daardoor niet worden versperd. Alleen de in bijlage XI vermelde bovennetbeschermers zijn toegestaan.

4.  Vaartuigen die op Noorse garnaal (Pandalus borealis) vissen, gebruiken een sorteerrooster met een maximumafstand van 22 mm tussen de staven. Vaartuigen die vissen op Noorse garnaal in sector 3L moeten bovendien voor het bevestigen van de klossenpees kettingen van minimaal 72 cm gebruiken.

Artikel 28 Bijvangsten

1.  De kapiteins van vissersvaartuigen mogen niet gericht vissen op soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden. Er wordt aangenomen dat er gericht op een soort wordt gevist wanneer die soort in gewicht procentueel het grootste deel van de vangst van een trek uitmaakt.

2.  Bijvangsten van in bijlage ID vermelde soorten ten aanzien waarvan de Gemeenschap voor een bepaald deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO geen quota heeft vastgesteld en die in dit deel worden gevangen bij welke gerichte visserij dan ook, mogen voor elk van de soorten aan boord van het vaartuig niet meer bedragen dan 2 500 kg of 10 % van het gewicht van de totale vangst aan boord als dat meer is. Bijvangsten van de in bijlage ID vermelde soorten in een deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO waar gerichte visserij op bepaalde soorten verboden is, mogen echter niet meer bedragen dan respectievelijk 1 250 kg of 5 %.

3.  Als de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de in lid 2 vastgestelde limieten, moet het vissersvaartuig onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen voordat een nieuwe trek wordt gedaan. Als bij een volgende trek de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de genoemde limieten, moet het vissersvaartuig weer onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen ten opzichte van de plaats waar de vorige trekken zijn gedaan en ten minste 48 uur niet naar dit gebied terugkeren.

4.  Vaartuigen die vissen op Noorse garnaal (Pandalus borealis) en waarvan de bijvangst van de vissoorten vermeld in bijlage ID in een trek in sector 3M meer dan 5 % en in sector 3L meer dan 2,5 % van het totale gewicht uitmaakt, moeten onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen.

Vangsten van garnaal worden niet gebruikt bij de berekening van het percentage van de bijvangst van bodemvis.

Artikel 29 Minimummaat van de vissen

Vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO die niet de in bijlage XII vermelde minimummaat heeft, mag niet worden verwerkt of aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk in zee worden teruggezet. Als de gevangen hoeveelheid ondermaatse vis meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst, moet het vissersvaartuig zich ten minste vijf zeemijl van alle posities tijdens de vorige trek verwijderen alvorens verder te vissen. Als verwerkte vis van de soorten waarvoor een minimummaat is vastgesteld, kleiner is dan de betrokken in bijlage XII vastgestelde grootte, wordt die verwerkte vis geacht afkomstig te zijn van ondermaatse vis.



DEEL 3

Controlemaatregelen

Artikel 30 Logboek en opslagplattegrond

1.  Kapiteins van vissersvaartuigen moeten de artikelen 6, 8, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 naleven en bovendien in hun logboek de in bijlage XIII genoemde gegevens noteren.

2.  Iedere lidstaat deelt de Commissie vóór de 15e van iedere maand in computerleesbare vorm de tijdens de voorgaande maand aangelande hoeveelheden mee van de in bijlage XIV vermelde bestanden, en delen haar alle ontvangen informatie mee als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

3.  Door kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap, wordt over de vangst van de in bijlage ID genoemde soorten:

a) een productielogboek bijgehouden waarin zij, per soort en per verwerkt product, de cumulatieve productie vermelden, of

b) een plattegrond bijgehouden van de opslag van de verwerkte producten, waarop per soort wordt aangegeven waar de producten zich in het ruim bevinden.

4.  Kapiteins moeten de nodige assistentie verlenen voor controle van de in het logboek aangegeven hoeveelheden en de aan boord opgeslagen verwerkte producten.

Artikel 31 Netten

Bij gerichte visserij op een of meer van de in bijlage X genoemde soorten zijn geen netten aan boord met een maaswijdte kleiner dan in artikel 26 is bepaald. Vaartuigen waarmee tijdens dezelfde visreis in andere zones dan het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevist, mogen echter dergelijke netten aan boord hebben op voorwaarde dat deze zijn vastgesjord en dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt. Dit houdt in dat:

a) de netten moeten zijn losgemaakt van de borden en van de sleepkabels en -lijnen, en

b) indien deze zich op of boven het dek bevinden, goed aan een deel van de bovenbouw moeten zijn vastgesjord.

Artikel 32 Overlading

Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in het gereglementeerde gebied van de NAFO geen vangsten overladen, tenzij de kapiteins daarvoor vooraf de toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten.

Artikel 33 Controle op de visserij-inspanning

1.  Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de visserij-inspanning van zijn in artikel 25 bedoelde vaartuigen in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden waarover die lidstaat in het gereglementeerde gebied van de NAFO beschikt.

2.  De lidstaten delen de visplannen voor hun vaartuigen die in het gereglementeerde gebied van de NAFO vissen, uiterlijk op 31 januari 2004, en daarna ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten, aan de Commissie mee. In dat visplan staat onder meer welk(e) vaartuig(en) aan deze activiteiten deelneemt/deelnemen. In het visplan wordt de totale voorgenomen visserij-inspanning met betrekking tot de visactiviteiten afgezet tegen de vangstmogelijkheden waarover de lidstaat die de mededeling doet, beschikt.

Uiterlijk op 31 december 2004 brengen de lidstaten verslag uit aan de Commissie over de uitvoering van hun visplannen, inclusief het aantal vaartuigen dat bij die visactiviteit wordt ingezet en het totale aantal visdagen.



DEEL 4

Bijzondere bepalingen voor Noorse garnalen

Artikel 34 Visserij op Noorse garnalen

Iedere lidstaat meldt de Commissie dagelijks de hoeveelheden Noorse garnaal (Pandalus borealis) die in sector 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gevangen door vaartuigen die zijn vlag voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap. Er mag uitsluitend in wateren van ten minste 200 meter diep worden gevist en nooit door meer dan één vaartuig per lidstaatquotum tegelijk.



DEEL 5

Bijzondere bepalingen voor zwarte heilbot

Artikel 35 Speciaal visdocument voor zwarte heilbot

1.  Vaartuigen van de Gemeenschap met een lengte over alles van meer dan 24 meter die niet staan vermeld in de in lid 2 bedoelde lijst, is het niet toegestaan zwarte heilbot te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te voeren.

2.  Iedere lidstaat deelt de Commissie een lijst mee van alle zijn vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 meter die in NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO op zwarte heilbot mogen vissen.

3.  De in lid 2 bedoelde lijst bevat het intern nummer overeenkomstig bijlage I van Verordening (EG) nr. 2090/98 van de Commissie.

4.  Deze lijst wordt binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in computerleesbare vorm meegedeeld en bij wijziging ten minste vijf dagen voor het vaartuig NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO binnenvaart. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.

5.  Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn quota voor zwarte heilbot te verdelen over zijn in lid 2 bedoelde vaartuigen die daarop mogen vissen. De lidstaten zenden de Commissie de informatie betreffende de quotaverdeling binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening toe.

Artikel 36 Mededelingen

1.  De kapiteins van de in artikel 35, lid 2, bedoelde vaartuigen delen de vlaggenlidstaat het volgende mee:

a) De hoeveelheden zwarte heilbot aan boord op het moment dat het vaartuig van de Gemeenschap NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO binnenvaart. Deze mededeling vindt niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur vóór het binnenvaren van het gebied plaats.

b) De wekelijkse vangsten aan zwarte heilbot. Deze mededeling wordt voor de eerste maal niet later dan het einde van de zevende dag nadat het vaartuig deelgebied 2 en de sectoren 3KLMNO is binnengevaren, dan wel, wanneer de visreis langer duurt dan zeven dagen, ten laatste op de maandag voor vangsten die gedurende de voorgaande week eindigend op zondag middernacht in deelgebied 2 en de sectoren 3KLMNO zijn opgehaald.

c) De hoeveelheden zwarte heilbot aan boord op het moment dat het vaartuig van de Gemeenschap NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO verlaat. Deze mededeling vindt niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur vóór het verlaten van het gebied plaats, en moet vergezeld gaan van het aantal visdagen en de totale vangst in het gebied.

d) De hoeveelheden zwarte heilbot die bij iedere overlading tijdens het verblijf van het vaartuig in NAFO-deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO zijn geladen of gelost. Deze mededeling vindt niet later dan 24 uur na het voltooien van de overlading plaats.

2.  Na ontvangst sturen de lidstaten de in lid 1, onder a), c) en d) bedoelde mededelingen door aan de Commissie.

3.  Wanneer wordt geacht dat de vangsten van zwarte heilbot die overeenkomstig lid 2 zijn aangegeven 70 % van de quota van de Gemeenschap hebben benut, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om de controle op de vangsten op te voeren en delen zij de Commissie mee welke maatregelen zij daartoe hebben getroffen.

Artikel 37 Aangewezen havens

1.  Het is niet toegestaan hoeveelheden zwarte heilbot aan te voeren in andere dan de door de verdragsluitende partijen van de NAFO aangewezen havens. De aanvoer van zwarte heilbot in havens van niet-verdragsluitende partijen is niet toegestaan.

2.  Elke lidstaat wijst de havens aan waar zwarte heilbot mag worden aangevoerd en stellen de in dit verband geldende inspectie- en toezichtprocedures vast, met inbegrip van de voorwaarden voor de registratie en de opgave van de aangevoerde hoeveelheden zwarte heilbot bij iedere aanvoer.

3.  Elke lidstaat zendt de Commissie binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening de lijst toe van de aangewezen havens en geeft haar binnen 15 dagen daarna kennis van alle in lid 2 bedoelde inspectie- en toezichtprocedures. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.

4.  De Commissie zendt alle lidstaten onverwijld een lijst toe van de in lid 2 bedoelde aangewezen havens en van de havens aangewezen door de overige verdragsluitende partijen van de NAFO.

Artikel 38 Inspectie in de haven

1.  De lidstaten zien erop toe dat alle vaartuigen die een aangewezen haven aandoen om zwarte heilbot aan te voeren en/of over te laden, worden onderworpen aan een inspectie in de haven overeenkomstig de haveninspectieregeling van de NAFO.

2.  Het is niet toegestaan vangsten van vaartuigen als bedoeld in lid 1 te lossen en/of over te laden voordat de inspecteurs ter plaatse zijn.

3.  Alle geloste hoeveelheden worden per soort gewogen alvorens naar de koelopslag of enige andere bestemming te worden vervoerd.

4.  De lidstaten doen het betrokken haveninspectieverslag uiterlijk 7 werkdagen na de datum waarop de inspectie is voltooid, aan de NAFO toekomen met een kopie aan de Commissie.

Artikel 39 Verbod op aanvoer of overlading voor vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

De lidstaten verbieden de aanvoer en overlading van zwarte heilbot door vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die in het gereglementeerde gebied van de NAFO hebben gevist.

Artikel 40 Follow-up van visserijactiviteiten

De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op 31 december 2004 een verslag over de uitvoering van de in de artikelen 34 tot en met 39 bedoelde maatregelen toekomen met onder meer het totale aantal visdagen.



DEEL 6

Bijzondere bepalingen voor roodbaars

Artikel 41 Visserij op roodbaars

1.  De kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap, die in deelgebied 2 en sectoren IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO op roodbaars vissen, delen de bevoegde instanties van de lidstaat waarvan hun schip de vlag voert of waar het geregistreerd is, om de andere maandag mee welke hoeveelheden roodbaars in die gebieden zijn gevangen in de periode van twee weken die de voorafgaande zondag middernacht is geëindigd.

Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze mededeling wekelijks op maandag plaatsvinden.

2.  De lidstaten melden de Commissie om de twee weken op dinsdag vóór 12 uur 's middags, voor de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om 12 uur 's nachts is geeindigd, welke hoeveelheden roodbaars zijn gevangen in deelgebied 2 en sectoren IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO door vaartuigen die hun vlag voeren en op hun grondgebied geregistreerd zijn.

Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze mededeling wekelijks plaatsvinden.



HOOFDSTUK VII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET CCAMLR-GEBIED



DEEL 1

Beperkingen

Artikel 42 Verboden en vangstbeperkingen

1.  Gerichte visserij op de in bijlage XV vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.

2.  Voor nieuwe en experimentele visserij zijn de maximale vangsten en bijvangsten per deelgebied/sector vastgelegd in bijlage XVI.



DEEL 2

Experimentele visserij

Artikel 43 Deelname aan experimentele visserij

1.  Vissersvaartuigen die de vlag van Spanje voeren en in Spanje geregistreerd zijn en die bij de CCAMLR zijn aangemeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/98 mogen in de FAO-deelgebieden 48.6 en 88.1 aan de experimentele visserij met de beug op de Dissostichus spp. deelnemen. In deelgebied 48.6 mag nooit meer dan één vissersvaartuig tegelijk vissen. De maximale totale vangsten en bijvangsten per deelgebied en de verdeling daarvan over de kleine onderzoeksvakken (Small Scale Research Units, SSRU's) in elk deelgebied staan vermeld in bijlage XVI.

2.  De visserijactiviteiten moeten plaatsvinden in een zo groot mogelijk geografisch gebied en op zoveel verschillende diepten als mogelijk om de nodige informatie te verzamelen voor het bepalen van het visserijpotentieel en om overconcentratie van vangsten en inspanningen te voorkomen. Hiertoe worden de visserijactiviteiten in een SSRU stopgezet zodra de gemelde vangsten het toegestane maximum hebben bereikt en blijft dit vak vervolgens gedurende de rest van het seizoen voor de visserij gesloten.

Artikel 44 Meldingsregelingen

Op vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als bedoeld in artikel 43, zijn de volgende stelsels voor de melding van vangsten en inspanningen van toepassing:

a) het in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 66/98 bedoelde stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen;

b) het in artikel 12, van Verordening (EG) nr. 66/98 bedoelde stelsel van maandelijkse meldingen van gedetailleerde vangst- en visserij-inspanningsgegevens;

c) de melding van het totale aantal vissen en het gewicht aan Dissostichus eleginoides en Dissostichus mawsoni, met inbegrip van vissen met „jellymeat”-verschijnselen.

Artikel 45 Bijzondere vereisten

1.  De in artikel 43 bedoelde experimentele visserij moet voldoen aan de bepalingen van artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 66/98 met betrekking tot de toepasselijke maatregelen ter beperking van de incidentele sterfte van zeevogels bij de beugvisserij. Naast bedoelde maatregelen geldt bij deze visserijactiviteiten een verbod op de teruggooi van afval.

2.  Voor vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als in FAO-deelgebied 88.1 gelden bovendien de volgende extra vereisten:

a) het is de vaartuigen niet toegestaan het volgende op zee te lozen:

i) olie, olieproducten of residuen van olie, tenzij toegestaan op grond van bijlage I van MARPOL 73/78;

ii) afval;

iii) voedselresten die niet door een rooster met een maaswijdte van maximaal 25 mm kunnen;

iv) pluimvee of delen daarvan (met inbegrip van eierschalen); of

v) afvalwater binnen 12 zeemijlen van land of ijs of terwijl het vaartuig een snelheid van minder dan vier knopen heeft;

b) levend pluimvee of andere levende vogels mogen deelgebied 88.1 niet worden binnengebracht en niet-geconsumeerd bereid gevogelte moet uit deelgebied 88.1 worden verwijderd;

(c) de visserij op Dissostichus spp. in deelgebied 88.1 is verboden binnen 10 zeemijlen van de kust van de Balleny Islands.

Artikel 46 Definitie van uitzettingen

1.  Voor de toepassing van dit deel wordt onder „uitzetting” het uitzetten van een of meer beuglijnen op een bepaalde visgrond verstaan. Voor de melding van vangsten en visserij-inspanningen geldt als de juiste geografische positie van een uitzetting bij de beugvisserij het middelpunt van de uitgezette beuglijn(en).

2.  Een uitzetting geldt als onderzoeksuitzetting, mits:

a) de afstand tussen twee onderzoeksuitzettingen ten minste 5 zeemijlen bedraagt, gemeten vanaf het geografische middelpunt van iedere onderzoeksuitzetting;

b) bij iedere uitzetting minimaal 3 500 en maximaal 10 000 haken worden gebruikt; daarbij mag op dezelfde locatie ook een reeks aparte lijnen worden uitgezet;

c) de uitzettijd van iedere beug ten minste zes uur bedraagt, gemeten vanaf het moment waarop het uitzetten is voltooid tot het moment waarop met het ophalen wordt begonnen;

Artikel 47 Onderzoeksplannen

Vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als bedoeld in artikel 43, moeten onderzoeksplannen toepassen in alle afzonderlijke SSRU's waarin FAO-deelgebieden 88.1 en 48.6 zijn verdeeld. Het onderzoeksplan moet als volgt worden toegepast:

a) wanneer een vaartuig een SSRU voor het eerst binnenvaart, gelden de eerste tien uitzettingen, „eerste reeks” te noemen, als „onderzoeksuitzettingen”, welke moeten voldoen aan de in artikel 46, lid 2, vermelde criteria;

b) de volgende 10 uitzettingen of de eerste 10 ton gevangen vis, als die hoeveelheid eerder wordt behaald, worden aangeduid als de „tweede reeks”. Uitzettingen tijdens de tweede reeks kunnen naar goeddunken van de kapitein worden gevist als onderdeel van normale experimentele visserij. Indien de uitzettingen beantwoorden aan de vereisten van artikel 46, lid 2, mogen zij echter ook worden beschouwd als onderzoeksuitzettingen;

c) na de eerste en de tweede reeks moet het vaartuig, als de kapitein in de SSRU wil blijven vissen, een „derde reeks” uitzettingen verrichten, tot er uiteindelijk tijdens de drie reeksen 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden. De derde reeks uitzettingen moet plaatsvinden tijdens het zelfde verblijf in de SSRU als de eerste en de tweede reeks;

d) nadat er 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden, mag het vaartuig in de SSRU blijven vissen;

e) in SSRU's A, B, C, E en G van deelgebied 88.1 waar de bevisbare bodemoppervlakte kleiner is dan 15 000 km2, is het bepaalde onder b), c), en d) niet van toepassing en mag het vaartuig na 10 onderzoekstrekken de visserij in de SSRU voortzetten.

Artikel 48 Gegevensverzamelingsplannen

1.  Vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als bedoeld in artikel 43, moeten gegevensverzamelingsplannen toepassen in alle afzonderlijke SSRU's waarin FAO-deelgebieden 88.1 en 48.6 zijn verdeeld. Het gegevensverzamelingsplan moet het volgende omvatten:

a) de positie en diepte van de uiteinden van iedere lijn in een uitzetting;

b) de tijden waarop de beug is uitgezet, in het water is gebleven en is opgehaald;

c) het aantal en de soorten vissen verloren gegaan aan de oppervlakte;

d) het aantal haken dat is aangebracht;

e) het type aas;

f) het percentage aas dat is aangenomen;

g) het type haken; en

h) de gesteldheid van zee en wolken en de maanfase ten tijde van het uitzetten van de lijnen.

2.  Alle in lid 1 genoemde gegevens moeten bij ieder onderzoek voor iedere onderzoeksuitzetting worden verzameld; met name moeten bij iedere onderzoeksuitzetting de eerste 100 vissen worden gemeten en moet voor biologisch onderzoek een monster van ten minste 30 vissen worden genomen. Als er meer dan 100 vissen worden gevangen moeten een willekeurige steekproef van de vissen worden genomen.

Artikel 49 Merkprogramma

Vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als bedoeld in lid 43, moeten bovendien onderstaand merkprogramma uitvoeren:

a) gedurende het gehele seizoen moet per ton gevangen onverwerkte Dissostichus spp. één exemplaar worden gemerkt en vrijgelaten. Het merken mag pas worden gestaakt zodra het vaartuig 500 exemplaren heeft gemerkt of wanneer de visgrond wordt verlaten en per ton gevangen onverwerkte Dissostichus spp. steeds één exemplaar is gemerkt;

b) het programma moet vooral worden gericht op kleinere exemplaren van minder dan 100 cm, al moeten grotere exemplaren ook worden gemerkt als dit nodig is om te voldoen aan de vereiste om per ton gevangen onverwerkte Dissostichus spp. één exemplaar te merken. Alle teruggezette exemplaren moeten worden voorzien van twee merktekens en over een zo groot mogelijk geografisch gebied gespreid worden vrijgelaten;

c) alle merktekens moeten duidelijk zijn bedrukt met een uniek serienummer en een retouradres zodat de oorsprong van de merktekens kan worden bepaald ingeval een exemplaar opnieuw wordt gevangen;

d) alle gegevens betreffende merktekens en eventuele opnieuw op de visgrond gevangen exemplaren van Dissostichus spp. moeten uiterlijk twee maanden na het verlaten van de visgrond in computerleesbare vorm aan de CCAMLR worden gemeld.

Artikel 50 Wetenschappelijke waarnemers

Vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij als bedoeld in artikel 43, moeten bij alle visserijactiviteiten in het visserijseizoen ten minste twee wetenschappelijk waarnemers aan boord hebben waarvan er één is aangewezen volgens de CCAMLR-regeling voor internationale wetenschappelijke waarneming.



HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 51 Gegevensoverdracht

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2847/93 doen de lidstaten de gegevens met betrekking tot het aanlanden van hoeveelheden gevangen vis in computerleesbare vorm met gebruikmaking van de in iedere tabel vermelde codes voor de bestanden aan de Commissie toekomen.

Artikel 52 Quota voor de nieuwe lidstaten

De vangsten van vaartuigen van de nieuwe lidstaten worden van 1 januari 2004 tot de toetredingsdatum afgeboekt tegen de in bijlage I vermelde quota.

Uiterlijk 2 weken na de toetredingsdatum delen de nieuwe lidstaten de Commissie de in de periode van 1 januari 2004 tot de toetredingsdatum gevangen hoeveelheden mee.

Artikel 53 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2004.

Voor TAC's voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2004, is artikel 42 van toepassing vanaf de begindatum van de betrokken TAC-toepassingsperioden.

Het bepaalde in punt 12 van bijlage IV treedt in werking op 1 februari 2004 behalve de punten 12.3 en 12.7, onder 2), die op 1 januari 2004 in werking treden.

De artikelen 13 en 14 zijn niet van toepassing op Estland, Letland, Litouwen en Polen vanaf de datum van toetreding van deze landen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



BIJLAGE I

VANGSTMOGELIJKHEDEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP

Alle vangstbeperkingen die in deze bijlage zijn vastgesteld, worden voor de toepassing van artikel 9 van de verordening als quota beschouwd en daarom gelden daarvoor de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2847/93, en met name de artikelen 14 en 15.

Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. Voor de toepassing van deze verordening volgt hieronder een concordantietabel van de gebruikelijke namen in het Nederlands en de overeenkomstige Latijnse namen.



Gebruikelijke naam

Alpha-3 code

Wetenschappelijke naam

Witte tonijn

ALB

Thunnus alalunga

Beryciden

ALF

Beryx spp.

