Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Gelet op Beschikking 2001/792/EG, Euratom van de Raad van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming(1), en met name op artikel 8, lid 2, onder a) tot en met e) en onder g),
Het bij Beschikking 2001/792/EG ingestelde communautair mechanisme, hierna „het mechanisme” genoemd, is bedoeld om in ondersteuning te voorzien bij ernstige noodsituaties, waarbij dringend ingrijpen geboden kan zijn, met inbegrip van noodsituaties die zich voordoen in de context van crisisbeheersing als bedoeld in titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie. In laatstgenoemd geval wordt rekening gehouden met de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de Commissie inzake het gebruik van het communautair mechanisme voor civiele bescherming bij het crisisbeheer als bedoeld in titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Het mechanisme is bedoeld om een betere bescherming, in eerste instantie van mensen maar ook van het milieu en eigendommen, te helpen garanderen bij ernstige noodsituaties, met inbegrip van verontreiniging van de zee overeenkomstig het bepaalde in Beschikking nr. 2850/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2000 houdende instelling van een communautair kader voor samenwerking op het gebied van door ongevallen veroorzaakte of opzettelijke verontreiniging van de zee(2).
Het communautair mechanisme staat open voor deelname van de lidstaten, maar dient in het licht van Besluit nr. 135/2002 van het Gemengd Comité van de EER van 27 september 2002 tot wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst (Samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden)(3) ook open te staan voor Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Wat de kandidaat-lidstaten betreft, dient het mechanisme open te staan voor deelname van de landen die een memorandum van overeenstemming met de Commissie hebben ondertekend.
Er dient een procedure te worden ingesteld voor het verstrekken van geactualiseerde informatie over de middelen die in de aan het mechanisme deelnemende landen beschikbaar zijn voor verschillende types interventies, teneinde het inzetten van interventieteams, deskundigen en andere middelen in noodgevallen te vergemakkelijken en een betere benutting van deze middelen te garanderen.
Er dient ten behoeve van de aan het mechanisme deelnemende landen en de Commissie een waarnemings- en informatiecentrum te worden opgericht dat 24 uur per dag bereikbaar is en in staat is om onmiddellijk te reageren.
Het waarnemings- en informatiecentrum is een essentieel element van het mechanisme omdat het zorgt voor een permanente verbinding met de operationele contactpunten voor civiele bescherming van de landen die deelnemen aan het mechanisme. In noodsituaties dient het waarnemings- en informatiecentrum een directe toegang te verschaffen tot essentiële informatie over deskundigen, interventieteams en andere beschikbare interventieondersteuning.
Er dient een gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem (GNCIS) te worden opgezet om ervoor te zorgen dat het waarnemings- en informatiecentrum en de aangewezen contactpunten onderling kunnen communiceren en informatie kunnen uitwisselen.
Het GNCIS is een essentieel element van het mechanisme omdat het de authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid moet waarborgen van de informatie die in routineomstandigheden en in noodsituaties onder de aan het mechanisme deelnemende landen wordt uitgewisseld.
Het GNCIS moet op basis van een globaal implementatieplan (GIP) worden opgezet als onderdeel van het Prociv-Net-project dat wordt uitgevoerd en gefinancierd in de context van een programma voor de uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten, het IDA-programma waarin wordt voorzien bij Beschikking nr. 1719/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 betreffende een reeks richtsnoeren, met inbegrip van de vaststelling van projecten van gemeenschappelijk belang, voor trans-Europese netten voor elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (IDA)(4), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking nr. 2046/2002/EG(5), en Besluit nr. 1720/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 tot vaststelling van een reeks acties en maatregelen ter verzekering van de interoperabiliteit van en de toegang tot trans-Europese netten voor elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (IDA)(6), laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 2045/2002/EG(7).
De beschikbaarheid van deskundigen die in staat zijn om interventieteams te organiseren en te coördineren vormt een belangrijk element van het communautair mechanisme. Om een doeltreffende selectie van de vereiste deskundigen mogelijk te maken, is het essentieel dat overeenstemming wordt bereikt over gemeenschappelijke selectiecriteria.
De taken van de deskundigen moeten worden omschreven en de procedure voor het uitzenden van deskundigen moet worden vastgesteld.
Er dient een opleidingsprogramma te worden opgezet ter verbetering van de coördinatie van de bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming door ervoor te zorgen dat de interventieteams samenwerken en elkaar aanvullen en door de competentie van de deskundigen te vergroten. Het programma dient gezamenlijke cursussen en oefeningen te omvatten, evenals een systeem voor uitwisseling, in combinatie met hoorcolleges, case studies, werkgroepen, simulaties en praktische oefeningen die op de inhoud van de diverse acties zijn afgestemd. Het opzetten van een dergelijk opleidingsprogramma is ook in overeenstemming met de geest van Resolutie 2002/C 43/01 van de Raad van 28 januari 2002 ter versterking van de samenwerking op het gebied van de opleiding terzake van de civiele bescherming(8).
In het kader van het communautair mechanisme is de vaststelling van duidelijke interventieregels belangrijk om doelmatige bijstand in noodsituaties te waarborgen.
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 4, lid 1, van Beschikking 1999/847/EG van de Raad(9) ingestelde comité,