Home

Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten

Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4), en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 9 december 2003 door het Bemiddelingscomité is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Aangezien er nieuwe wijzigingen worden aangebracht in Richtlijn 93/38/EEG van de Raad van 14 juni 1993 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie(5), welke wijzigingen nodig zijn in antwoord op de vereenvoudigings- en moderniseringseisen die zowel de aanbestedende diensten als de ondernemers hebben gesteld in hun antwoorden op het op 27 november 1996 door de Commissie aangenomen Groenboek, dient ter wille van de duidelijkheid tot omwerking van deze richtlijn in één tekst te worden overgegaan. Deze richtlijn is gebaseerd op de jurisprudentie van het Hof van Justitie, met name die betreffende de gunningscriteria, die duidelijk maakt welke mogelijkheden de aanbestedende diensten hebben om aan de behoeften van het betreffende publiek tegemoet te komen, onder meer op ecologisch en sociaal gebied, vooropgesteld dat dergelijke criteria verband houden met het voorwerp van de opdracht, voor de aanbestedende dienst geen onbeperkte keuzevrijheid openlaten, uitdrukkelijk vermeld zijn en in overeenstemming zijn met de in overweging 9 genoemde grondbeginselen.

  2. Een belangrijke reden voor de invoering van regels houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in deze sectoren is het feit dat de nationale overheid op velerlei wijze invloed op het gedrag van deze diensten kan uitoefenen, met name door deelneming in het kapitaal of vertegenwoordiging in de directie of in de bestuurs- of toezichtsorganen.

  3. Een andere belangrijke reden waarom een coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten door de in deze sectoren werkzame diensten noodzakelijk is, is gelegen in het gesloten karakter van de markten waarop zij werkzaam zijn als gevolg van het bestaan van door de nationale overheid verleende bijzondere of uitsluitende rechten voor de bevoorrading, de terbeschikkingstelling of de exploitatie van de netten die de betreffende dienst verrichten.

  4. De Gemeenschapswetgeving en met name Verordeningen van de Raad (EEG) nr. 3975/87 van 14 december 1987 tot vastelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchthavenvervoer(6) en (EEG) nr. 3976/87 van 14 december 1987 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer(7), zijn erop gericht meer mededinging tot stand te brengen tussen de luchtvaartmaatschappijendienst. Bijgevolg behoeven deze diensten niet in deze richtlijn te worden opgenomen. Gezien de huidige mededinging in het communautaire zeevervoer zou het ook niet gepast zijn de regels van deze richtlijn ook voor de opdrachten in deze sector te doen gelden.

  5. Het toepassingsgebied van Richtlijn 93/38/EEG omvat thans bepaalde opdrachten die door aanbestedende diensten in de telecommunicatiesector worden geplaatst. Met het oog op de openstelling van de telecommunicatiesector is een regelgevingskader vastgesteld, zoals bedoeld in het vierde verslag over de tenuitvoerlegging van het regelgevingspakket voor de telecommunicatiesector van 25 november 1998. Een van de gevolgen hiervan is de invoering van een daadwerkelijke mededinging in deze sector geweest, zowel rechtens als feitelijk. Ter informatie en rekening houdend met deze situatie, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8 ervan een lijst(8) van telecommunicatiediensten bekendgemaakt die reeds van de werkingssfeer van de genoemde richtlijn kunnen worden uitgesloten. Nog meer vorderingen zijn bevestigd in het zevende verslag over de tenuitvoerlegging van het regelgevingspakket voor de telecommunicatiesector van 26 november 2001. Het is derhalve niet meer nodig de aankopen van de diensten die in deze sector werkzaam zijn te reglementeren.

  6. Derhalve behoeft het speciale, bij Richtlijn 90/531/EEG van de Raad van 17 september 1990 betreffende de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie ingestelde Raadgevende comité voor overheidsopdrachten in de telecommunicatiesector niet meer in stand te worden gehouden(9).

  7. Het verdient echter aanbeveling de evolutie van de telecommunicatiemarkt te blijven volgen en de situatie opnieuw te bezien wanneer wordt vastgesteld dat een echte mededinging in deze sector niet meer aanwezig is.

  8. Richtlijn 93/38/EEG sluit aankopen van spraaktelefonie-, telex-, mobiele radiotelefonie-, semafoondiensten en telecommunicatiediensten per satelliet van het toepassingsgebied uit. Deze uitzonderingen zijn ingevoerd om rekening te houden met het feit dat dergelijke diensten in een bepaalde geografische zone vaak slechts door één leverancier konden worden geleverd, aangezien er geen daadwerkelijke mededinging was en er bijzondere of uitsluitende rechten waren verleend. Door de invoering van een echte mededinging in de telecommunicatiesector is voor deze uitzonderingen geen grond meer. Dergelijke telecommunicatiediensten moeten derhalve in het toepassingsgebied van deze richtlijn worden opgenomen.

  9. Om de openstelling voor mededinging te garanderen van overheidsopdrachten die gegund zijn door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, is het raadzaam om voor opdrachten boven een bepaalde waarde bepalingen voor coördinatie door de Gemeenschap op te stellen. Deze coördinatie is gebaseerd op de consequenties van de artikelen 14, 28 en 49 EG-Verdrag en artikel 97 Euratom-Verdrag, dat wil zeggen de beginselen van gelijke behandeling, waarvan het beginsel van niet-discriminatie een bijzondere uiting is, van wederzijdse erkenning, van evenredigheid en van doorzichtigheid. Gezien de aard van de sectoren waarop deze coördinatie betrekking heeft, moet zij, zonder aan de genoemde beginselen afbreuk te doen, een kader voor loyale handelspraktijken scheppen en ruimte laten voor de grootst mogelijke soepelheid.

    Voor overheidsopdrachten waarvan de waarde lager is dan de drempelwaarde voor de toepassing van de bepalingen inzake coördinatie door de Gemeenschap, is het raadzaam te verwijzen naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie, volgens welke de voorschriften en beginselen van bovengenoemd Verdrag van toepassing zijn.

  10. Gezien de noodzaak te zorgen voor een werkelijke openstelling van de markt en voor een evenwichtige toepassing van de aanbestedingsvoorschriften in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, dienen de betreffende diensten op een andere wijze te worden omschreven dan door verwijzing naar hun rechtsvorm. Er moet derhalve voor worden gezorgd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gelijke behandeling van de aanbestedende diensten uit de overheidssector en die uit de particuliere sector. Bovendien moet er overeenkomstig met artikel 295 van het Verdrag ook voor worden gezorgd dat de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet wordt gelaten.

  11. De lidstaten dienen erop toe te zien dat deelname van een publiekrechtelijk lichaam als inschrijver op een overheidsopdracht geen concurrentieverstorende gevolgen heeft voor particuliere inschrijvers.

  12. Overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap moeten de eisen inzake milieubescherming geïntegreerd worden in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Gemeenschap als bedoeld in artikel 3 van genoemd Verdrag, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling.

    In deze richtlijn wordt derhalve aangegeven hoe de aanbestedende diensten aan de bescherming van het milieu en het bevorderen van duurzame ontwikkeling kunnen bijdragen, met de verzekering dat die diensten voor die opdrachten tegelijk de beste prijs-kwaliteitverhouding kunnen verkrijgen.

  13. Geen enkele bepaling in deze richtlijn belet dat maatregelen worden voorgeschreven of toegepast die noodzakelijk zijn ter bescherming van de openbare zedelijkheid, orde of veiligheid, de volksgezondheid, het leven van mensen en dieren of de bescherming van planten, in het bijzonder met het oog op duurzame ontwikkeling, op voorwaarde dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met het Verdrag.