Lange schol

PLA

Hippoglossoides platessoides

Ansjovis

ANE

Engraulis encrasicolus

Zeeduivels

ANF

Lophiidae

IJsvis

ANI

Champsocephalus gunnari

Zwarte Patagonische ijsheek

TOP

Dissostichus eleginoides

Zeewolf

CAT

Anarhichas lupus

Heilbot

HAL

Hippoglossus hippoglossus

Zalm

SAL

Salmo salar

Reuzenhaai

BSK

Cetorhinus maximus

Grootoogtonijn

BET

Thunnus obesus

Spitssnuitdoornhaai

DCA

Deania calcea

Zwarte haarstaart

BSF

Aphanopus carbo

Scotiazee ijsvis

SSI

Chaenocephalus aceratus

Blauwe leng

BLI

Molva dypterigia

Blauwe marlijn

BUM

Makaira nigricans

Blauwe wijting

WHB

Micromesistius poutassou

Blauwvintonijn

BFT

Thunnus thynnus

Lodde

CAP

Mallotus villosus

Kabeljauw

COD

Gadus morhua

Tong

SOL

Solea solea

Krabben

PAI

Paralomis spp.

Schar

DAB

Limanda limanda

Platvissen

FLX

Pleuronectiformes

Bot

FLX

Platichthys flesus

Gaffelkabeljauwen

FOX

Phycis spp.

Grote zilvervis

ARU

Argentina silus

Zwarte heilbot

GHL

Reinhardtius hippoglossoides

Grenadiervissen

GRV

Macrourus spp.

Grote lantaarnhaai

ETR

Etmopterus princeps

Grijze zuidpoolkabeljauw

NOS

Lepidonotothen squamifrons

Schelvis

HAD

Melanogrammus aeglefinus

Heek

HKE

Merluccius merluccius

Atlantische haring

HER

Clupea harengus

Horsmakrelen

JAX

Trachurus spp.

Groene zuidpoolkabeljauw

NOG

Gobionotothen gibberifrons

Zwarte haai

SCK

Dalatias licha

Krielgarnaal

KRI

Euphausia superba

Lantaarnvis

LAC

Lampanyctus achirus

Donkere doornhaai

GUQ

Centrophorus squamosus

Tongschar

LEM

Microstomus kitt

Leng

LIN

Molva molva

Makreel

MAC

Scomber scombrus

Gemarmerde zuidpoolkabeljauw

NOR

Notothenia rossii

Scharretongen

LEZ

Lepidorhombus spp.

Noorse garnaal

PRA

Pandalus borealis

Langoestine (of Noorse kreeft)

NEP

Nephrops norvegicus

Kever

NOP

Trisopterus esmarki

Orange roughy

ORY

Hoplostethus atlanticus

Garnaal „Penaeus”

PEN

Penaeus spp

Schol

PLE

Pleuronectes platessa

Arctische kabeljauw

POC

Boreogadus saida

Pollak

POL

Pollachius pollachius

Haringhaai

POR

Lamna nasus

Portugese hondshaai

CYO

Centroscymnus coelolepis

Roodbaars

RED

Sebastes spp.

Zeebrasem

SBR

Pagellus bogaraveo

Noordelijke grenadiervis

RHG

Macrourus berglax

Grenadiervis

RNG

Coryphaenoides rupestris

Koolvis

POK

Pollachius virens

Zandspieringen

SAN

Ammodytidae

Zeebaars

BSS

Dicentrarchus labrax

Kortvinnige pijlinktvis

SQI

Illex illecebrosus

Roggen

SRX-RAJ

Rajidae

Gladde lantaarnhaai

ETP

Etmopterus pusillus

Sneeuwkrab

PCR

Chionoecetes spp.

Georgia-ijsvis

SGI

Pseudochaenichthys georgianus

Middellandse-Zeeleng

SLI

Molva macrophthalmus

Sprot

SPR

Sprattus sprattus

Doornhaai

DGS

Squalus acanthias

Zwaardvis

SWO

Xiphias gladius

Zwarte Patagonische ijsheek

TOP

Dissostichus eleginoides

Ruwe haai

GAG

Galeorhinus galeus

Tarbot

TUR

Psetta maxima

Torsk

USK

Brosme brosme

Langsnuitijsvis

LIC

Channichthys rhinoceratus

Zwarte doornhaai

ETX

Etmopterus spinax

Witte marlijn

WHM

Tetrapturus alba

Wijting

WHG

Merlangius merlangus

Witje

WIT

Glyptocephalus cynoglossus

Geelvintonijn

YFT

Thunnus albacares

Zandschar

YEL

Limanda ferruginea



BIJLAGE I A

OOSTZEE

Alle TAC's in dit gebied, behalve die voor schol, zijn vastgesteld in de Internationale Visserijcommissie voor de Oostzee (IBSFC).



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Management Unit 3

HER/MU3

Finland

50 175

Zweden

11 025

EG

61 200

TAC

61 200



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

IIIbcd (EG-wateren) uitgezonderd Management Unit 3 en de Golf van Riga

Denemarken

8 279

Duitsland

25 106

Estland

10 406 (1)

Finland

9 386

Letland

2 704 (1)

Litouwen

2 568

Polen

28 870

Zweden

36 499

EG

123 820

TAC

132 090

(1)   Mag worden gevist in de Golf van Riga (HER/O3D-RG).



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Golf van Riga

HER/03D-RG

Estland

18 130

Letland

21 130

EG

39 260

TAC

39 260



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Sectoren 25-32 (EG-wateren)

COD/25/32-

Denemarken

12 040 (1)

Duitsland

5 265 (1)

Estland

781 (1)

Finland

625 (1)

Letland

2 968 (1) (2)

Litouwen

1 951 (1)

Polen

9 251 (1)

Zweden

8 770 (1)

EG

41 650 (1)

TAC

45 400

Analytische TAC waarop kortingen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.

(1)   Mag worden gevist in sectoren 22-24.

(2)   Waarvan 350 t mag worden gevist in de wateren van de Russische Federatie in zone III d.



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Sectoren 22-24 (EG-wateren) (1)

COD/22/24-

Denemarken

8 557 (7)

Duitsland

3 742 (7)

Estland

555 (2) (7)

Finland

444 (7)

Letland

2 109 (3) (7)

Litouwen

1 387 (4) (7)

Polen

6 574 (5) (7)

Zweden

6 233 (7)

EG

29 600 (6)

TAC

29 600 (8)

(1)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten omvat deze zone de wateren van de EG en die van Polen.

(2)   Mag in EG-wateren worden gevangen binnen een totaal quotum voor de subsectoren 22-32 van 650 t.

(3)   Mag in EG-wateren worden gevangen binnen een totaal quotum voor de subsectoren 22-32 van 1 450 t.

(4)   Mag in EG-wateren worden gevangen binnen een totaal quotum voor de subsectoren 22-32 van 1 100 t.

(5)   Mag niet in de wateren van de EG worden gevist.

(6)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten bedraagt het EG-quotum 18 975 t.

(7)   Mag worden gevist in de subsectoren 25-32.

(8)   TAC zal worden herzien in het licht van de nieuwe vangstvooruitzichten van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee.

De voetnoten 2, 3, 4 en 5 zijn van toepassing tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten.



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

IIIbcd (EG-wateren) (1)

PLE/3BCD-C

Denemarken

2 697

Duitsland

300

Zweden

203

Polen

565 (2)

EG

3 766 (3)

TAC

Niet relevant

(1)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten omvat deze zone de wateren van de EG en die van Polen.

(2)   Mag niet in de wateren van de EG worden gevist.

(3)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten bedraagt het EG-quotum 3 200 t.

Voetnoot 2 is van toepassing tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten.



Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Zone:

IIIbcd (EG-wateren) uitgezonderd sector 32 (1)

SAL/3BCD-C

Denemarken

93 512 (2) (3) (5)

Duitsland

10 404 (2) (3) (5)

Estland

9 504 (2) (4)

Finland

116 603 (2) (3) (5)

Letland

59 478 (2) (6)

Litouwen

6 992 (2) (7)

Polen

28 368 (2) (7)

Zweden

126 400 (2) (3) (5)

EG

451 260 (2) (8)

TAC

460 000 (2)

(1)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten omvat deze zone de wateren van de EG en die van Estland, Letland, Litouwen en Polen.

(2)   Uitgedrukt in aantal stuks.

(3)   Mag alleen in EG-wateren worden gevangen, behalve 2 000 stuks die mogen worden gevist in de Estse wateren (SAL/03D-E) binnen een totaal quotum voor de EG van 2 000 stuks.

(4)   Waarvan 2 000 stuks mogen worden gevist in de wateren van de EG.

(5)   Mag alleen in EG-wateren worden gevangen, behalve 3 000 stuks die mogen worden gevist in de Litouwse wateren (SAL/03D-LA) binnen een totaal quotum voor de EG van 3 000 stuks.

(6)   Waarvan 3 000 stuks mogen worden gevist in de wateren van de EG.

(7)   Mag niet in de wateren van de EG worden gevist.

(8)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten bedraagt het EG-quotum 346 918 stuks.

De voetnoten 3, 4, 5, 6 en 7 zijn van toepassing tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten.



Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Zone:

IBSFC-sector 32 (1)

SAL/03D-32

Finland

28 490 (2)

Estland

3 255 (2) (3)

EG

31 745 (2) (4)

TAC

35 000 (2)

(1)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten omvat deze zone de wateren van de EG en die van Estland.

(2)   Uitgedrukt in aantal stuks.

(3)   Mag niet in de wateren van de EG worden gevist.

(4)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten bedraagt het EG-quotum 28 490 stuks.

Voetnoot 3 is van toepassing tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten.



Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Zone:

IIIbcd (EG-wateren)

SPR/3BCD-C

Denemarken

37 254

Duitsland

23 601

Estland

43 260

Finland

19 501

Letland

52 249

Litouwen

18 901

Polen

110 880

Zweden

72 019

EG

377 665

Russische Federatie

3 000 (1)

TAC

420 000

Analytische TAC waarop kortingen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.

(1)   Te vangen in de Letse zone van de EG-wateren, inclusief maximaal 150 t haring als bijvangst.



BIJLAGE I B

SKAGERRAK, KATTEGAT, NOORDZEE, EN WESTELIJKE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP ICES-gebieden Vb (EG-wateren), VI, VII, VIII, IX en X, CECAF (EG-wateren) en Frans Guyana



Soort:

Zandaal

Ammodytidae

Zone:

IV (Noorse wateren)

SAN/04-N.

Denemarken

124 450

Verenigd Koninkrijk

6 550

EG

131 000 ►M1   ◄

TAC

Niet relevant



Soort:

Zandaal

Ammodytidae

Zone:

IIa  (1), Skagerrak, Kattegat, Noordzee  (1)

SAN/24.

Denemarken

727 472

Verenigd Koninkrijk

15 901

Alle lidstaten

27 826 (2)

EG

771 200

Noorwegen

45 000 (3)

Faeröer

20 000 (3) (4)

TAC

836 200

Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.

(1)   Gemeenschapswateren exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.

(2)   Uitgezonderd Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.

(3)   Te vangen in de Noordzee.

(4)   Met inbegrip van kever en een maximum van 4 000 t sprot. De sprot en maximaal 6 000 t kever mogen worden gevist in sector VIa ten noorden van 56o 30' NB.



Soort:

Reuzenhaai

Cetorhinus maximus

Zone:

EU-wateren van de zones IV, VI en VII

BSK/467

EG

0

TAC

0



Soort:

Haring  (1)

Clupea harengus

Zone:

Skagerrak en Kattegat

HER/03A.

Denemarken

29 177 (3)

Duitsland

467 (3)

Zweden

30 521 (3)

EG

60 164

Faeröer

500 (2)

TAC

70 000

Analytische TAC waarop kortingen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.

(1)   Aangeland als totale vangst of gesorteerd van de overige vangst.

(2)   Te vangen in het Skagerrak.

(3)   Waarvan 50 %, als ad-hoc maatregel voor 2004, mag worden gevangen in de Noordzee (EG-wateren) ten zuiden van 60° NB en ten oosten van 4° OL.



Soort:

Haring (1)

Clupea harengus

Zone:

Noordzee benoorden 53°30′ NB

HER/4AB.

Denemarken

77 196

Duitsland

48 208

Frankrijk

18 250

Nederland

50 068

Zweden

4 680

Verenigd Koninkrijk

62 100

EG

260 502

Noorwegen

50 000 (2)

TAC

460 000 (3)



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62° NB

HER/04-N.

Zweden

1 076

EG

1 076

TAC

Niet relevant

(1)   Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.



Soort:

Haring (1)

Clupea harengus

Zone:

IVc (2), VIId

HER/4CXB7D

België

9 159 (3)

Denemarken

1 526 (3)

Duitsland

953 (3)

Frankrijk

17 178 (3)

Nederland

30 621 (3)

Verenigd Koninkrijk

6 662 (3)

EG

66 098

TAC

460 000 (4)

(1)   Aangeland als totale vangst of gesorteerd van de overige vangst.

(2)   Uitgezonderd Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een lijn die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51°56° NB, 1°19,1° OL) tot 51°33° NB en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk.

(3)   Tot 50 % van dit quotum mag worden overgedragen naar ICES-sector IV b. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.

(4)   Voorlopige TAC in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Vb, VIaN (1), VIb

HER/5B6ANB

Duitsland

3 280

Frankrijk

621

Ierland

4 432

Nederland

3 280

Verenigd Koninkrijk

17 727

EG

29 340

Faeröer

660 (2)

TAC

30 000

(1)   Bedoeld is het haringbestand in ICES-sector VI a, benoorden 56°00° NB, en in het gedeelte van VI a ten oosten van 07°00° WL en benoorden 55°00° NB, met uitzondering van de Clyde.

(2)   Mag enkel worden gevangen in sector VI a benoorden 56°30° NB.



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIaS (1),VIIbc

HER/6AS7BC

Ierland

12 727

Nederland

1 273

EG

14 000

TAC

14 000

(1)   Bedoeld is het haringbestand in ICES-sector VI a, ten zuiden van 56°00° NB en ten westen van 07°00° WL.



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIa Clyde (1)

HER/06ACL.

Verenigd Koninkrijk

1 000

EG

1 000

TAC

1 000

(1)   Clyde-bestand: haringbestand in het zeegebied ten noordoosten van een lijn tussen Mull of Kintyre en Corsewall Point.



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIIa (1)

HER/07A/MM

Ierland

1 250

Verenigd Koninkrijk

3 550

EG

4 800

TAC

4 800

(1)   ICES-sector VII a wordt verkleind met de zone die wordt toegevoegd aan ICES-zone VIIghjk en die wordt begrensd:



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIIe,f

HER/7EF.

Frankrijk

500

Verenigd Koninkrijk

500

EG

1 000

TAC

1 000



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIIg,h,j,k (1)

HER/7GK.

Duitsland

144

Frankrijk

802

Ierland

11 235

Nederland

802

Verenigd Koninkrijk

16

EG

13 000

TAC

13 000

(1)   ICES-sector VII g, h, j, k wordt uitgebreid met de zone die wordt begrensd:



Soort:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Zone:

VIII

ANE/08.

Spanje

29 700

Frankrijk

3 300

EG

33 000

TAC

33 000 (1)

(1)   Deze TAC zal in de loop van 2004 worden herzien in het licht van nieuw wetenschappelijk advies.



Soort:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Zone:

IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

ANE/9/3411

Spanje

3 826

Portugal

4 174

EG

8 000

TAC

8 000



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Skagerrak

COD/03AN.

België

10

Denemarken

3 119

Duitsland

78

Nederland

20

Zweden

546

EG

3 773

TAC

3 900 (1)

(1)   Voorlopige TAC in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Kattegat

COD/03AS.

Denemarken

841

Duitsland

17

Zweden

505

EG

1 363

TAC

1 363



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee

COD/2AC4.

België

807

Denemarken

4 635

Duitsland

2 939

Frankrijk

997

Nederland

2 619

Zweden

31

Verenigd Koninkrijk

10 631

EG

22 659

Noorwegen

4 641 (1)

TAC

27 300 (2)



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62° NB

COD/04-N.

Zweden

516 (1)

EG

516 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

COD/561214

België

1

Duitsland

13

Frankrijk

135

Ierland

191

Verenigd Koninkrijk

508

EG

848

TAC

848



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

VIIa

COD/07A.

België

29

Frankrijk

79

Ierland

1 416

Nederland

7

Verenigd Koninkrijk

620

EG

2 150

TAC

2 150



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

VIIb-k, VIII, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

COD/7X7A34

België

242

Frankrijk

4 149

Ierland

824

Nederland

35

Verenigd Koninkrijk

450

EG

5 700

TAC

5 700



Soort:

Neushaai

Lamna nasus

Zone:

EU-wateren van de zones IV, VI en VII

POR/467.

EG

Geen beperkingen

Noorwegen

p.m.

Faeröer

125 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Te vangen met de beuglijn.



Soort:

Scharretong

Lepidorhombus spp.

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

LEZ/2AC4-C

België

6

Denemarken

5

Duitsland

5

Frankrijk

31

Nederland

24

Verenigd Koninkrijk

1 819

EG

1 890

TAC

1 890



Soort:

Scharretong

Lepidorhombus spp.

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

LEZ/561214

Spanje

409

Frankrijk

1 596

Ierland

466

Verenigd Koninkrijk

1 129

EG

3 600

TAC

3 600



Soort:

Scharretong

Lepidorhombus spp.

Zone:

VII

LEZ/07.

België

489

Spanje

5 430

Frankrijk

6 589

Ierland

2 996

Verenigd Koninkrijk

2 595

EG

18 099

TAC

18 099



Soort:

Scharretong

Lepidorhombus spp.

Zone:

VIIIabde

LEZ/8ABDE.

Spanje

1 163

Frankrijk

938

EG

2 101

TAC

2 101



Soort:

Scharretong

Lepidorhombus spp.

Zone:

VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

LEZ/8C3411

Spanje

1 233

Frankrijk

62

Portugal

41

EG

1 336

TAC

1 336



Soort:

Schar en bot

Limanda limanda en Platichthys flesus

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

D/F/2AC4-C

België

533

Denemarken

2 003

Duitsland

3 004

Frankrijk

208

Nederland

12 112

Zweden

7

Verenigd Koninkrijk

1 684

EG

19 551

TAC

19 551



Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

ANF/2AC4-C

België

247

Denemarken

546

Duitsland

266

Frankrijk

51

Nederland

187

Zweden

6

Verenigd Koninkrijk

5 697

EG

7 000

TAC

7 000



Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

ANF/561214

België

114

Duitsland

130

Spanje

122

Frankrijk

1 408

Ierland

318

Nederland

110

Verenigd Koninkrijk

978

EG

3 180

TAC

3 180



Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

VII

ANF/07.

België

1 931

Duitsland

215

Spanje

768

Frankrijk

12 395

Ierland

1 584

Nederland

250

Verenigd Koninkrijk

3 759

EG

20 902

TAC

20 902



Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

VIIIa,b,d,e

ANF/8ABDE.

Spanje

883

Frankrijk

4 915

EG

5 798

TAC

5 798



Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

ANF/8C3411

Spanje

1 917

Frankrijk

2

Portugal

381

EG

2 300

TAC

2 300



Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

Skagerrak en Kattegat, IIIbcd (EG-wateren)

HAD/3A/BCD

België

18

Denemarken

3 096

Duitsland

197

Nederland

4

Zweden

366

EG

3 681 (1)

TAC

4 755

(1)   Op grond van de goedgekeurde notulen van het overleg tussen de Europese Gemeenschap namens Zweden en Noorwegen voor het jaar 2004.



Land

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee

HAD/2AC4.

België

625

Denemarken

4 300

Frankrijk

4 769

Duitsland

2 736

Nederland

469

Zweden

303

Verenigd Koninkrijk

45 773 (1)

EG

58 975 (2)

Noorwegen

15 391

TAC

77 000

(1)   Waarvan 29 500 t mag worden vervangen en aangeland door vaartuigen die in het bezit zijn van speciale visdocumenten overeenkomstig punt 17 van bijlage IV.

(2)   Exclusief naar schatting 2 634 t industriële bijvangst.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen.



Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62° NB



Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62° NB

HAD/04-N.

Zweden

956

EG

956

TAC

Niet relevant.



Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

VIb, XII, XIV

HAD/61214.

België

2

Duitsland

2

Frankrijk

77

Ierland

55

Verenigd Koninkrijk

566

EG

702

TAC

702



Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

Vb, VIa (EG-wateren),

HAD/5BC6A.

België

12

Duitsland

14

Frankrijk

571

Ierland

1 010

Verenigd Koninkrijk

4 897

EG

6 503

TAC

6 503



Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

VII, VIII, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

HAD/7/3411

België

107

Frankrijk

6 400

Ierland

2 133

Verenigd Koninkrijk

960

EG

9 600

TAC

9 600 (1)



Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

Skagerrak en Kattegat

WHG/03A.

Denemarken

651

Nederland

2

Zweden

70

EG

723 (1)

TAC

1 500 (2)

(1)   Exclusief naar schatting 750 t industriële bijvangst.

(2)   Voorlopige TAC in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee

WHG/2AC4.

België

376

Denemarken

1 626

Duitsland

423

Frankrijk

2 443

Nederland

940

Zweden

2

Verenigd Koninkrijk

6 484

EG

12 294 (1)

Noorwegen

1 600 (2)

TAC

16 000 (3)



Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

WHG/561214

Duitsland

5

Frankrijk

98

Ierland

466

Verenigd Koninkrijk

1 032

EG

1 600

TAC

1 600



Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

VIIa

WHG/07A.

België

1

Frankrijk

18

Ierland

296

Nederland

0

Verenigd Koninkrijk

199

EG

514

TAC

514



Soort:

Wittling

Merlangius merlangus

Zone:

VIIb-k

WHG/7X7A.

België

263

Frankrijk

16 200

Ierland

7 507

Nederland

132

Verenigd Koninkrijk

2 898

EG

27 000

TAC

27 000



Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

VIII

WHG/08.

Spanje

1 800

Frankrijk

2 700

EG

4 500

TAC

4 500



Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

WHG/9/3411

Portugal

1 020

EG

1 020

TAC

1 020



Soort:

Wijting en pollak

Merlangius merlangus en Pollachius pollachius

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62° NB

W/F/04-N.

Zweden

190 (1)

EG

190 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Voorlopige TAC in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

Skagerrak en Kattegat, IIIbcd (EG-wateren)

HKE/3A/BCD

Denemarken

1 086

Zweden

92

EG

1 178

TAC

1 178 (1)

(1)   Binnen een globale TAC van 39 100 t voor het noordelijke heekbestand.



Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

HKE/2AC4-C

België

20

Denemarken

792

Duitsland

91

Frankrijk

176

Nederland

46

Verenigd Koninkrijk

248

EG

1 373

TAC

1 373 (1)

(1)   Binnen een globale TAC van 39 100 t voor het noordelijke heekbestand.



Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, VII, XII, XIV

HKE/571214

België

202

Spanje

6 463

Frankrijk

9 982

Ierland

1 209

Nederland

130

Verenigd Koninkrijk

3 940

EG

21 926

TAC

21 926 (1)



Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

VIIIa,b,d,e

HKE/8ABDE.

