Home

Verordening (EG) nr 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag

Verordening (EG) nr 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag

2004R0794 — NL — 22.11.2008 — 004.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

Gewijzigd bij:


Gerectificeerd bij:




▼B

VERORDENING (EG) nr 794/2004 VAN DE COMMISSIE

van 21 april 2004

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag



HOOFDSTUK I

VOORWERP EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Voorwerp en toepassingtsgebied

1. Deze verordening behelst nadere bepalingen met betrekking tot de vorm, de inhoud en andere bijzonderheden van de in Verordening (EG) nr. 659/1999 bedoelde aanmeldingen en jaarverslagen. Zij behelst eveneens bepalingen voor de berekening van de termijnen in alle staatssteunprocedures en van het voor de terugvordering van onrechtmatige steun toe te passen rentepercentage.

2. Deze verordening is van toepassing op steun in alle sectoren.



HOOFDSTUK II

AANMELDINGEN

Artikel 2

Aanmeldingsformulieren

Onverminderd de in Beschikking 2002/871/EG van de Commissie (3) neergelegde verplichting van de lidstaten tot aanmelding van staatssteun in de kolenindustrie, geschieden aanmeldingen van nieuwe steun overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de Verordening (EG) nr. 659/1999, met uitzondering van de in artikel 4, lid 2, bedoelde steun, door middel van het in deel I van Bijlage I bij deze verordening opgenomen aanmeldingsformulier.

Aanvullende informatie die nodig is ter beoordeling van de maatregel overeenkomstig verordeningen, richtsnoeren, kaderregelingen en andere regelingen die op staatssteun van toepassing zijn, wordt verstrekt door middel van de in deel III van Bijlage I opgenomen formulieren.

Telkens wanneer de betrokken richtsnoeren of kaderregelingen worden aangepast of vervangen, past de Commissie de dienovereenkomstige informatieformulieren aan.

▼M3

Artikel 3

Toezending van de aanmelding

1. De aanmelding wordt de Commissie toegezonden door middel van de elektronische validering door de daartoe door de lidstaat opgegeven persoon. Deze gevalideerde aanmelding wordt geacht te zijn verzonden door de Permanente Vertegenwoordiger.

2. De Commissie zendt haar briefwisseling aan de Permanente Vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat of aan een ander, door die lidstaat op te geven adres.

3. Vanaf 1 juli 2008 worden aanmeldingen over de webtoepassing SANI (State Aid Notification Interactive) elektronisch toegezonden.

Alle briefwisseling in verband met een aanmelding wordt over het (beveiligde e-postsysteem PKI(Public Key Infrastructure) toegezonden.

4. In uitzonderlijke omstandigheden en na overeenstemming tussen de Commissie en de betrokken lidstaat kan een ander dan de in lid 3 bedoelde communicatiekanalen worden gebruikt om een aanmelding of briefwisseling in verband met een aanmelding in te dienen.

Bij gebreke van een dergelijk akkoord, worden aanmeldingen of briefwisseling in verband met een aanmelding die door een lidstaat aan de Commissie is gezonden via een ander dan de in lid 3 bedoelde communicatiekanalen, niet geacht bij de Commissie te zijn ingediend.

5. Wanneer de aanmelding of de briefwisseling in verband met een aanmelding vertrouwelijke informatie bevat, geeft de betrokken lidstaat duidelijk aan welke gegevens vertrouwelijk zijn en vermeldt hij de redenen waarom die gegevens als vertrouwelijk worden aangemerkt.

6. De lidstaten verwijzen bij elke steunverlening aan een uiteindelijke begunstigde naar het staatssteunidentificatienummer dat de Commissie aan de betrokken steunregeling heeft toegewezen.

De eerste alinea geldt niet voor steun verleend in de vorm van fiscale maatregelen.

▼B

Artikel 4

Vereenvoudigde aanmeldingsprocedure voor bepaalde wijzigingen in bestaande steun

1. Voor de toepassing van artikel 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 659/1999 wordt onder een wijziging in bestaande steun iedere wijziging verstaan, met uitzondering van aanpassingen van louter formele of administratieve aard die de beoordeling van de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt niet kunnen beïnvloeden. Een verhoging van de oorspronkelijk voor een bestaande steunregeling voorziene middelen met maximaal 20 procent, wordt echter niet als een wijziging van bestaande steun beschouwd.

2. De volgende wijzigingen van bestaande steun worden aangemeld door middel van het in Bijlage II opgenomen formulier voor vereenvoudigde aanmelding:

a)verhogingen van de voor een goedgekeurde steunregeling voorziene middelen met meer dan 20 procent;

b)de verlenging van een bestaande goedgekeurde steunregeling voor een periode tot zes jaar, al dan niet met een verhoging van de voorziene middelen;

c)de aanscherping van de criteria voor de toepassing van een goedgekeurde steunregeling, een verlaging van de steunintensiteit of van de in aanmerking komende uitgaven.

De Commissie poogt naar beste vermogen binnen een termijn van één maand een besluit te nemen over alle door middel van het vereenvoudigde aanmeldingsformulier aangemelde steun.

3. De procedure voor vereenvoudigde aanmelding kan niet worden gebruikt voor de aanmelding van wijzigingen in steunregelingen waarvoor lidstaten geen jaarverslagen overeenkomstig de artikelen 5, 6 en 7 hebben ingediend, tenzij de jaarverslagen over de jaren waarin de steun is toegekend, op hetzelfde tijdstip als dat van de aanmelding worden ingediend.



HOOFDSTUK III

JAARVERSLAGEN

Artikel 5

Vorm en inhoud van jaarverslagen

1. Onverminderd de tweede en derde alinea van dit lid en eventuele aanvullende specifieke vereisten inzake verslagen welke zijn vervat in overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 659/1999 gegeven voorwaardelijke beschikkingen, en onverminderd de naleving van door de betrokken lidstaat in verband met goedkeuringsbeschikkingen gedane toezeggingen, stellen de lidstaten de in artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 bedoelde jaarverslagen over bestaande steunregelingen voor elk volledig kalenderjaar, of deel daarvan, waarin de regeling van toepassing is, op in overeenstemming met het in Bijlage III A gestandaardiseerde verslagmodel.

Bijlage IIIB bevat het model voor de jaarverslagen over bestaande steunregelingen met betrekking tot de productie, de verwerking en de afzet van in bijlage I van het Verdrag opgenomen landbouwproducten.

Bijlage IIIC bevat het model voor de jaarverslagen over bestaande steunregelingen met betrekking tot de productie, de verwerking en de afzet van in bijlage I van het Verdrag opgenomen visserijproducten.

2. De Commissie kan de lidstaten ook verzoeken bijkomende gegevens over specifieke onderwerpen te verstrekken, na voorafgaande besprekingen met de lidstaten.

Artikel 6

Toezending en bekendmaking van jaarverslagen

1. Iedere lidstaat zendt de Commissie zijn jaarverslagen uiterlijk op 30 juni van het jaar volgende op het jaar waarop het verslag betrekking heeft, elektronisch toe.

In gerechtvaardigde gevallen kunnen de lidstaten ramingen voorleggen, mits de werkelijke cijfers ten laatste samen met de gegevens over het volgende jaar worden toegezonden.

2. Jaarlijks publiceert de Commissie een scorebord voor staatssteun dat een synthese bevat van de informatie uit de in het jaar voordien ingediende jaarverslagen.

Artikel 7

Status van jaarverslagen

De toezending van jaarverslagen kan niet worden aangemerkt als de nakoming van de verplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3 van het Verdrag om steunmaatregelen aan te melden voordat zij ten uitvoer worden gelegd. Deze toezending kan evenmin op enigerlei wijze vooruitlopen op de uitkomst van een onderzoek naar beweerdelijk onrechtmatige steun, overeenkomstig de in Hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 659/1999 vastgelegde procedure.



HOOFDSTUK IV

TERMIJNEN

Artikel 8

Berekening van termijnen

1. De termijnen die zijn bepaald in Verordening (EG) nr. 659/1999 en in de onderhavige verordening, of die door de Commissie in het kader van de toepassing van artikel 88 van het EG-Verdrag zijn vastgesteld, worden berekend overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 en de bijzondere bepalingen die in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel zijn neergelegd. In geval van tegenstrijdigheid hebben de bepalingen van de onderhavige verordening voorrang.

2. Termijnen worden uitgedrukt in maanden of in werkdagen.

▼M3

3. Met betrekking tot de termijnen voor maatregelen van de Commissie is voor de toepassing van artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 de relevante gebeurtenis, de ontvangst van de aanmelding of de daaropvolgende briefwisseling overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 3, van de onderhavige verordening.

4. Met betrekking tot de termijnen voor maatregelen van de lidstaten is voor de toepassing van artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 de relevante gebeurtenis, de ontvangst van de desbetreffende aanmelding of briefwisseling van de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de onderhavige verordening.

▼B

5. Met betrekking tot de termijn voor de indiening van opmerkingen door derden en door niet rechtstreeks bij de procedure betrokken lidstaten, na de inleiding van de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 bedoelde formele onderzoekprocedure, is voor de toepassing van artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 de relevante gebeurtenis, de bekendmaking van de mededeling betreffende de inleiding van de procedure in het Publicatieblad van de Europese Unie.

6. Elk verzoek tot verlenging van een termijn wordt met redenen omkleed, en wordt ten minste twee werkdagen vóór het verstrijken van de termijn schriftelijk ingediend op het adres dat is opgegeven door de partij die de termijn vaststelt.



HOOFDSTUK V

BIJ TERUGVORDERING VAN ONRECHTMATIGE STEUN TOE TE PASSEN RENTEPERCENTAGE

▼M3

Artikel 9

Methode voor de vaststelling van het rentepercentage

1. Tenzij in een bijzondere beschikking of een bijzonder besluit anders is bepaald, is het bij terugvordering van in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag verleende staatssteun toe te passen rentepercentage een vóór elk kalenderjaar door de Commissie vastgesteld jaarlijks rentepercentage.

2. Het rentepercentage wordt berekend door de eenjaarlijkse geldmarktrente met 100 basispunt te verhogen. Wanneer die percentages niet beschikbaar zijn, wordt de driemaandelijkse geldmarktrente gebruikt of, bij gebreke daarvan, het rendement van overheidsobligaties.

3. Bij gebreke van betrouwbare gegevens over de geldmarkt of het rendement van overheidsobligaties of gelijkwaardige gegevens, of in uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie, in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaat of lidstaten, een bij terugvordering toe te passen rentepercentage vaststellen met gebruikmaking van een andere methode en op de grondslag van de gegevens waarover zij beschikt.

4. Het bij terugvordering toe te passen rentepercentage wordt eenmaal per jaar herzien. Het basispercentage wordt berekend op basis van de eenjaarlijkse geldmarktrente van de maanden september, oktober en november van het betrokken jaar. Het aldus vastgestelde percentage wordt gedurende het gehele daaropvolgende jaar toegepast.

5. Bovendien zal, om rekening te houden met aanzienlijke en onverwachte schommelingen, een aanpassing plaatsvinden telkens wanneer het gemiddelde percentage, berekend over de drie voorgaande maanden, meer dan 15 % afwijkt van het geldende rentepercentage. Dit nieuwe percentage wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgende op de maanden die voor de berekening zijn gebruikt.

▼B

Artikel 10

Bekendmaking

De Commissie maakt de geldende en de relevante vroegere bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en, ter kennisneming, op het internet.

Artikel 11

Methode voor de toepassing van het rentepercentage

1. Het toepasselijke rentepercentage is het percentage dat van toepassing was op de datum waarop de onrechtmatig verleende steun ter beschikking van de begunstigde is gesteld.

2. Het rentepercentage wordt op samengestelde grondslag toegepast, tot de datum waarop de steun is terugbetaald. Over de rente die betrekking heeft op het voorgaande jaar is in elk volgende jaar rente verschuldigd.

▼M3

3. Het in lid 1 bedoelde rentepercentage is gedurende de gehele periode, tot het tijdstip van volledige terugbetaling, van toepassing. Wanneer echter meer dan één jaar is verstreken tussen het tijdstip waarop de onrechtmatige steun de begunstigde voor het eerst ter beschikking is gesteld, en het tijdstip waarop de steun volledig is terugbetaald, wordt de rente jaarlijks opnieuw berekend, op de grondslag van het ten tijde van de herberekening geldende percentage.

▼B



HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 12

De Commissie herbeziet, na raadpleging van de lidstaten, de toepassing van deze verordening binnen vier jaar nadat deze in werking is getreden.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Hoofdstuk II is alleen van toepassing op aanmeldingen die de Commissie meer dan vijf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening zijn toegezonden.

Hoofdstuk III is van toepassing op jaarverslagen betreffende steun die vanaf 1 januari 2003 is toegekend.

Hoofdstuk IV is van toepassing op alle termijnen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn vastgesteld, maar nog niet zijn verstreken.

De artikelen 9 en 11 zijn van toepassing op alle terugvorderingsbeschikkingen waarvan na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kennis wordt gegeven

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

image

▼M3

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

▼M1

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

▼M3

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

▼M4

DEEL III.10

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STAATSSTEUN TEN BEHOEVE VAN HET MILIEU

Dit formulier aanvullende informatie moet worden gebruikt voor de aanmelding van alle steun die onder de toepassing valt van de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (hierna de „richtsnoeren milieusteun” genoemd) (4). Dit formulier moet ook worden gebruikt voor individuele milieusteun die niét onder een groepsvrijstelling valt, of voor steun die individueel moet worden aangemeld omdat deze de in de groepsvrijstellingsverordening vastgestelde drempels voor individuele aanmelding overschrijdt.

1. Basiskenmerken van de aangemelde maatregel

Vul de van toepassing zijnde onderdelen van het aanmeldingsformulier in overeenkomstig de aard van de aangemelde maatregel. Hieronder volgt een korte leidraad.

A)Specificeer het type steun en vul de van toepassing zijnde subonderdelen van deel 3 (Verenigbaarheid van steun op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag) van dit formulier voor aanvullende informatie in:

Steun voor ondernemingen die verder gaan dan communautaire normen of die bij ontstentenis van communautaire normen het niveau van milieubescherming doen toenemen, vul deel 3.1 in;

Steun voor de aanschaf van nieuwe vervoermiddelen die verder gaan dan communautaire normen of die bij ontstentenis van communautaire normen het niveau van milieubescherming doen toenemen, vul deel 3.1 in;

Steun voor kmo’s voor vroege aanpassing aan toekomstige communautaire normen, vul deel 3.2 in;

Steun voor milieustudies, vul deel 3.3 in;

Steun voor energiebesparing, vul deel 3.4 in;

Steun ten behoeve van hernieuwbare energiebronnen, vul deel 3.5 in;

Steun ten behoeve van warmtekrachtkoppeling, vul deel 3.6 in;

Steun voor energie-efficiënte stadsverwarming, vul deel 3.7 in;

Steun voor afvalbeheer, vul deel 3.8 in;

Steun voor de sanering van verontreinigde terreinen, vul deel 3.9 in;

Steun voor de verhuizing van ondernemingen, vul deel 3.10 in;

Met regelingen inzake verhandelbare vergunningen gemoeide steun, vul deel 3.11 in;

Steun in de vorm van verlagingen of vrijstellingen van milieubelastingen, vul deel 6 in.

Vul verder in: deel 4 (Stimulerend effect en noodzaak van de steun), deel 7 (Criteria voor een nadere beoordeling) deel 8 (Aanvullende informatie voor nadere beoordeling) (5) en deel 10 (Rapportage en monitoring).

B)Licht de belangrijkste kenmerken (doel, waarschijnlijke effecten van de steun, steuninstrument, steunintensiteit, begunstigden, budget enz.) van de aangemelde maatregel toe.

C)Kan de steun met andere steun worden gecumuleerd?



 ja

 neen

Zo ja, vul deel 9 (Cumulering) van dit formulier in.

D)Wordt de steun verleend om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen?



 ja

 neen

Zo ja, vul deel 5 (Verenigbaarheid van steun op grond van artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag) van dit formulier in.

E)Indien de aangemelde individuele steun gebaseerd is op een goedgekeurde regeling, geef dan details over die regeling (nummer waaronder de steunmaatregel werd geregistreerd, titel van de regeling, datum goedkeuring door de Commissie):

F)Wanneer de steun/verhoging voor kleine ondernemingen wordt toegekend, bevestig dan dat de begunstigden vallen onder de definitie van kleine ondernemingen uit de wetgeving van de Gemeenschap:

ja

G)Wanneer de steun/verhoging voor middelgrote ondernemingen wordt toegekend, bevestig dan dat de begunstigden vallen onder de definitie van middelgrote ondernemingen uit de wetgeving van de Gemeenschap:

ja

H)Indien van toepassing, geef aan welke wisselkoers is gebruikt ten behoeve van deze aanmelding:

I)Alle documenten die door de lidstaten als bijlagen bij het aanmeldingsformulier worden verstrekt, dienen te zijn genummerd en de nummers van de documenten moeten worden aangegeven in het desbetreffende punt van dit formulier.

2. Doel van de steun

A)Geef in het licht van de doelstellingen van gemeenschappelijk belang van de richtsnoeren milieusteun (deel 1.2) aan wat de milieudoelstellingen van de aangemelde maatregel zijn. Geef een uitvoerige beschrijving van elk afzonderlijk type steun dat op grond van de aangemelde maatregel zal worden verleend.

B)Indien de aangemelde maatregel in het verleden reeds is toegepast, beschrijf dan de resultaten van die maatregel op het gebied van milieubescherming (vermeld het relevante nummer waaronder de steunmaatregel werd geregistreerd, de datum van goedkeuring van de maatregel door de Commissie en stuur indien mogelijk nationale beoordelingsrapporten voor de maatregel mee):

C)Wanneer het een nieuwe maatregel betreft, beschrijf dan wat de verwachte resultaten zijn en binnen welke termijn deze moeten worden behaald:

3. Verenigbaarheid van de steun op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag

Wanneer meerdere begunstigden bij het als individuele steun aangemelde project betrokken zijn, geef dan de hieronder gevraagde informatie voor elk van deze begunstigden.

3.1. Steun voor ondernemingen die verder gaan dan communautaire normen of die bij ontstentenis van communautaire normen het niveau van milieubescherming doen toenemen (6)

3.1.1. Aard van de gesteunde investeringen, relevante normen

A)Geef aan of de steun wordt verleend voor:

investeringen waarmee de begunstigde het milieu beter kan beschermen tegen zijn activiteiten en die verder gaan dan de geldende communautaire normen (7), ongeacht het bestaan van bindende nationale normen die strenger zijn dan de communautaire norm;

of

investeringen waarmee de begunstigde het milieu beter kan beschermen tegen zijn activiteiten bij ontstentenis van communautaire normen.

B)Geef uitvoerige informatie, indien relevant inclusief informatie over de desbetreffende communautaire normen:

C)Indien de steun wordt verleend om te voldoen aan een nationale norm die strenger is dan de communautaire normen, vermeld dan de desbetreffende nationale normen en stuur een exemplaar daarvan mee:

3.1.2. Steunintensiteiten en verhogingen

Voor steunregelingen moet de steunintensiteit worden berekend voor elke begunstigde van de steun.

A)Wat is de maximale steunintensiteit voor de aangemelde maatregel (8)? …

B)Wordt de steun toegekend via een reële tenderprocedure (9)?



 ja

 neen

Zo ja, geef dan nadere informatie over de tenderprocedure en stuur een exemplaar van de aankondiging of ontwerpaankondiging van de tender mee:

C)Verhogingen:

Wordt er in de projecten een verhoging toegekend?



 ja

 neen

Zo ja, specificeer deze verhoging hieronder.

—Wordt er in het kader van de aangemelde maatregel een kmo-verhoging toegekend?



 ja

 neen

Zo ja, vermeld de hoogte van de toegepaste verhoging (10): …

—Wordt de verhoging voor eco-innovatie (11) toegepast in het kader van de aangemelde maatregel?



 ja

 neen

Zo ja, geef dan aan hoe aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

de eco-innovatieve activa of het eco-innovatieve project zijn nieuw of sterk verbeterd ten opzichte van de „state of the art” in de betrokken sector in de Gemeenschap;

het verwachte voordeel voor het milieu is aanzienlijk hoger dan de verbetering die voortvloeit uit de algemene evolutie van de „state of the art” in vergelijkbare activiteiten;

het innovatieve karakter van deze activa of projecten houdt in dat — uit technologisch, markt- of financieel oogpunt — de risicograad duidelijk hoger is dan het risico dat doorgaans verbonden is aan vergelijkbare niet-innovatieve activa of projecten.

Geef nadere informatie waaruit blijkt dat aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan:

Hoe groot is deze verhoging (12): …

D)Vermeld in het geval van een steunregeling de totale steunintensiteit van de met de aangemelde regeling gesteunde projecten (inclusief de verhogingen) (%): …

3.1.3. In aanmerking komende kosten (13)

A)Bevestigt u dat de in aanmerking komende kosten beperkt blijven tot de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn om het milieu beter te beschermen dan wordt vereist in de communautaire normen?

ja

B)Bevestig voorts dat:

de exacte met de bescherming van het milieu verband houdende kosten zijn de in aanmerking komende kosten, indien de kosten voor milieu-investeringen duidelijk kunnen worden aangegeven;

of

de extra investeringskosten worden vastgesteld door vergelijking van de investering met de counterfactual situatie wanneer geen steun wordt verleend, dus de referentie-investering (14);

en

de in aanmerking komende kosten moeten worden berekend exclusief de exploitatiebaten en exploitatiekosten die betrekking hebben op de extra milieu-investering en die in de eerste vijf jaar van de levensduur van de betrokken investering zijn ontstaan.

C)Wat is de vorm van de in aanmerking komende kosten?

investeringen in materiële activa;

investeringen in immateriële activa.