  14. De Raad heeft bij Besluit 94/800/EG van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, met betrekking tot de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten(10), namens de Gemeenschap onder meer zijn goedkeuring gehecht aan de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, hierna „Overeenkomst” genoemd, welke ten doel heeft een multilateraal kader van evenwichtige rechten en verplichtingen op het gebied van overheidsopdrachten tot stand te brengen met het oog op een verdere liberalisering en uitbreiding van de wereldhandel. Gezien de internationale rechten en verplichtingen die voor de Gemeenschap uit de aanvaarding van deze Overeenkomst voortvloeien, gelden voor de inschrijvers en producten uit derde landen die de Overeenkomst hebben ondertekend, de regelingen van de Overeenkomst. Deze Overeenkomst is niet rechtstreeks toepasselijk. Derhalve dienen de in de Overeenkomst bedoelde aanbestedende diensten die zich aan deze richtlijn houden en die dezelfde bepalingen toepassen ten aanzien van de ondernemers van derde landen die de Overeenkomst hebben ondertekend, aldus de Overeenkomst na te leven. Deze richtlijn dient de ondernemers van de Gemeenschap ook even gunstige voorwaarden voor deelneming aan overheidsopdrachten te garanderen als die welke gelden voor de ondernemers van derde landen die de Overeenkomst hebben ondertekend.

  15. Voordat met de procedure voor het plaatsen van een opdracht wordt begonnen, mogen de aanbestedende diensten, met gebruikmaking van een „technische dialoog”, bij het opstellen van het bestek advies vragen of aanvaarden, op voorwaarde dat een dergelijk advies niet tot uitschakeling van de mededinging leidt.

  16. Gezien de verscheidenheid aan overheidsopdrachten voor werken, moet de aanbestedende dienst kunnen kiezen tussen gescheiden en gemeenschappelijke gunning van de uitvoering en de planning van de werken. Met de richtlijn wordt niet beoogd om een gemeenschappelijke of een afzonderlijke gunning voor te schrijven. Het besluit of een gescheiden of een gemeenschappelijke gunning van de opdracht plaatsvindt, zou moeten worden gebaseerd op kwalitatieve en economische criteria, die in de nationale wetgevingen bepaald kunnen worden.

    Een overeenkomst wordt alleen geacht een opdracht voor werken te zijn indien zij specifiek betrekking heeft op de in bijlage XII bedoelde activiteiten, zelfs indien de opdracht de verrichting van andere voor die activiteiten benodigde diensten omvat. Opdrachten voor diensten, waaronder diensten inzake eigendomsbeheer, kunnen onder bepaalde omstandigheden ook werken omvatten. Indien dergelijke werken ten opzichte van het hoofdvoorwerp van de overeenkomst van bijkomende aard zijn en daarvan een mogelijk uitvloeisel zijn of daarop een aanvulling vormen, is het feit dat die werken deel uitmaken van de overeenkomst geen reden om de overeenkomst als een opdracht voor werken aan te merken.

    Om de waarde van een overheidsopdracht voor werken te ramen, is het dienstig om als basis te nemen de waarden van de werken zelf alsmede de geraamde waarde van de eventuele leveringen en diensten die de aanbestedende diensten ter beschikking stellen van de contractanten, voorzover deze diensten of leveringen nodig zijn voor de uitvoering van de werken in kwestie. In deze alinea wordt met „diensten” bedoeld: de diensten die door de aanbestedende diensten middels hun eigen personeel worden geleverd. Overigens gelden voor de berekening van de waarde van overheidsopdrachten voor diensten, die al dan niet ter beschikking zullen worden gesteld van een contractant met het oog op de uitvoering van werken, de op overheidsopdrachten voor diensten toepasselijke regels.

  17. Zowel met het oog op de toepassing van de procedurevoorschriften van deze richtlijn als voor controledoeleinden wordt de dienstensector het best omschreven door deze diensten onder te verdelen in categorieën die met bepaalde posten van een gemeenschappelijke indeling overeenkomen en deze bijeen te brengen in twee bijlagen, XVIIA en XVIIB, naar gelang van de regeling waaraan zij onderworpen zijn. Wat de in bijlage XVIIB bedoelde diensten betreft, mogen de relevante bepalingen in deze richtlijn geen afbreuk doen aan de toepassing van specifieke voorschriften voor de desbetreffende diensten.

  18. Wat de opdrachten voor diensten betreft, moet gedurende een overgangsperiode de volledige toepassing van deze richtlijn worden beperkt tot de opdrachten waarvoor deze bepalingen de mogelijkheden tot uitbreiding van het verkeer over de grenzen heen ten volle garanderen. De opdrachten voor andere diensten moeten gedurende deze overgangsperiode worden gevolgd, alvorens wordt besloten deze richtlijn daarop volledig toe te passen. In dit verband dient het controlemechanisme te worden omschreven. Dit mechanisme dient terzelfder tijd de betrokkenen toegang tot de relevante informatie te verzekeren.

  19. Het is noodzakelijk belemmeringen voor de vrije dienstverrichting te vermijden. Derhalve kunnen dienstverrichters natuurlijke personen of rechtspersonen zijn. Deze richtlijn laat evenwel de toepassing, op nationaal niveau, van de voorschriften inzake de voorwaarden voor de uitoefening van een werkzaamheid of van een beroep onverlet, voorzover deze voorschriften verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.

  20. Een aantal nieuwe elektronische aankooptechnieken is in voortdurende ontwikkeling. Deze technieken maken het mogelijk de mededinging te verbreden en overheidsbestellingen efficiënter te plaatsen, met name door de besparing van tijd en kosten die het gebruik van deze technieken met zich meebrengt. De aanbestedende diensten kunnen gebruikmaken van elektronische aankooptechnieken mits de bepalingen van deze richtlijn en de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie in acht worden genomen. Daartoe kan de indiening van een inschrijving, met name in het kader van een kaderovereenkomst of met het oog op de toepassing van een dynamisch aankoopsysteem, de vorm aannemen van de elektronische catalogus van de inschrijver, wanneer deze de door de aanbestedende dienst in overeenstemming met artikel 48 gekozen communicatiemiddelen gebruikt.

  21. Gezien de zich snel uitbreidende elektronische aankoopsystemen moeten nu reeds adequate voorschriften worden opgesteld zodat de aanbestedende diensten ten volle profijt kunnen trekken van de mogelijkheden die deze systemen bieden. Met het oog hierop moeten geheel elektronische dynamische aankoopsystemen voor de aankoop van leveringen of diensten voor regelmatig gebruik worden gedefinieerd, en moeten er specifieke voorschriften worden vastgesteld voor het opzetten en de werking van dergelijke systemen teneinde een eerlijke behandeling te garanderen van elke ondernemer die eraan deel wenst te nemen. Elke ondernemer die een indicatieve inschrijving indient die voldoet aan het bestek en zelf voldoet aan de selectiecriteria, moet van een dergelijk systeem gebruik kunnen maken. Dankzij deze aankooptechniek kunnen de aanbestedende diensten een lijst van reeds geselecteerde inschrijvers opstellen en deze openstellen voor nieuwe inschrijvers, en zo beschikken over een buitengewoon groot scala van inschrijvingen — dankzij de gebruikte elektronische middelen — en er aldus voor zorgen dat de overheidsgelden op basis van een brede concurrentie optimaal benut worden.

  22. Aangezien het gebruik van de techniek van elektronische veilingen waarschijnlijk zal toenemen, moeten voor dergelijke veilingen een communautaire definitie en specifieke voorschriften worden opgesteld om ervoor te zorgen dat zij volledig in overeenstemming werken met de beginselen van gelijke behandeling, niet-discriminatie en transparantie. Daarom moet in die bepalingen staan dat dergelijke elektronische veilingen alleen gebruikt mogen worden voor opdrachten voor werken, leveringen of diensten waarvan de specificaties nauwkeurig kunnen worden bepaald. Dat kan met name het geval zijn voor terugkerende opdrachten voor leveringen, werken en diensten. Met datzelfde oogmerk moet het ook mogelijk zijn om in elk stadium van de elektronische veiling de rangorde van de inschrijvingen te bepalen. Het gebruik van elektronische veilingen stelt de aanbestedende diensten in staat de inschrijvers te verzoeken nieuwe, lagere prijsoffertes te doen, en wanneer de opdracht gegund wordt aan de inschrijver met de voordeligste inschrijving, ook andere elementen van de inschrijvingen dan de prijs te verbeteren. Om ervoor te zorgen dat het transparantiebeginsel wordt nageleefd, mogen elektronische veilingen alleen gebruikt worden voor die elementen die elektronisch en zonder tussenkomst en/of beoordeling van de aanbestedende dienst geëvalueerd kunnen worden, d.w.z. alleen kwantificeerbare en in cijfers of percentages uitdrukbare elementen. Daar staat tegenover dat elektronische veilingen niet gebruikt mogen worden voor die elementen van de inschrijvingen waarvoor een beoordeling van niet-kwantificeerbare elementen nodig is. Bijgevolg mogen elektronische veilingen niet gebruikt worden voor bepaalde opdrachten voor werken en bepaalde opdrachten voor diensten die betrekking hebben op intellectuele verrichtingen, zoals het ontwerpen van werken.