België

7

Spanje

4 499

Frankrijk

10 104

Nederland

13

EG

14 623

TAC

14 623 (1)



Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

HKE/8C3411

Spanje

3 807

Frankrijk

366

Portugal

1 777

EG

5 950

TAC

5 950



Soort

Blauwe wijting

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

Micromesistius poutassou

WHB/2AC4-C

Denemarken

97 058

Duitsland

160

Nederland

294

Zweden

313

Verenigd Koninkrijk

2 141

EG

99 966

Noorwegen

40 000

 (1)

TAC

Niet relevant

Analytische TAC waarop kortingen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.

(1)   Binnen een totaal quotum van 120 000 ton in EG-wateren.



Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

IV (Noorse wateren)

Denemarken

18 050

Verenigd Koninkrijk

950

EG

19 000 ►M1   ◄

TAC

Niet relevant



Soort

Blauwe wijting

Zone:

V, VI, VII, XII, en XIV

Micromesistius poutassou

WHB/571214

Denemarken

8 031

Duitsland

31 087

Spanje

51 812

 (1)

Frankrijk

43 263

Ierland

62 174

Nederland

97 665

Portugal

3 886

 (1)

Verenigd Koninkrijk

90 671

EG

388 589

Noorwegen

120 000

 (2) (3)

Faeröer

45 000

 (4) (5)

TAC

Niet relevant

Analytische TAC waarop kortingen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.



Soort

Blauwe wijting

Zone:

VIIIa, b, d, e

Micromesistius poutassou

WHB/8ABDE.

Spanje

19 993

Frankrijk

15 513

Portugal

2 999

Verenigd Koninkrijk

14 477

EG

52 982

TAC

Niet relevant.

Analytische TAC waarop kortingen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.

Bijzondere voorwaarden:

Alle delen van bovengenoemde quota mogen in ICES-sector Vb (EG-wateren), deelgebieden VI, VII, XII en XIV worden gevangen.



Soort

Blauwe wijting

Zone:

VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

Micromesistius poutassou

WHB/8C3411

Spanje

87 970

Portugal

21 993

EG

109 963

(1)

TAC

Niet relevant.

Analytische TAC waarop kortingen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.



Soort:

Tongschar en witje

Microstomus kitt en Glyptocephalus cynoglossus

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

L/W/2AC4-C

België

380

Denemarken

1 048

Duitsland

135

Frankrijk

287

Nederland

872

Zweden

12

Verenigd Koninkrijk

4 289

EG

7 023

TAC

7 023



Soort:

Blauwe leng

Molva dypterigia

Zone:

EG-wateren van de zones VIa (benoorden 56°30′ NB), VIb

BLI/6AN6B.

Faeröer

900 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Te vangen met de trawl. Bijvangsten van grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.



Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

EU-wateren van de zones IIa, IV, Vb, VI, VII

LIN/2A47-C

Noorwegen

9 500 (1) (2) ►M1   ◄

Faeröer

800 (3) (4)

TAC

Niet relevant

(1)   Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25 % per vaartuig in de deelgebieden VI en VII is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in de deelgebieden VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan pm ton.

(2)   Inclusief torsk. De quota voor Noorwegen zijn: 9 500 t leng, 5 000 t torsk. Deze quota mogen tot 2 000 t onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen in sector V b en in de deelgebieden VI en VII slechts worden gevangen met beuglijnen.

(3)   Inclusief blauwe leng en torsk. In de sectoren VI a (benoorden 56°30′ NB) en VI b mogen deze soorten slechts worden gevangen met beuglijnen.

(4)   Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 20 % per vaartuig in deelgebied VI is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in deelgebied VI mogen echter niet meer bedragen dan 75 t.



Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

Skagerrak en Kattegat (EG-wateren), IIIbcd (EG-wateren)

NEP/3A/BCD

Denemarken

3 380

Duitsland

10

Zweden

1 210

EG

4 600

TAC

4 600



Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

NEP/2AC4-C

België

993

Denemarken

993

Duitsland

15

Frankrijk

29

Nederland

511

Verenigd Koninkrijk

16 446

EG

18 987

TAC

18 987 (1)

(1)   TAC zal op 21 350 ton worden gebracht en verdeeld over de lidstaten wanneer de Raad beheersregelingen vaststelt ter controle van de vangst van Nephrops en kabeljauw.



Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

Vb (EG-wateren), VI

NEP/5BC6.

Spanje

23

Frankrijk

92

Ierland

153

Verenigd Koninkrijk

11 032

EG

11 300

TAC

11 300



Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

VII

NEP/07.

Spanje

1 047

Frankrijk

4 243

Ierland

6 436

Verenigd Koninkrijk

5 724

EG

17 450

TAC

17 450



Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

VIIIa,b,d,e

NEP/8ABDE.

Spanje

189

Frankrijk

2 961

EG

3 150

TAC

3 150



Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

VIIIc

NEP/08C.

Spanje

173

Frankrijk

7

EG

180

TAC

180



Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

NEP/9/3411

Spanje

150

Portugal

450

EG

600

TAC

600



Soort:

Noorse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

Skagerrak en Kattegat

PRA/03A.

Denemarken

3 717

Zweden

2 002

EG

5 719

TAC

10 710 (1)

(1)   Voorlopige TAC in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Noorse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

PRA/2AC4-C

Denemarken

3 626

Nederland

34

Zweden

146

Verenigd Koninkrijk

1 074

EG

4 880

Noorwegen

100 (1) ►M1   ◄

TAC

4 980

(1)   Te vangen in deelgebied IV.



Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62° NB

PRA/04-N.

Denemarken

900

Zweden

151 (1)

EG

1 051

TAC

Niet relevant

(1)   Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.



Soort:

Peneide garnalen

Penaeus spp

Zone:

Frans-Guyana

PEN/FGU.

Frankrijk

4 000 (1)

EG

4 000 (1)

Barbados

24 (1)

Guyana

24 (1)

Suriname

(1)

Trinidad en Tobago

60 (1)

TAC

4 108 (1)

(1)   Vissen op garnalen van de soort Penaeus subtilis en Penaeus brasiliensis is verboden in wateren met een diepte van minder dan 30 m.



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

Skagerrak

PLE/03AN.

België

57

Denemarken

7 397

Duitsland

38

Nederland

1 422

Zweden

396

EG

9 310

TAC

9 500 (1)

(1)   Voorlopige TAC in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

Kattegat

PLE/03AS.

Denemarken

1 658

Duitsland

19

Zweden

186

EG

1 863

TAC

1 863



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee

PLE/2AC4.

België

3 624

Denemarken

11 778

Duitsland

3 397

Frankrijk

680

Nederland

22 649

Verenigd Koninkrijk

16 761

EG

58 889

Noorwegen

2 111

TAC

61 000

Analytische TAC waarop kortingen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen:



Koolvis

Pollachius virens

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62° NB



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

PLE/561214

Frankrijk

34

Ierland

447

Verenigd Koninkrijk

746

EG

1 227

TAC

1 227



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIa

PLE/07A.

België

34

Frankrijk

15

Ierland

876

Nederland

10

Verenigd Koninkrijk

404

EG

1 340

TAC

1 340



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIb,c

PLE/7BC.

Frankrijk

16

Ierland

144

EG

160

TAC

160



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIId,e

PLE/7DE.

België

992

Frankrijk

3 305

Verenigd Koninkrijk

1 763

EG

6 060

TAC

6 060



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIf,g

PLE/7FG.

België

139

Frankrijk

251

Ierland

39

Verenigd Koninkrijk

131

EG

560

TAC

560



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIh,j,k

PLE/7HJK.

België

29

Frankrijk

58

Ierland

203

Nederland

117

Verenigd Koninkrijk

58

EG

466

TAC

466



Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIII, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

PLE/8/3411

Spanje

75

Frankrijk

298

Portugal

75

EG

448

TAC

448



Soort:

Witte koolvis

Pollachius pollachius

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

POL/561214

Spanje

10

Frankrijk

337

Ierland

99

Verenigd Koninkrijk

258

EG

704

TAC

704



Soort:

Witte koolvis

Pollachius pollachius

Zone:

VII

POL/07.

België

529

Spanje

32

Frankrijk

12 177

Ierland

1 298

Verenigd Koninkrijk

2 964

EG

17 000

TAC

17 000



Soort:

Witte koolvis

Pollachius pollachius

Zone:

VIIIa,b,d,e

POL/8ABDE.

Spanje

286

Frankrijk

1 394

EG

1 680

TAC

1 680



Soort:

Witte koolvis

Pollachius pollachius

Zone:

VIIIc

POL/08C.

Spanje

369

Frankrijk

41

EG

410

TAC

410



Soort:

Witte koolvis

Pollachius pollachius

Zone:

IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

POL/9/3411

Spanje

348

Portugal

12

EG

360

TAC

360



Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

IIa (EG-wateren), Skagerrak en Kattegat, IIIbcd (EG-wateren), Noordzee

POK/2A34-

België

66

Denemarken

7 879

Duitsland

19 896

Frankrijk

46 823

Nederland

199

Zweden

1 083

Verenigd Koninkrijk

15 254

EG

91 200

Noorwegen

98 800 (1)

TAC

190 000 (2)



Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62° NB

POK/04-N.

Zweden

1 190

EG

1 190

TAC

190 000



Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

POK/561214

Duitsland

1 441

Frankrijk

14 307

Ierland

478

Verenigd Koninkrijk

3 488

EG

19 713

TAC

19 713 (1)

(1)   Voorlopige TAC in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

VII, VIII, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

POK/7X1034

België

18

Frankrijk

3 921

Ierland

1 960

Verenigd Koninkrijk

1 069

EG

6 968

TAC

6 968



Soort:

Tarbot en griet

Psetta maxima en Scopthalmus rhombus

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

T/B/2AC4-C

België

358

Denemarken

764

Duitsland

195

Frankrijk

92

Nederland

2 710

Zweden

5

Verenigd Koninkrijk

753

EG

4 877

TAC

4 877



Soort:

Roggen

Rajidae

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

SRX/2AC4-C

België

590

Denemarken

23

Duitsland

29

Frankrijk

92

Nederland

503

Verenigd Koninkrijk

2 266

EG

3 503

TAC

3 503



Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

IIa (EG-wateren), VI

GHL/2AC6-

EG

Geen beperkingen

Noorwegen

950 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   In deelgebied VI mag alleen met de beuglijn worden gevist.



Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

IIa (EG-wateren), Skagerrak en Kattegat, IIIbcd (EG-wateren), Noordzee

MAC/2A34-

België

453

Denemarken

11 951

Duitsland

473

Frankrijk

1 428

Nederland

1 437

Zweden

4 262 (1) (2) (3)

Verenigd Koninkrijk

1 331

EG

21 335 (2) (4) (5)

Noorwegen

37 246 (6)

TAC

545 500 (7)

Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.

(1)   Met inbegrip van een vangst door deze lidstaat van 1 865 t makreel in ICES-sector IIIa en in de EG-wateren van ICES-sector IVab (MAC/3A/4AB

(2)   Inclusief 214 t te vangen in Noorse wateren van ICES-deelgebied IV (MAC/04-N)

(3)   Bij het vissen in Noorse wateren wordt bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis in mindering gebracht op de quota voor die soorten

(4)   Met inbegrip van 1 865 t op grond van voetnoot 2 van de bijlage bij de goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen, Brussel, 9 december 1995

(5)   Met inbegrip van 636 t op grond van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen voor 2004 inzake het beheer van het gezamenlijke aandeel van de Europese Unie en Noorwegen in de TAC die is overeengekomen in de NEAFC

(6)   Af te trekken van het Noorse TAC-aandeel („access quota”). Dit quotum mag enkel in sector IVa worden gevangen, behalve 3 000 t die mag worden gevangen in sector IIIa

(7)   TAC overeengekomen door de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen:



IIIa

MAC/03A.

IIIa, IVb, c

MAC/3A/4BC

IVb

MAC/04B.

IVc

MAC/04C.

IIa (niet-EG-wateren), VI, van 1 januari tot en met 31 maart 2004

MAC/2A6.

Denemarken

4 130

Frankrijk

440

Nederland

440

Zweden

340

10

Verenigd Koninkrijk

440

Noorwegen

3 000



Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

IIa (niet-EG-wateren), Vb (EG-wateren), VI, VII, VIIIa,b,d,e, XII, XIV

MAC/2CX14-

Duitsland

18 965

Spanje

20

Estland

150

Frankrijk

12 644

Ierland

63 216

Nederland

27 656

Polen

1 096

Verenigd Koninkrijk

173 848

EG

297 595 (4) (5) ►M1   ◄

Noorwegen

12 020 (1) ►M1   ◄

Faeröer

4 314 (2)

TAC

545 500 (3)



Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

MAC/8C3411

Spanje

26 625 (1)

Frankrijk

177 (1)

Portugal

5 503 (1)

EG

32 305

TAC

32 305



Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

Skagerrak en Kattegat, IIIbcd (EG-wateren)

SOL/3A/BCD

Denemarken

436

Duitsland

25

Nederland

42

Zweden

16

EG

520

TAC

520



Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

II, Noordzee

SOL/24.

België

1 417

Denemarken

648

Duitsland

1 133

Frankrijk

283

Nederland

12 790

Verenigd Koninkrijk

729

EG

17 000

TAC

17 000

Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.



Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

SOL/561214

Ierland

68

Verenigd Koninkrijk

17

EG

85

TAC

85



Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIa

SOL/07A.

België

394

Frankrijk

5

Ierland

98

Nederland

125

Verenigd Koninkrijk

178

EG

800

TAC

800



Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIb,c

SOL/7BC.

Frankrijk

10

Ierland

55

EG

65

TAC

65



Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIId

SOL/07D.

België

1 588

Frankrijk

3 177

Verenigd Koninkrijk

1 135

EG

5 900

TAC

5 900



Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIe

SOL/07E.

België

11

Frankrijk

113

Verenigd Koninkrijk

176

EG

300

TAC

300



Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIf,g

SOL/7FG.

België

656

Frankrijk

66

Ierland

33

Verenigd Koninkrijk

295

EG

1 050

TAC

1 050



Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIh,j,k

SOL/7HJK.

België

32

Frankrijk

65

Ierland

176

Nederland

52

Verenigd Koninkrijk

65

EG

390

TAC

390



Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIIa,b

SOL/8AB.

België

45

Spanje

8

Frankrijk

3 300

Nederland

247

EG

3 600

TAC

3 600



Soort:

Tong

Solea spp.

Zone:

VIIIc,d,e, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

SOX/8CDE34

Spanje

572

Portugal

948

EG

1 520

TAC

1 520



Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Zone:

Skagerrak en Kattegat

SPR/03A.

Denemarken

33 504 (1)

Duitsland

70 (1)

Zweden

12 676 (1)

EG

46 250 (1)

TAC

50 000 (2)

(1)   Dit quotum mag worden gevangen met gesleepte netten met een maaswijdte van niet minder dan 16 mm en valt niet onder de voorwaarden van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1434/98.

(2)   Voorlopige TAC in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

SPR/2AC4-C

België

2 738

Denemarken

216 683

Duitsland

2 738

Frankrijk

2 738

Nederland

2 738

Zweden

1 330 (1)

Verenigd Koninkrijk

9 035

EG

238 000 ►M1   ◄

Noorwegen

15 000 (2) ►M1   ◄

Faeröer

4 000 (3)

TAC

257 000

(1)   Inclusief zandspiering.

(2)   Mag alleen in deelgebied IV (wateren van de EG) worden gevangen.

(3)   In mindering te brengen op het quotum voor zandspiering in de Noordzee.



Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Zone:

VIIde

SPR/7DE.

België

50

Denemarken

3 120

Duitsland

50

Frankrijk

670

Nederland

670

Verenigd Koninkrijk

5 040

EG

9 600

TAC

9 600



Soort:

Doornhaai/hondshaai

Squalus acanthias

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

DGS/2AC4-C

België

76

Denemarken

435

Duitsland

79

Frankrijk

139

Nederland

119

Zweden

6

Verenigd Koninkrijk

3 618

EG

4 472 ►M1   ◄

Noorwegen

200 (1) ►M1   ◄

TAC

4 672

(1)   Met inbegrip van beuglijnvangsten van ruwe haai, zwarte doornhaai, spitssnuitdoornhaai, donkere doornhaai, grote lantaarnhaai, gladde lantaarnhaai en Portugese hondshaai. Mag enkel worden gevangen in ICES-deelgebieden IV, VI en VII.



Soort:

Horsmakreel

Trachurus spp.

Zone:

IIa (EG-wateren), Noordzee (EG-wateren)

JAX/2AC4-C

België

74

Denemarken

31 811

Duitsland

2 399

Frankrijk

51

Ierland

1 846

Nederland

5 161

Zweden

750

Verenigd Koninkrijk

4 696

EG

46 788 ►M1   ◄

Noorwegen

1 600 (1) ►M1   ◄

Faeröer

7 000 (2)

TAC

50 267

(1)   Mag alleen in deelgebied IV (wateren van de EG) worden gevangen.

(2)   Binnen een totaal quotum van 7 000 t voor deelgebied IV en sectoren VIa (benoorden 56°30′NB) en VII e,f,h.



Soort:

Horsmakreel

Trachurus spp.

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, VII, VIIIa,b,d,e, XII, XIV

JAX/578/14

Denemarken

11 966

Duitsland

9 564

Spanje

13 062

Frankrijk

6 320

Ierland

31 137

Nederland

45 631

Portugal

1 264

Verenigd Koninkrijk

12 935

EG

131 879

Faeröer

7 000 (1) (2)

TAC

137 000

(1)   Mag enkel worden gevangen in deelgebied IV, sector VI a (benoorden 56°30° NB) en sectoren VIIe,f,h.

(2)   Binnen een totaal quotum van 7 000 t voor deelgebied IV en sectoren VIa (benoorden 56°30′NB) en VII e,f,h.



Soort:

Horsmakreel

Trachurus spp.

Zone:

VIIIc, IX

JAX/8C9.

Spanje

29 587 (1)

Frankrijk

377 (1)

Portugal

25 036 (1)

EG

55 000

TAC

55 000

(1)   Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, onverminderd het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.



Soort:

Horsmakreel

Trachurus spp.

Zone:

X, CECAF (1)

JAX/X34PRT

Portugal

3 200

EG

3 200

TAC

3 200

(1)   Wateren grenzend aan de Azoren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal.



Soort:

Horsmakreel

Trachurus spp.

Zone:

CECAF (EG-wateren) (1)

JAX/341PRT

Portugal

1 600

EG

1 600

TAC

1 600

(1)   Wateren grenzend aan Madeira onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal.



Soort:

Horsmakreel

Trachurus spp.

Zone:

CECAF (EG-wateren) (1)

JAX/341SPN

Spanje

1 600

EG

1 600

TAC

1 600

(1)   Wateren grenzend aan de Canarische eilanden onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Spanje.



Soort:

Noorse kever

Trisopterus esmarki

Zone:

IIa (EG-wateren), Skagerrak en Kattegat, Noordzee (EG-wateren)

NOP/2A3A4-

Denemarken

172 840

Duitsland

33

Nederland

127

EG

173 000 ►M1   ◄

Noorwegen

5 000 (1) (2) ►M1   ◄

Faeröer

20 000 (3) (4)

TAC

198 000

(1)   Mag enkel worden gevangen in sector VI a benoorden 56°30′ NB.

(2)   Maximaal 5 000 t mag worden gevangen als zandspiering.

(3)   In mindering te brengen op het quotum voor zandspiering in sector IIa (EG-wateren) en de Noordzee (EG-wateren).

(4)   Maximaal 6 000 t mag worden gevangen in sector VI a benoorden 56°30′ NB.



Soort:

Noorse kever

Trisopterus esmarki

Zone:

IV (Noorse wateren)

NOP/04-N.

Denemarken

47 500 (1) (2)

Verenigd Koninkrijk

2 500 (1) (2)

EG

50 000 (1) (2) ►M1   ◄

TAC

Niet relevant

(1)   Inclusief onvermijdelijke bijvangst van horsmakreel.

(2)   80 % van dit quotum mag worden gevangen als zandspiering.



Soort:

Industrievisserij

Zone:

IV (Noorse wateren)

I/F/04-N.

Zweden

800 (1) (2)

EG

800 ►M1   ◄

TAC

Niet relevant

(1)   Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(2)   Waarvan tot 400 t mag bestaan uit horsmakreel.



Soort:

Gecombineerde quota

Zone:

EG-wateren van de zones Vb, VI en VII

R/G/5B67-C

EG

Geen beperkingen

Noorwegen

600 (1) ►M1   ◄

TAC

Niet relevant

(1)   Enkel met beuglijnen te vangen; met inbegrip van coelorhynchus rhumchus coelo, mora-mora en gaffelkabeljauw.



Soort:

Andere soorten

Zone:

IV (Noorse wateren)

OTH/04-N.

België

60

Denemarken

5 500

Duitsland

620

Frankrijk

255

Nederland

440

Zweden

pm (1)

Verenigd Koninkrijk

4 125

EG

11 000 ►M1   ◄

TAC

Niet relevant

(1)   Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum van andere soorten op gebruikelijk niveau.



Soort:

Andere soorten

Zone:

EG-wateren van de zones IIa, IV, VIa (benoorden 56° 30' NB)

OTH/2A46AN

EG

Geen beperkingen

Noorwegen

5 000 (1)

Faeröer

400  (2)

TAC

Niet relevant

(1)   Beperkt tot IIa en IV. Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijtakken, waarvan maximaal 350 t tong mag worden gevist.

(2)   In de gebieden IV en VIa beperkt tot bijvangsten van magere vis.



BIJLAGE I C

NOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN GROENLAND

ICES-gebieden I, II, IIIA, IV, V, XII, XIV en NAFO 0, 1 (wateren van Groenland)



Soort: Sneeuwkrabben

Chionoecetes spp.

Zone: NAFO 0,1 (wateren van Groenland)

PRC/NO1GRN

Ierland

125

Spanje

875

EG

1 000

TAC

niet relevant



Soort:

Grenadiervis

Coryphaenoides rupestris

Zone:

V, XIV (wateren van Groenland)

RNG/514GRN

Duitsland

1 629

Verenigd Koninkrijk

86

EG

2 000 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Waarvan 285 t toegewezen aan Noorwegen, in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Grenadiervis

Coryphaenoides rupestris

Zone:

NAFO 0, 1 (wateren van Groenland)

RNG/N01GRN

Duitsland

1 035

EG

1 350 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Waarvan 315 t toegewezen aan Noorwegen, in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

I, II (EG-wateren en internationale wateren)

HER/1/2.

België

25

Denemarken

24 946

Duitsland

4 368

Spanje

82

Frankrijk

1 076

Ierland

6 458

Nederland

8 927

Polen

1 262

Portugal

82

Finland

386

Zweden

9 244

Verenigd Koninkrijk

15 948

EG

72 804

Faeröer

(1)

TAC

Niet relevant

(1)   Mag worden gevist in de EG-wateren.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de grenzen van bovenvermelde quota, mogen niet meer dan onderstaande hoeveelheden worden gevist in de betrokken zone.