D)Vermeld bij investeringen in materiële activa de vorm(en) van de desbetreffende investeringen:

investeringen in gronden die strikt noodzakelijk zijn om aan milieudoelstellingen te voldoen;

investeringen in gebouwen, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in installaties en uitrusting, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in aanpassing van productiemethoden om het milieu te beschermen.

E)Bevestig bij investeringen in immateriële activa (overdracht van technologie door verwerving van bedrijfslicenties of geoctrooieerde en niet-geoctrooieerde kennis) dat deze immateriële activa aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij moeten als activa kunnen worden afgeschreven;

zij moeten tegen marktvoorwaarden worden verworven van een onderneming waarover de verwerver geen directe of indirecte zeggenschap uitoefent;

zij moeten bij de activa van de onderneming zijn opgenomen en voor ten minste vijf jaar bij de begunstigde van de steun blijven en door deze worden gebruikt (15).

Bevestig verder dat bij verkoop van de immateriële activa gedurende deze termijn van vijf jaar:

de opbrengst van de verkoop op de in aanmerking komende kosten in mindering wordt gebracht;

en

dat het steunbedrag in voorkomende gevallen geheel of gedeeltelijk zal worden terugbetaald.

F)Kruis in het geval van investeringen om een hoger niveau van milieubescherming dan de communautaire normen te behalen de desbetreffende verklaringen aan:

indien de onderneming zich aanpast aan nationale normen die bij ontstentenis van communautaire normen zijn vastgesteld, omvatten de voor steun in aanmerking komende kosten de extra investeringskosten die nodig zijn om het door de nationale normen vereiste niveau van milieubescherming te behalen;

indien de onderneming zich aanpast aan of verder gaat dan nationale normen die strenger zijn dan de desbetreffende communautaire normen, of verder gaat dan communautaire normen, omvatten de voor steun in aanmerking komende kosten de extra investeringskosten die nodig zijn om het niveau van milieubescherming te behalen dat communautaire normen overtreft (16);

bij ontstentenis van normen komen de investeringkosten in aanmerking die noodzakelijk zijn om een niveau van milieubescherming te behalen dat hoger is dan het niveau dat zonder enige milieusteun door de betrokken onderneming of ondernemingen zou worden bereikt.

G)Verstrek voor steunregelingen een uitvoerige berekeningsmethodiek aan de hand van de counterfactual situatie, die zal worden toegepast voor alle gevallen waarin individuele steun wordt verleend op basis van de aangemelde regeling, en verstrek relevante bewijsstukken:

Geef voor individuele steunmaatregelen een uitvoerige berekening van de in aanmerking komende kosten van het aangemelde investeringsproject aan de hand van de counterfactual situatie en verstrek relevante bewijsstukken:

3.1.4. Bijzondere regels inzake de verwerving van nieuwe vervoermiddelen die verder gaan dan communautaire normen of die bij ontstentenis van communautaire normen het niveau van milieubescherming doen toenemen (17)

Gelieve in het geval van steun voor de verwerving van nieuwe vervoermiddelen die verder gaan dan communautaire normen of die bij ontstentenis van communautaire normen het niveau van milieubescherming doen toenemen, niet alleen de vragen van de punten 3.1 tot en met 3.1.3 te beantwoorden, maar ook de volgende punten te bevestigen:

A)De nieuwe vervoermiddelen voor vervoer per spoor, over de weg, over de binnenwateren en over zee die aan goedgekeurde communautaire normen voldoen, werden verworven vóór de inwerkingtreding ervan en de nieuwe communautaire normen, zodra deze verplicht werden, zijn niet retroactief op reeds aangeschafte vervoermiddelen van toepassing.

ja

Verschaf nadere informatie:

B)Voor vernieuwingsoperaties met een milieubeschermingsdoelstelling in de vervoersector:

de bestaande vervoermiddelen worden aangepast aan milieunormen die nog niet van kracht waren op de dag dat die vervoermiddelen in bedrijf werden genomen;

of

de vervoermiddelen zijn niet aan milieunormen onderworpen.

3.2. Steun voor vroege aanpassing aan toekomstige communautaire normen (18)

3.2.1. Basisvoorwaarden

A)Bevestig dat de investering ten minste een jaar voor het van kracht worden van de norm is uitgevoerd en afgerond.



 ja

 neen

Zo ja, geef in het geval van steunregelingen nadere informatie over de wijze waarop de naleving van deze voorwaarde wordt gewaarborgd:

Zo ja, geef in het geval van individuele steun nadere informatie en verstrek bewijsstukken:

B)Geef nadere informatie over de desbetreffende communautaire normen, waaronder de data die relevant zijn met het oog op de naleving van de voorwaarde van punt A):

3.2.2. Steunintensiteiten

Wat is de basissteunintensiteit voor de aangemelde maatregel?

—voor kleine ondernemingen (19): ….

—voor middelgrote ondernemingen (20): …

—voor grote ondernemingen (21): …

3.2.3. In aanmerking komende kosten

A)Bevestigt u dat de in aanmerking komende kosten beperkt blijven tot de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn om het door de communautaire norm vereiste niveau van milieubescherming te behalen ten opzichte van het bestaande niveau van milieubescherming dat vóór de invoering van deze norm van toepassing was?

ja

B)Bevestig voorts dat:

de exacte met de bescherming van het milieu verband houdende kosten zijn de in aanmerking komende kosten, indien de kosten voor milieu-investeringen duidelijk kunnen worden aangegeven;

of

de extra investeringskosten worden vastgesteld door vergelijking van de investering met de counterfactual situatie wanneer geen steun wordt verleend, dus de referentie-investering (22);

en

de in aanmerking komende kosten moeten worden berekend exclusief de exploitatiebaten en exploitatiekosten die betrekking hebben op de extra milieu-investering en die in de eerste vijf jaar van de levensduur van de betrokken investering zijn ontstaan.

C)Wat is de vorm van de in aanmerking komende kosten?

investeringen in materiële activa;

investeringen in immateriële activa.

D)Vermeld bij investeringen in materiële activa de vorm(en) van de desbetreffende investeringen:

investeringen in gronden die strikt noodzakelijk zijn om aan milieudoelstellingen te voldoen;

investeringen in gebouwen, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in installaties en uitrusting, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in aanpassing van productiemethoden om het milieu te beschermen.

E)Bevestig bij investeringen in immateriële activa (overdracht van technologie door verwerving van bedrijfslicenties of geoctrooieerde en niet-geoctrooieerde kennis) dat al deze immateriële activa aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij moeten als activa kunnen worden afgeschreven;

zij moeten tegen marktvoorwaarden worden verworven van een onderneming waarover de verwerver geen directe of indirecte zeggenschap uitoefent;

zij moeten bij de activa van de onderneming zijn opgenomen en voor ten minste vijf jaar bij de begunstigde van de steun blijven en door deze worden gebruikt (23).

Bevestig verder dat bij verkoop van de immateriële activa gedurende deze termijn van vijf jaar:

de opbrengst van de verkoop op de in aanmerking komende kosten in mindering wordt gebracht;

en

dat het steunbedrag in voorkomende gevallen geheel of gedeeltelijk zal worden terugbetaald.

F)Verstrek voor steunregelingen een uitvoerige berekeningsmethodiek aan de hand van de counterfactual situatie, die zal worden toegepast voor alle gevallen waarin individuele steun wordt verleend op basis van de aangemelde regeling, en verstrek de desbetreffende bewijsstukken:

Geef voor individuele steunmaatregelen een uitvoerige berekening van de in aanmerking komende kosten van het aangemelde investeringsproject aan de hand van de counterfactual situatie en verstrek relevante bewijsstukken:

3.3. Steun voor milieustudies (24)

3.3.1. Studies die rechtstreeks verband houden met investeringen om te voldoen aan normen die verder gaan dan communautaire normen, of bij ontstentenis van communautaire normen het niveau van milieubescherming doen toenemen

A)Bevestig dat de steun wordt toegekend voor studies die rechtstreeks verband houden met investeringen om te voldoen aan normen die verder gaan dan communautaire normen of om bij ontstentenis van communautaire normen het niveau van milieubeschermingen te doen toenemen.



 ja

 neen

Zo ja, geef dan aan voor welke van de onderstaande doelen de investering moet dienen:

dankzij de investering kan de begunstigde het uit zijn activiteiten voortvloeiende niveau van milieubescherming doen toenemen, door verder te gaan dan de geldende communautaire normen, ongeacht of er bindende nationale normen bestaan die strenger zijn dan de communautaire norm;

of

dankzij de investering kan de begunstigde het milieu beter beschermen tegen zijn activiteiten bij ontstentenis van communautaire normen.

B)Geef uitvoerige informatie, indien relevant inclusief informatie over de desbetreffende communautaire normen:

C)Vermeld indien de steun wordt verleend voor studies die rechtstreeks verband houden met investeringen om te voldoen aan een nationale norm die verder gaat dan de communautaire normen, de desbetreffende nationale norm(en) en stuur een exemplaar daarvan mee:

D)Beschrijf de typen studies waarvoor steun zal worden toegekend:

3.3.2. Studies die rechtstreeks verband houden met investeringen om energie te besparen

Bevestig dat de steun wordt toegekend voor studies die rechtstreeks verband houden met investeringen om energie te besparen.



 ja

 neen

Zo ja, stuur bewijsstukken mee waaruit blijkt hoe het doel van de desbetreffende investering in overeenstemming is met de definitie van energiebesparing uit punt 70, onder 2), van de richtsnoeren milieusteun:

3.3.3. Studies die rechtstreeks verband houden met investeringen om hernieuwbare energie op te wekken

A)Bevestig dat de steun wordt toegekend voor studies die rechtstreeks verband houden met investeringen om hernieuwbare energie op te wekken.



 ja

 neen

Zo ja, stuur bewijsstukken mee waaruit blijkt hoe het doel van de desbetreffende investering in overeenstemming is met de definitie van de opwekking van hernieuwbare energie uit punt 70, onder 5) en 9), van de richtsnoeren milieusteun:

B)Omschrijf het (de) type(n) hernieuwbare energiebron(nen) dat (die) zal worden gesteund met de investering die verband houdt met de milieustudie en verstrek nadere gegevens:

3.3.4. Steunintensiteiten en verhogingen

A)Wat is de maximale steunintensiteit voor de aangemelde maatregel (25)?

B)Wordt er in het kader van de aangemelde maatregel een kmo-verhoging toegekend?



 ja

 neen

Zo ja, vermeld dan de hoogte van de toegepaste verhoging (26): …

3.4. Steun voor energiebesparing (27)

3.4.1. Basisvoorwaarden

A)Bevestig dat de aangemelde maatregel voldoet aan de definitie van energiebesparing van punt 70, onder 2), van de richtsnoeren milieusteun.

ja

B)Vermeld de typen maatregelen voor energiebesparing waaraan steun wordt toegekend alsmede het te behalen niveau van energiebesparing en geef nadere bijzonderheden:

3.4.2. Investeringssteun

3.4.2.1. Steunintensiteiten en verhogingen

A)Wat is de basissteunintensiteit voor de aangemelde maatregel (28): …

B)Verhogingen:

—Wordt er in het kader van de aangemelde maatregel een kmo-verhoging toegekend?



 ja

 neen

Zo ja, vermeld dan de hoogte van de toegepaste verhoging (29): …

C)Wordt de steun toegekend via een reële tenderprocedure (30)?



 ja

 neen

Zo ja, geef dan nadere informatie over de tenderprocedure en stuur een exemplaar van de (ontwerp)aankondiging van de tender mee:

D)Vermeld in het geval van een steunregeling de totale steunintensiteit van de met de aangemelde regeling gesteunde projecten (inclusief de verhogingen) ( %):

3.4.2.2. In aanmerking komende kosten (31)

A)Bevestig, wat de berekening van de in aanmerking komende kosten betreft, dat de in aanmerking komende kosten beperkt blijven tot de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn om energiebesparingen te behalen die de communautaire normen overtreffen.

ja

B)Bevestig voorts dat:

de exacte met de energiebesparing verband houdende kosten de in aanmerking komende kosten zijn, wanneer de kosten voor energiebesparing duidelijk kunnen worden aangegeven;

of

het deel van de investering dat rechtstreeks met energiebesparing verband houdt is vastgesteld door vergelijking van deze investering met de counterfactual situatie wanneer geen steun wordt verleend, dus de referentie-investering (32);

en

de in aanmerking komende kosten worden berekend exclusief de exploitatiebaten en exploitatiekosten die betrekking hebben op de extra investering voor energiebesparing en die zijn ontstaan in de eerste drie jaar van de levensduur van deze investering in het geval van kmo’s, in de eerste vier jaar in het geval van grote ondernemingen die niet deelnemen aan het EU-systeem inzake CO2-emissiehandel en in de eerste vijf jaar in het geval van grote ondernemingen die wel deelnemen aan het EU-systeem inzake CO2-emissiehandel (33).

C)Kruis in het geval van investeringssteun om een niveau van milieubescherming te behalen dat hoger ligt dan de communautaire normen aan welke van de volgende verklaringen van toepassing is:

indien de onderneming zich aanpast aan nationale normen die bij ontstentenis van communautaire normen zijn vastgesteld, omvatten de voor steun in aanmerking komende kosten de extra investeringskosten die nodig zijn om het door de nationale normen vereiste niveau van milieubescherming te behalen;

indien de onderneming zich aanpast aan of verder gaat dan nationale normen die strenger zijn dan de desbetreffende communautaire normen, of verder gaat dan communautaire normen, omvatten de voor steun in aanmerking komende kosten de extra investeringskosten die nodig zijn om het niveau van milieubescherming te behalen dat communautaire normen overtreft (34);

bij ontstentenis van normen komen de investeringkosten in aanmerking die noodzakelijk zijn om een niveau van milieubescherming te behalen dat hoger is dan het niveau dat zonder enige milieusteun door de betrokken onderneming of ondernemingen zou worden bereikt.

D)Wat is de vorm van de in aanmerking komende kosten?,

investeringen in materiële activa;

investeringen in immateriële activa.

E)Vermeld bij investeringen in materiële activa de vorm(en) van de desbetreffende investeringen:

investeringen in gronden die strikt noodzakelijk zijn om aan milieudoelstellingen te voldoen;

investeringen in gebouwen, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in installaties en uitrusting, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in aanpassing van productiemethoden om het milieu te beschermen.

F)Bevestig bij investeringen in immateriële activa (overdracht van technologie door verwerving van bedrijfslicenties of geoctrooieerde en niet-geoctrooieerde kennis) dat deze immateriële activa aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij moeten als activa kunnen worden afgeschreven;

zij moeten tegen marktvoorwaarden worden verworven van een onderneming waarover de verwerver geen directe of indirecte zeggenschap uitoefent;

zij moeten bij de activa van de onderneming zijn opgenomen en voor ten minste vijf jaar bij de begunstigde van de steun blijven en door deze worden gebruikt (35).

Bevestig verder dat bij verkoop van de immateriële activa gedurende deze termijn van vijf jaar:

de opbrengst van de verkoop op de in aanmerking komende kosten in mindering wordt gebracht;

en

dat het steunbedrag in voorkomende gevallen geheel of gedeeltelijk zal worden terugbetaald.

G)Verstrek voor steunregelingen aan de hand van verwijzingen naar een counterfactual situatie uitvoerig de berekeningsmethodiek (36) die zal worden toegepast voor alle individuele gevallen waarin steun wordt toegekend op basis van de aangemelde regeling en verstrek de desbetreffende bewijsstukken:

Geef voor individuele steunmaatregelen een uitvoerige berekening van de in aanmerking komende kosten van het aangemelde investeringsproject aan de hand van de counterfactual situatie en verstrek relevante bewijsstukken:

3.4.3. Exploitatiesteun

A)Verstrek gegevens/berekeningen waaruit blijkt dat de steun is beperkt tot het compenseren van de uit de investering resulterende netto extra productiekosten, waarbij rekening wordt gehouden met de baten die de energiebesparing met zich brengt (37):

B)Voor welke termijn wordt exploitatiesteun toegekend (38)?…

C)Is de steun degressief?



 ja

 neen

Wat is the steunintensiteit van de:

—degressieve steun (geef de degressie per jaar aan) (39): …

—niet-degressieve steun (40): …

3.5. Steun ten behoeve van hernieuwbare energiebronnen (41)

3.5.1. Basisvoorwaarden

A)Bevestig dat de steun uitsluitend wordt toegekend voor de bevordering van hernieuwbare energiebronnen zoals omschreven in de richtsnoeren milieusteun (42).



 ja

 neen

B)Bevestig in het geval van de bevordering van biobrandstoffen dat de steun uitsluitend verleend wordt voor de bevordering van duurzame biobrandstoffen in de zin van deze richtsnoeren.



 ja

 neen

C)Specificeer de soorten hernieuwbare energiebronnen (43) die met de aangemelde maatregel worden gesteund en geef nadere bijzonderheden:

3.5.2. Investeringssteun

3.5.2.1. Steunintensiteiten en verhogingen

A)Wat is de basissteunintensiteit voor elke hernieuwbare energiebron die met de aangemelde maatregel wordt gesteund (44): …

B)Wordt er in het kader van de aangemelde maatregel een kmo-verhoging toegekend?



 ja

 neen

Zo ja, vermeld de hoogte van de toegepaste verhoging (45): …

C)Wordt de steun toegekend via een reële tenderprocedure (46)?



 ja

 neen

Zo ja, geef dan nadere informatie over de tenderprocedure en stuur een exemplaar van de (ontwerp)aankondiging van de tender mee:

D)Vermeld in het geval van een steunregeling de totale steunintensiteit van de met de aangemelde regeling gesteunde projecten (inclusief de verhogingen) ( %):

3.5.2.2. In aanmerking komende kosten (47)

A)Bevestigt u dat de in aanmerking komende investeringskosten beperkt blijven tot de extra investeringskosten die ten laste van de begunstigde komen ten opzichte van een conventionele elektriciteitscentrale of een traditioneel verwarmingssysteem met dezelfde capaciteit inzake daadwerkelijke energieopwekking?

ja

B)Bevestig voorts dat:

de exacte met hernieuwbare energie verband houdende kosten zijn de in aanmerking komende kosten, wanneer de kosten voor investeringen in hernieuwbare energie duidelijk kunnen worden aangegeven;

of

de extra investeringskosten worden vastgesteld door vergelijking van de investering met de counterfactual situatie wanneer geen steun wordt verleend, dus de referentie-investering (48);

en

de in aanmerking komende kosten moeten worden berekend exclusief de exploitatiebaten en exploitatiekosten die betrekking hebben op de extra investering voor hernieuwbare energiebronnen en die in de eerste vijf jaar van de levensduur van de betrokken investering zijn ontstaan.

C)Wat is de vorm van de in aanmerking komende kosten?

investeringen in materiële activa;

investeringen in immateriële activa.

D)Vermeld bij investeringen in materiële activa de vorm(en) van de desbetreffende investeringen:

investeringen in gronden die strikt noodzakelijk zijn om aan milieudoelstellingen te voldoen;

investeringen in gebouwen, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in installaties en uitrusting, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in aanpassing van productiemethoden om het milieu te beschermen.

E)Bevestig bij investeringen in immateriële activa (overdracht van technologie door verwerving van bedrijfslicenties of geoctrooieerde en niet-geoctrooieerde kennis) dat deze immateriële activa aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij moeten als activa kunnen worden afgeschreven;

zij moeten tegen marktvoorwaarden worden verworven van een onderneming waarover de verwerver geen directe of indirecte zeggenschap uitoefent;

zij moeten bij de activa van de onderneming zijn opgenomen en voor ten minste vijf jaar bij de begunstigde van de steun blijven en door deze worden gebruikt (49).

Bevestig verder dat bij verkoop van de immateriële activa gedurende deze termijn van vijf jaar:

de opbrengst van de verkoop op de in aanmerking komende kosten in mindering wordt gebracht;

en

dat het steunbedrag in voorkomende gevallen geheel of gedeeltelijk zal worden terugbetaald.

F)Verstrek voor steunregelingen een uitvoerige berekeningsmethodiek aan de hand van de counterfactual situatie, die zal worden toegepast voor alle gevallen waarin individuele steun wordt verleend op basis van de aangemelde regeling, en stuur de relevante bewijsstukken mee:

Geef voor individuele steunmaatregelen een uitvoerige berekening van de in aanmerking komende kosten van het aangemelde investeringsproject aan de hand van de counterfactual situatie en stuur relevante bewijsstukken mee:

3.5.3. Exploitatiesteun

Vul afhankelijk van de gekozen beoordeling van exploitatiesteun (50) het desbetreffende deel van dit onderdeel in.