  23. In de lidstaten zijn bepaalde centrale aankooptechnieken ontwikkeld. Verscheidene aanbestedende diensten zijn belast met het verrichten van aankopen of het gunnen van overheidsopdrachten/het sluiten van raamovereenkomsten voor andere aanbestedende diensten. Door de omvang van de aankopen maken deze technieken het mogelijk de mededinging te verbreden en overheidsbestellingen efficiënter te plaatsen. Er moet dus worden voorzien in een communautaire definitie van voor aanbestedende diensten werkende aankoopcentrales. Tevens moeten de voorwaarden worden vastgesteld waaronder aanbestedende diensten die met eerbiediging van het beginsel van non-discriminatie en het gelijkheidsbeginsel via een aankoopcentrale werken, leveringen en/of diensten verwerven, kunnen worden geacht de bepalingen van deze richtlijn te hebben nageleefd.

  24. Teneinde rekening te houden met de bestaande verschillen in de lidstaten moeten zij zelf kunnen kiezen of zij bepalen dat de aanbestedende diensten gebruik kunnen maken van aankoopcentrales, dynamische aankoopsystemen en elektronische veilingen als omschreven en geregeld bij deze richtlijn.

  25. Het begrip bijzondere of uitsluitende rechten moet passend gedefinieerd worden. De definitie heeft tot gevolg dat het feit dat een dienst met het oog op de aanleg van netwerken of haven- of luchthavenfaciliteiten gebruik mag maken van een procedure voor de onteigening of het gebruik van eigendom, of faciliteiten mag installeren op, over of onder openbaar eigendom, als zodanig geen bijzonder of uitsluitend recht vormt in de zin van deze richtlijn. Ook het feit dat een dienst drinkwater, elektriciteit, gas of warmte levert aan een netwerk dat zelf geëxploiteerd wordt door een dienst waaraan door een bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bijzondere of uitsluitende rechten zijn verleend, vormt als zodanig geen bijzonder of uitsluitend recht in de zin van deze richtlijn. Ook rechten die in enige vorm, ook via concessieovereenkomsten, door een lidstaat aan een beperkt aantal ondernemingen zijn toegekend op basis van objectieve, evenredige en niet-discriminerende criteria die eenieder die daaraan voldoet de mogelijkheid bieden van deze rechten gebruik te maken, kunnen niet worden aangemerkt als bijzondere of uitsluitende rechten.

  26. De aanbestedende diensten dienen gemeenschappelijke aanbestedingsvoorschriften voor hun werkzaamheden met betrekking tot water toe te passen en deze regels dienen eveneens van toepassing te zijn wanneer aanbestedende diensten in de zin van deze richtlijn aanbestedingen uitschrijven voor hun werkzaamheden in verband met projecten op het gebied van waterhuishouding, bevloeiing, drainage, alsmede verwijdering en behandeling van afvalwater. De voorschriften als die welke zijn voorgesteld voor opdrachten voor leveringen zijn echter ongeschikt voor de aankoop van water, gezien de noodzaak zich te bevoorraden bij bronnen in de nabijheid van de plaats van gebruik.

  27. Bepaalde diensten die een openbare busdienst verzorgen waren reeds van het toepassingsgebied van Richtlijn 93/38/EEG uitgesloten. Dergelijke diensten dienen ook van het toepassingsgebied van deze richtlijn te worden uitgesloten. Om te voorkomen dat er een groot aantal regelingen ontstaan die alleen voor bepaalde sectoren van toepassing zijn, dient de algemene procedure, bedoeld om rekening te houden met de gevolgen van de openstelling voor mededinging, ook van toepassing te zijn op alle diensten die andere busvervoerdiensten aanbieden dan die welke krachtens artikel 2, lid 4, van Richtlijn 93/38/EEG buiten het toepassingsgebied van die richtlijn vallen.

  28. In verband met de voortschrijdende openstelling van de postdiensten van de Gemeenschap voor mededinging en het feit dat deze diensten zowel door aanbestedende diensten, overheidsbedrijven als andere ondernemingen via een netwerk worden geleverd, is het dienstig te bepalen dat opdrachten geplaatst door aanbestedende diensten die postdiensten aanbieden, onderworpen zijn aan de voorschriften van de onderhavige richtlijn, inclusief die van artikel 30, welke de toepassing van de in overweging 9 bedoelde beginselen vrijwaren en tegelijkertijd een kader voor loyale handelspraktijken scheppen en een grotere flexibiliteit verschaffen dan mogelijk is op grond van het bepaalde in Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004(11). Voor de vaststelling van de beoogde activiteiten moeten de definities van Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst(12), in aanmerking worden genomen.

    Ongeacht hun rechtspositie zijn diensten die postdiensten leveren momenteel niet onderworpen aan de regels van Richtlijn 93/38/EEG. De aanpassing van de aanbestedingsprocedures aan deze richtlijn zou voor deze diensten dan ook meer tijd kunnen vergen dan voor diensten die reeds aan deze regels onderworpen zijn en hun procedures slechts hoeven aan te passen aan de bij deze richtlijn aangebrachte wijzigingen. Derhalve moet voorzien worden in de mogelijkheid om de toepassing van de richtlijn uit te stellen om de nodige aanpassingen te kunnen verrichten. Gezien de uiteenlopende situaties waarin bedoelde diensten zich bevinden, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om voor de toepassing van deze richtlijn een overgangsperiode vast te stellen voor aanbestedende diensten die actief zijn op het gebied van postdiensten.

  29. Opdrachten kunnen worden gegund om te voorzien in verscheidene noodzakelijke activiteiten waarvoor verschillende wettelijke regelingen kunnen gelden. Er dient duidelijk te worden gesteld dat de wettelijke regeling die van toepassing is op een enkele opdracht ter dekking van verschillende activiteiten, onderworpen is aan de regels voor de activiteit waarvoor ze in hoofdzaak bedoeld was. Voor welke activiteit de opdracht in hoofdzaak bedoeld was, kan worden vastgesteld aan de hand van een analyse van de behoeften waarin de specifieke opdracht moet voorzien, uitgevoerd door de aanbestedende dienst met de bedoeling de waarde van de opdracht te ramen en de aanbestedingsdocumenten op te stellen. In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij aankoop van een enkel stuk uitrusting voor de voortzetting van activiteiten waarvoor gegevens zouden ontbreken om een raming van de respectieve gebruikspercentages te kunnen maken, kan het objectief onmogelijk zijn vast te stellen voor welke activiteit de opdracht in hoofdzaak bedoeld is. Er moet worden bepaald welke regels in dergelijke gevallen van toepassing zijn.

  30. Onverminderd de internationale rechten en verplichtingen van de Gemeenschap dient de tenuitvoerlegging van deze richtlijn te worden vereenvoudigd, met name door de drempels te vereenvoudigen en door de bepalingen inzake de aan de deelnemers te verstrekken informatie betreffende de beslissingen in verband met de procedures voor het plaatsen van de opdrachten en de resultaten daarvan, voor alle aanbestedende diensten te laten gelden, ongeacht de sector waarin zij werkzaam zijn. Voorts is het, rekening houdend met de monetaire unie, wenselijk drempels in euro vast te stellen. Derhalve dienen de drempels in euro op zodanige wijze te worden vastgesteld dat de toepassing van deze bepalingen wordt vereenvoudigd en tegelijkertijd de in de Overeenkomst bepaalde drempels, die in bijzondere trekkingsrechten zijn uitgedrukt, in acht worden genomen. In verband daarmee dient dus ook te worden voorzien in een periodieke herziening van de in euro uitgedrukte drempels, teneinde deze indien nodig aan te passen naar gelang van de eventuele negatieve schommelingen van de waarde van de euro ten opzichte van het bijzondere trekkingsrecht. De drempels voor de prijsvragen dienen gelijk te zijn aan die voor de opdrachten voor diensten.