II, Vb benoorden 62o N (wateren van de Faeröer)

HER/2A5B-F

België

2

Denemarken

2 398

Duitsland

420

Spanje

8

Frankrijk

103

Ierland

621

Nederland

858

Polen

121

Portugal

8

Finland

37

Zweden

888

Verenigd Koninkrijk

1 533



Soort: Kabeljauw

Gadus morhua

Zone: I, II (Noorse wateren)

COD/1N2AB-

Duitsland

2 431

Griekenland

301

Spanje

2 712

Ierland

301

Frankrijk

2 232

Portugal

2 712

Verenigd Koninkrijk

9 431

EG

20 120

TAC

486 000



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

I, II b

COD/1/2B.

Duitsland

3 216

Spanje

8 313

Frankrijk

1 372

Polen

1 507

Portugal

1 755

Verenigd Koninkrijk

2 059

Alle lidstaten

100 (1)

EG

18 322 (2) (3)

TAC

486 000

(1)   Uitgezonderd Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.

(2)   De toewijzing van het aandeel van het beschikbare kabeljauwbestand aan de Gemeenschap in de zone Spitsbergen en Bereneiland laat de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.

(3)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten bedraagt het EG-quotum 18 618 t.



Soort: Kabeljauw

Gadus morhua

Zone: Wateren van Groenland

COD/N01514

Duitsland

„pm”

Koninkrijk

„pm”

EG

„pm”

TAC

Niet relevant



Soort:

Kabeljauw en schelvis

Gadus morhua en Melanogrammus aeglefinus

Zone:

Vb (wateren van de Faeröer)

C/H/05B-F.

Duitsland

10

Frankrijk

60

Verenigd Koninkrijk

430

EG

500

TAC

Niet relevant



Soort: Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Zone: V, XIV (wateren van Groenland)

HAL/514GRN

Portugal

800

EG

1 000 (1) (2)

TAC

Niet relevant

(1)   Waarvan 200 ton, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.

(2)   Indien in de trawlvisserij op kabeljauw en roodbaars dit quotum voor heilbot wordt overschreden als gevolg van bijvangsten van heilbot, zullen de Groenlandse autoriteiten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de visserij op kabeljauw en roodbaars kan blijven doorgaan totdat de respectieve quota zijn opgebruikt.



Soort:

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Zone:

NAFO 0, 1 (wateren van Groenland)

HAL/N01GRN

EG

200 (1) (2)

TAC

Niet relevant

(1)   Waarvan 200 t, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen, in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.

(2)   Indien in de trawlvisserij op kabeljauw en roodbaars dit quotum voor heilbot wordt overschreden als gevolg van bijvangsten van heilbot, zullen de Groenlandse autoriteiten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de visserij op kabeljauw en roodbaars kan blijven doorgaan totdat de respectieve quota zijn opgebruikt.



Soort:

Lodde

Mallotus villosus

Zone:

IIb

CAP/02B.

EG

(1)

TAC

(2)

(1)   Onverminderd de rechten van de Gemeenschap.

(2)   Onder voorbehoud van wijziging ingevolge wetenschappelijk advies.



Soort: Lodde

Mallotus villosus

Deelgebied: V, XIV (wateren van Groenland)

CAP/514/GRN

Alle lidstaten

(1)

EG

25 795 (2)

TAC

Niet relevant

(1)   Beschikbaar voor alle lidstaten.

(2)   Dit quotum wordt volledig toegewezen aan de Faeröer, IJsland en Noorwegen op basis van bilaterale visserijovereenkomsten.



Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

I, II (Noorse wateren)

HAD/1N2AB-

Duitsland

428

Frankrijk

257

Verenigd Koninkrijk

1 315

EG

2 000

TAC

Niet relevant.



Soort

Blauwe wijting

Zone:

I, II (internationale wateren)

Micromesistius poutassou

EG

70 000

TAC

Niet relevant



Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

I, II (Noorse wateren)

WHB/1/2-N.

Duitsland

500

Frankrijk

500

EG

1 000 ►M1   ◄

TAC

Niet relevant



Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

Vb (wateren van de Faeröer)

WHB/05B-F.

Denemarken

7 040

Verenigd Koninkrijk

7 040

Alle lidstaten

1 920

EG

16 000

TAC

Niet relevant



Soort:

Leng en blauwe leng

Molva molva en Molva dypterigia

Zone:

Vb (wateren van de Faeröer)

B/L/05B-F.

Duitsland

950 (1)

Frankrijk

2 106 (1)

Verenigd Koninkrijk

184 (1)

EG

3 240 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Bijvangsten van maximaal 1 080 t grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.



Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

V, XIV (wateren van Groenland)

PRA/514GRN

Denemarken

848

Frankrijk

848

EG

5 675 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Waarvan 2 830 t is toegewezen aan Noorwegen en 1 150 t aan de Faeröer.



Soort: Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone: NAFO 0,1 (wateren van Groenland)

PRA/NO1GRN

Denemarken

2 000

Frankrijk

2 000

EG

4 000

TAC

Niet relevant



Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

I, II (Noorse wateren)

POK/1N2AB-

Duitsland

2 880

Frankrijk

463

Verenigd Koninkrijk

257

EG

3 600 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Voorlopige TAC in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

I, II (internationale wateren)

POK/1/2INT

EG

0

TAC

Niet relevant



Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

Vb (wateren van de Faeröer)

POK/05B-F.

België

50

Duitsland

310

Frankrijk

1 510

Nederland

50

Verenigd Koninkrijk

580

EG

2 500

TAC

Niet relevant



Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

I, II (Noorse wateren)

GHL/1N2AB-

Duitsland

50

Verenigd Koninkrijk

50

EG

100 ►M1   ◄

TAC

Niet relevant



Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

I, II (internationale wateren)

GHL/1/2INT

EG

0

TAC

Niet relevant



Soort: Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone: V, XIV (wateren van Groenland)

GHL/514GRN

Duitsland

7 647

Verenigd Koninkrijk

403

EG

9 000 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 150 ton aan de Faeröer.



Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

NAFO 0,1 (wateren van Groenland)

GHL/N01GRN

Duitsland

550

EG

1 500 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Waarvan 800 t is toegewezen aan Noorwegen, in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004, en 150 ton aan de Faeröer.



Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

IIa (Noorse wateren)

MAC/02A-N.

Denemarken

11 100 (1)

EG

11 100 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Mag ook worden gevangen in deelgebied IV (Noorse wateren) en in sector IIa (niet-EG-wateren).



Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

Vb (wateren van de Faeröer)

MAC/05B-F

Denemarken

3 589 (1)

EG

3 589

TAC

Niet relevant

(1)   Mag in sector IVa (wateren van de EG) worden gevangen.



Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

V, XII, XIV (1) (2)

RED/51214.

Estland

350

Duitsland

11 175 (2)

Spanje

1 963 (2)

Frankrijk

1 044 (2)

Ierland

(2)

Nederland

(2)

Polen

1 007 (2)

Portugal

2 346 (2)

Verenigd Koninkrijk

27 (2)

EG

16 563 (2) (3)

TAC

120 000 (2)

(1)   EG-wateren en internationale wateren.

(2)   Mag worden gevangen in sectoren IF en 3K van gereglementeerd deelgebied 2 van de NAFO, maar wordt in mindering gebracht op de quota voor V, XII en XIV binnen een totaal quotum van 25 000 t.

(3)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten bedraagt het EG-quotum 16 563 t.



Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

I, II (Noorse wateren)

RED/1N2AB-

Duitsland

512

Spanje

63

Frankrijk

56

Portugal

269

Verenigd Koninkrijk

100

EG

1 000 ►M1   ◄

TAC

Niet relevant



Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

V, XIV (wateren van Groenland)

RED/514GRN

Duitsland

19 533

Frankrijk

99

Verenigd Koninkrijk

138

EG

25 500 (1) (2) (3)

TAC

Niet relevant

(1)   Ten hoogste 20 000 t te vangen met pelagische trawls. Vangsten met de bodemtrawl en met de pelagische trawl moeten afzonderlijk worden aangegeven. Mag oostelijk of westelijk worden gevist.

(2)   Waarvan 5 230 t, uitsluitend met pelagische trawls te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.

(3)   Waarvan 500 t is toegewezen aan de Faeröer. Vangsten met de bodemtrawl en met de pelagische trawl moeten afzonderlijk worden aangegeven.



Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

Va (wateren van IJsland)

RED/05A-IS

België

100 (1) (2)

Duitsland

1 690 (1) (2)

Frankrijk

50 (1) (2)

Verenigd Koninkrijk

1 160 (1) (2)

EG

3 000 (1) (2)

TAC

Niet relevant

(1)   Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw niet toegestaan).

(2)   Te vissen tussen juli en december.



Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

Vb (wateren van de Faeröer)

RED/05B-F.

België

45

Duitsland

5 796

Frankrijk

392

Verenigd Koninkrijk

67

EG

6 300

TAC

Niet relevant



Soort:

Andere soorten (1)

Zone:

I, II (Noorse wateren)

OTH/1N2AB-

Duitsland

150 (1)

Frankrijk

60 (1)

Verenigd Koninkrijk

240 (1)

EG

450 (1) ►M1   ◄

TAC

Niet relevant

(1)   Uitsluitend als bijvangst.



Soort:

Andere soorten (1)

Zone:

Vb (wateren van de Faeröer)

OTH/05B-F.

Duitsland

305

Frankrijk

275

Verenigd Koninkrijk

180

EG

760

TAC

Niet relevant

(1)   Exclusief soorten zonder handelswaarde.



Soort:

Platvis

Zone:

Vb (wateren van de Faeröer)

FLX/05B-F.

Duitsland

180

Frankrijk

140

Verenigd Koninkrijk

680

EG

1 000 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Inclusief zwarte heilbot.



Soort: Bijvangst

Zone: NAFO 0,1 (wateren van Groenland)

XBC/NO1GRN

EG

2 000 (1)

TAC

Niet relevant

(1)   Gecombineerde bijvangst van kabeljauw, zeewolf, rog, leng en torsk. De totale hoeveelheid kabeljauw in de bijvangst mag niet meer dan 100 ton bedragen. Mag worden gevangen in de deelgebieden XIV en V (wateren van Groenland).



BIJLAGE I D

NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN

(NAFO-gebied)

Alle TAC's en visserijvoorschriften zijn vastgesteld in het kader van de NAFO.



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 2J3KL

COD/N2J3KL

EG

(1)

TAC

(1)

(1)   Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28.



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 3NO

COD/N3NO.

EG

(1)

TAC

(1)

(1)   Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28.



Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 3M

COD/N3M.

EG

(1)

TAC

(1)

(1)   Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28.



Soort:

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

Zone:

NAFO 2J3KL

WIT/N2J3KL

EG

(1)

TAC

(1)

(1)   Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28.



Soort:

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

Zone:

NAFO 3NO

WIT/N3NO.

EG

(1)

TAC

(1)

(1)   Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28.



Soort:

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

Zone:

NAFO 3M

PLA/N3M.

EG

(1)

TAC

(1)

(1)   Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28.



Soort:

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

Zone:

NAFO 3LNO

PLA/N3LNO.

EG

(1)

TAC

(1)

(1)   Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28.



Soort:

Kortvinpijl-inktvis

Ilex illecebrosus

Zone:

NAFO-deelgebieden 3 en 4

SQI/N34.

Estland

128 (2)

Letland

128 (2)

Litouwen

128 (2)

Polen

227 (2)

EG

 (1) (2)

TAC

34 000

(1)   Er is geen specifiek aandeel van de Gemeenschap; er is 29 467 t beschikbaar voor Canada en de EG-lidstaten behalve Estland, Letland, Litouwen en Polen.

(2)   Te vissen tussen 1 juli en 31 december.



Soort:

Geelstaartschar

Limanda ferruginea

Zone:

NAFO 3LNO

YEL/N3LNO.

Estland

 (2) (3)

Letland

 (2) (3)

Litouwen

 (2) (3)

Polen

 (2) (3)

EG

290 (1)

TAC

14 500

(1)   Alle lidstaten behalve Estland, Letland, Litouwen en Polen en alleen als bijvangst. De visserij wordt gestaakt zodra het quotum is opgevist.

(2)   De vaartuigen van deze nieuwe lidstaten mogen in totaal 73 t vangen, maar alleen als bijvangst.

(3)   De bevoegde autoriteiten van Estland, Letland, Litouwen en Polen stellen het secretariaat van de NAFO minimaal 48 uur voordat hun vaartuigen het NAFO-gebied binnenvaren in kennis van het voornemen van hun vaartuigen om het gebied binnen te varen en overeenkomstig de NAFO-voorschriften binnen deze quota te vissen. Vangsten van vaartuigen binnen deze quota worden aan de vlaggenlidstaat gemeld en iedere 48 uur aan het secretariaat van de NAFO overgemaakt.



Soort:

Lodde

Mallotus villosus

Zone:

NAFO 3NO

CAP/N3NO.

EG

(1)

TAC

(1)

(1)   Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28.



Soort:

Noorse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

NAFO 3L (1)

PRA/N3L.

Estland

144 (2)

Letland

144 (2)

Litouwen

144 (2)

Polen

144 (2)

EG

144 (2) (3)

TAC

13 000

(1)   Uitgezonderd de box tussen de volgende coördinaten:

(2)   Te bevissen van 1 januari tot en met 31 maart, 1 juli tot en met 14 september en 1 december tot en met 31 december.

(3)   Alle lidstaten behalve Estland, Letland, Litouwen en Polen.



Soort:

Noorse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

NAFO 3M (1)

PRA/N3M.

TAC

 (2)

(1)   De vaartuigen mogen ook op dit bestand vissen in sector 3 L, in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:

(2)   Niet relevant. De visserij wordt beheerd door middel van beperkingen van de visserijinspanning. De betrokken lidstaten geven speciale visdocumenten af voor hun vaartuigen die deze tak van visserij uitoefenen en stellen de Commissie vóór het begin van de activiteiten van de vaartuigen van de afgifte daarvan in kennis overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1672/94. In afwijking van artikel 8 van deze verordening, worden deze documenten slechts geldig indien de Commissie binnen vijf werkdagen na de kennisgeving geen bezwaar heeft gemaakt.



Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

NAFO 3LMNO

GHL/N3LMNO

Estland

 (1) (2)

Duitsland

408

Letland

 (1) (2)

Litouwen

 (1) (2)

Polen

 (1) (2)

Spanje

5 482

Portugal

2 313

EG

8 203

TAC

14 820

(1)   In totaal is 985 t beschikbaar voor de vissersvaartuigen van deze nieuwe lidstaten.

(2)   De bevoegde autoriteiten van Estland, Letland, Litouwen en Polen stellen het secretariaat van de NAFO minimaal 48 uur voordat hun vaartuigen het NAFO-gebied binnenvaren in kennis van het voornemen van de vaartuigen die een speciaal visdocument hebben overeenkomstig artikel 34, lid 2, om overeenkomstig de NAFO-voorschriften binnen andere quota op zwarte heilbot te vissen. Vangsten van die vaartuigen binnen deze quota worden aan de vlaggenlidstaat gemeld en iedere 48 uur aan het secretariaat van de NAFO overgemaakt.



Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

NAFO 3M

RED/N3M.

Estland

1 571 (1)

Duitsland

513 (1)

Spanje

233 (1)

Letland

1 571 (1)

Litouwen

1 571 (1)

Portugal

2 354 (1)

EG

7 813 (1) (2)

Polen

124 (1) (3) (4)

TAC

5 000 (1)

(1)   Op voorwaarde dat de voor dit bestand vastgestelde TAC van 5 000 t wordt gerespecteerd. Wanneer deze TAC is opgevist, moet de gerichte visserij op het bestand worden stopgezet, ongeacht het niveau van de vangsten.

(2)   Tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten bedraagt het EG-quotum 3 100 t.

(3)   Mag worden gevangen binnen een totaal quotum van 124 t.

(4)   De bevoegde autoriteiten van Polen stellen het secretariaat van de NAFO minimaal 48 uur voordat hun vaartuigen het NAFO-gebied binnenvaren in kennis van het voornemen van hun vaartuigen om het gebied binnen te varen en overeenkomstig de NAFO-voorschriften binnen deze quota te vissen. Vangsten van vaartuigen binnen deze quota worden aan de vlaggenlidstaat gemeld en iedere 48 uur aan het secretariaat van de NAFO overgemaakt.



Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

NAFO 3LN

RED/N3LN.

EG

(1)

TAC

(1)

(1)   Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 28.



Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

NAFO-deelgebied 2, sectoren IF en 3K

RED/N1F3K.

Estland

 (1)

Letland

 (1)

Litouwen

 (1)

TAC

32 500

(1)   Te vangen binnen een totaal quotum van 7 500 t en te delen met Canada, Cuba, Frankrijk (St. Pierre en Miquelon), Japan, Korea, Oekraïne en de VS.



BIJLAGE I E

OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN

Alle gebieden

Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals ICCAT en IATTC.



Soort:

Blauwvintonijn

Thunnus thynnus

Zone:

Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en Middellandse Zee

BFT/AE045W

Cyprus

 (1)

Griekenland

326

Spanje

6 317

Frankrijk

6 233

Italië

4 920

Malta

 (1)

Portugal

594

Alle lidstaten

60 (2)

EG

18 450

TAC

32 000

(1)   Cyprus en Malta mogen onder het ICCAT-quotum voor „overige” vissen, overeenkomstig de beperkingstabellen die tijdens de ICCAT-jaarvergadering van 2003 zijn aangenomen.

(2)   Behalve Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Malta en Portugal, en enkel als bijvangst.



Soort:

Zwaardvis

Xiphias gladius

Zone:

Atlantische Oceaan, benoorden 5° NB

SWO/AN05N

Spanje

5 682,4

Portugal

1 010,4

Alle lidstaten

148,5 (1)

EG

6 841,3

TAC

14 000

(1)   Behalve Spanje en Portugal, en enkel als bijvangst.



Soort:

Zwaardvis

Xiphias gladius

Zone:

Atlantische Oceaan, bezuiden 5° NB

SWO/AS05N

Spanje

5 488,5

Portugal

361,5

EG

5 850

TAC

15 776



Soort:

Noordelijke witte tonijn

Germo alalunga

Zone:

Atlantische Oceaan, benoorden 5° NB

ALB/AN05N

Ierland

5 216,1 (1) (3)

Spanje

26 649,1 (1) (3)

Frankrijk

6 909,1 (1) (3)

Verenigd Koninkrijk

402,1 (1) (3)

Portugal

1 953,1 (1) (3)

EG

41 129,5 (1) (2)

TAC

34 500

(1)   Het gebruik van drijfnetten, geankerde kieuwnetten, schakels of warnetten is niet toegestaan.

(2)   Het maximale aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat gericht op noordelijke witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 973/2001, vastgesteld op 1 253.

(3)   Het maximale aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat gericht op noordelijke witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 973/2001, als volgt over de lidstaten verdeeld.



Soort:

Zuidelijke witte tonijn

Germo alalunga

Zone:

Atlantische Oceaan, bezuiden 5° NB

ALB/AS05N

Spanje

1 216,6

Frankrijk

223,6

Portugal

474,5

EG

1 914,7

TAC

29 200



Soort:

Grootoogtonijn

Thunnus obesus

Zone:

Atlantische Oceaan

BET/ATLANT

Spanje

18 838,2

Frankrijk

8 177

Portugal

8 922

EG

35 937,2

TAC

Gemiddelde vangsten van 1991-1992



Soort:

Blauwe marlijn

Makaira nigricans

Zone:

Atlantische Oceaan

BUM/ATLANT

EG

103

TAC

Niet relevant



Soort:

Witte marlijn

Tetrapturus alba

Zone:

Atlantische Oceaan

WHM/ATLANT

EG

46,5

TAC

Niet relevant



BIJLAGE I F

ANTARCTISCH GEBIED

CCAMLR-gebied

Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's zijn niet aan de aangesloten partijen toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de verdragsorganisatie, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC opgevist is.



Soort:

Scotiazee-ijsvis

Chaenocephalus aceratus

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

SSI/F483.

TAC

2 200 (1)

(1)   TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.



Soort:

Langsnuitijsvis

Channichthys rhinoceratus

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

LIC/F5852.

TAC

150 (1)

(1)   TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij op de betrokken soorten worden gesloten.



Soort:

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

ANI/F483.

TAC

2 887 (1)

(1)   Van toepassing voor de periode van 1 december 2003 tot en met 30 november 2004. In de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2004 is de visserij op dit bestand beperkt tot 722 ton.



Soort:

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren (2)

ANI/F5852.

TAC

292 (1)

(1)   Van toepassing voor de periode van 1 december 2003 tot en met 30 november 2004.

(2)   In het kader van deze TAC mag visserij worden bedreven in het gedeelte van statistische sector 58.5.2 van de FAO afgebakend door de lijn die loopt:



Soort:

Antarctische ijsheek

Dissostichus eleginoides

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

TOP/F483.

TAC

4 420 (1) (2)

(1)   Van toepassing voor beugvisserij voor de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2004 en voor korfvisserij voor de periode van 1 december tot en met 30 november 2004.

(2)   Met inbegrip van 221 ton roggen en 221 ton Macrorus spp. als bijvangst.



Soort:

Antarctische ijsheek

Dissostichus eleginoides

Zone:

FAO 48.4 Antarctische wateren

TOP/F484.

TAC

28 (1) (2)

(1)   Te vangen met de beuglijn.

(2)   Van toepassing gedurende dezelfde periode als bepaald voor zone 48.3 of, als dat vroeger is, totdat de TAC voor Dissostichus eleginoides in zone 48.4 of die in zone 48.3 is gehaald.



Soort:

Antarctische ijsheek

Dissostichus eleginoides

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

TOP/F5852.

TAC

2 873 (1) (2)

(1)   Van toepassing voor trawlvisserij voor de periode van 1 december 2003 tot en met 30 november 2004 en voor de beugvisserij voor de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2004.

(2)   Uitsluitend van toepassing ten westen van 79°20′OL. Het is niet toegestaan ten oosten van deze meridiaan in deze zone te vissen (zie bijlage XV).



Soort:

Krill

Euphausia superba

Zone:

FAO 48

KRI/F48.

TAC

4 000 000 (1)



Soort:

Krill

Euphausia superba

Zone:

FAO 58.4.1 Antarctische wateren

KRI/F5841.

TAC

440 000 (1)



Soort:

Krill

Euphausia superba

Zone:

FAO 58.4.2 Antarctische wateren

KRI/F5842.

TAC

450 000 (1)

(1)   Van toepassing voor de periode van 1 december 2003 tot en met 30 november 2004.



Soort:

Bultenijsvis

Gobionotothen gibberifrons

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

NOG/F483.

TAC

1 470 (1)

(1)   TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.



Soort:

Grijze zuidpoolkabeljauw

Lepidonotothen squamifrons

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

NOS/F483.

TAC

300 (1)

(1)   TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.



Soort:

Grijze zuidpoolkabeljauw

Lepidonotothen squamifrons

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

NOS/F5852.

TAC

80 (1)

(1)   TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.



Soort:

Gemarmerde zuidpoolkabeljauw

Notothenia rossii

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

NOR/F483.

TAC

300 (1)

(1)   TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.



Soort:

Krab

Paralomis spp.

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

PAI/F483.