3.5.3.1. Optie 1

A)Verstrek voor de looptijd van de aangemelde maatregel de volgende gegevens waaruit blijkt dat de exploitatiesteun wordt toegekend ter compensatie van het verschil tussen de kosten voor het opwekken van energie uit hernieuwbare bronnen en de marktprijs van de betrokken energievorm:

—uitvoerige analyse van de kosten voor het opwekken van energie uit elk van de desbetreffende hernieuwbare bronnen (51):

—…

—…

—uitvoerige analyse van de marktprijs van de desbetreffende vorm van energie:

—…

—…

B)Toon aan dat de steun uitsluitend zal worden verleend zolang de installatie niet volledig werd afgeschreven volgens normale boekhoudregels (52) en geef een uitvoerige analyse van de afschrijving van elk type (53) van de investeringen voor milieubescherming:

Vermeld voor steunregelingen hoe de naleving van deze voorwaarde zal worden gewaarborgd:

Geef voor individuele steun een uitvoerige analyse waaruit blijkt dat aan deze voorwaarde wordt voldaan:

C)Om het bedrag aan exploitatiesteun te bepalen, toon aan dat alle investeringssteun die de onderneming voor de nieuwe installatie verleend krijgt, op de productiekosten in mindering wodt gebracht:

D)Valt een normale rendabiliteit ook onder de steun?



 ja

 neen

Zo ja, verschaf dan nadere informatie en de gegevens/berekening waaruit de normale rendabiliteit blijkt en onderbouw de juistheid van het gekozen tarief:

E)Verstrek voor steun voor de opwekking van hernieuwbare energie uit biomassa, wanneer de exploitatiesteun hoger zou zijn dan het investeringsbedrag, gegevens/bewijsstukken (op basis van berekeningsvoorbeelden voor steunregelingen of uitvoerige berekeningen voor individuele steun) waaruit blijkt dat de totale kosten voor de ondernemingen na afschrijving van de installatie nog steeds hoger zijn dan de marktprijzen van de energie:

F)Beschrijf de precieze steunmechanismen (rekening houdend met bovenstaande eisen), en met name de methoden voor het berekenen van het steunbedrag:

—voor steunregelingen op basis van een (theoretisch) voorbeeld van een in aanmerking komend project:

—…

—…

Bevestig verder dat de hierboven beschreven berekeningsmethodiek zal worden toegepast in alle gevallen waarin individuele steun wordt toegekend op basis van de aangemelde steunregeling:

ja

—verstrek voor individuele steun een uitvoerige berekening van het steunbedrag (rekening houdend met bovenstaande eisen):

—…

—…

G)Wat is de looptijd van de aangemelde maatregel?

De Commissie verleent doorgaans toestemming voor een periode van maximaal 10 jaar. Zo ja, kunt u toezeggen dat u de maatregel binnen 10 jaar opnieuw zult aanmelden?



 ja

 neen

3.5.3.2. Optie 2

A)Geef een uitvoerige beschrijving van het groene certificaat- of tendersysteem (met onder meer informatie over de mate waarin het opportuniteitsbeginsel geldt, de rol van de bestuurder, het mechanisme voor de vaststelling van prijzen, het financieringsmechanisme, het boetemechanisme en het mechanisme voor herdistributie):

B)Voor welke termijn geldt de aangemelde maatregel (54)?

C)Verstrek gegevens/berekeningen waaruit blijkt dat de steun van wezenlijk belang is voor de levensvatbaarheid van de hernieuwbare energiebronnen:

D)Verstrek gegevens/informatie waaruit blijkt dat de steun niet uiteindelijk uitmondt in overcompensatie voor duurzame energie:

E)Verstrek gegevens/berekeningen waaruit blijkt dat producenten van hernieuwbare energie door de steun niet minder geneigd zullen zijn om concurrerender te werken:

3.5.3.3. Optie 3 (55)

A)Voor welke termijn wordt exploitatiesteun toegekend (56)? …

B)Verstrek voor de looptijd van de aangemelde maatregel de volgende gegevens waaruit blijkt dat de exploitatiesteun wordt toegekend ter compensatie van het verschil tussen de kosten voor het opwekken van energie uit hernieuwbare bronnen en de marktprijs van de betrokken energievorm:

—uitvoerige analyse van de kosten voor het opwekken van energie uit elk van de desbetreffende hernieuwbare bronnen (57):

—…

—…

—uitvoerige analyse van de marktprijs van de desbetreffende vorm van energie:

—…

—…

C)Is de steun degressief?



 ja

 neen

Wat is the steunintensiteit van de:

—degressieve steun (geef de degressie per jaar aan) (58):

—…;

—niet-degressieve steun (59): …

3.6. Steun ten behoeve van warmtekrachtkoppeling (WKK) (60)

3.6.1. Basisvoorwaarden

Bevestigt u dat de steun ten behoeve van warmtekrachtkoppeling uitsluitend wordt toegekend voor warmtekrachtinstallaties die voldoen aan de definitie van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling uit punt 70, onder 11), van de richtsnoeren milieusteun:



 ja

 neen

3.6.2. Investeringssteun

Bevestig dat:

de nieuwe warmtekrachtinstallatie in totaal besparingen van primaire energie zal behalen ten opzichte van de gescheiden productie als gedefinieerd in Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (61) en Beschikking 2007/74/EG van de Commissie (62);

de verbetering van een bestaande warmtekrachtinstallatie of de verbouwing van een bestaande eenheid voor de opwekking van elektriciteit tot een warmtekrachtinstallatie zal resulteren in besparingen van primaire energie ten opzichte van de oorspronkelijke situatie.

Verstrek nadere gegevens en bewijzen waaruit blijkt dat aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan:

3.6.2.1. Steunintensiteiten en verhogingen

A)Wat is de basissteunintensiteit voor de aangemelde maatregel (63)? …

B)Verhogingen:

—Wordt er in het kader van de aangemelde maatregel een kmo-verhoging toegekend?



 ja

 neen

Zo ja, vermeld de hoogte van de toegepaste verhoging (64): …

C)Wordt de steun toegekend via een reële tenderprocedure (65)?



 ja

 neen

Zo ja, geef dan nadere informatie over de tenderprocedure en stuur een exemplaar van de (ontwerp)aankondiging van de tender mee:

D)Vermeld in het geval van een steunregeling de totale steunintensiteit van de met de aangemelde regeling gesteunde projecten (inclusief de verhogingen) ( %):

3.6.2.2. In aanmerking komende kosten (66)

A)Bevestig dat de in aanmerking komende kosten beperkt blijven tot de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor de bouw van een hoogrenderende warmtekrachtinstallatie.

ja

B)Bevestig voorts dat:

de exacte met de warmtekrachtkoppeling verband houdende kosten zijn de in aanmerking komende kosten, wanneer de kosten voor investeringen in warmtekrachtkoppeling duidelijk kunnen worden aangegeven;

of

de rechtstreeks met warmtekrachtkoppeling verband houdende extra investeringskosten worden vastgesteld door vergelijking van de investering met de counterfactual situatie wanneer geen steun wordt verleend, dus de referentie-investering (67);

en

de in aanmerking komende kosten moeten worden berekend exclusief de exploitatiebaten en exploitatiekosten die betrekking hebben op de extra investering en die in de eerste vijf jaar van de levensduur van de betrokken investering zijn ontstaan.

C)Wat is de vorm van de in aanmerking komende kosten?

investeringen in materiële activa;

investeringen in immateriële activa.

D)Vermeld bij investeringen in materiële activa de vorm(en) van de desbetreffende investeringen:

investeringen in gronden die strikt noodzakelijk zijn om aan milieudoelstellingen te voldoen;

investeringen in gebouwen, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in installaties en uitrusting, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in aanpassing van productiemethoden om het milieu te beschermen.

E)Bevestig bij investeringen in immateriële activa (overdracht van technologie door verwerving van bedrijfslicenties of geoctrooieerde en niet-geoctrooieerde kennis) dat deze immateriële activa aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij moeten als activa kunnen worden afgeschreven;

zij moeten tegen marktvoorwaarden worden verworven van een onderneming waarover de verwerver geen directe of indirecte zeggenschap uitoefent;

zij moeten bij de activa van de onderneming zijn opgenomen en voor ten minste vijf jaar bij de begunstigde van de steun blijven en door deze worden gebruikt (68).

Bevestig verder dat bij verkoop van de immateriële activa gedurende deze termijn van vijf jaar:

de opbrengst van de verkoop op de in aanmerking komende kosten in mindering wordt gebracht;

en

dat het steunbedrag in voorkomende gevallen geheel of gedeeltelijk zal worden terugbetaald.

F)Verstrek voor steunregelingen een uitvoerige berekeningsmethodiek aan de hand van de counterfactual situatie, die zal worden toegepast voor alle gevallen waarin individuele steun wordt verleend op basis van de aangemelde regeling, en stuur de relevante bewijsstukken mee:

Geef voor individuele steunmaatregelen een uitvoerige berekening van de in aanmerking komende kosten van het aangemelde investeringsproject aan de hand van de counterfactual situatie en stuur relevante bewijsstukken mee:

3.6.3. Exploitatiesteun

A)Bevestig dat de bestaande warmtekrachtkoppelingsinstallatie voldoet aan zowel de definitie van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling van punt 70, onder 11), van de richtsnoeren milieusteun als het vereiste dat er in totaal primaire besparingen worden behaald ten opzichte van gescheiden productie in de zin van Richtlijn 2004/8/EG en Beschikking 2007/74/EG.

ja

B)Bevestig voorts dat de exploitatiesteun voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling uitsluitend wordt toegekend aan:

ondernemingen die de openbare distributie van warmte en elektriciteit verzorgen, wanneer de productiekosten van de elektriciteit of de warmte hoger zijn dan de markprijs ervan (69);

voor industrieel gebruik van warmtekrachtkoppeling wanneer kan worden aangetoond dat de kostprijs van een met deze techniek geproduceerde energie-eenheid hoger is dan de marktprijs van een traditionele energie-eenheid (70).

Geef details en bewijzen waaruit blijkt dat aan de desbetreffende voorwaarde(n) is voldaan:

3.6.3.1. Optie 1

A)Verstrek de volgende gegevens waaruit blijkt dat de exploitatiesteun wordt toegekend ter compensatie van het verschil tussen de kosten voor het opwekken van energie in warmtekrachtinstallaties en de marktprijs van de betrokken energievorm:

—uitvoerige analyse van de kosten voor het opwekken van energie in warmtekrachtinstallaties (71):

—…

—…

—uitvoerige analyse van de marktprijs van de desbetreffende vorm van energie:

—…

—…

B)Toon aan dat de steun uitsluitend verleend zal worden zolang de installatie niet volledig werd afgeschreven volgens normale boekhoudregels (72) en geef een uitvoerige analyse van de afschrijving van elke soort investering met het oog op milieubescherming:

Geef voor steunregelingen aan hoe de naleving van deze voorwaarde wordt gewaarborgd:

Geef voor individuele steun een uitvoerige analyse waaruit blijkt dat aan deze voorwaarde wordt voldaan:

C)Toon, om het bedrag aan exploitatiesteun te bepalen, aan hoe alle investeringssteun die de onderneming voor de nieuwe installatie verleend krijgt, op de productiekosten in mindering wordt gebracht:

D)Valt een normale rendabiliteit ook onder de steun?



 ja

 neen

Zo ja, verstrek dan nadere informatie en de gegevens/berekeningen waaruit de normale rendabiliteit blijkt en onderbouw de juistheid van het gekozen tarief:

E)Verstrek voor steunmaatregelen ten behoeve van op biomassa werkende WKK-installaties, wanneer de exploitatiesteun hoger zou zijn dan het investeringsbedrag, gegevens/bewijsstukken (op basis van berekeningsvoorbeelden voor steunregelingen of uitvoerige berekeningen voor individuele steun) waaruit blijkt dat de totale kosten voor de ondernemingen na afschrijving van de installatie nog steeds hoger zijn dan de marktprijzen van de energie:

F)Beschrijf de precieze steunmechanismen (rekening houdend met bovenstaande eisen), en met name de methoden voor het berekenen van het steunbedrag:

—voor steunregelingen op basis van een (theoretisch) voorbeeld van een in aanmerking komend project:

—…

—…

—Bevestig verder dat de hierboven beschreven berekeningsmethodiek zal worden toegepast in alle gevallen waarin individuele steun wordt toegekend op basis van de aangemelde steunregeling:

ja

—verstrek voor individuele steun een uitvoerige berekening van het steunbedrag (rekening houdend met bovenstaande eisen):

—…

—…

G)Wat is de looptijd van de aangemelde maatregel?

De Commissie verleent doorgaans toestemming voor een periode van maximaal 10 jaar. Zo ja, kunt u toezeggen dat u de maatregel binnen 10 jaar opnieuw zult aanmelden?



 ja

 neen

3.6.3.2. Optie 2

A)Geef een uitvoerige beschrijving van het groene certificaat- of tendersysteem (met onder meer informatie over de mate waarin het opportuniteitsbeginsel geldt, de rol van de bestuurder, het mechanisme voor de vaststelling van prijzen):

B)Voor welke termijn geldt de aangemelde maatregel (73)?

C)Verstrek gegevens/berekeningen waaruit blijkt dat de steun van wezenlijk belang is voor de levensvatbaarheid van de opwekking van energie in warmtekrachtinstallaties:

D)Verstrek gegevens/berekeningen waaruit blijkt dat de steun niet uiteindelijk uitmondt in overcompensatie voor energie die wordt opgewekt in warmtekrachtinstallaties:

E)Verstrek gegevens/berekeningen waaruit blijkt dat producenten van energie uit warmtekrachtkoppeling door de steun niet minder snel geneigd zijn om concurrerender te werken:

3.6.3.3. Optie 3

A)Voor welke termijn wordt exploitatiesteun toegekend (74)? …

B)Verstrek voor de looptijd van de aangemelde maatregel de volgende gegevens waaruit blijkt dat de exploitatiesteun wordt toegekend ter compensatie van het verschil tussen de kosten voor het opwekken van energie in warmtekrachtinstallaties en de marktprijs van de betrokken energievorm:

—uitvoerige analyse van de kosten voor het opwekken van energie in warmtekrachtinstallaties:

—…

—…

—uitvoerige analyse van de marktprijs van de desbetreffende vorm van energie:

—…

—…

C)Is de steun degressief?



 ja

 neen

Wat is the steunintensiteit van de:

—degressieve steun (geef de degressie per jaar aan) (75):

—…

—niet-degressieve steun (76): …

3.7. Steun voor energie-efficiënte stadsverwarming (77)

3.7.1. Basisvoorwaarden

Bevestig dat:

de milieu-investeringssteun voor energie-efficiënte stadverwarmingsinstallaties zal resulteren in besparingen van primaire energie;

en

de begunstigde stadsverwarmingsinstallatie voldoet aan de definitie van een energie-efficiënte stadsverwarming van punt 70, onder 13), van de richtsnoeren milieusteun;

en

de gemengde exploitatie van de productie van warmte (alsmede, in het geval van warmtekrachtkoppeling, elektriciteit) en de warmtedistributie in besparingen van primaire energie resulteert;

of

de investering is bedoeld voor het gebruik en de distributie van restwarmte ten behoeve van stadsverwarming.

Geeft in het geval van steunregelingen nadere informatie over de wijze waarop de naleving van deze voorwaarde wordt gewaarborgd:

Verstrek in het geval van individuele steun nadere gegevens en stuur bewijsstukken mee:

3.7.2. Steunintensiteiten en verhogingen

A)Wat is de basissteunintensiteit voor de aangemelde maatregel (78)? …

B)Wordt er in het kader van de aangemelde maatregel een kmo-verhoging toegekend?



 ja

 neen

Zo ja, vermeld de hoogte van de toegepaste verhoging (79): …

C)Wordt de steun toegekend via een reële tenderprocedure (80)?



 ja

 neen

Zo ja, geef dan nadere informatie over de tenderprocedure en stuur een exemplaar van de (ontwerp)aankondiging van de tender mee:

D)Vermeld in het geval van een steunregeling de totale steunintensiteit van de met de aangemelde regeling gesteunde projecten (inclusief de verhogingen) ( %):

3.7.3. In aanmerking komende kosten (81)

A)Bevestigt u dat de in aanmerking komende kosten beperkt blijven tot de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn om een investering te doen die in energie-efficiënte stadsverwarming resulteert, in vergelijking met de referentie-investering?

ja

B)Bevestig voorts dat:

de exacte met de energie-efficiënte stadsverwarming verband houdende kosten zijn de in aanmerking komende kosten, wanneer de kosten voor investeringen in warmtekrachtkoppeling duidelijk kunnen worden aangegeven;

of

de extra investeringskosten worden vastgesteld door vergelijking van de investering met de counterfactual situatie wanneer geen steun wordt verleend, dus de referentie-investering (82);

en

de in aanmerking komende kosten moeten worden berekend exclusief de exploitatiebaten en exploitatiekosten die betrekking hebben op de extra investering en die in de eerste vijf jaar van de levensduur van de betrokken investering zijn ontstaan.

C)Wat is de vorm van de in aanmerking komende kosten?

investeringen in materiële activa;

investeringen in immateriële activa.

D)Vermeld bij investeringen in materiële activa de vorm(en) van de desbetreffende investeringen:

investeringen in gronden die strikt noodzakelijk zijn om aan milieudoelstellingen te voldoen;

investeringen in gebouwen, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in installaties en uitrusting, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in aanpassing van productiemethoden om het milieu te beschermen.

E)Bevestig bij investeringen in immateriële activa (overdracht van technologie door verwerving van bedrijfslicenties of geoctrooieerde en niet-geoctrooieerde kennis) dat deze immateriële activa aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij moeten als activa kunnen worden afgeschreven;

zij moeten tegen marktvoorwaarden worden verworven van een onderneming waarover de verwerver geen directe of indirecte zeggenschap uitoefent;

zij moeten bij de activa van de onderneming zijn opgenomen en voor ten minste vijf jaar bij de begunstigde van de steun blijven en door deze worden gebruikt (83).

Bevestig verder dat bij verkoop van de immateriële activa gedurende deze termijn van vijf jaar:

de opbrengst van de verkoop op de in aanmerking komende kosten in mindering wordt gebracht;

en

dat het steunbedrag in voorkomende gevallen geheel of gedeeltelijk zal worden terugbetaald.

F)Vermeld voor steunregelingen een uitvoerige berekeningsmethodiek aan de hand van de counterfactual situatie, die zal worden toegepast voor alle gevallen waarin individuele steun wordt verleend op basis van de aangemelde regeling, en stuur de relevante bewijsstukken mee:

Geef voor individuele steunmaatregelen een uitvoerige berekening van de in aanmerking komende kosten van het aangemelde investeringsproject aan de hand van de counterfactual situatie en stuur relevante bewijsstukken mee:

3.8. Steun voor afvalbeheer (84)

3.8.1. Algemene voorwaarden

Bevestig dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

de steun wordt toegekend voor het beheer van afval van andere ondernemingen, met inbegrip van activiteiten van hergebruik, recyclage en terugwinning, in overeenstemming met de hiërarchische classificatie van de beginselen van afvalbeheer (85);

de investering heeft als doel door andere ondernemingen („vervuilers”) veroorzaakte vervuiling te verminderen en heeft geen betrekking op door de begunstigde van de steun veroorzaakte vervuiling;

de steun bevrijdt vervuilers niet indirect van lasten die zij volgens het Gemeenschapsrecht moeten dragen of van lasten die als normale ondernemingskosten voor de vervuilers moeten worden beschouwd;

de investering gaat verder dan„state of the art” (86) of maakt op innovatieve wijze gebruik van conventionele technologieën;

het behandelde materiaal zou anders bij het afval belanden of op een minder milieuvriendelijke wijze worden behandeld;

de investering doet niet uitsluitend de vraag naar het te recycleren materiaal toenemen zonder dat de inzameling van dat materiaal toeneemt.

Verstrek verder nadere gegevens en bewijzen waaruit blijkt dat aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan:

3.8.2. Steunintensiteiten

A)Wat is de basissteunintensiteit voor de aangemelde maatregel (87)? …

B)Wordt er in het kader van de aangemelde maatregel een kmo-verhoging toegekend?



 ja

 neen

Zo ja, vermeld de hoogte van de toegepaste verhoging (88): …

C)Vermeld in het geval van een steunregeling de totale steunintensiteit van de met de aangemelde regeling gesteunde projecten (inclusief de verhogingen) ( %):

3.8.3. In aanmerking komende kosten (89)

A)Bevestigt u dat de in aanmerking komende kosten beperkt blijven tot de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn om een investering te doen die leidt tot afvalbeheer en wordt gedragen door de begunstigde, in vergelijking met de referentie-investering, dat wil zeggen een conventionele productie met dezelfde capaciteit waarbij niet aan afvalbeheer wordt gedaan?

ja

B)Bevestig voorts dat:

de exacte met het afvalbeheer verband houdende kosten zijn de in aanmerking komende kosten, wanneer de kosten voor investeringen in afvalbeheer duidelijk kunnen worden aangegeven;

of

de extra investeringskosten worden vastgesteld door vergelijking van de investering met de counterfactual situatie wanneer geen steun wordt verleend, dus de referentie-investering (90);

en

de kosten van een dergelijke referentie-investering moeten op de in aanmerking komende kosten in mindering worden gebracht;

de in aanmerking komende kosten moeten worden berekend exclusief de exploitatiebaten en exploitatiekosten die betrekking hebben op de extra investering voor afvalbeheer en die in de eerste vijf jaar van de levensduur van de betrokken investering zijn ontstaan.

C)Wat is de vorm van de in aanmerking komende kosten?

investeringen in materiële activa;

investeringen in immateriële activa.

D)Vermeld bij investeringen in materiële activa de vorm(en) van de desbetreffende investeringen:

investeringen in gronden die strikt noodzakelijk zijn om aan milieudoelstellingen te voldoen;

investeringen in gebouwen, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in installaties en uitrusting, bedoeld om vervuiling en hinder te beperken of weg te nemen;

investeringen in aanpassing van productiemethoden om het milieu te beschermen.

E)Bevestig bij investeringen in immateriële activa (overdracht van technologie door verwerving van bedrijfslicenties of geoctrooieerde en niet-geoctrooieerde kennis) dat deze immateriële activa aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij moeten als activa kunnen worden afgeschreven;

zij moeten tegen marktvoorwaarden worden verworven van een onderneming waarover de verwerver geen directe of indirecte zeggenschap uitoefent;

zij moeten bij de activa van de onderneming zijn opgenomen en voor ten minste vijf jaar bij de begunstigde van de steun blijven en door deze worden gebruikt (91).

Bevestig verder dat bij verkoop van de immateriële activa gedurende deze termijn van vijf jaar:

de opbrengst van de verkoop op de in aanmerking komende kosten in mindering wordt gebracht;

en

dat het steunbedrag in voorkomende gevallen geheel of gedeeltelijk zal worden terugbetaald.