  31. Er moet een regeling komen voor gevallen waarin deze richtlijn niet noodzakelijk van toepassing dient te zijn om redenen van staatsveiligheid of vertrouwelijkheid of als gevolg van de toepasselijkheid van specifieke aanbestedingsregels, b.v. aanbestedingsregels uit hoofde van internationale overeenkomsten, aanbestedingsregels betreffende de legering van strijdkrachten, of regels die door internationale organisaties zijn vastgesteld.

  32. Sommige opdrachten voor diensten, leveringen en werken, toegekend aan een verbonden onderneming waarvan de voornaamste activiteit erin bestaat deze diensten, leveringen of werken te verrichten voor de groep waarvan zij deel uitmaakt en niet op de markt te verhandelen, moeten worden uitgesloten. Ook bepaalde opdrachten voor diensten, leveringen en werken die een aanbestedende dienst plaatst bij een gemeenschappelijke onderneming, bestaande uit verscheidene aanbestedende diensten, voor de uitoefening van de onder deze richtlijn vallende activiteiten, en waar zij zelf deel van uitmaakt, dienen van het toepassingsgebeid van deze richtlijn te worden uitgesloten. Er dient evenwel te worden voorkomen dat deze uitsluiting leidt tot verstoringen van de mededinging ten gunste van de ondernemingen of gemeenschappelijke onderneming die verbonden zijn met de aanbestedende diensten; er dient te worden voorzien in adequate regels, met name wat betreft de grenzen tot welke de ondernemingen een deel van hun omzet op de markt mogen halen en waarboven zij de mogelijkheid tot overheidsopdrachten zonder oproep tot mededinging verliezen, de samenstelling van de gemeenschappelijke ondernemingen en de stabiliteit van de betrekkingen tussen deze gemeenschappelijke ondernemingen en de aanbestedende diensten waaruit zij bestaan.

  33. In de context van diensten vertonen overeenkomsten met betrekking tot de verwerving of huur van gronden, bestaande gebouwen of andere onroerende zaken dan wel de rechten hierop bijzondere kenmerken, waardoor het niet passend is daarop aanbestedingsvoorschriften toe te passen.

  34. Diensten van arbitrage en bemiddeling worden meestal verricht door instanties of personen die worden aangewezen of gekozen op een wijze die niet door aanbestedingsvoorschriften kan worden geregeld.

  35. Conform de overeenkomst omvatten de in deze richtlijn bedoelde financiële diensten niet de opdrachten met betrekking tot de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten, met name niet verrichtingen om de aanbestedende diensten van geld of kapitaal te voorzien.

  36. Deze richtlijn dient slechts het verlenen van diensten te bestrijken voor zover deze op opdrachten berusten.

  37. Krachtens artikel 163 van het Verdrag is het stimuleren van onderzoek en technologische ontwikkeling een van de middelen om de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de industrie in de Gemeenschap te versterken en het openstellen van overheidsopdrachten draagt tot de verwezenlijking van die doelstelling bij. Op de medefinanciering van onderzoeksprogramma's heeft deze richtlijn geen betrekking. Derhalve vallen buiten deze richtlijn andere opdrachten voor diensten voor onderzoek en ontwikkeling dan die waarvan de resultaten in hun geheel toekomen aan de aanbestedende dienst voor gebruik ervan in de uitoefening van zijn eigen werkzaamheden, voor zover de dienstverrichting volledig door de aanbestedende dienst wordt beloond.

  38. Om te voorkomen dat er een groot aantal regelingen ontstaan die alleen voor bepaalde sectoren van toepassing zijn, verdient het aanbeveling de thans geldende speciale regelingen van artikel 3 van Richtlijn 93/38/EEG en artikel 12 van het Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen(13) met betrekking tot diensten die een geografisch gebied exploiteren voor de prospectie of de winning van aardolie, gas, steenkool of andere vaste brandstoffen, te vervangen door een algemene procedure waarmee sectoren die rechtstreeks aan mededinging blootstaan worden vrijgesteld. Er moet echter voor worden gezorgd dat dit gebeurt zonder afbreuk te doen aan Beschikking 93/676/EEG van de Commissie van 10 december 1993, waarbij wordt vastgesteld dat de exploitatie van geografische gebieden met het oogmerk van prospectie of winning van aardolie of gas in Nederland niet een relevante activiteit vormt in de zin van artikel 2, lid 2, onder b), punt i), van Richtlijn 90/531/EEG van de Raad en dat de diensten welke deze activiteit uitoefenen in Nederland niet geacht worden in aanmerking te komen voor bijzondere of uitsluitende rechten in de zin van artikel 2, lid 3, onder b), van deze richtlijn(14) en Beschikking 97/367/EG van de Commissie van 30 mei 1997 waarin wordt vastgesteld dat de exploitatie van geografische gebieden met het oogmerk van prospectie of winning van aardolie of gas in het Verenigd Koninkrijk geen activiteit is in de zin van artikel 2, lid 2, onder b), punt i), van Richtlijn 93/38/EEG en dat de diensten die een zodanige activiteit uitoefenen in het Verenigd Koninkrijk niet worden geacht bijzondere of uitsluitende rechten te genieten in de zin van artikel 2, lid 3, onder b), van deze richtlijn(15), Beschikking 2002/205/EG van de Commissie van 4 maart 2002 ingevolge het verzoek van Oostenrijk om gebruik te maken van de speciale regeling van artikel 3 van Richtlijn 93/38/EEG(16) en Beschikking 2004/73/EG van de Commissie ingevolge het verzoek van Duitsland om gebruik te maken van de speciale regeling van artikel 3 van Richtlijn 93/38/EEG(17).

  39. Beroep en werk zijn van fundamenteel belang voor het waarborgen van gelijke kansen voor iedereen en bevorderen de maatschappelijke integratie. In dit verband dragen sociale werkplaatsen en programma's voor beschutte arbeid op doeltreffende wijze bij tot de integratie of herintegratie van gehandicapten op de arbeidsmarkt. Het is echter mogelijk dat het dergelijke werkplaatsen niet lukt om bij normale mededingingsvoorwaarden opdrachten te verwerven. Daarom is het wenselijk te bepalen dat de lidstaten de deelneming aan procedures voor de gunning van opdrachten kunnen voorbehouden aan dergelijke werkplaatsen of de uitvoering ervan voorbehouden in het kader van programma's voor beschermde arbeid.

  40. Deze richtlijn dient niet van toepassing te zijn op contracten betreffende in de artikelen 3 tot en met 7 bedoelde activiteiten noch op prijsvragen georganiseerd om een dergelijke activiteit voort te zetten indien de activiteit in de lidstaat waar zij wordt uitgeoefend rechtstreeks blootstaat aan mededinging op markten waar de toegang niet beperkt is. Het verdient derhalve aanbeveling een procedure in te voeren die voor alle onder deze richtlijn vallende sectoren geldt, zodat met de gevolgen van de huidige of van een toekomstige openstelling voor mededinging rekening wordt gehouden. Een dergelijke procedure moet de betrokken diensten rechtszekerheid en een passende besluitvormingsprocedure bieden, die er op korte termijn voor zorgt dat het Gemeenschapsrecht op dit gebied op uniforme wijze wordt toegepast.

  41. De rechtstreekse blootstelling aan de mededinging moet worden beoordeeld aan de hand van objectieve criteria waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke eigenschappen van de betrokken sector. De uitvoering en de toepassing van de passende communautaire wetgeving waarmee een bepaalde sector of een deel ervan wordt opengesteld, worden als voldoende beschouwd voor het vermoeden van vrije toegang tot de betreffende markt. Een dergelijke passende wetgeving dient te worden omschreven in een bijlage die door de Commissie kan worden bijgewerkt. Bij deze bijwerking houdt de Commissie met name rekening met de eventuele vaststelling van maatregelen die een daadwerkelijke openstelling inhouden van andere sectoren dan die waarvoor in bijlage XI reeds wetgeving is vermeld, zoals van de sector spoorwegvervoer. Wanneer de vrije toegang tot een markt niet uit de implementatie van de passende communautaire wetgeving voortvloeit, moet worden aangetoond dat deze toegang rechtens en feitelijk vrij is. In dit verband geldt de toepassing door een lidstaat van een richtlijn, zoals Richtlijn 94/22/EG waarbij een sector voor mededinging wordt opengesteld, op een andere sector, b.v. de steenkoolsector, als een omstandigheid waarmee rekening moet worden gehouden voor de toepassing van artikel 30.