TAC

1 600 (1)

(1)   Van toepassing voor de periode van 1 december 2003 tot en met 30 november 2004.



Soort:

Georgia-ijsvis

Pseudochaenichthus georgianus

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

SGI/F483.

TAC

300 (1)

(1)   TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.



Soort:

Grenadiers

Macrourus spp.

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

GRV/F5852.

TAC

360 (1)

(1)   TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij op de betrokken soorten worden gesloten.



Soort:

Andere soorten

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

OTH/F5852.

TAC

50 (1)

(1)   TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij op de betrokken soorten worden gesloten.



Soort:

Roggen

Rajae

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

SRX/F5852.

TAC

120 (1) (2)

(1)   TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij op de betrokken soorten worden gesloten.

(2)   Voor de toepassing van deze TAC worden alle roggen als een enkele soort beschouwd.



Soort:

Pijlinktvis

Martialia hyadesi

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

SQS/F483.

TAC

2 500 (1)

(1)   Van toepassing voor de periode van 1 december 2003 tot en met 30 november 2004.



BIJLAGE II

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2004 VAN HARING DIE ONGESORTEERD VOOR ANDERE DOELEINDEN DAN MENSELIJKE CONSUMPTIE MAG WORDEN AANGEVOERD (IN TON LEVEND GEWICHT)

Alle vangstbeperkingen die in deze bijlage zijn vastgesteld, worden voor de toepassing van artikel 3 van deze verordening als quota beschouwd en daarom gelden daarvoor de bepalingen die zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2847/93, en met name in de artikelen 14 en 15 daarvan.



Soort:

Haring (1)

Clupea harengus

Zone:

Skagerrak en Kattegat

HER/03A-BC

Denemarken

17 950

Duitsland

160

Zweden

2 890

EG

21 000

TAC

21 000 (2)

(1)   Ongesorteerd aangelande bijvangsten van haring bij de visserij op andere soorten.

(2)   Voorlopige TAC in afwachting van de conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.



Soort:

Haring ( )

Glupea harengus

Zone:

IIa (EG-wateren, Noordzee, VIId)

HER/2A47DX

België

214

Denemarken

41 356

Duitsland

214

Frankrijk

214

Nederland

214

Zweden

202

Verenigd Koninkrijk

786

EG

43 200

TAC

43 200

A

(1)   Ongesorteerd aangelande bijvangsten van haring bij de visserij op andere soorten.



BIJLAGE III

BIJZONDERE MAATREGELEN VOOR NOORDZEEHARING

1. De lidstaten stellen bijzondere maatregelen vast met betrekking tot de vangst, het sorteren en het aanvoeren van haring uit de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat om ervoor te zorgen dat de vangstbeperkingen, in het bijzonder die van bijlage II, worden nageleefd. Deze maatregelen omvatten met name:

— bijzondere controle- en inspectieprogramma's;

— programma's voor de visserij-inspanning, met inbegrip van lijsten van vaartuigen met vergunning en, als dat nodig wordt geoordeeld omdat een quotum voor meer dan 70 % is opgevist, beperkingen ten aanzien van de activiteit van vaartuigen met een vergunning;

— controle op het overladen en op praktijken die leiden tot het weer overboord zetten van vis (teruggooi);

— zo mogelijk, een tijdelijk visverbod voor wateren waarvan bekend is dat er een hoge bijvangst is van haring, en met name jonge haring.

2. Lidstaten waar ongesorteerde vangsten worden aangevoerd die ook uit haring bestaan, zorgen ervoor dat er adequate bemonsteringsprogramma's bestaan voor een effectief toezicht op alle aanvoer van bijvangst van haring. Het wordt verboden ongesorteerde vangsten die ook uit haring bestaan, aan te landen in havens zonder een dergelijk bemonsteringsprogramma.

3. Inspecteurs van de Commissie voeren, overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2847/93, en telkens wanneer de Commissie dat voor het bepaalde in de punten 1 en 2 noodzakelijk acht, onafhankelijke inspecties uit om de toepassing, door de bevoegde autoriteiten, van de bemonsteringsprogramma's en de in punt 1 omschreven bijzondere maatregelen te verifiëren.

4. De Commissie verbiedt de aanvoer van haring als wordt aangenomen dat de uitvoering van de in de punten 1 en 2 genoemde maatregelen niet voldoende waarborgen biedt dat bij alle visserijactiviteiten een strikte beheersing van de visserijsterfte bij haring wordt bereikt.

5. Alle aanvoer van haring gevangen in de ICES-zones III a, IV en VII d door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van 32 mm of meer bij het vissen in de betrokken zones, wordt afgeboekt op het betrokken quotum dat is vastgesteld in bijlage I.

6. Alle aanvoer van haring gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van minder dan 32 mm bij het vissen in de betrokken zones, wordt afgeboekt op het betrokken quotum dat is vastgesteld in bijlage II. Haring die is aangeland door vaartuigen die vissen zoals hierboven aangegeven, mag niet te koop aangeboden worden voor menselijke consumptie.



BIJLAGE IV

TECHNISCHE OVERGANGSMAATREGELEN

1.   Type vistuig dat mag worden gebruikt bij de kabeljauwvisserij in de Oostzee

1.1.   Sleepnetten

1.1.1.   Zonder ontsnappingspanelen

Sleepnetten zonder ontsnappingspanelen zijn verboden.

1.1.2.   Met ontsnappingspanelen

In afwijking van de voorschriften van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 88/98 inzake speciale voorzieningen voor selectiviteit, is het bepaalde in aanhangsel 1 van deze bijlage van toepassing.

1.1.3.   Eén-net-regel

Wanneer sleepnetten met ontsnappingspanelen worden gebruikt, is het niet toegestaan andere soorten vistuig aan boord te houden.

1.2.   Kieuwnetten

In afwijking van het bepaalde in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 88/98 is de minimummaaswijdte voor kieuwnetten 110 mm.

Voor vaartuigen met een lengte over alles tot en met 12 meter bedraagt de lengte van de netten maximaal 12 km.

Voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 meter bedraagt de lengte van de netten maximaal 24 km.

De uitzettijd van de netten bedraagt ten hoogste 48 uur, ingaand bij de eerste tewaterlating en eindigend wanneer de netten volledig weer zijn ingehaald.

2.   Bijvangst van kabeljauw in de Oostzee

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 88/98 mag geen ondermaatse kabeljauw aan boord worden gehouden. In afwijking evenwel van het bepaalde in artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 88/98, mag de bijvangst van kabeljauw bij de visserij op haring en sprot met netten met een maaswijdte van 32mm of kleiner niet meer bedragen dan 3 gewichtspercenten van het totale gewicht van de vangsten. Van de toegestane bijvangst van kabeljauw aan boord mag niet meer dan 5 % ondermaats zijn.

Bij de visserij op andere soorten dan haring en sprot met andere trawlnetten en Deense zegennetten dan die vermeld in punt 1.1.2, mogen de bijvangsten van kabeljauw niet meer dan 10 % bedragen.

3.   Minimummaat voor kabeljauw

In afwijking van het bepaalde in bijlage III van Verordening (EG) nr. 88/98 is de minimummaat voor kabeljauw 38 cm.

4.   Verbod om in de zomer in de Oostzee op kabeljauw te vissen

In de periode van 1 juni tot en met 31 augustus 2004 is het verboden om in de Oostzee, de Belten en de Øresund op kabeljauw te vissen.

5.   Sluiting van het Bornholm Deep

In de periode van 15 mei tot en met 31 augustus 2004 geldt een volledig visverbod in het Bornholm Deep in het gebied binnen de volgende coördinaten:

— 55° 30′ NB, 15° 30′ OL.

— 55° 30′ NB, 16° 30′ OL.

— 55° 00′ NB, 16° 30′ OL,

— 55° 00′ NB, 16° 00′ OL,

— 55° 15′ NB, 16° 00′ OL.

— 55° 15′ NB, 15° 30′ OL.

— 55° 30′ NB, 15° 30′ OL.

7.   Rockall-schelvisbox

Iedere vorm van visserij, met uitzondering van de visserij met de beug, is verboden in de communautaire en internationale wateren in het gebied binnen de volgende coördinaten:



Punt nr.

Breedtegraad

Lengtegraad

1

57.00° NB

15.00° WL

2

57.00° NB

14.00° WL

3

56°30′NB

14°00′WL

4

56°30′NB

15°00′WL

8.   Haringvissers in gebied IIa (EG-wateren)

Vissen met gesleept tuig met een maaswijdte van minder dan 54 mm of met ringzegens in gebied IIa (EG-wateren) is alleen toegestaan van 1 maart tot en met 15 mei.

9.   Technische instandhoudingsmaatregelen in de Middellandse Zee

De lopende visserijactiviteiten waarvoor een afwijking geldt op grond van artikel 3, leden 1 en 1bis, en artikel 6, leden 1 en 1bis, van Verordening (EG) nr. 1626/94, mogen in 2004 tijdelijk worden voortgezet.

10.   Sluiting van een gebied voor zandspiering

Het is verboden zandspiering aan land te brengen of aan boord te houden die gevangen is in het geografisch gebied begrensd door de oostkust van Engeland en Schotland en de lijn die de volgende coördinaten verbindt:

— de oostkust van Engeland op 55°30′ NB,

— 55°30′ NB, 1°00′ WL,

— 58°00′ NB en 1°00′ WL,

— 58°00′ NB en 2°00′ WL,

— de oostkust van Schotland op 2°00′ WL,

— de oostkust van Schotland op 2°00′ WL.

Een beperkte vangst is echter toegestaan om het zandspieringbestand in het gebied en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden.

11.   Specifieke bepalingen voor de Golf van Riga

11.1.   Speciaal visdocument

1. Voor de visserij in de Golf van Riga moeten vaartuigen beschikken over een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen waaraan een speciaal visdocument is afgegeven overeenkomstig punt 1, voorkomen op een door elke lidstaat aan de Commissie mee te delen lijst waarin hun naam en intern registratienummer is vermeld.

De vaartuigen op die lijst moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) het totaal motorvermogen van de in de lijsten opgenomen vaartuigen mag niet groter zijn dan het vermogen dat voor de betrokken lidstaat in de jaren 2000-2001 in de Golf van Riga is geconstateerd;

b) hun motorvermogen mag nooit groter zijn dan 221 kilowatt (kW).

11.2.   Vervanging van vaartuigen of motoren

1. Elk vaartuig op de in punt 11.1.2 bedoelde lijst mag worden vervangen door een of meer andere vaartuigen, op voorwaarde dat:

a) vervanging in geen enkel geval leidt tot een verhoging van het in punt 11.1.2, onder a), bedoelde totale motorvermogen per lidstaat; en

b) het motorvermogen van vervangende vaartuigen 221 kW nooit overschrijdt.

2. De motoren van de vaartuigen die voorkomen op de in punt 11.1.2 bedoelde lijsten van de lidstaten mogen worden vervangen, op voorwaarde dat:

a) de vervanging van een motor er nooit toe leidt dat het motorvermogen van een vaartuig 221 kW overschrijdt, en

b) het vermogen van de ruilmotor niet zodanig is dat de vervanging leidt tot een verhoging van het totale motorvermogen voor de betrokken lidstaat als bedoeld in punt 11.1.2, onder a).

12.   Weegprocedures voor haring, makreel en horsmakreel

12.1. De volgende procedures zijn van toepassing op aanvoer in de Europese Gemeenschap door vaartuigen uit de Gemeenschap en uit derde landen van hoeveelheden die per aanvoer meer dan 10 ton haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan bedragen, gevangen in:

voor haring, ICES-deelgebieden I, II en afdelingen III a Noord, IV, Vb, VI en VII b, c, d,

voor makreel en horsmakreel in ICES-deelgebied II a en afdelingen III a, b, d, IV, VI en VII.

12.2. In punt 12.1 bedoelde aanvoer is alleen toegestaan in daartoe aangewezen havens.

12.3. Elke betrokken lidstaat stuurt vóór 15 januari 2004 de lijst van aangewezen havens toe waarin haring, makreel en horsmakreel mag worden aangevoerd, en binnen 30 dagen daarna inspectie- en controleprocedures voor die havens, inclusief de regels en voorwaarden voor het registreren en aangeven van de hoeveelheden voor elk van de in punt 12.1 bedoelde bestanden en soorten per aanvoer. De Commissie zendt deze informatie en de door derde landen aangewezen havens toe aan alle betrokken lidstaten.

12.4. De kapitein van een in punt 12.1 bedoeld vaartuig stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de aanvoer zal plaatsvinden ten minste 4 uur vóór het binnenlopen van de aanvoerhaven van de betrokken lidstaat in kennis van:

a) de haven die hij van plan is binnen te lopen,

b) de geschatte tijd van aankomst in die haven,

c) de hoeveelheid in kilogram in levend gewicht per aan boord aanwezige soort.

De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat verlangen dat het lossen niet begint voordat daartoe toestemming is gegeven.

12.5. In afwijking van het bepaalde in punt 4.2 van bijlage IV van Verordening (EEG) nr. 2807/83 legt de kapitein van een vissersvaartuig onmiddellijk na aankomst in de haven de door de bevoegde autoriteit van de aanvoerhaven gevraagde bladzijde(n) uit het logboek over.

De aan boord aanwezige hoeveelheden die overeenkomstig punt 12.4, onder c), vóór de aanvoer zijn opgegeven dienen gelijk te zijn aan de in het logboek vermelde hoeveelheden nadat dit is ingevuld.

In afwijking van het bepaalde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden van aan boord aanwezige vis (in kilogram) een tolerantiemarge van 7 %.

12.6. Alle kopers van verse vis wegen alle ontvangen hoeveelheden af. Dit wegen gebeurt voordat de vis gesorteerd, verwerkt, gekoeld opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt.

Bij de gewichtsbepaling mag de aftrek voor water niet meer bedragen dan 2 %.

Naast de verplichtingen vermeld in artikel 9, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 2847/93 dient de verwerker of koper van de aangevoerde hoeveelheden bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een kopie van de rekening of een document ter vervanging daarvan, als bedoeld in artikel 22, lid 3, van de zesde richtlijn van de Raad 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (22) over te leggen. Zo'n rekening of document bevat de informatie die vereist wordt in artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2847/93 en wordt op verzoek of binnen 48 uur na het einde van de weging overgelegd.

12.7. Alle kopers of houders van bevroren vis wegen de aangevoerde hoeveelheden af voordat de vis gesorteerd, verwerkt, gekoeld opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Eventueel tarragewicht dat overeenstemt met het gewicht van de dozen, plastic of andere kratten waarin de af te wegen vis is verpakt, mag worden afgetrokken van het gewicht van alle aangelande hoeveelheden.

Bij wijze van alternatief mag het gewicht van in dozen verpakte bevroren vis worden bepaald door vermenigvuldiging van het gemiddelde gewicht van een representatief monster gebaseerd op de weging van de uit de doos verwijderde inhoud zonder plastic verpakking, al dan niet na het ontdooien van eventueel ijs dat nog op de vis aanwezig is. De lidstaten geven voor 31 januari 2004 kennis van hun bemonsteringsmethode, die door de Commissie moet worden goedgekeurd.

12.8. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zorgen ervoor dat de vis wordt gewogen in aanwezigheid van een controleur.

13.   Beperkingen voor de visserij op kabeljauw ten westen van Schotland

a) Tot 31 december 2004 is iedere vorm van visserij verboden in het gebied dat binnen de volgende met rechte lijnen onderling verbonden coördinaten valt:

— 59° 05' NB, 06° 45' WL

— 59° 30' NB, 06° 00' WL

— 59° 40' NB, 05° 00' WL

— 60° 00' NB, 04° 00' WL

— 59° 30' NB, 04° 00' WL

— 59° 05' NB, 06° 45' WL.

b) In afwijking van het bepaalde onder a) is de visserij met gebruikmaking van kommen en korven toegestaan mits:

i) er geen ander vistuig dan kommen en korven aan boord wordt gehouden, en

ii) er geen andere organismen dan schaal- en schelpdieren aan boord worden gehouden.

c) In afwijking van het bepaalde onder a) is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm toegestaan mits:

i) er geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden, en

ii) er geen andere vissoorten dan haring, makreel, horsmakreel, blauwe wijting, sardine, sardinella, sprot en zilversmelt aan boord worden gehouden.

14.   Maaswijdten, doelsoorten en vereiste vangstpercentages die van toepassing zijn bij het gebruik van één enkele maaswijdte in Skagerrak en Kattegat

In afwijking van de voorschriften van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/98 inzake gesleept vistuig in Skagerrak en Kattegat, is het bepaalde in aanhangsel 2 van deze bijlage van toepassing met ingang van 1 maart 2004.

15.   Ringzegens in het oostelijk deel van de Stille Oceaan (gereglementeerd gebied van de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC)).

Van 1 augustus tot en met 11 september 2004 is het verboden op geelvintonijn (Thunnus albacora), op grootoogtonijn (Thunnus obesus) en op gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) te vissen in het gebied dat wordt begrensd door de volgende coördinaten:

— de kustlijnen van Amerika langs de Stille Oceaan,

— lengtegraad 150° WL,

— breedtegraad 40° NB,

— breedtegraad 40° ZB.

Vanaf de datum van toepassing van deze verordening moeten ringzegenvissers die in het gereglementeerde gebied van de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn vissen alle gevangen grootoogtonijnen, gestreepte tonijnen en geelvintonijnen aan boord houden, behalve vis die om andere redenen dan de grootte als ongeschikt voor menselijke consumptie beschouwd wordt. De enige uitzondering hierop is de laatste trek van een visreis.

Vaartuigen die met ringzegens vissen moeten indien mogelijk alle zeeschildpadden, haaien, makreelgepen, roggen, mahi-mahi en andere niet-doelsoorten onverwijld ongedeerd vrijlaten. De vissers worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken om deze dieren snel en veilig vrij te laten.

De volgende specifieke maatregelen moeten worden toegepast voor ingesloten of verstrikte zeeschildpadden:

— wanneer men ziet dat zich in het net een zeeschildpad bevindt, moeten alle redelijke inspanningen worden gedaan om de schildpad te redden, voordat ze in het net verstrikt geraakt, en daartoe moet indien nodig ook een speedboot worden ingezet;

— indien een schildpad in het net verstrikt is, moet de netrol worden stilgelegd zodra de schildpad uit het water komt en pas opnieuw worden gestart als de schildpad is bevrijd en is vrijgelaten;

— indien een schildpad aan boord van een vaartuig wordt gebracht, moeten alle passende methodes worden gebruikt om de schildpad uit het water te halen, voordat ze opnieuw overboord wordt gezet;

— vaartuigen voor de tonijnvisserij moet een verbod worden opgelegd om zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee te gooien.

16.   Technische instandhoudingsmaatregelen in de Ierse Zee

De in de artikelen 2, 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 254/2002 bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen worden tijdelijk toegepast in 2004.

17.   Bijzondere voorwaarden voor de schelvisvisserij in de Noordzee

a) In dit punt wordt onder „beschermingszone voor kabeljauw” het gedeelte van ICES-gebied IV in de hierna volgende vakken verstaan, dat verder dan 12 zeemijlen van de basislijn verwijderd ligt:

49E6, 48E6, 47E6, 50E7, 49E7, 48E7, 50E8, 51E9, 50E9, 49E9, 50F0, 49F0, 48F0, 47F0, 46F0, 45F0, 51F1, 50F1, 49F1, 48F1, 47F1, 46F1, 45F1, 44F1, 50F2, 49F2, 48F2, 47F2, 46F2, 45F2, 44F2, 46F3, 45F3, 44F3, 45F4, 44F4, 43F5, 43F6, 43F7, 42F7, 38E9, 37E9, 37F0.

b) Vaartuigen waaraan een lidstaat een speciaal visdocument voor gerichte schelvisvisserij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94 heeft afgegeven moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

i. de nationale autoriteiten moeten ten minste vier uren van tevoren in kennis worden gesteld van de plaats waar en het tijdstip waarop een aanlanding van vis zal plaatsvinden, tenzij de aanlandingen plaatsvinden binnen het door de lidstaat gespecificeerde tijdsbestek;

ii. deze aanlandingen mogen uitsluitend plaatsvinden in havens die door de lidstaat van de vlag zijn vastgesteld;

iii. de terzake dienende logboekbladen moeten aan de nationale autoriteiten worden overgelegd voordat met het lossen van de aan boord gehouden vangsten wordt begonnen;

iv. de aan boord gehouden vangsten mogen niet worden gelost voordat de bevoegde nationale autoriteiten daarvoor toestemming hebben gegeven;

v. de hoeveelheid kabeljauw die aan boord wordt gehouden mag niet meer bedragen dan 5 % van het levend gewicht van de hoeveelheid mariene organismen aan boord;

vi. er mag geen vis worden overgeslagen op zee;

vii. er mag uitsluitend worden gevist buiten de beschermingszone voor kabeljauw;

viii. er mag niet in de beschermingszone voor kabeljauw worden gevaren, tenzij het aanwezige vistuig stevig is vastgesjord en opgeborgen;

ix. aan boord mag geen trawltuig met een maaswijdte van minder dan 100 mm worden bewaard of gebruikt.

c) De onder b) bedoelde speciale visdocumenten mogen geen looptijd van meer dan drie maanden hebben.

d) Als de geldigheidsduur van een speciaal visdocument is verstreken, mag in de periode van drie maanden volgend op het verstrijken niet voor hetzelfde vaartuig opnieuw een speciaal visdocument worden verleend als zich gedurende de looptijd van het eerste document een van de volgende gebeurtenissen heeft voorgedaan:

i. bij controle door de nationale dienst voor visserij-inspectie is gebleken dat het vaartuig een hoeveelheid kabeljauw aan boord heeft van meer dan 5 %, in levend gewicht, ten opzichte van alle aan boord behouden vis;

ii. het vaartuig kon geen VMS-verslag of, indien het VMS-systeem niet heeft gewerkt, geen verslag van de manuele positiebepaling overleggen, of legde een vals verslag over;

iii. bij controle van een aanlanding door de nationale dienst voor visserij-inspectie is gebleken dat het vaartuig een hoeveelheid vis van welke soort ook (in levend gewicht) heeft aangeland of aan boord heeft gehouden die meer dan 10 % hoger ligt dan de hoeveelheid die voor de betrokken soort in de uit hoofde van punt 17.b.iii) overgelegde logboekbladen is opgegeven;

iv. het vaartuig is door een nationale dienst voor visserij-inspectie waargenomen terwijl vis werd overgeslagen naar een ander vaartuig op zee;

v. het vaartuig is door een nationale dienst voor visserij-inspectie waargenomen terwijl vis werd aangeland zonder dat daarvoor de in punt 17.b.iv) bedoelde toestemming is gegeven;

vi. het vaartuig is door een nationale dienst voor visserij-inspectie waargenomen in de beschermingszone voor kabeljauw, terwijl het vistuig niet was vastgesjord en opgeborgen;

vii. bij controle door een nationale dienst voor visserij-inspectie is gebleken dat het vaartuig de bepalingen van Verordening nr. 850/98 heeft overtreden;

viii. het vaartuig is door een nationale dienst voor visserij-inspectie waargenomen terwijl er vis werd gelost zonder dat vooraf de in punt 17.b.iii) bedoelde logboekbladen waren overgelegd.

e) Een lidstaat mag schelvis gevist in de periode van 1 januari tot en met 21 april 2004, registreren als gevangen binnen of buiten de onder a) bedoelde zone.