F)Verstrek voor steunregelingen een uitvoerige berekeningsmethodiek aan de hand van de counterfactual situatie, die zal worden toegepast voor alle gevallen waarin individuele steun wordt verleend op basis van de aangemelde regeling, en stuur de relevante bewijsstukken mee:

Geef voor individuele steunmaatregelen een uitvoerige berekening van de in aanmerking komende kosten van het aangemelde investeringsproject aan de hand van de counterfactual situatie en stuur relevante bewijsstukken mee:

3.9. Steun voor de sanering van verontreinigde terreinen (92)

3.9.1. Algemene voorwaarden

Bevestig dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

de investeringssteun ten behoeve van ondernemingen die aantastingen van het milieu herstellen door sanering van verontreinigde terreinen (93) zal resulteren in een betere bescherming van het milieu.

Beschrijf uitvoerig de desbetreffende verbetering van de milieubescherming. Geef daarbij onder meer, voor zover van toepassing of beschikbaar, informatie over het terrein, het soort vervuiling, een beschrijving van de activiteiten die de vervuiling hebben veroorzaakt, en een beschrijving van de voorgestelde herstelprocedure:

de vervuiler (94) kan niet worden geïdentificeerd of niet tot het betalen van de kosten worden verplicht.

Verstrek nadere gegevens en bewijzen waaruit blijkt dat aan bovenstaande voorwaarde wordt voldaan:

3.9.2. Steunintensiteiten en in aanmerking komende kosten

A)Wat is de basissteunintensiteit voor de aangemelde maatregel (95)? …

B)Bevestig dat het totale bedrag van de steun in geen geval hoger zal zijn dan de werkelijke kosten van de sanering:

ja

C)Specificeer de kosten van de sanering (96):

D)Bevestig dat de waardestijging van de grond in mindering wordt gebracht op de in aanmerking komende kosten:

ja

Verschaf nadere informatie over de wijze waarop dit wordt gewaarborgd:

E)Vermeld voor steunregelingen een berekeningsmethodiek die in overeenstemming is met bovenstaande uitgangspunten en zal worden toegepast voor alle gevallen waarin individuele steun wordt verleend op basis van de aangemelde regeling, en verstrek relevante bewijsstukken:

Geef voor individuele steunmaatregelen een uitvoerige berekening van de in aanmerking komende kosten van het aangemelde investeringsproject die in overeenstemming is met bovengenoemde uitgangspunten en verstrek relevante bewijsstukken:

3.10. Steun voor verhuizing van ondernemingen (97)

3.10.1. Algemene voorwaarden

A)Bevestig dat:

de verandering van locatie is ingegeven door milieu- of preventieoverwegingen en het gevolg zijn van een administratief of gerechtelijk bevel tot verhuizing van een bevoegde overheid, dan wel zijn overeengekomen tussen de onderneming en de bevoegde overheid;

de onderneming in het nieuwe vestigingsgebied aan de strengste milieunormen voldoet.

Verstrek nadere gegevens en bewijzen waaruit blijkt dat aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan:

B)Bevestig dat de begunstigde:

als onderneming is gevestigd is in een stedelijke omgeving of in speciale beschermingszone aangewezen krachtens Richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (98) en overeenkomstig de wet een activiteit uitoefent die een aanzienlijke vervuiling meebrengt en, wegens die locatie, haar vestigingsplaats moet verlaten om zich in een geschikter gebied te vestigen;

of

een inrichting of installatie is die valt binnen de werkingssfeer van de Seveso II-richtlijn (99).

Verschaf nadere informatie en bewijzen:

3.10.2. Steunintensiteiten en in aanmerking komende kosten

A)Wat is de basissteunintensiteit voor de aangemelde maatregel (100)? …

B)Wordt er in het kader van de aangemelde maatregel een kmo-verhoging toegekend?



 ja

 neen

Zo ja, vermeld de hoogte van de toegepaste verhoging (101): …

C)Verschaf nadere informatie en de desbetreffende bewijzen (indien van toepassing) over de volgende met de steun voor verhuizing verband houdende elementen:

a)baten:

—de opbrengst van de verkoop of verhuring van de verlaten installaties en terreinen:

—…

—…

—de eventueel betaalde onteigeningsvergoeding:

—…

—…

—andere baten die verband houden met de verplaatsing van de installaties, meer bepaald de baten die voortvloeien uit een met de verplaatsing gepaard gaande verbetering van de gebruikte technologie, alsmede de boekhoudkundige baten die verband houden met de waardering van de installaties:

—…

—…

—investeringen die verband houden met een eventuele capaciteitsverhoging:

—…

—…

—andere mogelijke baten:

—…

—…

b)kosten:

—de kosten van de aankoop van een terrein, de bouw of de aankoop van nieuwe installaties met een capaciteit die gelijk is aan die van de verlaten installaties:

—…

—…

—wanneer het administratieve of gerechtelijke besluit waarin de verhuizing wordt gelast, tot gevolg heeft dat een huurovereenkomst voor terreinen of gebouwen vroegtijdig wordt beëindigd: de eventuele dwangsommen welke door de onderneming verschuldigd zijn wegens de ontbinding van de overeenkomst:

—…

—…

—andere mogelijke kosten:

—…

—…

D)Geef voor steunregelingen een berekeningsmethodiek (bijvoorbeeld op basis van een theoretisch voorbeeld) voor in aanmerking komende kosten/steunbedrag, inclusief de kosten-/batenposten als genoemd onder C), die zal worden toegepast in alle gevallen waarin individuele steun wordt toegekend op basis van de aangemelde regeling:

Geef voor individuele steunmaatregelen een uitvoerige berekening van de in aanmerking komende kosten/het steunbedrag voor het aangemelde investeringsproject, inclusief de kosten-/batenposten als genoemd onder C), en stuur relevante bewijsstukken mee:

3.11. Met regelingen inzake verhandelbare vergunningen gemoeide steun (102)

A)Beschrijf uitvoerig de regeling inzake verhandelbare vergunningen. Vermeld onder meer de doelstellingen, de toekenningsmethodiek, de betrokken overheden/instellingen, de rol van de staat, de begunstigden en de procedurele aspecten:

B)Leg uit hoe:

de regeling inzake verhandelbare vergunningen zo is opgezet dat milieudoelstellingen worden behaald die verder gaan dan die welke op grond van de voor de betrokken ondernemingen bindende communautaire normen zouden moeten worden behaald;

de toekenning op een transparante wijze plaatsvindt en is gebaseerd op objectieve criteria en op gegevensbronnen van de hoogst beschikbare kwaliteit;

het totale aantal verhandelbare vergunningen of quota dat aan elke onderneming wordt toegekend tegen een prijs onder hun marktwaarde niet meer bedraagt dan haar verwachte behoeften, zoals geschat zonder handelsregeling;

de toekenningsmethodiek niet bepaalde ondernemingen of sectoren begunstigt.

In geval de toekenningsmethodiek bepaalde ondernemingen of sectoren begunstigt, leg dan uit hoe dit gerechtvaardigd is door de milieulogica van de regeling zelf of dat dergelijke regels noodzakelijk zijn voor de coherentie met ander milieubeleid:

Leg voorts uit hoe:

nieuwkomers in beginsel geen vergunningen en quota’s krijgen tegen voordeligere voorwaarden dan de bestaande ondernemingen die op dezelfde markten actief zijn:

het verlenen van meer rechten aan bestaande installaties dan aan nieuwkomers niet mag resulteren in het opwerpen van ontoelaatbare toegangsdrempels:

Verstrek nadere gegevens en bewijzen waaruit blijkt dat aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan:

C)Bevestig dat de volgende criteria (103) in de regeling zijn gerespecteerd:

de keuze van de begunstigden is gebaseerd op objectieve en transparante criteria en de steun wordt in beginsel op dezelfde wijze verleend voor alle concurrenten in dezelfde sector/relevante markt wanneer zij zich in dezelfde feitelijke toestand bevinden;

en

volledige veiling leidt tot aanzienlijk hogere productiekosten voor elke sector of categorie van individuele begunstigden;

en

de kostenstijging door de regeling van verhandelbare vergunningen kan niet aan klanten doorberekend worden zonder dat dit leidt tot aanzienlijke omzetverminderingen (104);

en

de best presterende techniek in de EER werd gebruikt als benchmark voor de hoogte van de toegekende uitkering.

Verschaf nadere informatie waaruit blijkt hoe deze criteria worden toegepast.

4. Stimulerend effect en noodzaak van de steun (105)

4.1. Algemene voorwaarden

A)Is met het (de) gesteunde project(en) een aanvang gemaakt voordat de aanvraag voor de steun door de begunstigde(n) werd ingediend bij de nationale overheid?



 ja

 neen

Zo ja, dan is de Commissie van oordeel dat de steun voor de begunstigde geen stimulerend effect heeft (106).

B)Zo neen, vermeld de desbetreffende data:

—Het milieuproject is van start gegaan op: …

—De steunaanvraag is door de begunstigde bij de nationale autoriteiten ingediend op: …

Stuur de desbetreffende ondersteunende documenten mee.

4.2. Beoordeling van het stimulerende effect

Indien de steun wordt toegekend

—aan ondernemingen die geen kmo zijn,

—aan kmo’s maar moet worden beoordeeld volgens de nadere beoordeling,

verlangt de Commissie dat het stimulerende effect door middel van een beoordeling wordt aangetoond. Ga naar de volgende vragen. In alle overige gevallen is de Commissie van mening dat bij de desbetreffende maatregel automatisch is voldaan aan het criterium van het stimulerende effect.

4.2.1. Algemene voorwaarden

Als het nodig is een stimulerend effect aan te tonen voor meerdere begunstigden die in het aangemelde project deelnemen, geef dan de hieronder gevraagde informatie voor elk van de begunstigden.

Om het stimulerende effect te kunnen nagaan, verlangt de Commissie een beoordeling door de lidstaat om aan te tonen dat zonder de steun, dus in de counterfactual situatie, niet zou zijn gekozen voor het milieuvriendelijker alternatief. Vul onderstaande vragen in

4.2.2. Criteria

A)Toon aan hoe de counterfactual situatie geloofwaardig is:

B)Zijn de in aanmerking komende kosten berekend volgens de methodiek van de punten 81, 82 en tot83 van de richtsnoeren milieusteun?



 ja

 neen

Verstrek nadere gegevens en bewijzen waaruit de gebruikte methodiek blijkt:

C)Zou de investering zonder de steun voldoende rendabel zijn geweest?



 ja

 neen

Geef details en bewijzen omtrent het desbetreffende rendement (107):

5. Verenigbaarheid van steun op grond van artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-verdrag

Steun voor milieubescherming om de verwezenlijking van een belangrijk project (108)van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen, kan op grond van artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard.

5.1. Algemene voorwaarden (cumulatief)

A)Geef details en bewijzen omtrent de voorwaarden voor uitvoering van het aangemelde project, waaronder deelnemers, doelstellingen en effecten van het project en de middelen om deze doelstellingen te behalen (109):

B)Bevestig dat:

het project van gemeenschappelijk Europees belang is (110): dus concreet, voorbeeldig en duidelijk bijdraagt aan het belang van de Gemeenschap op het gebied van milieubescherming (111);

en

het met de projectdoelstelling bereikte voordeel niet beperkt blijft tot één lidstaat of de lidstaten die het project ten uitvoer leggen, maar een effect heeft op de Gemeenschap als geheel (112);

en

het project een belangrijke bijdrage levert aan het behalen van de doelstellingen van de Gemeenschap.

Geef details en bewijzen:

C)Geef details en bewijzen waaruit blijkt dat de steun noodzakelijk is EN de uitvoering van het project stimuleert:

D)Geef details en bewijzen waaruit blijkt dat met het project een groot risico gemoeid is:

E)Geef details en bewijzen waaruit blijk dat het project van groot belang is wat de omvang ervan betreft (113):

F)Vermeld de eigen bijdrage (114) van de begunstigde aan het project:

G)Vermeld de lidstaten waaruit de bij het aangemelde project betrokken ondernemingen afkomstig zijn (115).

5.2. Beschrijving van het project

Geef een uitvoerige beschrijving van het project, met onder meer de structuur/organisatie, begunstigden, begroting, steunbedrag, steunintensiteit (116), desbetreffende investeringen en in aanmerking komende kosten. Als richtsnoer kunt u deel 3 van dit formulier gebruiken.

6. Steun in de vorm van verlagingen of vrijstellingen van milieubelastingen

6.1. Algemene voorwaarden

A)Leg uit hoe de belastingverlaging of -vrijstelling indirect bijdraagt aan de verbetering van het niveau van milieubescherming en motiveer waarom de belastingverlagingen en belastingvrijstellingen niet ten koste gaan van de nagestreefde algemene doelstelling:

B)Bevestig voor verlagingen of vrijstellingen van geharmoniseerde belastingen op Gemeenschapsniveau dat:

de steun wordt toegekend voor een periode van ten hoogste 10 jaar;

en

dat de begunstigden ten minste het bij de desbetreffende toepasselijke richtlijn (117) vastgestelde communautaire minimumbelastingniveau betalen.

Verstrek voor elke categorie begunstigden bewijsstukken met betrekking tot de te betalen minimumbelasting (het werkelijk betaalde tarief, bij voorkeur in euro en in dezelfde eenheden als in de toepasselijke wetgeving van de Gemeenschap):

zij verenigbaar zijn met de desbetreffende toepasselijke communautaire wetgeving en voldoen aan de daarin vastgestelde beperkingen en voorwaarden:

Verwijs naar de desbetreffende bepaling(en) en verstrek de desbetreffende bewijzen:

C)Bevestig voor verlagingen of vrijstellingen van milieubelastingen die niet zijn geharmoniseerd of voor belastingen die wel zijn geharmoniseerd maar waarvoor begunstigden minder betalen dan het laagste communautaire belastingtarief dat de steun voor maximaal 10 jaar wordt verleend:



 ja

 neen

Geef voorts:

—een uitvoerige beschrijving van de sector(en) waarvoor de vrijstelling geldt:

—…

—…

—voor elke sector informatie over de best presterende technieken binnen de EER met betrekking tot de door de belasting nagestreefde vermindering van milieuschade:

—…

—…

—een lijst van de 20 grootste begunstigden die onder de vrijstellingen/verlagingen vallen, alsmede een uitvoerige beschrijving van hun situatie, waaronder met name hun omzet en marktaandeel en de hoogte van de belastinggrondslag:

—…

—…

6.2. Noodzaak van de steun

Bevestig dat:

de keuze van de begunstigden is gebaseerd op objectieve en transparante criteria en de steun in beginsel op dezelfde wijze wordt verleend voor alle concurrenten in dezelfde sector/relevante markt wanneer zij zich in dezelfde feitelijke toestand bevinden;

en

de milieubelasting zonder verlaging zou leiden tot een aanzienlijke toename van de productiekosten voor elke sector of categorie van individuele begunstigden (118);

en

de aanzienlijke toename van de productiekosten niet kan worden afgewenteld op de klanten zonder dat dit leidt tot aanzienlijk omzetverlies (119).

Verstrek bewijzen voor de inachtneming van bovenstaande voorwaarden:

6.3. Evenredigheid van de steun

Geef aan welke van de onderstaande voorwaarden wordt vervuld:

A)Bevat de regeling criteria die waarborgen dat elke individuele begunstigde een deel van de nationale belasting betaalt dat grotendeels equivalent is aan de milieuprestatie van elke individuele begunstigde in vergelijking met de prestatie van de best presterende techniek in de EER?



 ja

 neen

Verstrek nadere gegevens en bewijzen waaruit blijkt dat aan bovenstaande voorwaarde wordt voldaan:

B)Betalen begunstigden ten minste 20 % van de nationale belasting?



 ja

 neen

Zo neen, toon dan aan hoe een lager tarief kan worden gerechtvaardigd in het licht van een beperkte concurrentieverstoring:

C)Worden de verlagingen of vrijstellingen afhankelijk gesteld van het sluiten van overeenkomsten tussen de lidstaat en de begunstigde ondernemingen of ondernemersverenigingen?



 ja

 neen

Zo ja, verschaf dan nadere informatie en bewijzen waaruit blijkt dat de ondernemingen of de ondernemersverenigingen zich ertoe verbinden de milieubeschermingsdoelstellingen te verwezenlijken die dezelfde gevolgen hebben als i) de belastingheffing die is gekoppeld aan milieuprestaties (120), of ii) 20 % van de nationale belastingheffing (121), of iii) wanneer het communautaire minimum belastingtarief wordt toegepast:

Bevestig verder dat:

de inhoud van deze overeenkomsten door elke lidstaat via onderhandelingen is vastgesteld en de doelstellingen specificeert en een tijdschema voor het behalen van die doelstellingen vastlegt;

de lidstaat een onafhankelijke en tijdige monitoring van de in die overeenkomsten aangegane verbintenissen garandeert;

deze overeenkomsten periodiek zullen worden herzien in het licht van technologische en andere ontwikkelingen en effectieve strafbepalingen bevatten die van toepassing zijn wanneer de verbintenissen niet worden nagekomen.

Beschrijf per sector de doelen en het tijdschema en de regelingen voor monitoring en herziening (bijvoorbeeld door wie en met welke termijnen) alsmede de regelingen voor sancties:

7. Criteria voor een nadere beoordeling (122)

Geef aan of de aangemelde maatregel onder een van de volgende categorieën steun valt:

voor maatregelen die vallen onder een groepsvrijstellingsverordening, werd de zaak bij de Commissie aangemeld omdat een groepsvrijstellingsverordening een verplichting oplegt om steun individueel aan te melden;

investeringssteun, wanneer de steun meer bedraagt dan 7,5 miljoen euro per onderneming (zelfs wanneer de steun in het kader van een goedgekeurde steunregeling wordt verleend);

exploitatiesteun voor energiebesparing, wanneer de steun meer bedraagt dan 5 miljoen euro per onderneming gedurende vijf jaar;

exploitatiesteun voor de opwekking van duurzame elektriciteit en/of voor duurzame warmtekrachtkoppeling, wanneer de steun wordt verleend aan inrichtingen voor de productie van duurzame elektriciteit op locaties waar de uiteindelijke capaciteit om uit hernieuwbare energiebronnen elektriciteit op te wekken, meer dan 125 MW bedraagt;

exploitatiesteun voor de productie van biobrandstof, wanneer de steun wordt verleend aan inrichtingen voor de productie van biobrandstof op locaties waar de uiteindelijke productie meer dan 150 000 t per jaar bedraagt;

exploitatiesteun voor warmtekrachtkoppeling, wanneer de steun wordt verleend aan een warmtekrachtkoppelingsinstallatie waarvan de uiteindelijke capaciteit om via warmtekrachtkoppeling elektriciteit op te wekken meer dan 200 MW bedraagt (123);

exploitatiesteun voor nieuwe installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie op basis van een berekening van de externe kosten die aldus worden vermeden (124).

Verstrek in dit geval een vergelijkende, beredeneerde en gekwantificeerde kostenanalyse, met een beoordeling van de externe kosten van concurrerende energieproducenten, zodat aangetoond wordt dat de steun daadwerkelijk een compensatie is voor de vermeden externe kosten (125).

Als de aangemelde maatregel in ten minste een van bovenstaande steuncategorieën valt, wordt zij nader beoordeeld en moet aanvullende informatie worden verstrekt om de Commissie in staat te stellen een nadere beoordeling uit te voeren (deel 8 van dit formulier).

8. Aanvullende informatie voor nadere beoordeling (126)

Wanneer meerdere begunstigden aan het nader te beoordelen aangemelde project deelnemen, verstrek dan onderstaande gegevens voor elk van deze begunstigden. In dat geval moet u echter nog steeds in de vorige delen van dit formulier een volledige beschrijving geven van het aangemelde project, inclusief alle deelnemers.

8.1. Algemene opmerkingen

Deze nadere beoordeling moet ervoor zorgen dat hoge steunbedragen voor milieusteun de mededinging niet zodanig verstoren dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad, maar dat zij daadwerkelijk tot het gemeenschappelijk belang bijdragen. Dit is het geval wanneer de voordelen van staatssteun, wat extra milieuvoordelen betreft, opwegen tegen de ongunstige gevolgen voor de mededinging en het handelsverkeer (127).

De nadere beoordeling wordt gemaakt op basis van de in de delen 5.2.1 en 5.2.2 van de richtsnoeren milieusteun vermelde positieve en negatieve elementen, die worden gebruikt naast de in hoofdstuk 3 van de richtsnoeren milieusteun uiteengezette criteria.

Hieronder volgen aanwijzingen over het soort gegevens dat de Commissie kan opvragen om aan de hand daarvan een nadere beoordeling te verrichten. Deze aanwijzingen moeten de beschikkingen en de motivering van de Commissie transparant en voorzienbaar maken om voorspelbaarheid en rechtszekerheid te waarborgen. De lidstaten dienen alle gegevens te verstrekken die zij voor de beoordeling van de maatregel dienstig achten.

De lidstaten dienen zich met name te baseren op de hieronder vermelde informatiebronnen. Geef aan of deze ondersteunende documenten bij de aanmelding zijn gevoegd:

beoordeling van eerdere staatssteunregelingen of -maatregelen;

door de steunverlenende autoriteit gemaakte effectbeoordelingen;

andere studies over de bescherming van het milieu.

8.2. Bestaan van marktfalen (128)

A)Beschrijf de verwachte bijdrage van de maatregel aan de milieubescherming (in kwantificeerbare termen) en stuur bewijsstukken mee:

B)Beschrijf het nagestreefde niveau van milieubescherming, in vergelijking met bestaande communautaire normen en/of normen in andere lidstaten en stuur ondersteunende documenten mee:

C)Verstrek in het geval van steun voor de aanpassing aan nationale normen welke verder gaan dan communautaire normen de volgende gegevens en stuur de eventueel relevante ondersteunende documenten mee:

aard, soort en locatie van de belangrijkste concurrenten van de begunstigde van de steun:

de kosten van de toepassing van de nationale norm (of regelingen inzake verhandelbare vergunningen) voor de begunstigde van de steun ingeval geen steun is verleend:

de comparatieve kosten van de tenuitvoerlegging van die normen voor de belangrijkste concurrenten van de begunstigde van de steun.