  42. De door aankopers opgestelde technische specificaties moeten de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging mogelijk maken; daartoe moet het mogelijk zijn inschrijvingen in te dienen waarin de diversiteit van de technische oplossingen tot uiting komt. Te dien einde moeten enerzijds de technische specificaties kunnen worden opgesteld in termen van prestaties en functionele eisen en moeten anderzijds, bij verwijzing naar de Europese — of bij ontstentenis daarvan naar de nationale — norm, inschrijvingen op basis van andere gelijkwaardige oplossingen die voldoen aan de voorschriften van de aanbestedende diensten en die qua veiligheid gelijkwaardig zijn, door de aanbestedende diensten in overweging worden genomen. Om de gelijkwaardigheid aan te tonen, moeten de inschrijvers elk bewijsmiddel kunnen gebruiken. De aanbestedende diensten moeten iedere beslissing dat er geen sprake is van gelijkwaardigheid, kunnen motiveren. Aanbestedende diensten die in de technische specificatie van een bepaalde opdracht milieueisen wensen op te nemen, kunnen de milieukenmerken en/of het milieueffect van specifieke productgroepen of diensten voorschrijven. Zij kunnen, zonder dat daartoe een verplichting bestaat, de passende specificaties gebruiken die zijn omschreven in milieukeuren, zoals de Europese milieukeur, (pluri-)nationale milieukeuren of een andere milieukeur indien de vereisten voor de keur zijn ontwikkeld en aangenomen op grond van wetenschappelijke gegevens via een proces waaraan de betrokkenen, zoals regeringsinstanties, consumenten, fabrikanten, kleinhandel en milieuorganisaties, kunnen deelnemen en indien de keur toegankelijk en beschikbaar is voor alle betrokken partijen.

  43. Om de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot overheidsopdrachten te bevorderen, moeten bepalingen over onderaanneming worden opgenomen.

  44. De uitvoeringsvoorwaarden van een opdracht zijn met de richtlijn verenigbaar indien zij niet direct of indirect discriminerend zijn en indien zij in de aankondiging die als oproep tot mededinging gebruikt wordt of in het bestek worden vermeld. Zij kunnen met name ten doel hebben de beroepsopleiding op de werkplek of de arbeidsparticipatie van moeilijk in het arbeidsproces te integreren personen te bevorderen, de werkloosheid te bestrijden of het milieu te beschermen. Als voorbeeld kan worden verwezen naar de verplichtingen om voor de uitvoering van de opdracht langdurig werkzoekenden aan te werven of in opleidingsacties voor werklozen of jongeren te voorzien, om inhoudelijk de belangrijkste verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) na te leven indien deze niet in het nationale recht zijn omgezet, en om een groter dan het bij de nationale wetgeving voorgeschreven aantal gehandicapten aan te werven.

  45. Tijdens de uitvoering van de opdracht zijn zowel de nationale als de communautaire wetten, regelingen en collectieve overeenkomsten inzake arbeidsvoorwaarden en veiligheid op het werk van kracht, op voorwaarde dat deze regels en hun toepassing in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht. Voor grensoverschrijdende situaties, waarbij werknemers van een lidstaat ter verwezenlijking van een opdracht in een andere lidstaat diensten verrichten, zijn in Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten(18) de minimumvoorwaarden bepaald waaraan het land van ontvangst ten aanzien van deze ter beschikking gestelde werknemers moet voldoen. Indien het nationaal recht daartoe strekkende bepalingen bevat, kan niet-naleving van die verplichtingen worden beschouwd als een ernstige fout of een delict dat in strijd is met de beroepsgedragsregels van de betrokken ondernemer, hetgeen kan leiden tot uitsluiting van deze ondernemer van de procedure voor de gunning van een opdracht.

  46. Gezien de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en de vereenvoudigingen die deze voor de bekendmaking van opdrachten en uit het oogpunt van doeltreffendheid en doorzichtigheid van de aanbestedingsprocedures kunnen meebrengen, dienen elektronische middelen te worden gelijkgesteld met de klassieke middelen voor communicatie en informatie-uitwisseling. Het middel en de technologie waarvoor wordt gekozen, moeten zoveel mogelijk met de in de andere lidstaten gebruikte technieken verenigbaar zijn.

  47. Door het gebruik van elektronische middelen wordt tijd bespaard. Bijgevolg dienen de minimale termijnen bij gebruik van deze elektronische middelen te worden verkort, op voorwaarde echter dat deze met de op communautair niveau toegepaste wijzen van doorgifte verenigbaar zijn. Er moet echter op worden toegezien dat het gecumuleerde effect van het korter maken van de termijnen niet tot te korte termijnen leidt.

  48. Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen(19) en Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt(20) dienen in het kader van deze richtlijn op de doorgifte van informatie door middel van elektronische middelen te worden toegepast. De procedures voor overheidsopdrachten en de regels voor prijsvragen voor diensten vereisen een hoger niveau van veiligheid en vertrouwelijkheid dan het bij die richtlijnen vereiste niveau.

    Middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen, verzoeken tot deelneming, alsmede plannen en ontwerpen moeten daarom voldoen aan specifieke aanvullende eisen. Te dien einde moet het gebruik van elektronische handtekeningen, met name geavanceerde elektronische handtekeningen, zo veel mogelijk aangemoedigd worden. Voorts kan het bestaan van vrijwillige accreditatieregelingen een gunstig kader vormen voor de verbetering van het niveau van de voor deze middelen verrichte certificatiedienst.

  49. De deelnemers aan een procedure voor de gunning van opdrachten dienen in kennis te worden gesteld van besluiten om kaderovereenkomsten te sluiten of een overeenkomst te gunnen of van de procedure af te zien, binnen termijnen die kort genoeg zijn om de indiening van verzoeken om herziening niet onmogelijk te maken; deze informatie dient derhalve zo spoedig mogelijk te worden gegeven, in het algemeen binnen 15 dagen nadat het besluit is genomen.

  50. Er moet worden gestipuleerd dat de aanbestedende diensten hun selectiecriteria in een openbare procedure en volgens objectieve regels en criteria moeten vaststellen, zoals ook de selectiecriteria bij de niet-openbare procedures en de procedures van gunning via onderhandelingen objectief moeten zijn. Aan deze objectieve regels en criteria hoeft niet per se een relatief gewicht te worden toegekend.

  51. Het is van belang rekening te houden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie wanneer een ondernemer zich in zijn verzoek tot inschrijving beroept op de economische, financiële of technische capaciteiten van andere diensten, ongeacht de juridische aard van de band tussen de ondernemer en die diensten, om aan de selectiecriteria te voldoen of, in de context van erkenningsregelingen, ter ondersteuning van zijn aanvraag tot erkenning. In het laatste geval moet de ondernemer bewijzen dat hij gedurende de totale looptijd van zijn inschrijving daadwerkelijk over deze middelen beschikt. Met het oog op deze erkenning kan een aanbestedende dienst in dat geval een aantal vereisten formuleren waaraan voldaan moet worden, met name bijvoorbeeld, wanneer deze ondernemer zich beroept op de financiële capaciteit van een andere dienst, de — indien nodig solidaire — betrokkenheid van laatstgenoemde dienst.

    Erkenningsregelingen moeten werken volgens objectieve regels en criteria die, naar keuze van de aanbestedende diensten, de capaciteit van de ondernemingen kunnen betreffen en/of de kenmerken van de werken, leveringen of diensten waarop de regeling betrekking heeft. Met het oog op erkenning mogen aanbestedende diensten eigen tests doen om de kenmerken van de betrokken werken, leveringen en diensten te beoordelen, met name wat compatibiliteit en veiligheid betreft.

  52. De communautaire voorschriften inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten of andere titels zijn van toepassing, wanneer voor deelneming aan een aanbestedingsprocedure of aan een prijsvraag voor diensten een bepaalde beroepsbekwaamheid wordt vereist.