18.   Wetenschappelijke monitoring

a) De in de punten 5, 7, 13 en 16 genoemde maatregelen zijn niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend ten behoeve van wetenschappeljk onderzoek en met toestemming en onder toezicht van de betrokken lidstaat worden verricht en waarvan de Commissie en de lidstaat in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, van tevoren in kennis zijn gesteld.

b)

Mariene organismen die voor de onder a) beschreven doeleinden worden gevangen, mogen opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden worden, mits:

zij beantwoorden aan de normen van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 850/98 en aan de overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur vastgestelde normen of

rechtstreeks worden verkocht voor andere doeleinden dan menselijke consumptie.

19.   Verbod op trawlvisserij in de wateren rond de Azoren, de Canarische Eilanden en Madera

In wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de lidstaten vallen, mogen vaartuigen geen bodemtrawls of soortgelijke sleepnetten die in contact komen met de bodem van de zee, gebruiken in de gebieden die worden begrensd door een lijn die de volgende coördinaten verbindt:

a) Azoren



36° 00′ NB

23° 00′ WL

42° 00′ NB

23° 00′ WL

42° 00′ NB

34° 00′ WL

36° 00′ NB

34° 00′ WL

b) Canarische Eilanden en Madeira



27° 00′ NB

19° 00′ WL

26° 00′ NB

15° 00′ WL

29° 00′ NB

13° 00′ WL

36° 00′ NB

13° 00′ WL

36° 00′ NB

19° 00′ WL



Aanhangsel 1 van bijlage IV

Omschrijving van het ontsnappingspaneel in het bovenste deel van de kuil („BACOMA”)

Het betreft een paneel met vierkante mazen van 110 mm binnendiameter (geopend) in de kuil, met mazen van 105 mm of groter, van trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijke sleepnetten.

Het ontsnappingspaneel is een rechthoekig stuk net in de kuil. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

Afmetingen van kuil, tunnel en achtereind van de trawl

De kuil bestaat uit twee gelijke netdelen, aan de zijkanten met een naadlijn aan elkaar vastgemaakt.

Het is verboden netten aan boord te hebben met meer dan 100 open ruitvormige mazen in de omtrek van de kuil, met uitsluiting van de aanslag en de naadlijn.

Het aantal open ruitvormige mazen, de mazen in de naadlijnen niet meegerekend, op elk punt waar ook in de omtrek van de tunnel mag niet kleiner noch groter zijn dan het maximumaantal mazen in de omtrek aan de voorkant van de kuil in enge zin en aan het achtereind van de trechter, de mazen in de naadlijnen niet meegerekend (zie figuur 1).

Plaats van bevestiging van de panelen

Het ontsnappingspaneel wordt aangebracht in het bovenste deel van de kuil. Het paneel eindigt niet meer dan 4 mazen van de pooklijn, de rij handgebreide mazen waardoorheen de pooklijn is bevestigd meegerekend (zie figuur 2).

Grootte van de panelen

De breedte van het paneel, uitgedrukt in aantal benen, moet gelijk zijn aan het aantal open ruitvormige mazen in het bovenste netdeel gedeeld door twee. In gevallen waarin zulks noodzakelijk is, zal worden toegestaan dat in het bovenste netdeel maximaal 20 % van het aantal open ruitvormige mazen — gelijk verdeeld aan weerszijden van het ontsnappingspaneel — worden behouden (zie figuur 3).

De lengte van het paneel bedraagt minimaal 3,5 meter.

Netwerk

De mazen in het ontsnappingspaneel moeten een maaswijdte van ten minste 110 mm hebben. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil. Het netwerk moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen of netmateriaal met dezelfde bewezen selectieve eigenschappen (stijfheid, sterkte en stabiliteit). Het garen moet een diameter van ten minste 4,9 mm hebben.

Overige voorschriften

In de figuren 4a, 4b en 4c tot en met c wordt gespecificeerd hoe het paneel moet worden aangebracht. De verdeelstrop moet ten minste 4 meter lang zijn.

image

Figuur 1

Op basis van vorm en functie kunnen bij trawlnetten drie secties worden onderscheiden. De trawl bevat altijd een trechtervormig gedeelte dat vaak tussen 10 en 40 m lang is. De tunnel is cilindervormig en vervaardigd uit één of twee netten van 49,5 mazen diep, hetgeen overeenkomt met een lengte in gestrekte toestand van 6 tot 12 meter. De kuil is eveneens cilindervormig en vaak vervaardigd van dubbelgetwijnd garen voor een betere slijtagebestendigheid. De kuil heeft vaak een diepte van 49,5 mazen, oftewel circa 6 meter, maar kan bij kleinere vaartuigen korter (2 tot 4 meter) zijn. Het deel onder de verdeelstrop wordt de zak genoemd.

image

Figuur 2

Tussen het ontsnappingspaneel en de pooklijn zitten vier mazen: 3,5 ruitvormige mazen van de bovenkant van de kuil en één rij van een halve handgebreide maas waardoorheen de pooklijn is bevestigd.

image

Figuur 3

Aan de bovenkant mogen twintig procent ruitvormige mazen — in de dwarsrichting van het net van de ene naadlijn tot de andere — worden behouden. Bijvoorbeeld (zoals op figuur 3) bij een net van 30 open mazen breed, is dat 6 ruitvormige mazen. De verdeling is dan drie mazen aan weerszijden van het ontsnappingspaneel. Het ontsnappingspaneel is dan 12 benen breed (30 − 6 = 24 ruitvormige mazen, gedeeld door 2).

image

Figuur 4a

Opbouw onderpaneel van 49,5 mazen diep

image

Figuur 4b

Opbouw toppaneel, afmetingen en positie van ontsnappingspaneel, in netten met een ontsnappingspaneel dat van naadlijn tot naadlijn loopt

image

Figuur 4c

Opbouw toppaneel in netten met 20 % ruitvormige mazen, gelijk verdeeld aan weerszijden van het ontsnappingspaneel



Aanhangsel 2 van bijlage IV

GESLEEPT VISTUIG: Skagerrak en Kattegat

Maaswijdten, doelsoorten en vereiste vangstpercentages die van toepassing zijn bij het gebruik van één enkele maaswijdte



Soort

Maaswijdte (mm)

<16

16-31

32-69

32-69

35-69

70-89 (5)

≥90

Minimumpercentage doelsoorten

50 % (6)

50 % (6)

20 % (6)

50 % (6)

20 % (6)

20 % (7)

30 % (8)

geen

Zandspiering (Ammodytidae(3)

x

x

x

x

x

x

x

x

Zandspiering (Ammodytidae)  (4)

x

x

x

x

x

x

Kever (Trisopterus esmarkii)

x

x

x

x

x

x

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

x

x

x

x

x

x

Grote Pieterman (Trachinus draco(1)

x

x

x

x

x

x

Weekdieren (behalve Sepia)  (1)

x

x

x

x

x

x

Geep (Belone belone)  (1)

x

x

x

x

x

x

Grauwe poon (Eutrigla gurnardus)  (1)

x

x

x

x

x

x

Zilvervis (Argentina spp.)

x

x

x

x

x

Sprot (Sprattus sprattus)

x

x

x

x

x

x

Paling (Anguilla anguilla)

x

x

x

x

x

Noordzeegarnaal/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus(2)

x

x

x

x

x

Makreel (Scomber spp.)

x

x

x

Horsmakreel (Trachurus spp.)

x

x

x

Haring (Clupea harengus)

x

x

x

Noordse garnaal (Pandalus borealis)

x

x

x

Noordzeegarnaal/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus)  (1)

x

x

x

Wijting (Merlangius merlangus)

x

x

Noorse kreeft, langoestine (Nephrops norvegicus)

x

x

Alle andere mariene organismen

x

(1)   Alleen binnen vier mijl vanaf de basislijnen.

(2)   Buiten vier mijl vanaf de basislijnen.

(3)   Van 1 maart tot en met 31 oktober in het Skagerrak en van 1 maart tot en met 31 juli in het Kattegat.

(4)   Van 1 november tot en met de laatste dag van februari in het Skagerrak en van 1 augustus tot en met de laatste dag van februari in het Kattegat.

(5)   Bij toepassing van deze maaswijdte moeten de kuil en de tunnel zijn vervaardigd van vierkant gemaasde panelen.

(6)   Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoestine en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 10 % bedragen.

(7)   Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoestine en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 50 % bedragen.

(8)   Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, schartong, schar, zwarte koolvis en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 60 % bedragen.



BIJLAGE V

TIJDELIJKE BEPERKING VAN DE VISSERIJ-INSPANNING EN AANVULLENDE VOORWAARDEN OP HET GEBIED VAN CONTROLE, INSPECTIE EN TOEZICHT IN DE CONTEXT VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE VISBESTANDEN

Algemene bepalingen

1) De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 10 m.

2) Deze bijlage geldt voor de als volgt omschreven geografische gebieden:

a) Kattegat (ICES-sector IIIa zuid),

Skagerrak en Noordzee (ICES-sectoren IVa, b, c, IIIa noord en IIa EG),

wateren ten westen van Schotland (ICES-sector VIa),

oostelijk deel van het Kanaal (ICES-sector VIId), en

Ierse Zee (ICES-sector VIIa);

b) voor vaartuigen waarvan aan de Commissie is meegedeeld dat zij zijn uitgerust met passende volgsystemen, geldt de volgende definitie van de wateren ten westen van Schotland (ICES-sector VIa):

ICES-sector VIa met uitzondering van het gebied ten westen van de rechte lijnen die de volgende geografische coördinaten verbinden:

60° 00′ N, 04° 00′ W

59° 45′ N, 05° 00′ W

59° 30′ N, 06° 00′ W

59° 00′ N, 07° 00′ W

58° 30′ N, 08° 00′ W

58° 00′ N, 08° 00′ W

58° 00′ N, 08° 30′ W

56° 00′ N, 08° 30′ W

56° 00′ N, 09° 00′ W

55° 00′ N, 09° 00′ W

55° 00′ N, 10° 00′ W

54° 30′ N, 10° 00′ W.

3) In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied en buitengaatsheid verstaan:

a) de periode van 24 uur die aanvangt om 00.00 uur op een welbepaalde kalenderdag en eindigt om 24.00 uur op dezelfde kalenderdag of een deel van deze periode gedurende welke een vaartuig in een van de in punt 2 omschreven gebieden aanwezig en buitengaats is, ofwel

b) een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig in een van de onder punt 2 omschreven gebieden aanwezig en buitengaats is, of enig gedeelte van die periode.

Een lidstaat die de onder b) vermelde definitie van een dag van aanwezigheid in het gebied en buitengaatsheid wenst te gebruiken, moet de Commissie meedelen op welke wijze de activiteiten van de vaartuigen zullen worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat aan de onder b) vermelde voorwaarden wordt voldaan.

4) Deze bijlage heeft betrekking op de volgende categorieën vistuig:

a) bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van ten minste 100 mm, met uitzondering van boomkorren;

b) boomkorren met een maaswijdte van ten minste 80 mm;

c) staande demersale netten met inbegrip van kieuwnetten, schakels en warnetten;

d) demersale beuglijnen;

e) bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte tussen 70 mm en 99 mm, met uitzondering van boomkorren met een maaswijdte tussen 80 en 99 mm;

f) bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte tussen 16 mm en 31 mm, met uitzondering van boomkorren.

Visserij-inspanning

5) De lidstaten zien erop toe dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze een van de in punt 4 genoemde vistuigen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 6 bepaalde aantal dagen in het gebied aanwezig en buitengaats zijn.

6)

a) Het maximale aantal dagen in een kalendermaand waarop een vaartuig in het gebied aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het een van de in punt 4 genoemde vistuigen aan boord heeft, staat vermeld in tabel I.



Tabel I

Maximum aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en buitengaatsheid per vistuig

Gebied omschreven in punt

Categorie vistuig genoemd in punt

4a

4b

4c

4d

4e

4f

2a  kattegat, Skagerrak en Noordzee, wateren ten westen van Schotland, oostelijk deel van het Kanaal, Ierse Zee

10

14

14

17

22

20

b) Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en buitengaatsheid bijeentellen binnen beheersperioden van maximaal elf kalendermaanden. De lidstaten delen de Commissie vóór het begin van een bijeengetelde periode mee dat zij voornemens zijn beheersperioden bijeen te tellen.

c) Op basis van de resultaten die zijn behaald met de sinds 1 januari 2002 uitgevoerde oplegprogramma's kan de Commissie de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in een gebied aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het een van de in punt 4 genoemde vistuigen aan boord heeft.

Lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de voltooide oplegprogramma's.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie, na overleg met de lidstaten, het onder punt a) vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen.

d) Afwijkingen van het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en buitengaatsheid kunnen door de lidstaten aan vaartuigen worden toegestaan onder de voorwaarden van tabel II.

Lidstaten die van dit grotere aantal dagen gebruik wensen te maken, delen de Commissie ten minste twee weken vóór het tijdstip van toewijzing van het grotere aantal dagen de bijzonderheden van de begunstigde vaartuigen en hun precieze vangstcijfers mee.



Tabel II

Afwijkingen van het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en buitengaatsheid en daaraan verbonden voorwaarden

Gebied omschreven in punt 2

Vistuig genoemd in punt 4

Vangstcijfers van het vaartuig voor 2002 (1)

Dagen

2a

4a, 4e

minder dan 5 % van elk van de volgende soorten: kabeljauw, tong en schol

geen beperking (3)

2a

4a, 4b

minder dan 5 % kabeljauw

100 < 120 mm maximaal 14 ≥ 120 mm maximaal 15

2a Kattegat (ICES-sector IIIa zuid), Noordzee

4c vistuig met een maaswijdte van tenminste 220 mm

minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 5 % tarbot en snotdolf

maximaal 16

2a oostelijk deel van het Kanaal (ICES-sector VIId)

4c vistuig met een maaswijdte van ten hoogste 110 mm

vaartuigen van minder dan 15 m lengte die meer dan 35 % niet-gereglementeerde soorten aanlanden en die niet langer dan 24 uur buitengaats zijn (2)

maximaal 20

(1)   Zoals bevestigd door het EG-logboek — gemiddelde jaarlijkse aanlanding in levend gewicht.

(2)   Onverminderd deze bepaling is de afwijking ook van toepassing op ten hoogste 6 vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren, geregistreerd zijn in de Gemeenschap en een lengte over alles hebben van ten minste 15 m. Een lijst van zulke vaartuigen wordt vóór 1 februari 2004 aan de Commissie meegedeeld.

(3)   Het vaartuig mag gedurende het aantal dagen van de betrokken maand in het gebied aanwezig zijn.

Indien een vaartuig als gevolg van zijn lage vangstcijfers voor bepaalde soorten een groter aantal dagen krijgt toegewezen, mag dat vaartuig nooit meer dan de in tabel II vermelde percentages van die soorten aan boord houden. Wanneer een vaartuig niet aan deze voorwaarde voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de extra dagen.

e) Op verzoek van een lidstaat kan de Commissie overeenkomstig de eerste regel van tabel II voor de koolvisvisserij een afwijking toestaan zonder de vereiste dat de bijvangst aan respectievelijk kabeljauw, tong en schol in eerdere visjaren minder dan 5 % bedroeg. De lidstaat doet zijn verzoek vergezeld gaan van de bijzonderheden van de in aanmerking komende vaartuigen, alsmede van bewijzen van hun quotumrecht en gegevens over hun geplande activiteiten. Het verzoek wordt ten minste vier weken vóór het begin van de eerste beheersperiode waarin de dagen zullen worden toegewezen, bij de Commissie ingediend.

Een vaartuig waaraan op grond van deze bepaling extra dagen zijn toegewezen, mag nooit meer dan 5 % aan respectievelijk kabeljauw, tong en schol aan boord houden.

De bevoegde autoriteiten oefenen op zee en in de haven controle en toezicht uit om na te gaan of aan bovenstaande eis wordt voldaan. Een vaartuig dat niet aan de eis blijkt te voldoen, verliest met onmiddellijke ingang het recht op de extra dagen.

f) Rekening houdend met de gebiedssluiting in de Ierse Zee voor de bescherming van paaivis en de veronderstelde vermindering van de visserijsterfte bij kabeljauw zullen twee extra dagen beschikbaar zijn voor vaartuigen uit de vistuigcategorieën 4a en 4b die meer dan de helft van de hun toegewezen dagen in een beheersperiode besteden aan het vissen in de Ierse Zee.

7) Vóór de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan heeft het vaartuig niet het recht om met het in punt 4 genoemde vistuig binnen de in punt 2 omschreven gebieden te vissen.

Wanneer de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger meedeelt dat twee van de in punt 4 genoemde categorieën vistuig worden gebruikt, is het totale aantal tijdens de komende beheersperiode beschikbare dagen niet meer dan de helft van de som van de dagen waarop het vaartuig voor elk van beide vistuigen recht heeft, zulks afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Het is niet toegestaan een van beide vistuigen gedurende meer dagen te gebruiken dan het voor dat vistuig in tabel I vermelde aantal dagen.

De mogelijkheid om twee vistuigen te gebruiken, kan alleen worden gebruikt indien aan de volgende controlevoorschriften wordt voldaan:

— tijdens een visreis mag het vissersvaartuig slechts vistuig van één van de in punt 4 genoemde categorieën aan boord hebben;

— voorafgaand aan een visreis deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger aan de bevoegde autoriteiten mee welk type vistuig aan boord zal zijn, tenzij dat type vistuig niet verschilt van het type dat bij de vorige reis is meegedeeld.

De bevoegde autoriteiten oefenen op zee en in de haven controle en toezicht uit om na te gaan of aan bovenstaande twee voorschriften is voldaan. Een vaartuig dat niet aan deze voorschriften blijkt te voldoen, verliest met onmiddellijke ingang het recht om twee categorieën vistuig te gebruiken.

Een vaartuig dat een of meer van de in punt 4 genoemde categorieën vistuig (gereglementeerd vistuig) wenst te gebruiken in combinatie met ander, niet in punt 4 genoemd vistuig (niet-gereglementeerd vistuig), is niet onderworpen aan beperkingen wat het gebruik van het niet-gereglementeerde vistuig betreft. Er moet vooraf worden meegedeeld wanneer het gereglementeerde vistuig door het betrokken vaartuig zal worden gebruikt. Op tijdstippen waarvoor een dergelijke mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig geen in punt 4 genoemd vistuig aan boord hebben. Het betrokken vaartuig moet gemachtigd en toegerust zijn om alternatieve visserijactiviteiten te verrichten.

8) Een vaartuig dat aanwezig is in één van de in punt 2 omschreven gebieden en dat één van de in punt 4 genoemde typen vistuig aan boord heeft, mag niet tegelijkertijd één van de andere in punt 4 genoemde typen vistuig aan boord hebben.

9)

a) Nadat een vaartuig het aantal in het gebied en buitengaats door te brengen dagen waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten de in punt 2 omschreven gebieden blijven, tenzij het gebruikmaakt van niet-gereglementeerd vistuig als bedoeld in punt 7.

b) In elke beheersperiode kan een vaartuig andere dan met de visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de uit hoofde van punt 6 toegewezen dagen, mits het vaartuig de lidstaat vooraf in kennis stelt van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten, en mits het voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visserijvergunning. Gedurende die activiteiten hebben de vaartuigen geen vistuig of vis aan boord.

10)

a) Een lidstaat kan toestaan dat zijn vissersvaartuigen hun in het gebied en buitengaats door te brengen dagen voor dezelfde beheersperiode en hetzelfde gebied overdragen aan andere vissersvaartuigen van die lidstaat, mits het product van het ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van het ontvangende vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen.

b) Het product van het overeenkomstig a) overgedragen totale aantal in het gebied en buitengaats doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002 en 2003 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd door het EG-logboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

c) Het overdragen van dagen overeenkomstig a) is alleen toegestaan tussen vaartuigen uit dezelfde in punt 6, onder a), genoemde vistuigcategorie, die werken in dezelfde aldaar genoemde gebieden en gedurende dezelfde beheersperiode.

d) Overdrachten van dagen van vaartuigen die de in punt 6, onder d) en e), en punt 7 bedoelde toewijzing genieten, zijn niet toegestaan.

e) Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden.

11) Een vaartuig dat nog niet in één van de in punt 2 omschreven gebieden heeft gevist, mag door deze gebieden varen mits het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in één van de in punt 2 omschreven gebieden bevindt, moet eventueel aan boord aanwezig vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig het bepaalde in artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 (23).

12) Een lidstaat mag vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming verlenen om met vistuig genoemd in punt 4 te vissen in gebieden omschreven in punt 2, als deze vaartuigen zich in de jaren 2001, 2002 of 2003 in het betrokken gebied niet met dergelijke visserijactiviteiten hebben beziggehouden, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, aan de visserij in het gereglementeerde gebied wordt onttrokken.

Een vaartuig dat reeds een in punt 4 genoemd vistuig heeft gebruikt, kan evenwel toestemming krijgen voor het gebruik van een ander in dat punt genoemd vistuig, mits het voor dat laatste vistuig toegewezen aantal dagen ten minste even groot is.

13) Dagen die een vaartuig buitengaats heeft doorgebracht, maar waarop het niet kon vissen omdat het een ander vaartuig dringende hulp moest verlenen, of dagen die een vaartuig buitengaats heeft doorgebracht, maar waarop het niet kon vissen omdat het een gewond bemanningslid moest vervoeren met het oog op dringende medische verzorging, worden door de lidstaten niet in mindering gebracht op de overeenkomstig deze bijlage aan het betrokken vaartuig toegekende aantal dagen. De betrokken lidstaat dient dergelijke besluiten binnen een maand bij de Commissie te rechtvaardigen en haar daarbij bewijzen van de bevoegde autoriteiten omtrent de noodsituatie over te leggen.

Controle, inspectie en toezicht

14) Onverminderd het bepaalde in artikel 19 bis van Verordening (EEG) nr. 2847/93, zijn de artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van die verordening van toepassing op de vaartuigen die de in punt 4 genoemde typen vistuig aan boord hebben en die actief zijn in de in punt 2 omschreven gebieden.

15) De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in punt 14 van deze bijlage bedoelde aangifteverplichtingen, mits eerstgenoemde maatregelen even doeltreffend en transparant zijn. Die maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld alvorens zij worden toegepast.

16) Na een bezoek aan één van de in tabel III genoemde gebieden, meldt de kapitein van een vissersvaartuig van de Gemeenschap of zijn vertegenwoordiger ten minste vier uur voordat hij met meer dan de in die tabel vermelde hoeveelheden van een vissoort aan boord binnenvaart in de haven of aankomt op de plaats van aanlanding van een lidstaat, het volgende aan de bevoegde autoriteiten van die lidstaat:

— naam van de haven of plaats van aanlanding,

— de geschatte aankomsttijd in die haven of op de plaats van aanlanding;

— de hoeveelheden aan boord, in kg levend gewicht, per soort waarvan meer dan 50 kg aan boord is.