8.3. Passend instrument (129)

Geef aan op welke grondslag de lidstaat heeft besloten tot het gebruik van een selectief instrument zoals staatssteun om de milieubescherming uit te breiden en verschaf ondersteunende documenten:

effectbeoordeling van de voorgenomen maatregel;

vergelijking met andere beleidsopties die de lidstaat heeft overwogen;

bewijs dat het beginsel dat de vervuiler betaalt wordt nageleefd;

overige: …

8.4. Stimulerend effect en noodzaak van de steun (130)

Vermeld naast de berekening van de extra kosten als omschreven in hoofdstuk 3 van de richtsnoeren milieusteun het volgende.

A)Lever bewijsmateriaal van de specifieke maatregel(en) (131) die zonder steun niet door de onderneming waren ondernomen (de counterfactual situatie) en verschaf ondersteunende documenten:

B)Ten minste een van de volgende onderdelen moet aanwezig zijn om aan te tonen wat het verwachte milieu-effect zal zijn van de verandering in gedrag. Kruis aan welke relevant zijn voor de aangemelde maatregel en verschaf ondersteunende documenten:

een toename van het niveau van milieubescherming;

een snellere toepassing van toekomstige normen.

C)De volgende elementen kunnen worden gebruikt om een stimulerend effect aan te tonen. Kruis aan welke relevant zijn voor de aangemelde maatregel en verschaf ondersteunende documenten (132):

productievoordelen;

marktsituatie;

eventuele toekomstige verplichte normen (als op gemeenschapsniveau nog wordt onderhandeld over de invoering van nieuwe of strengere bindende normen die met de desbetreffende maatregel wordt nagestreefd);

risiconiveau;

mate van winstgevendheid.

D)Verschaf in het geval van steun die wordt toegekend aan ondernemingen die zich aanpassen aan een nationale norm die verder gaat dan communautaire normen of die is vastgesteld bij ontstentenis van communautaire normen, informatie en ondersteunende documenten waaruit blijkt dat de begunstigde aanzienlijk hogere kosten had moten maken en niet in staat zou zijn geweest de kosten te dragen van de onmiddellijke toepassing van nationale normen:

8.5. Evenredigheid van de steun (133)

A)Geef een juiste berekening van de in aanmerking komende kosten, waaruit blijkt dat deze wel degelijk beperkt zijn tot de extra kosten die noodzakelijk zijn om het niveau van milieubescherming te behalen:

B)Werden de begunstigden geselecteerd in een open selectieprocedure?



 ja

 neen

Verschaf nadere informatie (134) en ondersteunende documenten:

C)Licht toe hoe ervoor wordt gezorgd dat de steun tot het noodzakelijke minimum wordt beperkt en verschaf ondersteunende documenten:

8.6. Beoordeling van de verstoring van de mededinging en het handelsverkeer (135)

8.6.1. Relevante markten en gevolgen voor het handelsverkeer

A)Geef aan of de steun van invloed kan zijn op de concurrentie tussen ondernemingen op een bepaalde productmarkt.



 ja

 neen

Specificeer de productmarkten waarop de steun mogelijk van invloed is (136):

B)Vermeld voor elk van deze markten het marktaandeel dat de begunstigde ongeveer bezit:

Vermeld voor elk van deze markten het marktaandeel dat de andere bedrijven die op de markt opereren, ongeveer bezitten. Noem zo mogelijk de bijbehorende Herfindal-Hirschman Index (HHI):

C)Beschrijf de structuur en dynamiek van de relevante markten en verschaf ondersteunende documenten:

D)Verschaf, indien van toepassing, informatie over de gevolgen voor het handelsverkeer (verplaatsing van handelsstromen en locaties van economische activiteiten):

E)Bij haar beoordeling van de vraag hoe waarschijnlijk het is dat de begunstigde dankzij de steun zijn omzet zal kunnen doen toenemen of handhaven, neemt de Commissie met name de volgende elementen in aanmerking. Kruis aan voor welk element ondersteunende documenten worden verstrekt (137):

vermindering van of compensatie voor kosten per geproduceerde eenheid;

milieuvriendelijker productieprocessen;

nieuw product.

8.6.2. Dynamische prikkels/crowding out

Bij haar beoordeling van de effecten die de steun heeft op de dynamische investeringsprikkels voor de concurrenten, kijkt de Commissie naar de volgende elementen (138). Kruis aan voor welk element ondersteunende documenten worden verstrekt:

steunbedrag;

frequentie van de steun;

duur van de steun;

geleidelijke afbouw van de steun;

bereidheid om aan toekomstige normen te voldoen;

niveau van de verplichte normen in relatie tot de milieudoelstellingen;

risico op kruissubsidiëring;

technologische neutraliteit;

concurrerende innovatie.

8.6.3. Het in stand houden van ondoelmatige ondernemingen (139)

Bij haar beoordeling van de effecten van de steun kijkt de Commissie naar de volgende elementen, om te voorkomen dat de steun wordt gebruikt voor het onnodig ondersteunen van ondernemingen die door hun lage efficiëntie niet in staat zijn om zich aan te passen aan milieuvriendelijkere normen en technologieën. Geef aan voor welk element nadere informatie en ondersteunende documenten worden verschaft:

type begunstigde;

overcapaciteit in de sector waarop de steun is gericht;

normaal gedrag in de sector waarop de steun is gericht;

relatief belang van de steun;

selectieprocedure;

selectiviteit.

8.6.4. Marktmacht/uitsluitingspraktijken (140)

Bij haar beoordeling van de effecten die de steun heeft op de marktmacht van de begunstigde, kijkt de Commissie naar de volgende elementen. Kruis aan voor welk element ondersteunende documenten worden verschaft:

marktmacht van de begunstigde van de steun en marktstructuur;

nieuwe toetreding tot de markt;

productdifferentiatie en prijsdiscriminatie;

kopersmacht.

8.6.5. Gevolgen voor het handelsverkeer en voor de locatie (141)

Toon aan dat de steun niet doorslaggevend was voor de keuze van de locatie voor de investering:

9. Cumulering (142)

A)Wordt de steun die wordt toegekend in het kader van de aangemelde maatregel gecumuleerd met andere steun (143)?



 ja

 neen

B)Zo ja, omschrijf de op de aangemelde steunmaatregel van toepassing zijnde cumuleringsregels:

C)Preciseer hoe de naleving van de cumuleringsregels zal worden gecontroleerd in het kader van de aangemelde steunmaatregel:

10. Rapportage en monitoring (144)

10.1. Jaarlijkse rapportage

Neem er nota van dat deze rapportageverplichting de verplichting van Verordening (EG) nr. 794/2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 onverlet laat.

Zegt u toe de Commissie jaarlijks verslagen over de tenuitvoerlegging van de aangemelde maatregel voor milieusteun te zullen overleggen, die voor grote ondernemingen voor elke goedgekeurde regeling alle onderstaande elementen dienen te bevatten:

—de namen van de begunstigden;

—het steunbedrag per begunstigde;

—de steunintensiteit;

—de beschrijving van de doelstelling van de maatregel en het type milieubescherming dat daarmee wordt bevorderd;

—de economische sectoren waarin de gesteunde projecten ten uitvoer worden gelegd;

—een toelichting over de wijze waarop het criterium „stimulerend effect” is gerespecteerd.

ja

Zegt u toe in het geval van belastingvrijstellingen of -verlagingen jaarlijks verslagen te zullen overleggen die onderstaande elementen dienen te bevatten:

—de wettelijke en/of bestuursrechtelijke tekst(en) waarmee de steun wordt ingesteld;

—een nader overzicht van de categorieën ondernemingen die de belastingvrijstelling of belastingverlaging genieten;

—een nader overzicht van de economische sectoren waarin de impact van deze belastingvrijstellingen of belastingverlagingen het grootst is.

ja

10.2. Monitoring en beoordeling

A)Zegt u toe gedetailleerde dossiers over de steunverlening bij te houden die alle informatie bevatten die nodig is om aan te tonen dat de in aanmerking komende kosten en de maximaal toegestane steunintensiteit in acht zijn genomen.

ja

B)Zegt u toe de onder A) genoemde gedetailleerde dossiers gedurende tien jaar vanaf de datum van steunverlening te bewaren.

ja

C)Zegt u toe de onder A) genoemde dossiers op verzoek van de Commissie mee te delen.

ja

11. Overige informatie

Vermeld alle overige informatie die u noodzakelijk acht voor een beoordeling van de desbetreffende maatregel(en) op basis van de richtsnoeren milieusteun.

▼M3

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

image

▼C3

DEEL III.12

INFORMATIEFORMULIER LANDBOUW

Dit formulier voor de aanmelding van staatssteun mag alleen worden gebruikt voor activiteiten in verband met de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten zoals omschreven in punt 6 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (145). De specifieke regels voor staatssteun in de landbouw zijn niet van toepassing op maatregelen in verband met de verwerking van producten van bijlage I tot producten die niet onder bijlage I vallen. Gelieve voor dergelijke maatregelen het toepasselijke aanmeldingsformulier in te vullen.

1. Betrokken producten

1.1.Is de maatregel van toepassing op een van de volgende producten waarvoor nog geen gemeenschappelijke marktordening geldt:

aardappelen (andere dan voor de zetmeelproductie),

paardenvlees,

koffie,

kurk,

van alcohol afgeleide azijn?

De maatregel is op geen van de genoemde producten van toepassing.

2. Stimulerend effect

A. Steunregelingen

2.1.Wordt de steun in het kader van een steunregeling uitsluitend toegekend voor activiteiten die plaatsvinden of diensten die worden ontvangen nadat de steunregeling is ingesteld en door de Commissie als verenigbaar met het EG-Verdrag is aangemerkt?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve punt 16 van de richtsnoeren te raadplegen.

2.2.Als de steunregeling automatisch en zonder verdere administratieve handelingen recht geeft op steun, is het dan zo dat de steun zelf uitsluitend wordt toegekend voor activiteiten die plaatsvinden of diensten die worden ontvangen nadat de steunregeling is ingesteld en door de Commissie als verenigbaar met het EG-Verdrag is aangemerkt?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve punt 16 van de richtsnoeren te raadplegen.

2.3.Als voor de steunregeling een aanvraag moet worden ingediend bij de betrokken bevoegde autoriteit, is het dan zo dat de steun zelf uitsluitend wordt toegekend voor activiteiten die plaatsvinden of diensten die worden ontvangen nadat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)de steunregeling moet zijn ingesteld en door de Commissie als verenigbaar met het EG-Verdrag zijn aangemerkt;

b)de steunaanvraag moet naar behoren zijn ingediend bij de betrokken bevoegde autoriteit;

c)de betrokken bevoegde autoriteit moet de aanvraag hebben aanvaard en zich daarbij tot steunverlening hebben verplicht, met uitdrukkelijke vermelding van het te betalen steunbedrag of van de wijze waarop de steun wordt berekend; de bevoegde autoriteit mag een aanvraag slechts aanvaarden als de voor de betrokken steunmaatregel of steunregeling beschikbare begrotingsmiddelen niet zijn opgebruikt?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve punt 16 van de richtsnoeren te raadplegen.

B. Individuele steun

2.4.Zal individuele steun die buiten een regeling valt, uitsluitend worden toegekend voor activiteiten die plaatsvinden of diensten die worden ontvangen nadat aan de in punt 2.3, onder b) en c), genoemde voorwaarden is voldaan?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve punt 16 van de richtsnoeren te raadplegen.

C. Compenserende steun

2.5.Is de steunregeling van compenserende aard?



Ja

Neen

Zo ja, dan zijn de bovenstaande punten A en B niet van toepassing.

3. Aard van de steun

Welke soort(en) steun omvat de geplande maatregel?

MAATREGELEN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING

A.

Steun voor investeringen in landbouwbedrijven

B.

Steun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten

C.

Agromilieusteun en steun voor het dierenwelzijn

C bis

Natura 2000-betalingen en betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG (146)

D.

Steun ter compensatie van handicaps in bepaalde gebieden

E.

Steun voor de naleving van normen

F.

Steun voor de vestiging van jonge landbouwers

G.

Steun voor vervroegde uittreding of voor de beëindiging van de landbouwactiviteit

H.

Steun voor producentengroeperingen

I.

Steun voor ruilverkavelingen

J.

Steun ter bevordering van de productie en de afzet van kwaliteitslandbouwproducten

K.

Technische ondersteuning in de landbouwsector

L.

Steunverlening aan de sector dierlijke productie

M.

Steun voor de ultraperifere gebieden en de eilanden in de Egeïsche Zee

RISICO- EN CRISISBEHEER

N.

Steun ter vergoeding van schade aan de landbouwproductie of aan de landbouwproductiemiddelen

O.

Steun ter bestrijding van dier- en plantenziekten

P.

Steun als bijdrage in verzekeringspremies

Q.

Steun voor de sluiting van productie-, verwerkings- en afzetcapaciteit

ANDERE STEUNMAATREGELEN

R.

Steun voor reclame voor landbouwproducten

S.

Steun met betrekking tot belastingvrijstelling op grond van Richtlijn 2003/96/EG (147)

T.

Steun voor de bossector

DEEL III.12.A

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR INVESTERINGEN IN LANDBOUWBEDRIJVEN

Dit aanmeldingsformulier moet worden gebruikt voor de investeringen in landbouwbedrijven zoals bedoeld in punt IV.A van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (148).

1. Doelstellingen van de steun

1.1.Welke van de onderstaande doelstellingen worden met de investering beoogd:

verlaging van de productiekosten;

verbetering en omschakeling van de productie;

verhoging van de kwaliteit;

bescherming en verbetering van het milieu, inachtneming van de normen inzake hygiëne en dierenwelzijn;

bevordering van de diversificatie van de landbouwactiviteiten;

andere (gelieve te specificeren).

Als de investering andere doelstellingen heeft, wijzen wij erop dat steun voor investeringen in landbouwbedrijven waarmee geen enkele van de bovengenoemde doelstellingen wordt beoogd, niet is toegestaan.

1.2.Betreft de steun gewone vervangingsinvesteringen?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij erop dat voor gewone vervangingsinvesteringen geen steun voor investeringen in landbouwbedrijven mag worden verleend.

1.3.Heeft de steun betrekking op investeringen ten behoeve van producten waarvoor in het kader van een uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde gemeenschappelijke marktordening (inclusief de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening) op het niveau van individuele landbouwers, landbouwbedrijven of verwerkende bedrijven productiebeperkingen of beperkingen op communautaire steunverlening gelden, en die de productie boven het op grond van deze beperkingen toegestane niveau zouden doen uitkomen?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij u erop dat volgens punt 37 van de richtsnoeren geen steun voor dit soort investeringen mag worden verleend.

2. Begunstigden

Wie zijn de begunstigden van de steun?

Landbouwers;

producentengroeperingen;

andere (gelieve te specificeren):

…………

3. Steunintensiteit

3.1.Vermeld de maximale overheidssteun, uitgedrukt als percentage van het bedrag aan subsidiabele investeringen:

a)……………………… in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (149) (max. 50 %);

b)………………………. in de andere gebieden (max. 40 %);

c)……………………… voor jonge landbouwers in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, die de investering binnen vijf jaar na hun vestiging uitvoeren (max. 60 %);

d)………………………. voor jonge landbouwers in de andere gebieden, die de investering binnen vijf jaar na hun vestiging uitvoeren (max. 50 %);

e)………………………. in de ultraperifere gebieden en op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EEG) nr. 2019/93 (150) (max. 75 %);

f)………………………. voor investeringen die leiden tot extra kosten in verband met milieubescherming en -verbetering, de verbetering van de hygiëne op veehouderijbedrijven of de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren, met betrekking tot uitgaven die worden gedaan binnen de termijnen voor de omzetting van pas ingestelde minimumnormen (max. 75 % in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, en max. 60 % in de andere gebieden);

g)………………………. voor investeringen die leiden tot extra kosten in verband met milieubescherming en -verbetering, de verbetering van de hygiëne op veehouderijbedrijven of de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren, met betrekking tot uitgaven die worden gedaan binnen drie jaar na de datum waartegen de investering overeenkomstig de in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde termijnen moest plaatsvinden (max. 50 % in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, en max. 40 % in de andere gebieden);

h)………………………. voor investeringen die leiden tot extra kosten in verband met milieubescherming en -verbetering, de verbetering van de hygiëne op veehouderijbedrijven of de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren, met betrekking tot uitgaven die worden gedaan in het vierde jaar na de datum waartegen de investering overeenkomstig de in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde termijnen moest plaatsvinden (max. 25 % in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, en max. 20 % in de andere gebieden);

i)………………………. voor investeringen die leiden tot extra kosten in verband met milieubescherming en -verbetering, de verbetering van de hygiëne op veehouderijbedrijven of de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren, met betrekking tot uitgaven die worden gedaan in het vijfde jaar na de datum waartegen de investering overeenkomstig de in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde termijnen moest plaatsvinden (max. 12,5 % in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, en max. 10 % in de andere gebieden). Voor uitgaven die na het vijfde jaar worden gedaan mag geen steun worden toegekend;

j)………………………... voor extra investeringskosten die de op respectievelijk 1 mei 2004 en 1 januari 2007 tot de Gemeenschap toegetreden lidstaten maken met het oog op de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/676/EEG (151) (max. 75 %);

k)……………………….. voor extra investeringskosten die worden gemaakt met het oog op de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/676/EEG en waarvoor steun wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 1698/2005 (max. 50 % in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, en max. 40 % in de andere gebieden);

l)………………………… voor investeringen die jonge landbouwers doen met het oog op de naleving van bestaande communautaire of nationale normen (max. 60 % in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, en max. 50 % in de andere gebieden).

3.2.Hebben de meerkosten, in het geval van investeringen die leiden tot extra kosten in verband met milieubescherming en -verbetering, de verbetering van de hygiëne op veehouderijbedrijven of de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren, uitsluitend betrekking op investeringen die verder gaan dan de huidige minimumnormen van de Gemeenschap, op investeringen die worden gedaan om aan pas ingevoerde minimumnormen te voldoen, of op aanvullende subsidiabele kosten die noodzakelijk zijn om deze doelstellingen te bereiken, zonder dat de productiecapaciteit erdoor stijgt?



Ja

Neen

3.3Heeft, in het geval van investeringen die worden gedaan met het oog op de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/676/EEG, de beoogde steunintensiteit uitsluitend betrekking op noodzakelijke en aanvullende subsidiabele kosten en geldt zij niet voor investeringen die een stijging van de productiecapaciteit tot gevolg hebben?



Ja

Neen

3.4.Is, in het geval van investeringen die jonge landbouwers doen om aan bestaande communautaire of nationale normen te voldoen, de steun beperkt tot de extra kosten die binnen 36 maanden na de datum van vestiging worden gemaakt in verband met de tenuitvoerlegging van de norm?



Ja

Neen

4. Subsidiabiliteitscriteria

4.1.Is bepaald dat de steun uitsluitend mag worden toegekend aan landbouwbedrijven die niet in moeilijkheden verkeren?



Ja

Neen

4.2.Is het de bedoeling dat de steun wordt verleend voor de vervaardiging en de afzet van producten die melk of zuivelproducten imiteren of vervangen?



Ja

Neen

5. Subsidiabele uitgaven

5.1.Hebben de subsidiabele uitgaven betrekking op:

de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen;

de aankoop of huurkoop van machines en uitrusting, met inbegrip van computerprogrammatuur, ten belope van de marktwaarde van het goed, met uitzondering van de kosten in verband met het huurkoopcontract, zoals belastingen, marge voor de verhuurder, herfinancieringskosten, algemene kosten, verzekeringskosten, enz.;

algemene kosten in verband met de twee genoemde uitgavenposten (bijvoorbeeld honoraria van architecten, ingenieurs en deskundigen, haalbaarheidsstudies, het verkrijgen van octrooien en licenties)?

5.2.Wordt er steun verleend voor de aankoop van tweedehands materieel?



Ja

Neen

5.3.Zo ja, is de betrokken aankoop alleen subsidiabel voor kleine en middelgrote ondernemingen met een beperkte technische startbasis en weinig kapitaal?



Ja

Neen

5.4.Zijn de aankoop van productierechten, dieren en eenjarige gewassen, alsmede de aanplant van eenjarige gewassen van de steun uitgesloten?



Ja

Neen

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat krachtens punt 29 van de richtsnoeren geen steun mag worden verleend voor deze uitgavenposten.

5.5.Wordt het deel van de subsidiabele kosten van de investering dat wordt gevormd door de aankoop van andere grond dan bouwgrond, beperkt tot 10 %?



Ja

Neen

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat deze beperking tot 10 % krachtens punt 29 van de richtsnoeren een van de voorwaarden is om voor steun in aanmerking te komen.

6. Steun voor de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen

6.1.Heeft de steun betrekking op investeringen of kapitaaluitgaven die de instandhouding tot doel hebben van niet-productieve erfgoedelementen op landbouwbedrijven?



Ja

Neen

6.1.1.Zo ja, wat is het beoogde steunpercentage (max. 100 %):

……………………………

6.1.2.Omvatten de subsidiabele uitgaven ook de vergoeding van werken die de landbouwer of zijn personeel uitvoeren?



Ja

Neen

6.1.3.Zo ja, zal die vergoeding beperkt zijn tot 10 000 EUR per jaar?



Ja

Neen

6.1.4.Zo neen, geef een verantwoording voor de overschrijding van dit maximumbedrag.

6.2.Heeft de steun betrekking op investeringen of kapitaaluitgaven die de instandhouding tot doel hebben van productieve erfgoedelementen op landbouwbedrijven?