  53. In bepaalde gevallen waarin de aard van de werken en/of de diensten de toepassing van milieubeheermaatregelen of -systemen bij de uitvoering van de overheidsopdracht rechtvaardigt, kan de toepassing van dergelijke maatregelen of systemen verlangd worden. Ongeacht of deze milieubeheersystemen overeenkomstig de communautaire instrumenten zoals Verordening (EG) nr. 761/2001 (EMAS)(21) geregistreerd zijn, kunnen zij uitwijzen of een ondernemer over de technische capaciteit beschikt om de opdracht uit te voeren. Voorts dient een beschrijving van de maatregelen die de ondernemer toepast om hetzelfde milieubeschermingsniveau te waarborgen, als alternatief bewijs aanvaard te worden in plaats van de geregistreerde milieubeheersystemen.

  54. Voorkomen moet worden dat overheidsopdrachten worden gegund aan ondernemers die hebben deelgenomen aan een criminele organisatie of die zich schuldig hebben gemaakt aan omkoping, aan fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Gemeenschap, of aan het witwassen van geld. Echter, gegeven het feit dat overheidsdiensten die geen aanbestedende diensten zijn geen toegang hebben tot onweerlegbaar bewijsmateriaal ter zake, moeten deze aanbestedende diensten kunnen kiezen of zij de uitsluitingscriteria van artikel 45, lid 1, van Richtlijn 2004/18/EG al dan niet toepassen. De verplichting artikel 45, lid 1, toe te passen, moet derhalve worden beperkt tot de aanbestedende diensten die aanbestedende diensten zijn. De aanbestedende diensten verzoeken in voorkomend geval de aanvragers van een erkenning, gegadigden of inschrijvers om passende documenten en kunnen, in geval van twijfel over de persoonlijke situatie van deze ondernemers, de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat om medewerking verzoeken. Zulke ondernemers moeten worden uitgesloten zodra de aanbestedende dienst kennis heeft van een overeenkomstig het nationale recht uitgesproken en in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing met betrekking tot dergelijke strafbare feiten.

    De niet-naleving van de milieuwetgeving of van de wetgeving inzake overheidsopdrachten, ten aanzien waarvan een onherroepelijk vonnis of een beslissing met vergelijkbare werking wegens onwettige afspraken is uitgesproken, kan als een delict dat in strijd is met de beroepsgedragsregels van de ondernemer of als een ernstige fout worden beschouwd, indien het nationale recht daartoe strekkende bepalingen bevat.

    De niet-naleving van nationale rechtsbepalingen tot uitvoering van de richtlijnen van de Raad nrs. 2000/78/EG(22) en 76/207/EEG(23) betreffende de gelijke behandeling van werknemers, ten aanzien waarvan een onherroepelijk vonnis of een beslissing met vergelijkbare werking is uitgesproken, kan als een delict dat in strijd is met de beroepsgedragsregels van de ondernemer of als een ernstige fout worden beschouwd.

  55. De gunning van de opdracht dient te geschieden op basis van objectieve criteria waarbij het discriminatieverbod en de beginselen van transparantie, non-discriminatie en gelijke behandeling in acht worden genomen en de beoordeling van de inschrijvingen onder voorwaarden van daadwerkelijke mededinging wordt gegarandeerd. Derhalve mogen twee gunningscriteria worden toegepast, namelijk het criterium van de „laagste prijs” en het criterium van de „economisch voordeligste inschrijving”.

    Teneinde de inachtneming van het beginsel van gelijke behandeling bij de gunning van opdrachten te waarborgen, moet worden voorzien in de door de jurisprudentie bevestigde verplichting om de nodige transparantie te garanderen teneinde iedere inschrijver de mogelijkheid te bieden redelijkerwijs kennis te nemen van de criteria en de nadere regelingen die zullen worden toegepast ter bepaling van de economisch voordeligste inschrijving. Daarom dienen de aanbestedende diensten tijdig de gunningscriteria en het relatieve gewicht van elk van deze criteria aan te geven zodat de ondernemers er bij de opstelling van hun inschrijving kennis van hebben. De aanbestedende diensten kunnen in naar behoren gemotiveerde gevallen, die zij moeten kunnen toelichten, afzien van de vermelding van het relatieve gewicht van de gunningscriteria, wanneer dat relatieve gewicht niet vooraf kan worden bepaald, met name wegens de complexiteit van de opdracht. In die gevallen moeten zij de criteria in dalende volgorde van belangrijkheid vermelden.

    Wanneer de aanbestedende diensten besluiten om de opdracht te gunnen aan de economisch voordeligste inschrijving, gaan zij na welke inschrijving de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt. Daartoe stellen zij economische en kwalitatieve criteria vast, die het over het geheel genomen mogelijk maken om de voor de aanbestedende dienst economisch voordeligste inschrijving te bepalen. Bij de vaststelling van deze criteria wordt rekening gehouden met het voorwerp van de opdracht, aangezien de criteria het mogelijk moeten maken het prestatieniveau van iedere inschrijving in verhouding tot het in de technische specificaties omschreven voorwerp van de opdracht te beoordelen, en de prijs-kwaliteitverhouding van iedere inschrijving te bepalen. Met het oog op het waarborgen van een gelijke behandeling moeten de gunningscriteria de mogelijkheid bieden de inschrijvingen te vergelijken en op een objectieve manier te beoordelen. Indien deze voorwaarden zijn vervuld, bieden economische en kwalitatieve gunningscriteria, bijvoorbeeld criteria betreffende de vervulling van milieueisen, de aanbestedende dienst de mogelijkheid om tegemoet te komen aan de in de specificaties voor de opdracht vermelde behoeften van het betrokken openbare lichaam. Onder dezelfde voorwaarden kan een aanbestedende dienst criteria gebruiken die ertoe strekken te voldoen aan sociale eisen, waardoor met name tegemoet wordt gekomen aan de — in de specificaties voor de opdracht vermelde — behoeften van bijzonder kansarme bevolkingsgroepen waartoe de begunstigden/gebruikers van de werken, leveringen of diensten welke het voorwerp van de opdracht zijn, behoren.

  56. De gunningscriteria mogen geen afbreuk doen aan de toepassing van nationale bepalingen betreffende de beloning van bepaalde diensten, zoals bijvoorbeeld de diensten van architecten, ingenieurs en advocaten.

  57. Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden(24) is van toepassing op de berekening van de termijnen in deze richtlijn.

  58. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bestaande internationale verplichtingen van de Gemeenschap of van de lidstaten en laat de toepassing van andere verdragsbepalingen, met name van de artikelen 81 en 86 onverlet.

  59. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de in bijlage XXV genoemde termijnen binnen welke de lidstaten Richtlijn 93/38/EEG moeten omzetten en toepassen,

  60. De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit van de Raad 1999/468/EG van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(25),

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I OP OPDRACHTEN EN PRIJSVRAGEN TOEPASSELIJKE ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I Basisbegrippen

Artikel 1 Definities

1.

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de definities in dit artikel.

2.

  1. „Opdrachten voor leveringen, voor de uitvoering van werken en voor het verrichten van diensten” zijn schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel tussen één of meer van de in artikel 2, lid 2, bedoelde aanbestedende diensten en een of meer aannemers, leveranciers, of dienstverrichters:

  2. „Opdrachten voor werken” zijn opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering dan wel op het ontwerp en de uitvoering van werken in het kader van een van de in bijlage XII vermelde werkzaamheden of van een werk, dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet. Deze opdrachten kunnen daarnaast ook de voor uitvoering daarvan vereiste leveringen en diensten omvatten. Een „werk” is het product van een geheel van bouw- of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen.

  3. „Opdrachten voor leveringen” zijn andere dan de onder b) bedoelde opdrachten, welke betrekking hebben op het kopen, leasen, huren of huurkopen met of zonder koopoptie, van producten.

    Een opdracht die betrekking heeft op de levering van producten en in bijkomende orde op de werkzaamheden voor het aanbrengen en installeren, wordt als een „opdracht voor leveringen” beschouwd.

  4. „Opdrachten voor diensten” zijn andere opdrachten dan de opdrachten voor werken of leveringen die betrekking hebben op het verrichten van de in bijlage XVI vermelde diensten.

    Een opdracht die zowel op producten als op diensten in de zin van bijlage XVI betrekking heeft, wordt als een „opdracht voor diensten” beschouwd indien de waarde van de desbetreffende diensten hoger is dan die van de in de opdracht opgenomen producten.