17) De bevoegde autoriteiten van een lidstaat waar een vooraf aan te melden aanlanding moet plaatsvinden, kunnen bepalen dat het lossen pas kan beginnen wanneer die autoriteiten daarmee hebben ingestemd.



Tabel III

Aanlandingshoeveelheden in t, per gebied en per soort, waarboven bijzondere voorschriften gelden

Gebied omschreven in punt

Hoeveelheid per soort in t

kabeljauw

PN

DP

2a  Kattegat, Skagerrak en Noordzee, wateren ten westen van Schotland, oostelijk deel van het Kanaal, Ierse Zee

1

2

PN — Voorafgaande kennisgeving overeenkomstig punt 16.

DP — Aangewezen haven overeenkomstig punt 19.

18) Wanneer de kapitein van een vissersvaartuig van de Gemeenschap of zijn vertegenwoordiger een hoeveelheid vis wil overladen of lossen op zee dan wel aanlanden in een haven of op een plaats van aanlanding van een derde land, deelt hij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat ten minste 24 uur voor het overladen, lossen of aanlanden de in punt 16 genoemde gegevens mee.

19) Vaartuigen die in één van de in tabel III genoemde gebieden zijn geweest, mogen per vissoort niet meer dan de in die tabel (onder DP) vermelde hoeveelheden aanvoeren buiten een aangewezen haven.

Elke lidstaat stelt de Commissie binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de lijst van aangewezen havens en, uiterlijk 30 dagen later, van de inspectie- en controleprocedures, met inbegrip van de omstandigheden en voorwaarden in die havens voor het registreren en melden van de hoeveelheden van de in artikel 12 van deze verordening genoemde soorten en bestanden binnen elke aanlanding. De Commissie geeft deze informatie door aan alle lidstaten.

20) In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (24), bedraagt de toegestane afwijking bij de raming in kg van hoeveelheden vis aan boord van schepen zoals bedoeld in punt 14,8 % ten opzichte van de logboekgegevens.

21) Het is verboden hoeveelheden kabeljauw gemengd met andere soorten mariene organismen in containers aan boord van een vissersvaartuig te houden. Containers met kabeljauw moeten gescheiden van andere containers in het ruim worden geplaatst.

22) De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid kabeljauw die is gevangen in één van de in punt 2 omschreven gebieden en die in de betrokken lidstaat voor het eerst wordt aangeland, in aanwezigheid van controleurs wordt gewogen voordat ze vanuit de haven van eerste aanlanding wordt vervoerd. Van kabeljauw die voor het eerst wordt aangeland in een krachtens punt 19 aangewezen haven, worden representatieve monsters die ten minste 20 % van de aangelande hoeveelheid vertegenwoordigen, in aanwezigheid van door de lidstaten erkende controleurs gewogen voordat de vis voor eerste verkoop wordt aangeboden en wordt verkocht. Te dien einde delen de lidstaten de Commissie binnen een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening nadere gegevens mee betreffende de te gebruiken bemonsteringsmethode.

23) In afwijking van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moeten alle hoeveelheden van meer dan 50 kg van één van de in artikel 12 van deze verordening genoemde soorten die worden vervoerd naar een andere plaats dan die van aanlanding of invoer, vergezeld zijn van een afschrift van één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde verklaringen betreffende de hoeveelheden van die vervoerde soorten. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93 geldt niet.

24) In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, kan de looptijd van het specifieke controleprogramma voor één van de in artikel 12 genoemde bestanden meer dan twee jaar bedragen vanaf de datum van inwerkingtreding.



BIJLAGE VI

VISSERIJ-INSPANNING VAN VAARTUIGEN DIE VISSEN OP ZANDSPIERING IN NOORDZEE EN SKAGERRAK

1. Van 1 januari tot en met 31 december 2004 zijn de in deze bijlage vastgestelde voorwaarden van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen die in de Noordzee en het Skagerrak vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm.

2. In deze bijlage wordt onder een dag buitengaats verstaan:

a) de periode van 24 uur die aanvangt om 00:00 uur op een welbepaalde kalenderdag en eindigt om 24.00 uur op dezelfde kalenderdag of een deel van deze periode;

b) een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur tussen de datum en het tijdstip van vertrek en de datum en het tijdstip van aankomst, of een deel van een dergelijke periode.

3. Iedere lidstaat brengt uiterlijk 1 maart 2004 een gegevensbank tot stand die voor de Noordzee en het Skagerrak voor de jaren 2001, 2002 en 2003, en voor ieder vaartuig dat de vlag van de betrokken lidstaat voert en in het register van de Gemeenschap staat ingeschreven en met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm heeft gevist, de volgende gegevens bevat:

a) de naam en het intern registratienummer van het vaartuig;

b) het motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, gemeten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (25);

c) het voor de visserij met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm buitengaats doorgebrachte aantal dagen;

d) het aantal kilowattdagen, d.w.z. het product van het aantal buitengaats doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt.

4. Vervolgens moet iedere lidstaat het volgende berekenen:

a) het totaal aantal kilowattdagen voor ieder jaar, d.w.z. de som van het overeenkomstig punt 3, onder d), berekende gemiddelde aantal kilowattdagen;

b) het gemiddelde aantal kilowattdagen voor de periode 2001-2003.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat het aantal kilowattdagen in 2004 van alle hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen niet groter is dan het overeenkomstig punt 4, onder a) berekende aantal voor 2003.

6. Zo spoedig mogelijk, maar voor 15 juni 2004 herziet de Commissie het in punt 5 bedoelde maximale aantal kilowattdagen op basis van het advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) inzake de omvang van de jaargang van 2003 van het zandspieringbestand in de Noordzee, overeenkomstig het volgende:

a) als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2003 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV gelijk aan of groter is dan 500 000 miljoen stuks, is voor de rest van 2004 het aantal kilowattdagen niet gelimiteerd;

b) als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2003 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV tussen de 300 000 miljoen en 500 000 miljoen stuks is, is het maximale aantal kilowattdagen gelijk aan het niveau van 2003 zoals berekend overeenkomstig punt 4, onder a);

c) als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2003 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV kleiner dan 300 000 miljoen stuks is, is vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm voor de rest van 2004 verboden. Een beperkte vangst is echter toegestaan om het zandspieringbestand in de Noordzee en het Skagerrak en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden. Daartoe stellen de betrokken lidstaten in samenwerking met de Commissie een plan op voor het in het oog houden van de visserij.



BIJLAGE VII



Visserijzone

Visserijtak

Aantal vergunningen

Maximumaantal vaartuigen in het gebied op enig moment

Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen

Haring, benoorden 62° 00' NB

75

55

Demersale soorten, benoorden 62° 00' NB

80

50

Makreelvisserij met de ringzegen, bezuiden 62° 00' NB

11

Niet relevant

Makreelvisserij met de trawl, bezuiden 62° 00' NB

19

Niet relevant

Makreelvisserij met de ringzegen, benoorden 62° 00' NB

11 (1)

Niet relevant

Industriële soorten, bezuiden 62° 00' NB

480

150

Wateren van de Faeröer

Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer

26

13

Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met een minimummaaswijdte van 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62° 28' NB en ten oosten van 6° 30' WL

8

4

Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart - 31 mei en 1 oktober - 31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61° 20' NB en 62° 00' NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen.

70

26

Trawlvisserij op blauwe leng met netten met een minimummaaswijdte van 100 mm in het gebied ten zuiden van 61° 30' NB en ten westen van 9° 00' WL en in het gebied tussen 7° 00' WL en 9° 00' WL ten zuiden van 60° 30' NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60° 30' NB, 7° 00' WL en 60° 00' NB, 6° 00' WL.

70

20

Gerichte trawlvisserij op zwarte koolvis met netten met een minimummaaswijdte van 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt.

70

22

Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vergunningen kan met vier vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „voornaamste gebied voor de visserij op blauwe wijting” genaamd, in te stellen.

34

20

Lijnvisserij

10

6

Makreelvisserij

12

12

Haringvisserij benoorden 62° NB

21

21

IJsland

Alle visserijtakken

18

5

Wateren van de Russische Federatie

Alle visserijtakken

p.m.

p.m.

Kabeljauwvisserij

7  (2)

p.m.

Sprotvisserij

p.m.

p.m.

(1)   Te selecteren uit de elf vergunningen voor de makreelvisserij met de ringzegen bezuiden 62° 00' NB.

(2)   Uitsluitend van toepassing op schepen die onder de vlag van Letland varen.



Vlaggenstaat

Visserijtak

Aantal vergun-ningen

Maximumaantal vaartuigen in het gebied op enig moment

Noorwegen  (1)

Haring, benoorden 62° 00' NB

18

18

Faeröer

Makreel, VIa (benoorden 56° 30' NB), VIIe, f, h, horsmakreel, IV, VIa (benoorden 56° 30' NB), VIIe, f, h; haring, VIa (benoorden 56° 30' NB)

14

14

Haring (benoorden 62° 00' NB)

21

21

Haring, IIIa

4

4

Industrievisserij op kever en sprot, IV, VIa (benoorden 56° 30' NB); zandspiering, IV (met inbegrip van onvermijdbare bijvangsten van blauwe wijting)

15

15

Leng en lom

20

10

Blauwe wijting, VIa (benoorden 56° 30' NB), VIb, VII (bewesten 12° 00' WL)

20

20

Blauwe leng

16

16

Haringhaai (alle zones, behalve NAFO 3PS)

3

3

Russische Federatie

Haring, IIId (Zweedse wateren)

p.m.

p.m.

Haring, IIId (Zweedse wateren, niet-vissende moederschepen)

p.m.

p.m.

Sprot

4  (2)

p.m.

Barbados

Peneide garnalen  (3) (Frans-Guyanese wateren)

5

p.m.  (4)

Snappers  (5) (Frans-Guyanese wateren)

5

p.m.

Frans-Guyana

Peneide garnalen  (3) (Frans-Guyanese wateren)

p.m.

p.m.  (4)

Suriname

Peneide garnalen  (3) (Frans-Guyanese wateren)

5

p.m.  (6)

Trinidad en Tobago

Peneide garnalen  (3) (Frans-Guyanese wateren)

8

p.m.  (7)

Japan

Tonijn  (8) (Frans-Guyanese wateren)

p.m.

Zuid-Korea

Tonijn  (8)(Frans-Guyanese wateren)

p.m.

p.m.  (7)

Venezuela

Snappers  (5)(Frans-Guyanese wateren)

41

p.m.

Haaien  (5)(Frans-Guyanese wateren)

4

p.m.

(1)   In afwachting van de afsluiting van het visserijoverleg met Noorwegen voor 2004.

(2)   Uitsluitend van toepassing op de Letse zone van de EG-wateren.

(3)   De vergunningen voor het vissen op garnaal in de wateren van het Departement Frans-Guyana worden afgegeven op basis van een door de autoriteiten van het betrokken derde land over te leggen en door de Commissie goed te keuren visplan. De geldigheidsduur van ieder van deze vergunningen is beperkt tot de visperiode die in het visplan, op basis waarvan de vergunning is afgegeven, is bepaald

(4)   Het jaarlijkse aantal dagen op zee blijft beperkt tot 200.

(5)   Mag uitsluitend worden gevist met beuglijnen of vallen (snappers) of met beuglijnen of maasnetten met een minimummaaswijdte van 100 mm, en op diepten beneden de 30 m (haaien). Voor afgifte van deze vergunningen dient bewijs te worden overgelegd van het bestaan van een geldige overeenkomst tussen de eigenaar van het schip die de vergunning aanvraagt, en een in het Departement Frans-Guyana gelegen verwerkingsbedrijf. Deze overeenkomst dient bovendien de verplichting te bevatten, dat ten minste 75 % van alle snappervangsten, dan wel 50 % van alle haaienvangsten, van het betrokken schip in het Departement Frans-Guyana wordt aangeland, zodat deze vangsten verwerkt kunnen worden in het aldaar gelegen verwerkingsbedrijf. De zover genoemde overeenkomst moet bekrachtigd worden door de Franse autoriteiten, die erop dienen toe te zien dat de overeenkomst klopt met de werkelijke capaciteit van het verwerkingsbedrijf waarmee de overeenkomst is gesloten, alsook met de doelstellingen voor de ontwikkeling van de Frans-Guyanese economie. Een afschrift van de naar behoren bekrachtigde overeenkomst dient bij de aanvraag voor de vergunning te worden gevoegd. Ingeval de bekrachtiging geweigerd wordt, stellen de Franse autoriteiten de betrokken partij en de Commissie hiervan, alsmede van de redenen van de weigering, in kennis.

(6)   Het jaarlijkse aantal dagen op zee blijft beperkt tot [p.m.].

(7)   Het jaarlijkse aantal dagen op zee blijft beperkt tot 350.

(8)   Mag alleen gevist worden met beuglijnen.

DEEL III

AANGIFTE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 15, LID 2

image



BIJLAGE VIII

DEEL I

IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS

Bij het vissen in de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap waarvoor de communautaire visserijvoorschriften gelden, moeten onmiddellijk na de onderstaande activiteiten de volgende gegevens in het logboek worden genoteerd.

Na iedere trek:

1.1. gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

1.2. datum en tijdstip van de trek;

1.3. geografische positie tijdens de trek;

1.4. gebruikte vismethode.

Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:

2.1. de vermelding „ontvangen van” of „overgeladen op”;

2.2. de overgeladen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

2.3. naam, identificatieletters en -nummers van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond.

2.4. overlading van kabeljauw is niet toegestaan.

Na iedere aanvoer in een haven van de Gemeenschap

3.1. naam van de haven;

3.2. aangevoerde hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht).

Na ieder bericht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen

4.1. datum en tijdstip van het bericht;

4.2. aard van het bericht: IN, OUT, ICES, WKL of 2 WKL;

4.3. bij een radiobericht: naam van het radiostation.

DEEL II

LOG-BOOK MODEL

image



BIJLAGE IX

INHOUD VAN DE BERICHTEN AAN DE COMMISSIE EN TRANSMISSIESPECIFICATIES

De hierna gevraagde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.

1.1. Telkens wanneer het vaartuig de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap binnenvaart waarvoor communautaire visserijvoorschriften gelden:

a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;

b) de hoeveelheden in het ruim (in kilogram levend gewicht), per vissoort;

c) datum en ICES-sector waar de kapitein zal beginnen te vissen.

Wanneer het vaartuig om visserijtechnische redenen de hierboven bedoelde zone op een bepaalde dag meer dan eenmaal moet binnenvaren, is één mededeling bij het eerste binnenvaren voldoende.

1.2. Telkens wanneer het vaartuig de in punt 1.1 bedoelde zone verlaat:

a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;

b) de hoeveelheden in het ruim (in kg levend gewicht), per vissoort;

c) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

d) de ICES-sector waarin de vangsten zijn gedaan;

e) de hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, die op en/of vanuit andere vaartuigen zijn overgeladen sinds het vaartuig de zone is binnengevaren, onder vermelding van het vaartuig waarop de hoeveelheden zijn overgeladen;

f) de hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, die in een haven van de Gemeenschap zijn aangevoerd sinds het vaartuig de zone is binnengevaren.

Wanneer het vaartuig om visserijtechnische redenen de in punt 1.1 bedoelde zone op een bepaalde dag meer dan eenmaal moet binnenvaren, is een mededeling bij het laatste buitenvaren voldoende.

1.3. Wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren:

a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;

b) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

c) de ICES-sector waar de vangsten zijn gedaan.

1.4. Telkens wanneer het vaartuig van de ene naar de andere ICES-sector vaart:

a) de in punt 1.5 bedoelde gegevens;

b) de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

c) de ICES-sector waar de vangsten zijn gedaan.

1.5.

a) Naam, roepnaam, op het vaartuig aangebrachte identificatienummers en -letters van het vaartuig, en de naam van de kapitein;

b) nummer van de eventuele vergunning van het vaartuig;

c) volgnummer van het bericht voor de betrokken reis;

d) aanduiding van de aard van het bericht;

e) datum, tijdstip en geografische positie van het vaartuig.

2.1. De in punt 1 bedoelde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel (telex 24189 FISEU-B) worden meegedeeld via een van de in punt 3 vermelde radiostations en in de in punt 4 aangegeven vorm.

2.2. Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden doorgezonden.

3.



Naam van het radiostation

Roepnaam van het radiostation

Lyngby

OXZ

Land's End

GLD

Valentia

EJK

Malin Head

EJM

Torshavn

OXJ

Bergen

LGN

Farsund

LGZ

Florø

LGL

Rogaland

LGQ

Tjøme

LGT

Ålesund

LGA

Ørlandet

LFO

Bodø

LPG

Svalbard

LGS

Blåvand

OXB

Gryt

GRYT RADIO

Göteborg

SOG

Turku

OFK

4.   Vorm van de berichten

De in punt 1 bedoelde gegevens moeten onderstaande elementen bevatten en in onderstaande volgorde worden verstrekt:

— naam van het vaartuig;

— roepnaam van het vaartuig;

— op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;

— volgnummer van het bericht voor de betrokken visreis;

— aanduiding van de aard van het bericht aan de hand van de volgende code

— bericht bij het binnenvaren in een van de zones bedoeld in punt 1.1: „IN”,

— bericht bij het binnenvaren in een van de zones bedoeld in punt 1.1: „OUT”,

— bericht bij het varen van de ene naar de andere ICES-sector: „ICES”,

— wekelijks bericht: „WKL”,

— bericht om de drie dagen: „2 WKL”;

— datum, tijdstip en geografische positie;

— ICES-sector/deelgebied waar naar verwachting met de visserijactiviteit zal worden begonnen;

— datum waarop naar verwachting met de visserijactiviteit zal worden begonnen;

— het gewicht (in kg levend gewicht) van de vangsten, per vissoort, die zich in de ruimen bevinden, met gebruikmaking van de in punt 5 opgenomen code;

— de sedert het vorige bericht gevangen hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, met gebruikmaking van de in punt 5 vermelde code;

— ICES-sector/deelgebied waar de vangsten zijn gedaan;

— de sedert het vorige bericht op en/of vanuit andere vaartuigen overgeladen hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort;

— naam en roepnaam van het vaartuig waarop en/of waaruit deze hoeveelheden zijn overgeladen;

— gewicht (in kg levend gewicht) van de hoeveelheden, per vissoort, die sinds het vorige bericht zijn aangevoerd in een haven van de Gemeenschap;

— naam van de kapitein.

5.



Beryciden (Beryx spp.)

ALF

Lange schol (Hippoglossoides platessoides),

PLA

Ansjovis (Engraulis encrasicolus)

ANE

Zeeduivel (Lophius spp.)

MNZ

Zilvervis (Argentina silus)

ARG

Braam (Brama brama)

POA

Reuzenhaai (Cetorinhus maximus)

BSK

Zwarte haarstaartvis (Aphanopus carbo)

BSF

Blauwe leng (Molva dypterygia)

BLI

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

WHB

Atlantische seabobgarnaal (Xyphopenaeus kroyerii)

BOB

Kabeljauw (Gadus morhua)

COD

Garnaal (Crangon crangon)

CSH

Inktvis (Loligo spp.)

SQC

Doornhaai (Squalus acanthias)

DGS

Gaffelkabeljauwen (Phycis spp.)

FOR

Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

GHL

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

HAD

Heek (Merluccius merluccius)

HKE

Heilbot (Hippoglossus hippoglossus)

HAL

Haring (Clupea harengus)

HER

Horsmakreel (Trachurus trachurus)

HOM

Leng (Molva molva)

LIN

Makreel (Scomber scombrus)

MAC

Schartong (Lepidorhombus spp.)

LEZ

Noorse garnaal (Pandalus borealis)

PRA

Langoestine (Nephrops norvegicus)

NEP

Kever (Trisopterus esmarkii)

NOP

Atlantische slijmkop (Hoplostethus atlanticus)

ORY

Overige

OTH

Schol (Pleuronectes platessa)

PLE

Pollak (Pollachius pollachius)

POL

Haringhaai (Lamma nasus)

POR

Roodbaars (Sebastes spp.)

RED

Zeebrasem (Pagellus bogaraveo)

SBR

Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris)

RNG

Koolvis (Pollachius virens)

POK

Zalm (Salmo salar)

SAL

Zandspiering (Ammodytes spp.)

SAN

Sardine (Sardina pilchardus)

PIL

Haaien (Selachii, Pleurotremata)

SKH

Garnaal „Penaeus” (Penaeidae)

PEZ

Sprot (Sprattus sprattus)

SPR

Pijlinktvis (Illex spp.)

SQX

Tonijn (Thunnidae)

TUN

Torsk (Brosme brosme)

USK

Wijting (Merlangius merlangus)

WHG

Zandschar (Limanda ferruginea)

YEL



BIJLAGE X

LIJST VAN VISSOORTEN



Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Alpha-3 code

Bodemvissen

Kabeljauw

Gadus morhua

COD

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

HAD

Roodbaars

Sebastes sp.

RED

Roodbaars

Sebastes marinus

REG

Diepzeeroodbaars

Sebastes mentella

REB

Amerikaanse roodbaars

Sebastes fasciatus

REN

Zilverheek

Merluccius bilinearis

HKS

Atlantische gaffelkabeljauw (1)

Urophycis chuss

HKR

Koolvis

Pollachius virens

POK

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

PLA

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

WIT

Geelstaartschar

Limanda ferruginea

YEL

Arctische kabeljauw

Boreogadus saida

POC

Grenadiervis

Coryphaenoides rupestris

RNG

Noordelijke grenadiervis

Macrourus berglax

RHG

Zandspieringen

Ammodytes sp.

SAN

Zeedonderpadden

Myoxocephalus sp.

SCU

Scup

Stenotomus chrysops

SCP

Tautog-lipvis

Tautoga onitis

TAU

Blauwe tegelvis

Lopholatilus chamaeleonticeps

TIL

Witte heek (1)

Urophycis tenuis

HKW

Zeewolven (n.e.g.)

Anarhicas sp.

CAT

Zeewolf

Anarhichas lupus

CAA

Gevlekte zeewolf

Anarhichas minor

CAS

Zwarte heilbot

Reinharditius hippoglossoides

GHL

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

HAL

Amerikaanse winterschol

Pseudopleuronectes americanus

FLW

Zomerbot

Paralichthys dentatus

FLS

Amerikaanse griet

Scophthalmus aquosus

FLD

Platvissen (n.e.g.)

Pleuronectiformes

FLX

Amerikaanse zeeduivel

Lophius americanus

ANG

Amerikaanse ponen

Prionotus sp.

SRA

Atlantische tomcod

Microgadus tomcod

TOM

Blauwe diepzeekabeljauw

Antimora rostrata

ANT

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

WHB

Amerikaanse lipvis

Tautogolabrus adspersus

CUN

Torsk

Brosme brosme

USK

Groenlandse kabeljauw

Gadus ogac

GRC

Blauwe leng

Molva dypterygia

BLI

Leng

Molva molva

LIN

Bodemvissen (n.e.g.)