Ja

Neen

6.2.1.Zo ja, leidt de betrokken investering tot een verhoging van de productiecapaciteit van het bedrijf?



Ja

Neen

6.2.2.Wat zijn de maximale steunpercentages voor deze soort investeringen?

Investeringen zonder capaciteitsverhoging:

Maximumpercentage voor probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (max. 75 %): ……….……………..

Maximumpercentage voor de andere gebieden (max. 60 %): ….…………………..

Investeringen met capaciteitsverhoging:

Maximumpercentage bij gebruik van hedendaagse materialen (max.: zie punt 3.1): ………………….

Maximumpercentage bij gebruik van traditionele materialen, uitgedrukt als percentage van de extra kosten (max. 100 %): …………..

7. Verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang

7.1.Is de verplaatsing het gevolg van een onteigening?



Ja

Neen

7.2.Wordt de verplaatsing gerechtvaardigd door een in de rechtsgrond omschreven reden van algemeen belang?



Ja

Neen

Hierbij wijzen wij erop dat het algemeen belang ten behoeve waarvan het landbouwbedrijf wordt verplaatst, in de rechtsgrond moet zijn toegelicht.

7.3.Bestaat de verplaatsing gewoon uit het uit elkaar halen, het verhuizen en het weer oprichten van bestaande installaties?



Ja

Neen

7.3.1.Zo ja, wat is de steunintensiteit? (max. 100 %):

…………

7.4.Levert de verplaatsing de landbouwer modernere installaties op?



Ja

Neen

7.4.1.Zo ja, wat is de eigen bijdrage van de landbouwer, uitgedrukt als percentage van de meerwaarde van de installaties na de verplaatsing,

in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (min. 50 %):

…………

in de andere gebieden (min. 60 %):

…………

voor jonge landbouwers in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (min. 45 %):

…………

voor jonge landbouwers in de andere gebieden (min. 55 %):

7.5.Leidt de verplaatsing tot een toename van de productiecapaciteit?



Ja

Neen

7.5.1.Zo ja, wat is de eigen bijdrage van de landbouwer, uitgedrukt als percentage van de uitgaven die op de toename betrekking hebben,

in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (min. 50 %):

…………

in de andere gebieden (min. 60 %):

…………

voor jonge landbouwers in probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (min. 45 %):

…………

voor jonge landbouwers in de andere gebieden (min. 55 %): ……………………………………

8. Overige gegevens

8.1.Gaat de aanmelding vergezeld van documentatie waarin wordt aangetoond dat de beoogde staatssteun coherent is met het (de) desbetreffende plan(nen) voor plattelandsontwikkeling?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve deze documentatie hieronder of in een bijlage bij dit formulier te verstrekken.

…………

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat deze documentatie vereist is krachtens punt 26 van de landbouwrichtsnoeren.

8.2.Gaat de aanmelding vergezeld van documentatie waarin wordt aangetoond dat de steun wordt toegespitst op duidelijk omschreven doelstellingen die aansluiten bij onderkende structurele en territoriale behoeften en structurele nadelen?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve deze documentatie hieronder of in een bijlage bij dit formulier te verstrekken.

…………

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat deze documentatie vereist is krachtens punt 36 van de landbouwrichtsnoeren.

DEEL III.12.B

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR INVESTERINGEN VOOR DE VERWERKING EN DE AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN

Dit aanmeldingsformulier moet worden gebruikt voor investeringssteun voor de verwerking (152) en de afzet (153) van landbouwproducten zoals bedoeld in punt IV.B van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (154).

1. Reikwijdte & begunstigden van de steun

1.1.Gelieve te specificeren onder welke bepaling van de landbouwrichtsnoeren deze aanmelding thuishoort:

1.1.1.

punt IV.B.2, onder a) [Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie (155) of een bepaling ter vervanging daarvan],

1.1.2.

punt IV.B.2, onder b) [Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie (156)],

1.1.3.

punt IV.B.2, onder c) [de richtsnoeren van de Commissie inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (157)],

1.1.4.

punt IV.B.2, onder d) [steun voor tussenbedrijven in gebieden die niet voor regionale steun in aanmerking komen].

1.2. Verordening (EG) nr. 70/2001 (staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen — kmo's)

Is de begunstigde een kmo die zich bezighoudt met de verwerking of de afzet van landbouwproducten?



Ja

Neen

Zo neen, dan voldoet de steunmaatregel niet aan de in deze verordening vastgestelde noodzakelijke voorwaarden en kan hij niet worden aangemerkt als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt krachtens punt IV.B.2, onder a), van de richtsnoeren.

Zo ja, dan wordt de steun van de aanmeldingsplicht vrijgesteld. Gelieve te vermelden waarom uw autoriteiten de steunmaatregel toch nog wensen aan te melden. Gelieve in dit geval het desbetreffende deel van het algemene aanmeldingsformulier te raadplegen (bijlage I, deel I en deel III.1, bij Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (158) of een bepaling ter vervanging daarvan).

1.3. De verordening van de Commissie inzake regionale investeringssteun

Voldoet de steunmaatregel aan de voorwaarden die in deze verordening zijn vastgesteld?



Ja

Neen

Zo neen, dan voldoet de steunmaatregel niet aan de in deze verordening vastgestelde noodzakelijke voorwaarden en kan hij niet worden aangemerkt als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt krachtens punt IV.B.2, onder b), van de richtsnoeren.

Zo ja, dan wordt de steun van de aanmeldingsplicht vrijgesteld. Gelieve te vermelden waarom uw autoriteiten de steunmaatregel toch nog wensen aan te melden. Gelieve in dit geval het specifieke aanmeldingsformulier te raadplegen.

1.4. De richtsnoeren van de Commissie inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (159)

Voldoet de steunmaatregel aan de voorwaarden die in deze richtsnoeren zijn vastgesteld?



Ja

Neen

Zo neen, dan voldoet de steunmaatregel niet aan de in deze richtsnoeren vastgestelde noodzakelijke voorwaarden en kan hij niet worden aangemerkt als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt krachtens punt IV.B.2, onder c), van de landbouwrichtsnoeren.

Zo ja, dan wijzen wij u erop dat de steun zal worden beoordeeld aan de hand van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen. Gelieve het desbetreffende deel van het algemene aanmeldingsformulier te raadplegen (bijlage bij Verordening (EG) nr. 1627/2006 van de Commissie (160)).

1.5. Steun in gebieden die NIET voor regionale steun in aanmerking komen

1.5.1.Zijn er begunstigden die kmo's zijn?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve punt 1.2 te raadplegen (punt IV.B.2, onder a), van de landbouwrichtsnoeren).

1.5.2.Zijn er begunstigden die grote bedrijven zijn (d.i. 750 werknemers of meer en een omzet van 200 miljoen EUR of meer)?



Ja

Neen

Zo ja, dan kan de steun niet worden aangemerkt als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt krachtens punt IV.B.2, onder d), van de landbouwrichtsnoeren.

1.5.3.Zijn er begunstigden die tussenbedrijven zijn (d.i. minder dan 750 werknemers en/of een omzet van minder dan 200 miljoen EUR)?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve het desbetreffende deel van het algemene aanmeldingsformulier te raadplegen (bijlage bij Verordening (EG) nr. 1627/2006) betreffende subsidiabele uitgaven).

2. Steunintensiteit

2.1.Gelieve, als de begunstigden kmo's zijn (Verordening (EG) nr. 70/2001 of een bepaling ter vervanging daarvan),

de maximale steunintensiteit te vermelden voor subsidiabele investeringen in:

2.1.1.ultraperifere gebieden: ......... (max. 75 %),

2.1.2.kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (161): ......... (max. 65 %),

2.1.3.gebieden die voor steun in aanmerking komen op grond van artikel 87, lid 3, onder a): ......... (max. 50 %),

2.1.4.andere gebieden: ......... (max. 40 %).

Als het percentage hoger is dan de genoemde maxima, wijzen wij u erop dat de maatregel niet in overeenstemming is met artikel 4 van Verordening (EG) nr. 70/2001.

2.2.Gelieve, als het gaat om steun die valt onder de verordening van de Commissie inzake regionale investeringssteun of onder de richtsnoeren van de Commissie inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013, de maximale steunintensiteit te vermelden voor:

2.2.1.kmo's

2.2.1.1.met betrekking tot subsidiabele investeringen in de in artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag bedoelde gebieden: …………. (max. 50 % of het maximumbedrag dat is vastgesteld in de voor de betrokken lidstaat goedgekeurde regionalesteunkaart voor 2007-2013),

2.2.1.2.met betrekking tot subsidiabele investeringen in andere gebieden die voor regionale steun in aanmerking komen:…………. (max. 40 % of het maximumbedrag dat is vastgesteld in de voor de betrokken lidstaat goedgekeurde regionalesteunkaart voor 2007-2013);

2.2.2.tussenbedrijven in de zin van artikel 28, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (162)(geen kmo's, maar bedrijven met minder dan 750 werknemers of een omzet van minder dan 200 miljoen EUR)

2.2.2.1.met betrekking tot subsidiabele investeringen in gebieden die op grond van artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag voor steun in aanmerking komen: ............ (max. 25 % of het maximumbedrag dat is vastgesteld in de voor de betrokken lidstaat goedgekeurde regionalesteunkaart voor 2007-2013),

2.2.2.2.met betrekking tot subsidiabele investeringen in andere gebieden die voor regionale steun in aanmerking komen: ............ (max. 20 % of het maximumbedrag dat is vastgesteld in de voor de betrokken lidstaat goedgekeurde regionalesteunkaart voor 2007-2013).

Als het steunpercentage hoger is dan de genoemde maxima, wijzen wij u erop dat de maatregel niet in overeenstemming is met punt IV.B.2, onder c), punt ii), van de landbouwrichtsnoeren.

2.2.2.3.Voldoen de begunstigden aan alle andere voorwaarden van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (163)?



Ja

Neen

Zo neen, dan is de maatregel niet in overeenstemming met punt IV.B.2, onder c), punt ii), van de landbouwrichtsnoeren.

2.2.3.Zijn er begunstigden die groter zijn dan de tussenbedrijven zoals vermeld in punt 2.2.2. (d.i. grote bedrijven)?



Ja

Neen

Zo ja, is de maximale steunintensiteit gelijk aan of kleiner dan het maximumbedrag dat is vastgesteld in de voor de betrokken lidstaat goedgekeurde regionalesteunkaart voor 2007-2013?



Ja

Neen

Zo neen, dan kan de maatregel niet worden aangemerkt als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt krachtens punt IV.B.2, onder c), van de landbouwrichtsnoeren. Zo ja, gelieve de in de genoemde regionalesteunkaart vermelde maximale steunintensiteit in te vullen. De desbetreffende maximale steunintensiteit in de overeenkomstige regionalesteunkaart bedraagt ......... %.

2.3.Als het gaat om investeringssteun voor tussenbedrijven in gebieden die niet voor regionale steun in aanmerking komen:

2.3.1.Wat is de maximale steunintensiteit? ............ (max. 20 %)

Als het maximale steunpercentage hoger is dan het genoemde maximum, wijzen wij u erop dat de maatregel niet in overeenstemming is met punt IV.B.2, onder d), van de landbouwrichtsnoeren.

2.3.2.Voldoen de begunstigden aan alle andere voorwaarden van Aanbeveling 2003/361/EG?



Ja

Neen

Zo neen, dan is de maatregel niet in overeenstemming met punt IV.B.2, onder d), van de landbouwrichtsnoeren.

3. Subsidiabiliteitscriteria en uitgaven

3.1.Heeft de steun betrekking op de vervaardiging en de afzet van producten die melk of zuivelproducten imiteren of vervangen?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij u erop dat de maatregel niet in overeenstemming is met punt IV.B van de landbouwrichtsnoeren.

3.2.Als het om tussenbedrijven of grote bedrijven gaat, heeft de steun dan betrekking op de aankoop van tweedehands materieel?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij u erop dat de maatregel niet in overeenstemming is met punt IV.B van de landbouwrichtsnoeren.

3.3.Kunt u, als het gaat om steun voor investeringen in gebieden die niet voor regionale steun in aanmerking komen,

bevestigen dat de subsidiabele uitgaven voor investeringen volledig in overeenstemming zijn met de subsidiabele uitgaven die zijn vermeld in de richtsnoeren van de Commissie inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013?



Ja

Neen

Zo neen,

als de begunstigden geen kmo's zijn, is de maatregel niet in overeenstemming met punt IV.B.2, onder d), van de landbouwrichtsnoeren,

—als de begunstigden kmo's zijn, zijn de subsidiabele uitgaven in overeenstemming met de artikelen 2 en 4 van Verordening (EG) nr. 70/2001?



Ja

Neen

Zo neen, dan is de maatregel niet in overeenstemming met punt IV.B.2, onder d), van de landbouwrichtsnoeren.

3.4.Zou de steun kunnen worden verleend voor investeringen waarvoor in het kader van een uit het ELGF gefinancierde gemeenschappelijke marktordening, inclusief de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening, op het niveau van individuele landbouwers, landbouwbedrijven of verwerkende bedrijven productiebeperkingen of beperkingen op communautaire steunverlening gelden, en die de productie boven het op grond van deze beperkingen toegestane niveau zouden doen uitkomen?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij u erop dat volgens punt 47 van de landbouwrichtsnoeren geen steun voor dit soort investeringen mag worden verleend.

4. Overige gegevens

4.1.Gaat de aanmelding vergezeld van documentatie waarin wordt aangetoond dat de steun wordt toegespitst op duidelijk omschreven doelstellingen die aansluiten bij onderkende structurele en territoriale behoeften en structurele nadelen?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve deze documentatie hieronder of in een bijlage bij dit formulier te verstrekken.

……………………………………………………………………………

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat deze documentatie vereist is krachtens punt 46 van de landbouwrichtsnoeren.

4.2.Gaat de aanmelding vergezeld van documentatie waarin wordt aangetoond dat de staatssteun past in en coherent is met het desbetreffende plan voor plattelandsontwikkeling?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve deze documentatie hieronder of in een bijlage bij dit formulier te verstrekken.

……………………………………………………………………………

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat deze documentatie vereist is krachtens punt 26 van de landbouwrichtsnoeren.

5. Afzonderlijke aanmeldingen

Zouden de subsidiabele investeringen meer kunnen bedragen dan 25 miljoen EUR of zou het steunbedrag hoger kunnen zijn dan 12 miljoen EUR?



Ja

Neen

Zo ja, zal de steun afzonderlijk worden aangemeld?



Ja

Neen

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat de maatregel niet in overeenstemming is met punt IV.B van de landbouwrichtsnoeren.

DEEL III.12.C

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE AGROMILIEUSTEUN EN STEUN VOOR HET DIERENWELZIJN

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van steunmaatregelen van de staten ter ondersteuning van landbouwproductiemethoden die zijn ontworpen om het milieu te beschermen en het platteland in stand te houden (milieumaatregelen in de landbouw) of het dierenwelzijn te verbeteren, zoals bedoeld in punt IV.C van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (164)(hierna de „landbouwrichtsnoeren” genoemd) en de artikelen 39 en 40 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (165).

—Heeft de maatregel betrekking op vergoedingen voor landbouwers die vrijwillig agromilieuverbintenissen aangaan (artikel 39, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005)?



Ja

Neen

—Zo ja, raadpleeg het deel van dit formulier dat betrekking heeft op „Steun voor agromilieuverbintenissen”.

—Heeft de maatregel betrekking op vergoedingen voor landbouwers die vrijwillig dierenwelzijnsverbintenissen aangaan (artikel 40, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1698/2005)?



Ja

Neen

—Zo ja, raadpleeg het deel van dit formulier dat betrekking heeft op „Steun voor dierenwelzijnsverbintenissen”.

—Heeft de steun uitsluitend betrekking op milieu-investeringen (punt 62 van de landbouwrichtsnoeren)?



Ja

Neen

—Zo ja, raadpleeg het „Formulier aanvullende informatie inzake steun voor investeringen in landbouwbedrijven”.

—Heeft de milieusteun andere doelstellingen, zoals opleiding of advisering ten behoeve van landbouwers (punt IV.K van de richtsnoeren)?



Ja

Neen

—Zo ja, raadpleeg het Formulier aanvullende informatie betreffende punt IV.K van de landbouwrichtsnoeren.

—Andere maatregelen?

—Geef een volledige beschrijving van de maatregel(en): …………

—Gaat de aanmelding vergezeld van documentatie waarin wordt aangetoond dat de staatssteun past in en coherent is met het desbetreffende plan voor plattelandsontwikkeling?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve deze documentatie hieronder of in een bijlage bij dit formulier te verstrekken.

—…………

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat deze documentatie vereist is krachtens punt 26 van de landbouwrichtsnoeren.

STEUN VOOR AGROMILIEUVERBINTENISSEN (PUNT IV.C.2 VAN DE LANDBOUWRICHTSNOEREN)

1. Doel van de maatregel

Welke van de volgende specifieke doelstellingen worden met de steunmaatregel beoogd?

Wijzen van gebruik van landbouwgrond die verenigbaar zijn met de bescherming en verbetering van het milieu, het landschap en de kenmerkende elementen daarvan, de natuurlijke hulpbronnen, de bodem en de genetische verscheidenheid, en verlaging van de productiekosten;

een voor het milieu gunstige extensivering van de landbouw en een dito beheer van niet erg intensieve graslandsystemen, verbetering en herstructurering van de productie;

de instandhouding van milieuvormen met een grote natuurwaarde waar landbouw wordt beoefend en die worden bedreigd, alsmede kwaliteitsverbetering;

de instandhouding van landschapselementen en van elementen op landbouwgrond die van het verleden getuigen;

de toepassing van milieuplanning bij de agrarische bedrijfsvoering. Als met de maatregel geen van bovengenoemde doelstellingen wordt nagestreefd, omschrijf dan wat wordt beoogd op het gebied van milieubescherming. (Graag voldoende gedetailleerd.)

…………

…………

Als de betrokken maatregel in het verleden reeds is toegepast, welke resultaten heeft deze op het gebied van milieubescherming opgeleverd?

…………

…………

2. Subsidiabiliteitscriteria

2.1.Wordt steun verleend aan landbouwers en/of andere grondbeheerders (artikel 39, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005) die agromilieuverbintenissen aangaan voor een periode tussen vijf en zeven jaar?



Ja

Neen

2.2.Is een langere of kortere periode noodzakelijk voor alle of bepaalde verbintenissen?



Ja

Neen

Zo ja, hoe motiveert u een andere termijn:

…………

…………

2.3.Kunt u bevestigen dat er geen steun wordt verleend voor agromilieuverbintenissen die niet verder gaan dan de op grond van de artikelen 4 en 5 en de bijlagen III en IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (166) vastgestelde toepasselijke dwingende normen, de minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en andere toepasselijke dwingende eisen die in de nationale wetgeving zijn vastgesteld en in het plattelandsontwikkelingsprogramma zijn vermeld?



Ja

Neen

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat volgens artikel 39, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 geen steun mag worden verleend voor agromilieuverbintenissen die niet verder gaan dan de toepassing van deze normen en eisen.

2.4.Geef een beschrijving van de genoemde normen en eisen en leg uit in welk opzicht de agromilieuverbintenissen verder gaan dan de toepassing daarvan.

…………

…………

3. Steunbedrag

3.1.Vermeld het maximale steunbedrag dat kan worden toegekend naargelang van het gebied waarop agromilieuverbintenissen zijn aangegaan:

voor gespecialiseerde blijvende teelten ………. (maximaal 900 EUR per hectare),

voor eenjarige gewassen ………. (maximaal 600 EUR per hectare),

voor andere vormen van grondgebruik ……… (maximaal 450 EUR per hectare),

voor lokale rassen die voor de veehouderij verloren dreigen te gaan ……… (maximaal 200 EUR per grootvee-eenheid),

andere ..............

Als de genoemde maximumbedragen worden overschreden, gelieve aan te tonen dat de steun voldoet aan de voorschriften van artikel 39, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

3.2.Wordt de steun jaarlijks toegekend?



Ja

Neen

Zo neen, hoe motiveert u een andere termijn?

…………

…………

3.3.Wordt het jaarlijkse steunbedrag berekend op basis van:

—de gederfde inkomsten,

—de extra kosten die met de verbintenis zijn gemoeid, en

—de noodzaak compensatie voor transactiekosten te verlenen?



Ja

Neen

Beschrijf de berekeningsmethode die wordt gebruikt voor de vaststelling van het steunbedrag en vermeld de gederfde inkomsten, de extra kosten en de eventuele transactiekosten: ………………………………

3.4.Gelden als referentieniveau voor de berekening van de met de verbintenis samenhangende gederfde inkomsten en extra kosten de in punt 2.3. genoemde normen en eisen?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve het gehanteerde referentieniveau toe te lichten:

…………

…………

3.5.Wordt de steun per productie-eenheid betaald?



Ja

Neen

Zo ja, geef aan waarom deze methode wordt toegepast en licht de initiatieven toe die ervoor moeten zorgen dat de jaarlijkse maximumbedragen van de communautaire steun die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1698/2005, in acht worden genomen.

…………

…………

3.6.Is het de bedoeling steun te verlenen voor transactiekosten voor het voortzetten van agromilieuverbintenissen die reeds in het verleden waren aangegaan?



Ja

Neen

3.7.Zo ja, toon aan dat deze kosten blijven bestaan.

……

3.8.Is het de bedoeling steun te verlenen voor de kosten van niet-productieve investeringen die noodzakelijk zijn voor de nakoming van de agromilieuverbintenissen (niet-productieve investeringen zijn investeringen die geen nettostijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf tot gevolg hebben)?



Ja

Neen

3.9.Zo ja, welk steunpercentage zal worden toegepast (max. 100 %) ?

………..

STEUN VOOR DIERENWELZIJNSVERBINTENISSEN (PUNT IV.C.2 VAN DE LANDBOUWRICHTSNOEREN)

1. Doel van de maatregel

Op welk van de volgende gebieden bieden de dierenwelzijnsverbintenissen hogere normen?