    Een opdracht die op in de bijlage XVI vermelde diensten betrekking heeft en slechts in bijkomende orde ten opzichte van het hoofdvoorwerp van de opdracht in bijlage XI vermelde werkzaamheden omvat, wordt als een overheidsopdracht voor diensten beschouwd.

3.

  1. De „concessieovereenkomst voor werken” is een overeenkomst met dezelfde kenmerken als een opdracht voor werken, met uitzondering van het feit dat de tegenprestatie voor de uit te voeren werken bestaat hetzij in uitsluitend het recht het werk te exploiteren, hetzij in dit recht, gepaard gaande met een prijs.

  2. De „concessieovereenkomst voor diensten” is een overeenkomst met dezelfde kenmerken als een opdracht voor diensten met uitzondering van het feit dat de tegenprestatie voor de te verrichten diensten bestaat hetzij in uitsluitend het recht de dienst te exploiteren, hetzij in dit recht, gepaard gaande met een prijs.

4.

Een „raamovereenkomst” is een overeenkomst tussen een of meer van de in artikel 2, lid 2, bedoelde aanbestedende diensten en een of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te plaatsen opdrachten vast te leggen, met name wat betreft de prijs en eventueel de beoogde hoeveelheid.

5.

Een „dynamisch aankoopsysteem” is een geheel elektronisch proces voor aankopen voor regelmatig gebruik, met algemeen op de markt beschikbare kenmerken die overeenkomen met de behoeften van de aanbestedende dienst, beperkt in de tijd en gedurende de gehele looptijd open voor elke ondernemer die voldoet aan de selectiecriteria en die overeenkomstig de eisen van het bestek een indicatieve inschrijving heeft ingediend.

6.

Een „elektronische veiling” is een zich herhalend proces langs elektronische weg voor de presentatie van nieuwe, verlaagde prijzen, en/of van nieuwe waarden voor bepaalde elementen van de inschrijvingen, dat plaatsvindt na de eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen en dat hun klassering op basis van elektronische verwerking mogelijk maakt. Dit proces mag derhalve niet worden aangewend voor de aanbesteding van bepaalde werken of diensten voor intellectuele prestaties, zoals het ontwerpen van bouwwerken.

7.

Een „aannemer”, „leverancier” of „dienstverrichter” kan een natuurlijke of rechtspersoon of een aanbestedende dienst in de zin van artikel 2, onder a) of b), of een combinatie van deze personen en/of diensten zijn, die respectievelijk de uitvoering van werken en/of werkzaamheden producten of diensten op de markt aanbiedt.

De term „ondernemer” dekt zowel de termen „aannemer”, „leverancier” als „dienstverrichter”. De term „ondernemer” wordt louter ter vereenvoudiging van de tekst gebruikt.

Een „inschrijver” is een ondernemer die een inschrijving indient, en een „gegadigde” degene die om een uitnodiging tot deelneming aan een niet-openbare procedure of aan een procedure van gunning via onderhandelingen heeft verzocht.

8.

Een „aankoopcentrale” is een aanbestedende dienst in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), of een aanbestedende dienst in de zin van artikel 1, lid 9, van Richtlijn 2004/18/EG die:

  • leveringen en/of diensten verwerft welke bestemd zijn voor andere aanbestedende diensten, of

  • overheidsopdrachten gunt of raamovereenkomsten sluit met betrekking tot werken, leveringen of diensten welke bestemd zijn voor andere aanbestedende diensten.

9.

„Openbare procedures, niet-openbare procedures en procedures van gunning via onderhandelingen” zijn de door de aanbestedende diensten gevolgde aanbestedingsprocedures, waarbij:

  1. in het geval van openbare procedures, alle belangstellende ondernemers een inschrijving mogen indienen;

  2. in het geval van niet-openbare procedures, alle ondernemers mogen verzoeken om deel te nemen en alleen de door de aanbestedende dienst aangezochte gegadigden een inschrijving mogen indienen;

  3. in het geval van de procedures van gunning via onderhandelingen, de aanbestedende dienst de door haar gekozen ondernemers raadpleegt en via onderhandelingen met een of meer van hen de voorwaarden van de opdracht vaststelt.

10.

„Prijsvragen” zijn procedures welke tot doel hebben de aanbestedende dienst, in het bijzonder op het gebied van ruimtelijke ordening, stadsplanning, architectuur, engineering of automatische gegevensverwerking, een plan of ontwerp te verschaffen, dat na een oproep tot mededinging door een jury wordt geselecteerd, al dan niet met toekenning van prijzen.

11.

De term „schriftelijk” staat voor elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens medegedeeld. Dit geheel kan met elektronische middelen overgebrachte of opgeslagen informatie bevatten.

12.

Een „elektronisch middel” is een middel waarbij van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevensopslag gebruik wordt gemaakt, alsmede van verspreiding, overbrenging en ontvangst per draad, via straalverbinding, langs optische weg of met andere elektromagnetische middelen.

13.

De „Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten”, hierna CPV (Common Procurement Vocabulary)(26) genoemd, verwijst naar de referentienomenclatuur voor overheidsopdrachten als vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002 van 5 november 2002, en zorgt voor overeenstemming met de overige bestaande nomenclaturen.

In geval van uiteenlopende interpretaties betreffende het toepassingsgebied van deze richtlijn als gevolg van mogelijke uiteenlopende interpretaties van de CPV-nomenclatuur en de in bijlage XII bedoelde NACE-nomenclatuur, of tussen de CPV-nomenclatuur en de in bijlage XVII, A en B, bedoelde nomenclatuur van de centrale productclassificatie (CPC) (voorlopige versie), primeren respectievelijk de NACE-nomenclatuur en de CPC-nomenclatuur.

HOOFDSTUK II Toepassingsgebied: definitie van diensten en activiteiten

Afdeling 1 Diensten

Artikel 2 Aanbestedende diensten

Afdeling 2 Activiteiten

Artikel 3 Bepalingen betreffende gas, warmte en elektriciteit
Artikel 4 Water
Artikel 5 Vervoerdiensten
Artikel 6 Postdiensten
Artikel 7 Bepalingen betreffende de exploratie en de winning van aardolie, gas, steenkool en andere vaste brandstoffen en betreffende havens en luchthavens
Artikel 8 Lijsten van aanbestedende diensten
Artikel 9 Opdrachten betreffende verscheidene activiteiten

HOOFDSTUK III Algemene beginselen

Artikel 10 Beginselen van het plaatsen van overheidsopdrachten

TITEL II OP OPDRACHTEN TOEPASSELIJKE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 11 Ondernemers

Artikel 12 Voorwaarden in verband met in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten overeenkomsten

Artikel 13 Vertrouwelijkheid

Artikel 14 Raamovereenkomsten

Artikel 15 Dynamische aankoopsystemen

HOOFDSTUK II Toepassingsgebied: drempels en uitsluitingen

Afdeling 1: Drempels

Artikel 16 Drempelbedragen voor opdrachten
Artikel 17 Methoden voor de berekening van de geraamde waarde van opdrachten,raamovereenkomsten en dynamische aankoopsystemen

Afdeling 2 Opdrachten en concessieovereenkomsten alsmede onder een bijzondere regeling vallende opdrachten

ONDERAFDELING 1
Artikel 18 Concessieovereenkomsten voor werken of diensten
ONDERAFDELING 2 Voor alle aanbestedende diensten en alle soorten opdrachten toepasselijke uitsluitingsgevallen
Artikel 19 Opdrachten geplaatst voor wederverkoop of verhuur aan derden
Artikel 20 Opdrachten geplaatst voor andere doeleinden dan de uitoefening van in deze richtlijn bedoelde activiteiten of voor de uitoefening van dergelijke activiteiten in een derde land
Artikel 21 Geheime opdrachten of opdrachten die bijzondere veiligheidsmaatregelen vereisen
Artikel 22 Op grond van internationale voorschriften geplaatste opdrachten
Artikel 23 Opdrachten gegund aan een verbonden onderneming, een gemeenschappelijke onderneming of een aanbestedende dienst die deel uitmaakt van een gemeenschappelijke onderneming
ONDERAFDELING 3 Op alle aanbestedende diensten maar alleen op de opdrachten voor diensten toepasselijke uitsluitingsgevallen
Artikel 24 Opdrachten voor bepaalde diensten die van het toepassingsgebied van deze richtlijn zijn uitgesloten
Artikel 25 Op basis van een alleenrecht gegunde opdrachten voor diensten
ONDERAFDELING 4 Alleen op bepaalde aanbestedende diensten toepasselijke uitsluitingsgevallen
Artikel 26 Door bepaalde aanbestedende diensten geplaatste opdrachten voor de aankoop van water en voor de levering van energie of brandstoffen, bestemd voor de opwekking van energie
ONDERAFDELING 5 Onder een bijzondere regeling vallende opdrachten, bepalingen inzake aankoopcentrales en het algemeen mechanisme
Artikel 27 Onder een bijzondere regeling vallende opdrachten
Artikel 28 Voorbehouden opdrachten
Artikel 29 Door aankoopcentrales gegunde opdrachten en raamovereenkomsten
Artikel 30 Procedure om te bepalen of een specifieke activiteit rechtstreeks aan mededinging blootgesteld is