GRO

Pelagische vissen

Atlantische haring

Clupea harengus

HER

Makreel

Scomber scombrus

MAC

Atlantische botervis

Peprilus triacanthus

BUT

Menhaden

Brevoortia tyrannus

MHA

Makreelgeep

Scomberesox saurus

SAU

Amerikaanse ansjovis

Anchoa mitchilli

ANB

Blauwbaars

Pomatomus saltatrix

BLU

Paardenhorsmakreel

Caranx hippos

CVJ

Fregattonijn

Auxis thazard

FRI

Koningsmakreel

Scomberomourus cavalla

KGM

Gevlekte koningsmakreel

Scomberomourus maculatus

SSM

Zeilvis

Istiophorus platypterus

SAI

Witte marlijn

Tetrapturus albidus

WHM

Blauwe marlijn

Makaira nigricans

BUM

Snotdolf

Cyclopterus lumpus

LUM

Koningsombervis

Menticirrhus saxatilis

KGF

Noordelijke kogelvis

Sphoeroides maculatus

PUF

Puitalen (n.e.g.)

Lycodes sp.

ELZ

Atlantische puitaal

Macrozoarces americanus

OPT

Zwaardvis

Xiphias gladius

SWO

Witte tonijn

Thunnus alalunga

ALB

Boniet

Sarda sarda

BON

Dwergtonijn

Euthynnus alletteratus

LTA

Grootoogtonijn

Thunnus obesus

BET

Gewone tonijn

Thunnus thynnus

BFT

Gestreepte boniet

Katsuwonus pelamis

SKJ

Geelvintonijn

Thunnus albacares

YFT

Tonijnen (n.e.g.)

Scombridae

TUN

Pelagische vissen (n.e.g.)

PEL

Invertebraten

Langvinpijlinktvis

Loligo pealei

SQL

Kortvinpijlinktvis

Illex illecebrosus

SQI

Inktvissen (n.e.g.)

Loliginidae, Ommastrephidae

SQU

Amerikaanse zwaardschede

Ensis directus

CLR

Amerikaanse venusschelp

Mercenaria mercenaria

CLH

Borstelwormen (n.e.g.)

Polycheata

WOR

Degenkrab

Limulus polyphemus

HSC

Invertebraten (n.e.g.)

Invertebrata

INV

Andere vissen

Bastaardelft

Alosa pseudoharengus

ALE

Geelstaarten

Seriola sp.

AMX

Amerikaanse congeraal

Conger oceanicus

COA

Amerikaanse paling

Anguilla rostrata

ELA

Slijmprik

Myxine glutinosa

MYG

Amerikaanse elft

Alosa sapidissima

SHA

Zilversmelten (n.e.g.)

Argentina sp.

ARG

Noordkromp

Arctica islandica

CLQ

Grote strandgaper

Mya arenaria

CLS

Stevige strandschelp

Spisula solidissima

CLB

Stimpsons strandschelp

Spisula polynyma

CLT

Tweekleppigen (n.e.g.)

Prionodesmacea, Teleodesmacea

CLX

Kamschelp

Argopecten irradians

SCB

Calico-scallop

Argopecten gibbus

SCC

Noordelijke kamschelp

Chylamys islandica

ISC

Amerikaanse grote mantel

Placopecten magellanicus

SCA

Mantels en kamschelpen (n.e.g.)

Pectinidae

SCX

Noord-Amerikaanse oester

Crassostrea virginica

OYA

Mossel

Mytilus edulis

MUS

Busyconwulken (n.e.g.)

Busycon sp.

WHX

Alikruiken (n.e.g.)

Littorina sp.

PER

Weekdieren (n.e.g.)

Mollusca

MOL

Atlantische ombervis

Micropogonias undulatus

CKA

Atlantische geep

Strongylura marina

NFA

Zalm

Salmo salar

SAL

Atlantische koornaarvis

Menidia menidia

SSA

Atlantische draadvinnige haring

Opisthonema oglinum

THA

Glijkop

Alepocephalus bairdii

ALC

Zwarte trommelvis

Pogonias cromis

BDM

Zwarte zeebaars

Centropristis striata

BSB

Canadese elft

Alosa aestivalis

BBH

Lodde

Mallotus villosus

CAP

Riddervissen

Salvelinus sp.

CHR

Cobia

Rachycentron canadum

CBA

Gele pompano

Trachinotus carolinus

POM

Draadvinnige elft

Dorosoma cepedianum

SHG

Knorvissen (n.e.g.)

Pomadasyidae

GRX

Atlantische rotskrab

Cancer irroratus

CRK

Blauwe krab

Callinectes sapidus

CRB

Strandkrab

Carcinus maenas

CRG

Jonaskrab

Cancer borealis

CRJ

Arctische sneeuwkrab

Chionoecetes opilio

CRQ

Rode diepzeekrab

Geryon quinquedens

CRR

Augustinuskrab

Lithodes maia

KCT

Zeekrabben (n.e.g.)

Reptantia

CRA

Amerikaanse kreeft

Homarus americanus

LBA

Noorse garnaal

Pandalus borealis

PRA

Ringsprietgarnaal

Pandalus montagui

AES

Peneide garnalen (n.e.g.)

Penaeus sp.

PEN

Pandalide garnalen

Pandalus sp.

PAN

Zeewaterschelpdieren

Crustacea

CRU

Zee-egels

Strongylocentrotus sp.

URC

West-Atlantische fint

Alosa mediocris

SHH

Lantaarnvis

Notoscopelus sp.

LAX

Harders (n.e.g.)

Mugilidae

MUL

Grootbek

Peprilus alepidotus (=paru)

HVF

Varkenvis

Orthopristis chrysoptera

PIG

Amerikaanse spiering

Osmerus mordax

SMR

Rode ombervis

Sciaenops ocellatus

RDM

Gewone zeebrasem

Pagrus pagrus

RPG

Ruwe horsmakreel

Trachurus lathami

RSC

Zandbaars

Diplectrum formosum

PES

Schaapskopzeebrasem

Archosargus probatocephalus

SPH

Puntombervis

Leiostomus xanthurus

SPT

Gevlekte ombervis

Cynoscion nebulosus

SWF

Koningsombervis

Cynoscion regalis

STG

Gestreepte baars

Morone saxatilis

STB

Steuren (n.e.g.)

Acipenseridae

STU

Tarpoen

Tarpon (=megalops) atlanticus

TAR

Zalmachtigen (n.e.g.)

Salmo sp.

TRO

Amerikaanse zeebaars

Morone americana

PEW

Beryciden (n.e.g.)

Beryx sp.

ALF

Doornhaai

Squalus acantias

DGS

Doornhaaien (n.e.g.)

Squalidae

DGX

Gespikkelde scheurtandhaai

Odontaspis taurus

CCT

Haringhaai

Lamna nasus

POR

Makreelhaai

Isurus oxyrinchus

SMA

Donkere haai

Carcharhinus obscurus

DUS

Blauwe haai

Prionace glauca

BSH

Haaien (n.e.g.)

Squaliformes

SHX

Atlantische melkhaai

Rhizoprionodon terraenova

RHT

Zwarte hondshaai

Centroscyllium fabricii

CFB

Groenlandse haai

Sonmnousus microcephalus

GSK

Reuzenhaai

Cetorhinus maximus

BSK

Roggen (n.e.g.)

Raja sp.

SKA

Kleine rog

Leucoraja erinacea

RJD

Arctische rog

Amblyraja hyperborea

RJG

Deurrog

Dipturus laevis

RJL

Winterrog

Leucoraja ocellata

RJT

Sterrog

Amblyraja radiata

RJR

Gladde rog

Malcoraja senta

RJS

Groenlandse rog

Bathyraja spinicauda

RJO

Gewone vis, andere dan schaal- en schelpdieren (n.e.g.)

FIN

(1)   Overeenkomstig een door STACRES tijdens de jaarlijkse vergadering van 1970 aangenomen aanbeveling (ICNAF Redbook 1970, deel I, blz. 67) wordt heek van het geslacht Urophycis met het oog op de statistische rapportering als volgt aangeduid: a) heek afkomstig uit de deelgebieden 1, 2 en 3, en uit de sectoren 4R, S, T en V als witte heek, Urophycis tenuis; b) met lijnen gevangen heek of met gelijk welke methode gevangen heek die langer is dan 55 cm standaardlengte, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6, als witte heek, Urophycis tennuis; c) andere heek van het geslacht Urophycis, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6 als Atlantische gaffelkabeljauw, Urophycis chuss, onverminderd het bepaalde onder b).



BIJLAGE XI

TOEGESTANE BOVENNETBESCHERMERS

1.   Bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type

De bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type is een rechthoekig stuk want, bevestigd aan de bovenzijde van de kuil om beschadiging te verminderen en te voorkomen, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

a) het stuk want mag geen mazen hebben die kleiner zijn dan de mazen die in artikel 10 zijn voorgeschreven voor de kuil;

b) het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant aan de kuil en op geen enkele andere plaats zijn bevestigd en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vóór de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn;

c) de breedte van het stuk want moet ten minste anderhalf maal zo groot zijn als de breedte van dat beschermde gedeelte van de kuil, met dien verstande dat beide breedten loodrecht op de lengteas van de kuil worden berekend.

image

2.   Bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen

Een bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen omvat stukken want die op al hun delen mazen hebben die, ongeacht of de stukken want droog of nat zijn, niet kleiner zijn dan de mazen van de kuil, op voorwaarde dat:

i) elk stuk want:

a) slechts aan de voorzijde is vastgemaakt over de kuil en loodrecht staat op de lengteas;

b) ten minste even breed is als de kuil (met dien verstande dat de breedte loodrecht op de lengteas van de kuil wordt gemeten bij het punt waar het is vastgemaakt); en

c) niet langer is dan tien mazen; en

ii) de totale lengte van alle aldus bevestigde stukken want niet meer bedraagt dan twee derde van de lengte van de kuil.

image

POOLS TYPE

3.   Bovennetbeschermer met grote mazen (gewijzigd Pools type)

Een bovennetbeschermer met grote mazen bestaat uit een rechthoekig stuk want dat vervaardigd is van hetzelfde garen als de kuil, of van enkel, dik, knooploos garen, dat is vastgemaakt aan het achterste gedeelte van de bovenzijde van de kuil en dat de bovenzijde van de kuil geheel of gedeeltelijk bedekt, dat op al zijn delen, in natte toestand gemeten, mazen heeft die tweemaal zo groot zijn als die van de kuil, en dat slechts aan de voor-, zij- en achterkant van dat stuk want op een zodanige wijze aan de kuil bevestigd is dat iedere maas van dat stuk want samenvalt met vier mazen van de kuil.

image



BIJLAGE XII



MINIMUMMATEN VAN DE VISSEN (1)

Soort

Vis, ontdaan van kieuwen en ingewanden, met of zonder huid;

vers, gekoeld, bevroren of gezouten

In gehele staat

Ontdaan van de kop

Ontdaan van kop en staart

Zonder kop en overlangs doorgesneden

Kabeljauw

41 cm

27 cm

22 cm

27/25 cm (2)

Zwarte heilbot

30 cm

nvt

nvt

nvt

Lange schol

25 cm

19 cm

15 cm

nvt

Zandschar

25 cm

19 cm

15 cm

nvt

(1)   Met betrekking tot de visgrootte dient voor kabeljauw te worden uitgegaan van de vorklengte, voor andere soorten van de volledige lengte.

(2)   Kleinere maat voor gezouten vis.



BIJLAGE XIII

VANGSTREGISTRATIE (LOGBOEKGEGEVENS)



IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS

Gegevens

Standaardcode

Naam van het vaartuig

01

Nationaliteit van het vaartuig

02

Registratienummer van het vaartuig

03

Haven van registratie

04

Gebruikte soorten vistuig (uitgesplitst naar de verschillende soorten vistuig)

10

Soort vistuig

Datum

— dag

20

— maand

21

— jaar

22

Positie

— breedtegraad

31

— lengtegraad

32

— statistisch vak

33

Aantal trekken per 24 uur (1)

40

Aantal uren dat per 24 uur met het vistuig is gevist (1)

41

Soortnamen (bijlage II)

Dagelijkse vangst per soort (in ton levend gewicht)

50

Dagelijkse vangst per soort voor menselijke consumptie

61

Dagelijkse vangst per soort voor verwerking tot vismeel

62

Dagelijkse vangst die per soort en per dag overboord is gezet

63

Plaats(en) van overlading

70

Datum/data van overlading

71

Handtekening van de kapitein

80

(1)   Wanneer er binnen een periode van 24 uur twee of meer soorten vistuig worden gebruikt, dienen de gegevens voor elke soort vistuig apart te worden vermeld.

VISTUIGCODES



Vistuigcategorieën

Standaardcode

Omsluitingsnetten

Ringzegens met sluitlijn

PS

— door één vaartuig bediend

PS1

— door twee vaartuigen bediend

PS2

Ringzegens zonder sluitlijn (lampara)

LA

Zegens

Landzegens

SB

Bootzegens

SV

— Deense zegens

SDN

— Schotse zegens

SSC

— spanzegens

SPR

Zegens (niet nader gespecificeerd)

SX

Trawlnetten

Korven

FPO

Bodemtrawls

— boomkorren

TBB

— ottertrawls ( )

OTB

— spanrieten

PTB

— kreeftentrawls

TBN

— garnalentrawls

TBS

— bodemtrawls (niet nader gespecificeerd)

TB

Pelagische trawls

— ottertrawls

OTM

— spanrieten

PTM

— garnalentrawls

TMS

— Pelagische trawls (niet nader gespecificeerd)

TM

Dubbele-bordentrawl

OTT

Ottertrawls (niet nader gespecificeerd)

OT

Spannetten (niet nader gespecificeerd)

PT

Andere trawls (niet nader gespecificeerd)

TX

Korren

Vanaf een schip bediende kor

DRB

Handkor

DRH

Kruisnetten

Draagbare kruisnetten

LNP

Vanaf een schip bediende kruisnetten

LNB

Vanaf de oever bediende kruisnetten

LNS

Kruisnetten (niet nader gespecificeerd)

LN

Vallende netten

Werpnetten

FCN

Vallende netten (niet nader gespecificeerd)

FG

Kieuwnetten en warnetten

Geankerde kieuwnetten

GNS

Drijfnetten

GND

Omringende kieuwnetten

GNC

Staande kieuwnetten (met palen)

GNF

Schakels

GTR

Gecombineerde kieuwnetten en schakels

GTN

Kieuwnetten en warnetten (niet nader gespecificeerd)

GEN

Kieuwnetten (niet nader gespecificeerd)

GN

Vallen

Onbedekte kommen

FPN

Fuiken

FYK

Ankerkuilen

FSN

Barrières, staande netten, weren, enz.

FWR

Luchtnetten

FAR

Vallen (niet nader gespecificeerd)

FIX

Haken en beuglijnen

Handlijnen en hengelsnoeren (met de hand bediend) (2)

LHP

Handlijnen en hengelsnoeren (machinaal) (2)

LHM

Grondbeugen

LLS

Drijvende beugen

LLD

Beuglijnen (niet nader gespecificeerd)

LL

Sleeplijnen

LTL

Haken en beuglijnen (niet nader gespecificeerd) (3)

LX

Contact- en verwondingstuig

Harpoenen

HAR

Verzamelmachines

Vispompen

HMP

Motordreggen

HMD

Verzamelmachines (niet nader gespecificeerd)

HMX

Diverse soorten vistuig  (4)

MIS

Vistuig voor recreatiedoeleinden

RG

Onbekend of niet nader gespecificeerd vistuig

NK

(1)   De visserij-instanties mogen de bodemtrawls met zijde of hek aanduiden met de codes OTB-1 en OTB-2, en de Pelagische trawls met zijde of hek met de codes OTM-1 en OTM-2.

(2)   Met inbegrip van de peur.

(3)   Code LDV voor vanaf de sloep bediende lijnen blijft voor historische doeleinden gehandhaafd.

(4)   Dit punt omvat hand- en landingsnetten, drive-in-netten en technieken waarbij de vis wordt verzameld met eenvoudige handwerktuigen, al dan niet met gebruikmaking van duikapparatuur, gif en explosieven, afgerichte dieren of elektrische hulpmiddelen.

CODES VAN DE VISSERSVAARTUIGEN

A.   Voornaamste vaartuigtypes



FAO-code

Vaartuigtype

BO

Beschermingsvaartuig

CO

Visserijopleidingsschip

DB

Vaartuig voor de korvisserij (niet-continu)

DM

Vaartuig voor de korvisserij (continu)

DO

Vaartuig voor de boomkorvisserij

DOX

Vaartuig voor de korvisserij (n.e.g.)

FO

Visvervoerschip

FX

Vissersvaartuig (n.e.g.)

GO

Vaartuig voor de kieuwnetvisserij

HOX

Moederschip (n.e.g.)

HSF

Fabrieksschip

KO

Hospitaalschip

LH

Vaartuig voor de visserij met de handlijn of de handbeug

LL

Beugschip

LO

Vaartuig voor de lijnvisserij of de beugvisserij

LP

Hengelvisserijvaartuig

LT

Vaartuig voor de sleeplijnvisserij

MO

Polyvalent vaartuig

MSN

Vaartuig voor de visserij met de zegen of de handlijn

MTG

Vaartuig voor de trawl- en vleetvisserij

MTS

Trawler-purse seiner

NB

Vaartuig dat met één enkel kruisnet vist

NO

Vaartuig dat met kruisnetten vist

NOX

Vaartuig voor de kruisnetvisserij (n.e.g.)

PO

Vaartuig dat met vispompen vist

SN

Vaartuig dat met het Deens zegennet vist

SO

Vaartuig voor de zegenvisserij

SOX

Vaartuig voor de zegenvisserij (n.e.g.)

SP

Vaartuig voor de ringzegenvisserij

SPE

Vaartuig dat met een ringzegen van het Europese type vist

SPT

Vaartuig voor tonijnvisserij met de ringzegen

TO

Trawler

TOX

Trawlers (n.e.g.)

TS

Zijtrawler

TSF

Zijtrawler met vriesinrichting

TSW

Zijtrawler voor verse vis

TT

Hektrawler

TTF

Hektrawler met vriesinrichting

TTP

Fabrieksschip dat over het hek vist

TU

Boomkortrawler

WO

Vaartuig dat met fuiken of vallen vist

WOP

Korvenvisser

WOX

Vaartuig dat met fuiken of vallen vist (n.e.g.)

ZO

Visserijonderzoeksschip

DRN

Vaartuig dat met drijvende beugen vist

n.e.g. = niet elders gespecificeerd

B.   Voornaamste activiteiten van de vaartuigen



Alfacode

Categorie

ANC

Voor anker

DRI

Visserij met drijfnetten

FIS

Visserij

HAU

Halen van de netten

PRO

Be- en verwerking

STE

Stomen

TRX

Overladen (laden of lossen)

OTH

Andere (nader te specificeren)



BIJLAGE XIV

NAFO-GEBIED

Hieronder volgt een gedeeltelijke lijst met de bestanden die overeenkomstig artikel 30, lid 2, moeten worden gerapporteerd.



ANG/N3NO.

Lophius americanus

Amerikaanse zeeduivel

CAA/N3LMN.

Anarhichas lupus

Zeewolf

CAT/N3LMN.

Anarhichas spp.

Zeewolven (n.e.g.)

HAD/N3NO.

Melanogrammus aeglefinus

Schelvis

HAL/N23KL.

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HAL/N3M.

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HAL/N3NO.

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HKR/N2J3KL

Urophycis chuss

Atlantische gaffelkabeljauw

HKR/N3MNO.

Urophycis chuss

Atlantische gaffelkabeljauw

HKS/N3NLMO

Merlucius bilinearis

Zilverheek

HKW/N2J3KL

Urophycis tenuis

Witte heek

RED/N3O.

Sebastes spp.

Roodbaarzen

RHG/N23.

Macrourus berglax

Noordelijke grenadiervis

SKA/N2J3KL

Raja spp.

Roggen

SKA/N3M.

Raja spp.

Roggen

SKA/N3NO.

Raja spp.

Roggen

VFF/N3LMN.

Vissen, ongesorteerd, niet geïdentificeerd

WIT/N3M.

Glyptocephalus cynoglossus

Witje

YEL/N3M.

Limanda ferruginea

Geelstaartschar



BIJLAGE XV

VERBOD OP GERICHTE VISSERIJ IN HET CCAMLR-GEBIED



Doelsoort

Zone

Gesloten tijd

Notothenia rossii

FAO 48.1 Antarctische wateren, bij het Antarctisch Schiereiland

Het hele jaar

FAO 48.2 Antarctische wateren, rond de South Orkneys

FAO 48.3 Antarctische wateren, rond South Georgia

Gewone vis, andere dan schaal- en schelpdieren

FAO 48.1 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

FAO 48.2 Antarctische wateren (1)

Gobionotothen gibberifrons

FAO 48.3

Het hele jaar

Chaenocephalus aceratus

Pseudochaenichthys georgianus

Lepidonotothen squamifrons

Patagonotothen guntheri

Dissostichus spp

FAO 48.5 Antarctische wateren

1.12.2003 tot en met 30.11.2004

Dissostichus spp

FAO 88.3 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

FAO 58.5.1 Antarctische wateren (1) (2)

FAO 58.5.2 Antarctische wateren ten oosten van 79°20′OL en buiten de EEZ ten westen van 79°20′OL (1)

FAO 88.2 Antarctische wateren ten noorden van 65° ZB (1)

FAO 58.4.4 Antarctische wateren (1)

FAO 58.6 Antarctische wateren (1)

FAO 58.7 Antarctische wateren (1)

Lepidonotothen squamifrons

FAO 58.4.4 (1)

Het hele jaar

Alle soorten, met uitzondering van Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

1.12.2003 tot en met 30.11.2004

Dissostichus mawsoni

FAO 48.4 Antarctische wateren (2)

Het hele jaar

(1)   Behalve voor wetenschappelijk onderzoek.

(2)   Met uitzondering van wateren onder nationale jurisdictie (EEZ's).



BIJLAGE XVI

VANGST- EN BIJVANGSTBEPERKINGEN VOOR NIEUWE EN EXPERIMENTELE VISSERIJACTIVITEITEN IN HET CCAMLR-GEBIED IN 2003-2004



Deelgebied

Regio

Seizoen

SSRU

Vangstbeperking voor Dissostichus spp.

(ton)

Bijvangstbeperking

(ton)

Vleten en roggen

Macrourus spp.

Andere soorten

48.6

Ten noorden van 60°ZB

1.3.2004 tot en met 31.8.2004

A

455

50

73

20

Ten zuiden van 60°ZB

15.2.2004 tot en met 15.10.2004

All

455

50

73

20

88.1

Het hele deelgebied

1.12.2003 tot en met 31.8.2004

A

0

 (1)

 (1)

0

B

80

 (1)

 (1)

20

C

223

 (1)

 (1)

20

D

0

 (1)

 (1)

0

E

57

 (1)

 (1)

20

F

0

 (1)

 (1)

0

G

83

 (1)

 (1)

20

H

786

 (1)

 (1)

20

I

776

 (1)

 (1)

20

J

316

 (1)

 (1)

20

K

749

 (1)

 (1)

20

L

180

 (1)

 (1)

20

Het hele deelgebied

3 250

163

520