Beter aan de natuurlijke behoeften van de dieren aangepast water en voeder;

huisvestingsomstandigheden zoals beschikbare ruimte, strooisel, daglicht;

buitenuitloop;

geen systematische mutilatie, isolatie of permanent aanbinden;

preventie van ziekten die voornamelijk te wijten zijn aan de veehouderijpraktijken en/of de huisvesting.

(Graag voldoende gedetailleerd.)

…………

…………

Als de betrokken maatregel in het verleden reeds is toegepast, welke resultaten heeft deze op het gebied van het dierenwelzijn opgeleverd?

…………

2. Subsidiabiliteitscriteria

2.1.Wordt uitsluitend steun verleend aan landbouwers die dierenwelzijnsverbintenissen aangaan voor een periode tussen vijf en zeven jaar?



Ja

Neen

2.2.Is een langere of kortere periode noodzakelijk voor alle of bepaalde verbintenissen?



Ja

Neen

Zo ja, hoe motiveert u een andere termijn:

…………

…………

2.3.Kunt u bevestigen dat er geen steun wordt verleend voor dierenwelzijnsverbintenissen die niet verder gaan dan de op grond van de artikelen 4 en 5 en de bijlagen III en IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (167) vastgestelde toepasselijke dwingende normen of andere relevante dwingende eisen die in de nationale wetgeving zijn vastgesteld en in het plattelandsontwikkelingsprogramma zijn vermeld?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens artikel 40, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 geen steun mag worden verleend voor dierenwelzijnsverbintenissen die niet verder gaan dan de toepassing van deze normen en eisen.

2.4.Geef een beschrijving van de genoemde normen en eisen en leg uit in welk opzicht de dierenwelzijnsverbintenissen verder gaan dan de toepassing van deze normen en eisen.

…………

…………

3. Steunbedrag

3.1.Vermeld het maximale steunbedrag dat voor dierenwelzijn kan worden toegekend:

………. (maximaal 500 EUR per grootvee-eenheid).

Als het bedrag groter is dan 500 EUR per grootvee-eenheid, gelieve aan te tonen dat de steun voldoet aan de voorschriften van artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

3.2.Wordt de steun jaarlijks toegekend?



Ja

Neen

Zo neen, hoe motiveert u een andere termijn?

…………

…………

3.3.Wordt het jaarlijkse steunbedrag berekend op basis van:

—de gederfde inkomsten,

—de extra kosten die met de verbintenis zijn gemoeid,

—de noodzaak compensatie voor transactiekosten te verlenen, en eventueel de kosten van niet-productieve investeringen die noodzakelijk zijn voor de nakoming van de verbintenissen?



Ja

Neen

Beschrijf de berekeningsmethode die wordt gebruikt voor de vaststelling van het steunbedrag en vermeld de gederfde inkomsten, de extra kosten, eventuele transactiekosten en mogelijke kosten van niet-productieve investeringen:

…………

…………

3.4.Gelden als referentieniveau voor de berekening van de met de verbintenis samenhangende gederfde inkomsten en extra kosten de in punt 2.3 genoemde normen en eisen?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve het gehanteerde referentieniveau toe te lichten:

…………

…………

3.5.Wordt de steun per grootvee-eenheid betaald?



Ja

Neen

Zo neen, geef aan waarom de gekozen methode wordt toegepast en licht de initiatieven toe die ervoor moeten zorgen dat de jaarlijkse maximumbedragen van de communautaire steun die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1698/2005, in acht worden genomen.

3.6.Is het de bedoeling steun te verlenen voor transactiekosten voor het voortzetten van dierenwelzijnsverbintenissen die reeds in het verleden waren aangegaan?



Ja

Neen

3.7.Zo ja, toon aan dat deze kosten blijven bestaan.

…………

3.8.Is het de bedoeling steun te verlenen voor de kosten van niet-productieve investeringen die noodzakelijk zijn voor de nakoming van de agromilieuverbintenissen (niet-productieve investeringen zijn investeringen die geen nettostijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf tot gevolg hebben)?



Ja

Neen

3.9.Zo ja, welk steunpercentage zal worden toegepast (max. 100 %) ?

……

DEEL III. 12.C BIS

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR NATURA 2000-BETALINGEN EN BETALINGEN IN VERBAND MET RICHTLIJN 2006/60/EG

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van steun in het kader van de Natura 2000-betalingen en betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (168) zoals bedoeld in deel IV.C.3 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (169).

1. Doel van de maatregel

1.1.Is de maatregel bedoeld om landbouwers te compenseren voor kosten die zij maken en inkomsten die zij derven als gevolg van de nadelen die zij in de betrokken gebieden ondervinden door de uitvoering van de Richtlijnen 79/409/EEG (170) en 92/43/EEG (171) van de Raad en 2000/60/EG?



Ja

Neen

1.1.1.Zo neen, let wel dat het volgens deel IV.C.3 van de landbouwrichtsnoeren niet is toegestaan steun te verlenen om andere kosten te compenseren dan die welke het gevolg zijn van nadelen die worden ondervonden door de uitvoering van de Richtlijnen 79/409/EEG, 92/43/EEG en 2000/60/EG.

2. Subsidiabiliteitscriteria

2.1.Zijn de kosten gemaakt en de inkomsten gederfd als gevolg van nadelen die in de betrokken gebieden worden ondervonden door de uitvoering van de Richtlijnen 79/409/EEG, 92/43/EEG en 2000/60/EG?



Ja

Neen

2.1.1.Zo ja, verstrek alle gegevens in verband met de betrokken voorschriften van de desbetreffende richtlijn(en):

…………

…………

2.1.2.Zo neen, let wel dat het volgens deel IV.C.3 van de landbouwrichtsnoeren niet is toegestaan steun te verlenen om andere kosten te compenseren dan die welke het gevolg zijn van nadelen die worden ondervonden door de uitvoering van de Richtlijnen 79/409/EEG, 92/43/EEG en 2000/60/EG.

2.2.Zijn de voorgenomen compenserende betalingen noodzakelijk om de specifieke problemen als gevolg van deze richtlijn(en) op te lossen?



Ja

Neen

2.2.1.Zo ja, licht toe waarom deze maatregel noodzakelijk is:

…………

…………

2.2.2.Zo neen, let wel dat volgens punt IV.C.3 van de landbouwrichtsnoeren alleen die betalingen zijn toegestaan die noodzakelijk zijn om de door die richtlijnen veroorzaakte specifieke problemen op te lossen.

2.3.Wordt de steun uitsluitend verleend voor verbintenissen die verder gaan dan de nakoming van de uit de randvoorwaarden voortvloeiende verplichtingen?



Ja

Neen

2.3.1.Zo neen, gelieve aan te tonen dat is voldaan aan de voorschriften van deel IV.C.3 van de landbouwrichtsnoeren.

…………

…………

2.4.Wordt de steun verleend voor verbintenissen die verder gaan dan het bepaalde in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (172)?



Ja

Neen

2.4.1.Zo neen, gelieve aan te tonen dat is voldaan aan de voorschriften van deel IV.C.3 van de landbouwrichtsnoeren.

…………

…………

2.5.Is de steun in strijd met het beginsel „de vervuiler betaalt”?



Ja

Neen

2.5.1.Zo ja, gelieve alle elementen te vermelden waaruit blijkt dat de steun aan de voorschriften van deel IV.C.3 van de landbouwrichtsnoeren voldoet en uitzonderlijk, tijdelijk en degressief is.

…………

…………

3. Steunbedrag

3.1.Wat is het maximale steunbedrag, berekend op basis van de gebruikte landbouwgrond (oppervlakte cultuurgrond — OCG)?

……………………. (aanvankelijke maximale Natura 2000-betaling gedurende een periode van ten hoogste vijf jaar: 500 EUR per hectare OCG),

…………………….. (normale maximale Natura 2000-betaling: 200 EUR per hectare OCG),

…………………….. (het maximumbedrag van de steun in verband met Richtlijn 2000/60/EG wordt vastgesteld volgens de in artikel 90, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde procedure).

3.1.1.Gelieve aanvullende gegevens te verstrekken over de betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG.

…………

…………

3.1.2.Gelieve, als u van plan bent een hoger steunbedrag toe te kennen, toe te lichten hoe deze steun voldoet aan de voorschriften van deel IV.C.3 van de landbouwrichtsnoeren en artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (173).

…………

…………

3.2.Beschrijf de maatregelen die worden genomen om te garanderen dat bij de vaststelling van de bedragen overcompensatie wordt vermeden:

…………

…………

4. Overige gegevens

Gaat de aanmelding vergezeld van documentatie waarin wordt aangetoond dat de staatssteun past in en coherent is met het desbetreffende plan voor plattelandsontwikkeling?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve deze documentatie hieronder of in een bijlage bij dit formulier te verstrekken.

……………………………………………………………………………….

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat deze documentatie vereist is krachtens punt 26 van de landbouwrichtsnoeren.

DEEL III.12.D

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN TER COMPENSATIE VAN HANDICAPS IN BEPAALDE GEBIEDEN

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van steun ter compensatie van natuurlijke handicaps in bepaalde gebieden, zoals bedoeld in punt IV.D van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (174).

1. Vragen die moeten worden beantwoord voor alle aanmeldingen van steun ter compensatie van handicaps in bepaalde gebieden

1.Geef een beschrijving van de betrokken handicap:

…………

…………

…………

…………

…………

…………

…………

…………

2.Toon aan dat het te betalen compensatiebedrag er niet toe leidt dat de landbouwers worden overgecompenseerd voor de gevolgen van de handicaps:

…………

…………

…………

…………

…………

…………

…………

…………

3.Als er gebieden met handicaps zijn waar de gemiddelde impact van de handicaps per hectare op vergelijkbare landbouwbedrijven verschillend is, toon dan aan dat het niveau van de compensatiebetalingen in verhouding is tot de economische impact van de handicaps in de verschillende gebieden:

…………

…………

…………

…………

…………

…………

…………

…………

4.Kan de mens de economische impact van de permanente handicap ongedaan maken?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij erop dat bij de berekening van de compensatiebetalingen uitsluitend de economische impact van permanente handicaps waarover de mens geen controle heeft, in aanmerking mag worden genomen. Structurele nadelen die dankzij de modernisering van landbouwbedrijven of door maatregelen, zoals heffingen, subsidies of de tenuitvoerlegging van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), kunnen worden verholpen, mogen niet in aanmerking worden genomen.

Zo neen, licht toe waarom de mens de economische impact van de permanente handicap niet ongedaan kan maken:

…………

…………

…………

Kunt u aangeven hoe groot de landbouwbedrijven zijn die voor deze betalingen in aanmerking zullen komen?

…………

5.Wordt het compensatiebedrag vastgesteld door het gemiddelde inkomen per hectare van landbouwbedrijven in gebieden met handicaps te vergelijken met dat van even grote bedrijven die dezelfde producten vervaardigen in gebieden zonder handicaps in dezelfde lidstaat of, als de volledige lidstaat als gebied met handicaps wordt beschouwd, in gebieden zonder handicaps in andere lidstaten waar de productievoorwaarden op zinvolle wijze kunnen worden vergeleken met die in de eerste lidstaat? Het inkomen dat in dit verband in aanmerking moet worden genomen, is het rechtstreekse inkomen uit landbouwactiviteiten, met uitsluiting van met name betaalde heffingen of ontvangen subsidies.



Ja

Neen

Beschrijf hoe de vergelijking is gemaakt: …………………………………………...…………

…………

…………

…………

…………

…………

…………

…………

6.Wordt de steunmaatregel gecombineerd met steun op grond van de artikelen 13, 14 en 15 van Verordening (EG) nr. 1257/1999van de Raad (175)?



Ja

Neen

7.Kunt u bevestigen dat de totale steun die aan de landbouwer wordt verleend, niet hoger zal zijn dan het overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 vastgestelde bedrag?



Ja

Neen

Gelieve het bedrag te vermelden ………………………………………...........

Zo neen, let wel dat volgens punt 72 van de landbouwrichtsnoeren geen hogere steun in de vorm van een compenserende vergoeding mag worden toegekend dan het bovenvermelde bedrag.

8.Is in de maatregel bepaald dat aan het volgende subsidiabiliteitscriterium moet worden voldaan?

De landbouwers moeten de landbouw beoefenen op een minimumoppervlakte grond (vermeld deze oppervlakte).

…………

De landbouwers moeten zich ertoe verbinden hun landbouwactiviteit in een probleemgebied voort te zetten gedurende ten minste vijf jaar vanaf de eerste betaling van een compenserende vergoeding.

De landbouwers moeten de verplichte normen toepassen die zijn vastgesteld ingevolge de artikelen 4 en 5 en de bijlagen III en IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (176), en voldoen aan minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en andere verbindende voorschriften die in de nationale wetgeving zijn vastgesteld en in het programma voor plattelandsontwikkeling zijn vermeld.



Ja

Neen

9.Is in de maatregel bepaald dat, indien de eigenaar of houder van de dieren zich verzet tegen de uitvoering van de inspecties en monsternemingen die voor de toepassing van de nationale programma's inzake toezicht op residuen nodig zijn, of tegen de onderzoekingen en controles die op grond van Richtlijn 96/23/EG worden verricht, de sancties zoals bedoeld in het vorenstaande punt 4 gelden?



Ja

Neen

10.Als de steunregeling nog steeds van kracht is op de datum waarop artikel 37 en artikel 88, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (177) van toepassing worden, wordt zij dan zodanig gewijzigd dat zij vanaf die datum in overeenstemming met die artikelen zal zijn?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat met ingang van de datum waarop artikel 37 en artikel 88, lid 3, van de genoemde verordening van toepassing worden, nieuwe regels zullen gelden voor maatregelen ter compensatie van natuurlijke handicaps in bepaalde gebieden en dat steunmaatregelen die niet aan alle criteria van die artikelen en aan de betrokken uitvoeringsbepalingen van de Raad of de Commissie voldoen, zullen moeten worden stopgezet.

2. Overige gegevens

Gaat de aanmelding vergezeld van documentatie waarin wordt aangetoond dat de staatssteun past in en coherent is met het desbetreffende plan voor plattelandsontwikkeling?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve deze documentatie hieronder of in een bijlage bij dit formulier te verstrekken.

…………

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat deze documentatie vereist is krachtens punt 26 van de landbouwrichtsnoeren.

DEEL III. 12.E

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR DE NALEVING VAN NORMEN

Dit aanmeldingsformulier moet worden gebruikt voor de investeringen in landbouwbedrijven zoals bedoeld in punt IV.E van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (178).

1.Wordt de beoogde steun uitsluitend toegekend aan primaire producenten (landbouwers)?



Ja

Neen

2.Zijn de nieuwe normen waarvan sprake is, gebaseerd op communautaire normen?



Ja

Neen

3.Zo neen, wordt de steun dan beperkt tot de uit de normen voortvloeiende kosten die voor de betrokken landbouwers een echte concurrentiehandicap dreigen te vormen?



Ja

Neen

4.Toon het bestaan van deze handicap aan met behulp van de gemiddelde nettowinstmarges voor gemiddelde landbouwbedrijven in de betrokken (sub)sector:

…………

5.Is de steun die de landbouwer in een periode van vijf jaar kan ontvangen voor gemaakte kosten en gederfde inkomsten die het gevolg zijn van de invoering van een of meer normen, degressief en beperkt tot in totaal 10 000 EUR?



Ja

Neen

6.Beschrijf de degressiviteit van de steun:

….

7.Als het maximum van 10 000 EUR wordt overschreden, is de steun dan beperkt tot 80 % van de door de landbouwers gemaakte kosten en gederfde inkomsten en tot 12 000 EUR per bedrijf, waarbij elke toegekende communautaire steun in aanmerking wordt genomen?



Ja

Neen

8.Heeft de steun betrekking op normen die aantoonbaar de rechtstreekse oorzaak zijn van:

—een toename van de exploitatiekosten voor het product of de producten waarvoor de norm geldt, met ten minste 5 %,



Ja

Neen

—een inkomensverlies dat overeenstemt met ten minste 10 % van de nettowinst voor het product of de producten waarvoor de norm geldt.



Ja

Neen

9.Toon aan dat aan de genoemde parameters wordt voldaan (hierbij moet worden uitgegaan van berekeningen voor een gemiddeld landbouwbedrijf van de sector en lidstaat waarvoor de betrokken norm geldt):

…………

10.Heeft de steun uitsluitend betrekking op normen die een dergelijke toename van de exploitatiekosten of een dergelijk inkomensverlies veroorzaken voor ten minste 25 % van alle landbouwbedrijven van de (sub)sector en lidstaat waarvoor de norm geldt?



Ja

Neen

11.Gaat de aanmelding vergezeld van documentatie waarin wordt aangetoond dat de beoogde staatssteun coherent is met het (de) desbetreffende plan(nen) voor plattelandsontwikkeling?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve deze documentatie hieronder of in een bijlage bij dit formulier te verstrekken.

…………

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat deze documentatie vereist is krachtens punt 26 van de landbouwrichtsnoeren.

DEEL III.12.F

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR DE VESTIGING VAN JONGE LANDBOUWERS

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van steun voor de vestiging van jonge landbouwers zoals bedoeld in hoofdstuk IV.F van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (179).

1. Subsidiabiliteitscriteria

Hierbij wijzen wij erop dat staatssteun voor de vestiging van jonge landbouwers slechts mag worden verleend indien wordt voldaan aan dezelfde voorwaarden als die welke in de verordening inzake plattelandsontwikkeling (180) zijn vastgesteld voor medegefinancierde steun, waaronder met name de subsidiabiliteitscriteria van artikel 22.

1.1.Wordt de steun uitsluitend verleend voor primaire productie?



Ja

Neen

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat krachtens punt 82 van de landbouwrichtsnoeren uitsluitend steun mag worden verleend voor primaire productieactiviteiten.

1.2.Wordt voldaan aan de volgende voorwaarden?

—de landbouwer is jonger dan 40 jaar;

—de landbouwer beschikt over voldoende vakbekwaamheid en deskundigheid;

—de landbouwer vestigt zich voor het eerst op een landbouwbedrijf als bedrijfshoofd;

—de landbouwer heeft een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van zijn landbouwactiviteiten ingediend.



Ja

Neen

Als u op een of meer van deze vragen „neen” antwoordt, is de maatregel niet in overeenstemming met artikel 22 van de verordening inzake plattelandsontwikkeling en kan hij niet worden toegestaan krachtens de richtsnoeren.

1.3.Is in de maatregel bepaald dat aan de bovenstaande subsidiabiliteitseisen moet zijn voldaan op het tijdstip waarop het individuele besluit tot toekenning van de steun wordt vastgesteld?



Ja

Neen

1.4.Is de maatregel in overeenstemming met de bestaande communautaire of nationale normen?



Ja

Neen

1.4.1.Zo neen, is het de bedoeling te voldoen aan de bestaande communautaire of nationale normen die in het ingediende bedrijfsplan zijn vastgesteld?



Ja

Neen

1.4.2.Bedraagt de termijn binnen welke aan de normen moet zijn voldaan, meer dan 36 maanden vanaf de datum van vestiging?



Ja

Neen

2. Maximaal toegestane steun

2.1.Wordt de vestigingssteun verleend in de vorm van:

een eenmalige premie? (max. 40 000 EUR)

(vul het bedrag in)

…………

en/of

een rentesubsidie? (gekapitaliseerde waarde hiervan: max. 40 000 EUR)

Zo ja, beschrijf de leningsvoorwaarden — rentepercentage, looptijd, aflossingsvrije periode, enz.)

…………

2.2.Kunt u bevestigen dat de staatssteun en de op grond van de verordening inzake plattelandsontwikkeling verleende steun samen niet hoger zullen zijn dan 55 000 EUR en dat de maxima die voor elk van beide vormen van steun afzonderlijk gelden (40 000 EUR voor de eenmalige premie; 40 000 EUR voor de rentesubsidie), in acht worden genomen?



Ja

Neen

3. Overige gegevens

Gaat de aanmelding vergezeld van documentatie waarin wordt aangetoond dat de staatssteun past in en coherent is met het desbetreffende plan voor plattelandsontwikkeling?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve deze documentatie hieronder of in een bijlage bij dit formulier te verstrekken.

…………

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat deze documentatie vereist is krachtens punt 26 van de landbouwrichtsnoeren.

DEEL III.12.G

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR VERVROEGDE UITTREDING OF VOOR DE BEËINDIGING VAN DE LANDBOUWACTIVITEIT

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van regelingen inzake staatssteun ter bevordering van vervroegde uittreding door oudere landbouwers zoals bedoeld in hoofdstuk IV.G van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (181).

1. Aard van de steun

1.1.Wordt de steun alleen voor de primaire productie toegekend?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 85 van de richtsnoeren geen steun mag worden verleend voor andere activiteiten dan de primaire productie.

1.2.Wordt de steun voor vervroegde uittreding toegekend aan:

landbouwers die besluiten hun landbouwactiviteit te beëindigen met het oog op overdracht van de betrokken bedrijven aan andere landbouwers?

werknemers in de landbouw die besluiten alle werkzaamheden op landbouwbedrijven definitief te beëindigen op het moment waarop het bedrijf wordt overgedragen?

Geef een beschrijving van de voorgenomen maatregelen:

…………

2. Subsidiabiliteitscriteria

2.1.Zal de steun uitsluitend worden toegekend indien de cedent van het landbouwbedrijf:

—definitief alle commerciële landbouwactiviteiten beëindigt,

—op het tijdstip van de overdracht ten minste 55 jaar oud is zonder evenwel de normale pensioengerechtigde leeftijd te hebben bereikt, of ten hoogste tien jaar jonger dan de normale pensioengerechtigde leeftijd in de betrokken lidstaat, en

—in de aan de overdracht voorafgaande tien jaar de landbouw heeft beoefend?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 87 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (182) geen steun kan worden toegestaan indien de cedent niet aan al deze voorwaarden voldoet.

