De in bijlage I bij deze beschikking vermelde werkzame stoffen worden niet als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.
Beschikking van de Commissie van 30 januari 2004 betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 152) (Voor de EER relevante tekst) (2004/129/EG)
Beschikking van de Commissie van 30 januari 2004 betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 152) (Voor de EER relevante tekst) (2004/129/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/119/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 8, lid 2, vierde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
Krachtens artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG mag een lidstaat, gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van die richtlijn, toelaten dat gewasbeschermingsmiddelen op de markt worden gebracht die niet in bijlage I bij die richtlijn opgenomen werkzame stoffen bevatten en die twee jaar na de datum van kennisgeving reeds op de markt waren, terwijl deze stoffen geleidelijk worden onderzocht in het kader van een werkprogramma.
In Verordening (EG) nr. 1112/2002 van de Commissie(3) zijn de bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld. De werkzame stoffen van de vierde fase waarvoor geen verbintenis is gemeld dat het vereiste dossier zal worden opgesteld, mogen niet worden opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en de lidstaten moeten de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, intrekken. In bijlage I bij deze beschikking zijn de werkzame stoffen opgenomen die in deze categorie vallen.
Bij Verordening (EG) nr. 451/2000(4) en Verordening (EG) nr. 1490/2002(5) van de Commissie zijn bepalingen vastgesteld ter uitvoering van de tweede en de derde fase van het in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bedoelde werkprogramma. Werkzame stoffen waarvoor geen volledig dossier is ingediend of waarvoor de kennisgevers hebben verklaard dat binnen de vastgestelde termijn geen dossier zal worden ingediend, mogen niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden opgenomen, en de lidstaten moeten alle toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, intrekken. In bijlage I bij deze beschikking zijn de werkzame stoffen opgenomen die in deze categorie vallen.
Voor een aantal van die werkzame stoffen is informatie ingediend die door de Commissie in samenwerking met de deskundigen van de lidstaten is geëvalueerd en waaruit blijkt dat het voortgezette gebruik van de betrokken stoffen noodzakelijk is. In die gevallen moeten tijdelijke maatregelen worden getroffen om de ontwikkeling van alternatieven mogelijk te maken.
Voor werkzame stoffen waarvoor de aankondigingstermijn voor de intrekking van de toelating van gewasbeschermingmiddelen die dergelijke stoffen bevatten slechts kort is, is het redelijk voor de verwijdering, de opslag, het op de markt brengen en het gebruik van de bestaande voorraden een extra termijn van uiterlijk twaalf maanden vast te stellen, zodat de bestaande voorraden nog gedurende ten hoogste één extra groeiseizoen mogen worden gebruikt. In gevallen waarin een langere gedoogperiode is vastgesteld, kan die periode worden verkort zodat deze aan het einde van het groeiseizoen afloopt.
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Artikel 2
De lidstaten zien erop toe dat toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de in bijlage I bij deze beschikking vermelde werkzame stoffen bevatten, uiterlijk op 31 maart 2004 worden ingetrokken.
In afwijking van lid 1, mogen de lidstaten van kolom B van bijlage II toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die werkzame stoffen van kolom A van die bijlage bevatten voor soorten gebruik van kolom C van die bijlage uiterlijk tot 30 juni 2007 handhaven om de ontwikkeling van een doeltreffend alternatief voor de betrokken stof mogelijk te maken.
De lidstaten die gebruikmaken van de afwijking in de eerste alinea moeten ervoor zorgen dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
het voortgezette gebruik wordt alleen geaccepteerd voorzover dat geen schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid van mens of dier en geen onaanvaardbare effecten heeft voor het milieu;
-
de gewasbeschermingsmiddelen die na 31 maart 2004 nog op de markt zijn, krijgen een nieuw etiket teneinde aan de strengere gebruiksvoorschriften te voldoen;
-
de nodige maatregelen zijn genomen om de mogelijke risico's zo gering mogelijk te houden;
-
er wordt serieus naar alternatieven voor die gebruiksdoeleinden gezocht.
Uiterlijk op 31 december 2004 informeert de betrokken lidstaat de Commissie over de maatregelen die het in het kader van lid 2 heeft genomen, en met name over de maatregelen die het op grond van het bepaalde onder a) tot en met d) heeft getroffen.
Artikel 3
Eventuele extra termijnen die door de lidstaten worden toegestaan overeenkomstig artikel 4, lid 6, van Richtlijn 91/414/EEG, moeten zo kort mogelijk zijn.
Wanneer de toelatingen overeenkomstig artikel 2, lid 1, uiterlijk op 31 maart 2004 worden ingetrokken, loopt de extra termijn uiterlijk op 31 december 2004 af.
Wanneer de toelatingen overeenkomstig artikel 2, lid 2, uiterlijk op 30 juni 2007 worden ingetrokken, loopt de extra termijn uiterlijk op 31 december 2007 af.
Artikel 4
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.