HOOFDSTUK III Regelingen voor opdrachten voor diensten

Artikel 31 Opdrachten voor in bijlage XVII A vermelde diensten

Artikel 32 Opdrachten voor in bijlage XVII B vermelde diensten

Artikel 33 Gemengde opdrachten voor de in bijlagen XVII A en XVII B vermelde diensten

HOOFDSTUK IV Bijzondere voorschriften betreffende het bestek en de aanbestedingsstukken

Artikel 34 Technische specificaties

Artikel 35 Mededeling van de technische specificaties

Artikel 36 Varianten

Artikel 37 Onderaanneming

Artikel 38 Voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd

Artikel 39 Verplichtingen ten aanzien van de bepalingen inzake belastingen, milieubescherming, arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden

HOOFDSTUK V Procedures

Artikel 40 Toepassing van openbare en niet-openbare procedures en van procedures van gunning door onderhandelingen

HOOFDSTUK VI Regels voor bekendmaking en voor doorzichtigheid

Afdeling 1 Bekendmaking van de aankondigingen

Artikel 41 Periodieke indicatieve aankondigingen en aankondigingen betreffende het bestaan van een erkenningsregeling
Artikel 42 Aankondigingen die als oproep tot mededinging gebruikt worden
Artikel 43 Aankondigingen van geplaatste opdrachten
Artikel 44 Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen

Afdeling 2 Termijnen

Artikel 45 Termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en de ontvangst van de inschrijvingen
Artikel 46 Openbare procedures: bestek, stukken en nadere inlichtingen
Artikel 47 Uitnodigingen tot het indienen van inschrijvingen of tot onderhandelingen

Afdeling 3 Communicatie en informatieverstrekking

Artikel 48 Regels betreffende de communicatiemiddelen
Artikel 49 Informatie voor verzoekers om erkenning, gegadigden en inschrijvers
Artikel 50 Over de geplaatste opdrachten te bewaren gegevens

HOOFDSTUK VII Verloop van de procedure

Artikel 51 Algemene bepalingen

Afdeling 1 Erkenning en kwalitatieve selectie

Artikel 52 Onderlinge erkenning op het gebied van administratieve, technische of financiële voorwaarden en inzake certificaten, proeven en bewijzen
Artikel 53 Erkenningsregelingen
Artikel 54 Kwalitatieve selectiecriteria

Afdeling 2 Gunning van de opdracht

Artikel 55 Gunningcriteria
Artikel 56 Gebruik van elektronische veilingen
Artikel 57 Abnormaal lage inschrijvingen

Afdeling 3 Inschrijvingen die producten uit derde landen bevatten en betrekkingen met deze landen

Artikel 58 Inschrijvingen die producten uit derde landen bevatten
Artikel 59 Betrekkingen met derde landen op het gebied van opdrachten voor werken, leveringen en diensten

TITEL III REGELS VOOR PRIJSVRAGEN OP HET GEBIED VAN DIENSTEN

Artikel 60 Algemene bepalingen

Artikel 61 Drempels

Artikel 62 Uitgesloten prijsvragen

Artikel 63 Regels voor bekendmaking en voor transparantie

Artikel 64 Communicatiemiddelen

Artikel 65 De organisatie van prijsvragen, de selectie van deelnemers, de samenstelling en de jury

Artikel 66 Beslissingen van de jury

TITEL IV STATISTISCHE VERPLICHTINGEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 67 Statistische verplichtingen

Artikel 68 Raadgevend Comité

Artikel 69 Herziening van de drempels

Artikel 70 Wijzigingen

Artikel 71 Uitvoering

Artikel 72 Controlemechanismen

Artikel 73 Intrekkingen

Artikel 74 Inwerkingtreding

Artikel 75 Adressaten

BIJLAGE IAANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE SECTOREN VERVOER EN DISTRIBUTIE VAN GAS OF WARMTE

BIJLAGE IIAANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE SECTOREN PRODUCTIE, VERVOER EN DISTRIBUTIE VAN ELEKTRICITEIT

BIJLAGE IIIAANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE SECTOREN PRODUCTIE, VERVOER EN DISTRIBUTIE VAN DRINKWATER

BIJLAGE IVAANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE SECTOR VERVOERDIENSTEN PER TREIN

BIJLAGE VAANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE SECTOR STADSSPOORWEG-, TRAM-, TROLLEYBUS- EN BUSDIENSTEN

BIJLAGE VIAANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE POSTSECTOR

BIJLAGE VIIAANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE SECTOREN EXPLORATIE EN WINNING VAN AARDOLIE EN AARDGAS

BIJLAGE VIIIAANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE SECTOREN EXPLORATIE EN WINNING VAN STEENKOOL EN ANDERE VASTE BRANDSTOFFEN

BIJLAGE IXAANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE SECTOR ZEEHAVEN-, BINNENHAVEN- OF ANDERE AANLANDINGSFACILITEITEN

BIJLAGE XAANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE SECTOR LUCHTHAVENFACILITEITEN

BIJLAGE XILIJST VAN DE IN ARTIKEL 30, LID 3, BEDOELDE WETGEVING

BIJLAGE XIILIJST VAN DIENSTEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 1, LID 2, ONDER b)(37)

BIJLAGE XIIIINLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN VAN OPDRACHTEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE XIVINFORMATIE DIE IN MEDEDELINGEN INZAKE HET BESTAAN VAN EEN ERKENNINGSREGELING MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE XV AINFORMATIE DIE IN PERIODIEKE INDICATIEVE AANKONDIGINGEN MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE XV BGEGEVENS DIE VERMELD MOETEN WORDEN IN DE AANKONDIGING IN EEN KOPERSPROFIEL VAN EEN PERIODIEKE INDICATIEVE AANKONDIGING DIE NIET GEBRUIKT WORDT ALS EEN OPROEP TOT MEDEDINGING

BIJLAGE XVIGEGEVENS DIE IN AANKONDIGINGEN VAN GEPLAATSTE OVERHEIDSOPDRACHTEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE XVII A(40)DIENSTEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 31

BIJLAGE XVII BDIENSTEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 32

BIJLAGE XVIIIINFORMATIE DIE IN AANKONDIGINGEN VAN PRIJSVRAGEN MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE XIXINFORMATIE DIE IN AANKONDIGINGEN VAN UITSLAGEN VAN PRIJSVRAGEN MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE XXSPECIFICATIES BETREFFENDE DE BEKENDMAKING

BIJLAGE XXIDEFINITIE VAN ENKELE TECHNISCHE SPECIFICATIES

BIJLAGE XXIIOVERZICHT VAN DE IN ARTIKEL 45 BEDOELDE TERMIJNEN

BIJLAGE XXIIIINTERNATIONALE ARBEIDSNORMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 59, LID 4

BIJLAGE XXIVEISEN TEN AANZIEN VAN MIDDELEN VOOR DE ELEKTRONISCHE ONTVANGST VAN INSCHRIJVINGEN/AANVRAGEN TOT DEELNEMING OF ERKENNING EN PLANNEN EN ONTWERPEN BIJ PRIJSVRAGEN

BIJLAGE XXVUITERSTE TERMIJNEN VOOR OMZETTING EN TOEPASSING

BIJLAGE XXVICONCORDANTIETABEL(42)