2.2.Zal de steun uitsluitend worden toegekend indien de overnemer van het landbouwbedrijf:

—de cedent opvolgt door zich overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 als jonge landbouwer te vestigen, jonger is dan 40 jaar en zich voor het eerst als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigt, over voldoende vakbekwaamheid en deskundigheid beschikt en een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van zijn landbouwactiviteiten indient, of

—een landbouwer jonger dan 50 jaar of een privaatrechtelijk lichaam is, en het door de cedent vrijgemaakte landbouwbedrijf overneemt om het landbouwbedrijf te vergroten?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 87 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 geen steun kan worden toegestaan indien de overnemer niet aan al deze voorwaarden voldoet.

2.3.Indien de geplande steunverlening bij vervroegde uittreding maatregelen behelst om een inkomen te verschaffen aan werknemers in de landbouw, kunt u dan bevestigen dat geen steun zal worden toegekend indien de werknemer niet aan alle volgende voorwaarden voldoet:

—hij moet alle landbouwactiviteiten definitief beëindigen op het ogenblik waarop het bedrijf wordt overgedragen,

—hij is ten minste 55 jaar oud zonder evenwel de normale pensioengerechtigde leeftijd te hebben bereikt, of ten hoogste tien jaar jonger dan de normale pensioengerechtigde leeftijd in de betrokken lidstaat,

—hij heeft in de voorafgaande vijf jaar ten minste de helft van zijn arbeidstijd als meewerkend gezinslid of werknemer in de landbouw aan werkzaamheden op landbouwbedrijven besteed,

—hij heeft in de vier jaar vóór de vervroegde uittreding van de cedent ten minste het equivalent van twee voltijdjaren op diens landbouwbedrijf gewerkt, en

—hij valt onder een socialezekerheidsstelsel.



Ja

Neen

Let wel dat volgens punt 87 van de richtsnoeren en artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 niet kan worden toegestaan dat steun wordt verleend om aan werknemers in de landbouw een inkomen te verschaffen indien die werknemers niet aan alle genoemde voorwaarden voldoen.

3. Steunbedrag

3.1.Wordt de steunmaatregel gecombineerd met steunverlening in het kader van de verordening inzake plattelandsontwikkeling ?



Ja

Neen

3.1.1.Zo ja, geef een beknopte beschrijving van de regeling voor die medegefinancierde steunverlening en geef aan om welk steunbedrag het gaat.

…………

…………

3.2.Gelieve te specificeren wat het maximale steunbedrag is dat per cedent wordt toegekend:

……………….. per cedent per jaar (jaarlijks bedrag ten hoogste 18 000 EUR per cedent en totaalbedrag ten hoogste 180 000 EUR per cedent).

Gelieve, als de maximumbedragen worden overschreden, aan te geven dat is voldaan aan punt 87 van de richtsnoeren. Let wel dat de richtsnoeren de mogelijkheid bieden steun te verlenen boven de in de verordening vastgestelde maximumbedragen mits de lidstaat aantoont dat die betaling niet aan actieve landbouwers wordt doorgegeven.

3.3.Gelieve te specificeren wat het maximale steunbedrag is dat per werknemer wordt toegekend:

…..……………. per werknemer per jaar (jaarlijks bedrag ten hoogste 4 000 EUR per werknemer en totaalbedrag ten hoogste 40 000 EUR per werknemer).

Gelieve, als de maximumbedragen worden overschreden, aan te geven dat is voldaan aan punt 87 van de richtsnoeren. Let wel dat de richtsnoeren de mogelijkheid bieden steun te verlenen boven de in de verordening vastgestelde maximumbedragen mits de lidstaat aantoont dat die betaling niet aan actieve landbouwers wordt doorgegeven.

3.4.Ontvangt de cedent een door de lidstaat betaald normaal ouderdomspensioen ?



Ja

Neen

3.4.1.Zo ja, zal de geplande steun bij vervroegde uittreding worden toegekend als aanvulling met inachtneming van het bedrag van het nationale ouderdomspensioen?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 87 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bij de berekening van de in het kader van de regeling voor vervroegde uittreding toe te kennen maximumbedragen rekening moet worden gehouden met het bedrag dat als normaal ouderdomspensioen wordt betaald.

4. Duur

4.1.Kan worden gegarandeerd dat de geplande steun bij vervroegde uittreding niet gedurende meer dan in totaal 15 jaar aan de cedent en aan de werknemer zal worden verleend en in geen geval zal worden voortgezet nadat de cedent 70 jaar is geworden of de werknemer de normale pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 87 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 geen steun kan worden toegestaan indien in de geplande regeling niet wordt gegarandeerd dat aan al deze voorwaarden wordt voldaan.

DEEL III.12.H

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR PRODUCENTENGROEPERINGEN

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van maatregelen inzake staatssteun ter ondersteuning van producentengroeperingen zoals bedoeld in hoofdstuk IV.H van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (183).

1. Aard van de steun

1.1.Gaat het om aanloopsteun aan pas opgerichte producentengroeperingen?



Ja

Neen

1.2.Gaat het om aanloopsteun aan pas opgerichte unies van producentengroeperingen (een unie van producentengroeperingen bestaat uit erkende producentengroeperingen en streeft op grotere schaal dezelfde doelstellingen na)?



Ja

Neen

1.3.Wordt de steun toegekend met betrekking tot subsidiabele uitgaven die uitsluitend voortvloeien uit een stijging van de omzet van een begunstigde met ten minste 30 % ten opzichte van het voorgaande jaar als gevolg van de toetreding van nieuwe leden en/of een uitbreiding met nieuwe producten?



Ja

Neen

1.3.1.Zo ja, hoe groot is de stijging van de omzet van de begunstigde?

1.3.2.Is de stijging van de omzet van de begunstigde het gevolg van:

de toetreding van nieuwe leden,

de uitbreiding met nieuwe producten,

beide.

1.4.Wordt steun toegekend ter dekking van de aanloopkosten van unies van producentengroeperingen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op het gebruik overeenkomstig het Gemeenschapsrecht van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen of kwaliteitslabels?



Ja

Neen

1.5.Wordt steun verleend aan producentengroeperingen of unies van producentengroeperingen die op de bedrijven van de leden taken in verband met de landbouwproductie vervullen op gebieden zoals onderlinge samenwerking en dienstverlening in de vorm van bedrijfsverzorging en ondersteuning van het bedrijfsbeheer zonder zich bezig te houden met gezamenlijke aanpassing van het aanbod aan de markt?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij u erop dat steun aan deze groeperingen of unies niet onder hoofdstuk IV.H van de landbouwrichtsnoeren valt. Gelieve de desbetreffende rechtsgrond te raadplegen.

…………

1.6.Wordt steun verleend aan producentengroeperingen of unies daarvan ter dekking van uitgaven die niet met oprichtingskosten samenhangen, zoals uitgaven voor investeringen of promotieactiviteiten?



Ja

Neen

Zo ja, dan zal de steun worden beoordeeld volgens de specifieke regels die voor een dergelijke steun gelden. Gelieve de desbetreffende onderdelen van het aanmeldingsformulier te raadplegen.

1.7.Kunt u, in het geval van een steunregeling, bevestigen dat zij zal worden aangepast om rekening te houden met elke wijziging in de verordeningen houdende gemeenschappelijke marktordeningen?



Ja

Neen

1.8.Wordt rechtstreeks aan de producenten steun verleend als compensatie voor de bijdrage die zij moeten betalen in de kosten die met het functioneren van de groepering of unie gedurende de eerste vijf jaar na de oprichting ervan zijn gemoeid?



Ja

Neen

1.8.1.Zo ja, zal de rechtstreeks aan de producenten verleende steun niet meer bedragen dan het maximale steunbedrag (400 000 EUR)?



Ja

Neen

2. Begunstigden

2.1.Wordt de aanloopsteun uitsluitend aan kleine en middelgrote ondernemingen toegekend?



Ja

Neen

2.2.Wordt de aanloopsteun toegekend aan producentengroeperingen of unies daarvan die volgens de wetgeving van de betrokken lidstaat recht hebben op steun?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie (184) te raadplegen.

2.3.Wordt uitsluitend steun toegekend als aan alle hierna genoemde voorwaarden is voldaan:

—de verplichting voor de leden om hun productie op de markt te brengen volgens de door de groepering of de unie vastgestelde voorschriften inzake aanvoer en afzet (de statuten mogen toestaan dat een deel van de productie rechtstreeks door de producent op de markt wordt gebracht);



Ja

Neen

—de verplichting voor producenten die tot de groepering of de unie toetreden, er gedurende ten minste drie jaar lid van te blijven en, als zij de groepering of unie weer willen verlaten, hun lidmaatschap ten minste twaalf maanden van tevoren op te zeggen;



Ja

Neen

—gemeenschappelijke regels inzake de productie, met name wat de kwaliteit van de producten of de toepassing van biologische productiemethoden betreft, gemeenschappelijke regels voor de afzet op de markt en regels inzake productinformatie, met name over het oogsten en de beschikbaarheid?



Ja

Neen

Hebt u op een of meer van de vragen in punt 2.3 „neen” geantwoord, gelieve dan artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 te raadplegen voor de lijst van de criteria waaraan producentengroeperingen of unies daarvan moeten voldoen om voor steun in aanmerking te komen.

2.4.Voldoet de producentengroepering of unie van producentengroeperingen volledig aan alle van toepassing zijnde mededingingsrechtelijke bepalingen, in het bijzonder de artikelen 81 en 82 van het Verdrag?



Ja

Neen

2.5.Sluit de steunmaatregel/steunregeling duidelijk uit dat steun wordt verleend aan productieorganisaties zoals vennootschappen of coöperaties die het beheer van een of meer landbouwbedrijven tot doel hebben en daarom in feite als een enkele producent moeten worden beschouwd?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 de producenten zelf verantwoordelijk dienen te blijven voor het beheer van hun bedrijf.

2.6.Sluit de steunmaatregel/steunregeling duidelijk uit dat steun wordt verleend aan producentengroeperingen of unies van producentengroeperingen waarvan de doelstellingen onverenigbaar zijn met een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke marktordening?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens artikel 9, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 de Commissie in geen geval haar goedkeuring kan hechten aan steun die onverenigbaar is met een gemeenschappelijke marktordening of een belemmering zou vormen voor het naar behoren functioneren van een gemeenschappelijke marktordening.

3. Steunintensiteit en subsidiabele kosten

3.1.Kunt u bevestigen dat het totale steunbedrag dat aan een producentengroepering of unie van producentengroeperingen wordt toegekend, niet meer bedraagt dan 400 000 EUR?



Ja

Neen

3.2.Sluit de steunmaatregel/steunregeling duidelijk uit dat steun wordt betaald voor kosten die na het vijfde jaar worden gemaakt?



Ja

Neen

3.3.Sluit de steunmaatregel/steunregeling duidelijk uit dat meer dan zeven jaar na de erkenning van de producentenorganisatie nog steun wordt betaald?



Ja

Neen

Hebt u op een van de vragen in punt 3.2 of 3.3 „neen” geantwoord, gelieve er dan nota van te nemen dat in artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 duidelijk is bepaald dat geen steun mag worden verleend voor kosten die meer dan vijf jaar na de erkenning van de producentenorganisatie worden gemaakt en dat de steun niet meer dan zeven jaar na die erkenning mag worden betaald.

3.4.Worden zowel bij steunverlening aan producentengroeperingen of unies daarvan als bij rechtstreekse steunverlening aan producenten alleen de volgende kosten opgenomen in de subsidiabele uitgaven:

—huur van geschikte panden, of

—aankoop van geschikte panden (als de betrokken panden worden aangekocht, blijven de subsidiabele uitgaven beperkt tot de huurkosten tegen markttarieven),

—aanschaf van kantooruitrusting, inclusief computerapparatuur en -programmatuur, kosten van administratief personeel, overheadkosten en vergoedingen voor juridische en ambtelijke handelingen?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve de in artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 opgenomen lijst van de subsidiabele uitgaven te raadplegen.

DEEL III.12.I

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR RUILVERKAVELINGEN

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van regelingen inzake staatssteun ter dekking van de juridische en administratieve kosten van ruilverkavelingen zoals bedoeld in hoofdstuk IV.I van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (185).

1.Maakt de steunmaatregel deel uit van een algemeen ruilverkavelingsprogramma dat ten uitvoer wordt gelegd volgens de wettelijke procedures van de betrokken lidstaat?



Ja

Neen

2.Bevatten de subsidiabele kosten uitsluitend de juridische en administratieve kosten, inclusief de opmetingskosten, van de ruilverkaveling?



Ja

Neen

Mochten ook andere posten tot de subsidiabele uitgaven worden gerekend, gelieve dan te noteren dat volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 alleen de genoemde uitgaven subsidiabel zijn.

3.Wat is het beoogde steunpercentage (max. 100 %): …

DEEL III.12.J

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN TER BEVORDERING VAN DE PRODUCTIE EN DE AFZET VAN KWALITEITSLANDBOUWPRODUCTEN

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van maatregelen inzake staatssteun ter bevordering van de productie en de afzet van kwaliteitslandbouwproducten zoals bedoeld in hoofdstuk IV.J van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (186).

A. PRIMAIRE PRODUCENTEN (LANDBOUWERS)

1. Aard van de producten

1.1.Betreft de steun uitsluitend kwaliteitsproducten die voldoen aan de op grond van artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (187) vast te stellen criteria?



Ja

Neen

Als de steun niet uitsluitend kwaliteitsproducten betreft, gelieve er dan nota van te nemen dat steun zoals bedoeld in hoofdstuk IV.J van de landbouwrichtsnoeren, beperkt dient te blijven tot kwaliteitslandbouwproducten.

2. Aard van de steun

2.1.Welke van de volgende soorten steun kunnen in het kader van de steunregeling/individuele maatregel worden verleend?

steun voor marktonderzoek en het bedenken en vormgeven van producten;

steun voor de voorbereiding van aanvragen om erkenning van een oorsprongsbenaming of specificiteitscertificering overeenkomstig de desbetreffende communautaire verordeningen;

steun voor advisering en soortgelijke dienstverlening bij de invoering van kwaliteitsborgingssystemen zoals de ISO 9000-serie of de ISO 14000-serie, van systemen op basis van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP), van traceerbaarheidssystemen, van systemen ter waarborging van echtheids- en handelsnormen, alsmede van milieuauditsystemen;

steun ter dekking van de kosten van de opleiding van personeel voor de invoering van kwaliteitsborgingssystemen zoals de ISO 9000-serie of de ISO 14000-serie, van systemen op basis van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP), van traceerbaarheidssystemen, van systemen ter waarborging van echtheids- en handelsnormen, alsmede van milieuauditsystemen;

steun ter dekking van de kosten die erkende certificeringsinstanties in rekening brengen voor de initiële certificering van kwaliteitsborgings- en soortgelijke systemen;

steun ter dekking van de kosten van verplichte controlemaatregelen die op grond van de communautaire of nationale regelgeving door of in opdracht van de bevoegde autoriteiten worden verricht, tenzij dergelijke kosten volgens de communautaire wetgeving door de ondernemingen moeten worden gedragen;

steun ter dekking van de kosten van deelname aan maatregelen zoals bedoeld in artikel 14, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie (188), op voorwaarde dat:

a)de steun uitsluitend wordt verleend voor landbouwproducten voor menselijke consumptie;

b)het gaat om een communautaire voedselkwaliteitsregeling of een door een lidstaat erkende voedselkwaliteitsregeling die voldoet aan de overeenkomstig artikel 32, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde precieze criteria;

c)de steun gedurende ten hoogste vijf jaar wordt toegekend in de vorm van een jaarlijkse financiële stimulans waarvan het niveau wordt bepaald op basis van de hoogte van de vaste kosten die met deelneming aan die regelingen zijn gemoeid;

d)de steun wordt beperkt tot 3 000 EUR per jaar en per bedrijf.

NB: Regelingen die uitsluitend tot doel hebben de controle te verscherpen op de naleving van uit communautaire of nationale regelgeving voortvloeiende dwingende normen, komen niet voor steun in aanmerking.

2.2.Voorziet de maatregel in steun voor investeringen die noodzakelijk zijn om de productie-installaties te verbeteren?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve hoofdstuk IV.A van de landbouwrichtsnoeren te raadplegen.

2.3.Worden de controles verricht door of in opdracht van derden zoals:

de bevoegde toezichthoudende autoriteiten of in hun opdracht handelende instanties;

onafhankelijke organisaties die verantwoordelijk zijn voor de controle en het toezicht op het gebruik van oorsprongsbenamingen, biologische labels of kwaliteitslabels;

andere instanties (gelieve deze te specificeren en daarbij aan te geven hoe de onafhankelijkheid van de controle-instantie wordt gegarandeerd).

…………

…………

2.4.Verplicht de communautaire regelgeving de producenten tot het betalen van de controlekosten, zonder dat het daadwerkelijke niveau van de lasten wordt aangegeven?



Ja

Neen

3. Begunstigden

3.1.Wie zijn de begunstigden van de steun?

landbouwers,

producentengroeperingen,

andere (gelieve te specificeren).

…………

3.2.Worden grote ondernemingen als begunstigden uitgesloten?



Ja

Neen

3.3.Worden, afgezien van steun ter dekking van de kosten van deelname aan maatregelen zoals bedoeld in artikel 14, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1857/2006, rechtstreekse geldbetalingen aan producenten uitgesloten?



Ja

Neen

3.3.1.Is de steun op basis van objectief bepaalde voorwaarden beschikbaar voor alle in aanmerking komende landbouwers in het betrokken gebied?



Ja

Neen

3.3.2.Sluit de steunmaatregel uit dat de landbouwers, om van de steun te kunnen profiteren, lid moeten zijn van de producentengroepering/-organisatie of als tussenpersoon optredende organisatie die de steun beheert?



Ja

Neen

3.3.3.Blijft de bijdrage in de administratieve kosten van de betrokken groepering of organisatie beperkt tot de met de dienstverlening gemoeide kosten?



Ja

Neen

4. Steunintensiteit

4.1.Gelieve aan te geven wat het maximumpercentage van de overheidssteun is bij de volgende soorten steun:

a)………………………. steun voor marktonderzoek en het bedenken en vormgeven van producten (maximaal 100 %);

b)………………………. steun voor de voorbereiding van aanvragen om erkenning van een oorsprongsbenaming of specificiteitscertificering overeenkomstig de desbetreffende communautaire verordeningen (maximaal 100 %);

c)………………………. steun voor advisering en soortgelijke dienstverlening bij de invoering van kwaliteitsborgingssystemen zoals de ISO 9000-serie of de ISO 14000-serie, van systemen op basis van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP), van traceerbaarheidssystemen, van systemen ter waarborging van echtheids- en handelsnormen, alsmede van milieuauditsystemen (maximaal 100 %);

d)………………………. steun ter dekking van de kosten van de opleiding van personeel voor de invoering van kwaliteitsborgingssystemen zoals de ISO 9000-serie of de ISO 14000-serie, van systemen op basis van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP), van traceerbaarheidssystemen, van systemen ter waarborging van echtheids- en handelsnormen, alsmede van milieuauditsystemen (maximaal 100 %);

e)………………………… steun ter dekking van de kosten die erkende certificeringsinstanties in rekening brengen voor de initiële certificering van kwaliteitsborgings- en soortgelijke systemen (maximaal 100 %);

f)…………………….… steun ter dekking van de kosten van verplichte controlemaatregelen die op grond van de communautaire of nationale regelgeving door of in opdracht van de bevoegde autoriteiten worden verricht, tenzij dergelijke kosten volgens de communautaire wetgeving door de ondernemingen moeten worden gedragen;

g)………………………. steun ter dekking van de kosten van deelname aan maatregelen als bedoeld in artikel 14, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1857/2006.

B. BEDRIJVEN DIE LANDBOUWPRODUCTEN VERWERKEN EN AFZETTEN

1. Aard van de producten

1.1.Betreft de steun uitsluitend kwaliteitsproducten die voldoen aan de op grond van artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vast te stellen criteria?



Ja

Neen

Als de steun niet uitsluitend kwaliteitsproducten betreft, gelieve er dan nota van te nemen dat steun zoals bedoeld in hoofdstuk IV.J van de landbouwrichtsnoeren, beperkt dient te blijven tot kwaliteitslandbouwproducten.

2. Aard van de steun en subsidiabele kosten

2.1.Zijn de subsidiabele kosten beperkt tot:

kosten voor diensten van externe adviseurs en andere dienstverleners, met name:

marktonderzoekactiviteiten,

bedenken en vormgeven van producten,

aanvragen om erkenning van specificiteitscertificaten overeenkomstig de desbetreffende communautaire verordeningen,

de invoering van kwaliteitsborgingssystemen zoals de ISO 9000-serie of de ISO 14000-serie, van systemen op basis van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) van traceerbaarheidssystemen, van systemen ter waarborging van echtheids- en handelsnormen, alsmede van milieuauditsystemen,

andere (gelieve te specificeren).

…………

…………

Let wel dat deze diensten niet van permanente of periodieke aard mogen zijn en evenmin tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming mogen behoren, zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied of reclame.

2.2.Gelieve de maximale brutosteunintensiteit te vermelden: ………………

Indien de brutosteunintensiteit hoger is dan 50 %, gelieve uitvoerig uiteen te zetten waarom deze steunintensiteit noodzakelijk is:

…………

2.3.Gelieve het maximumplafond voor gecumuleerde steun te vermelden:

…………

…………

3. Begunstigden

3.1.Wie zijn de begunstigden van de steun?

Bedrijven die landbouwproducten verwerken en afzetten;

producentengroeperingen die landbouwproducten verwerken en afzetten;

andere (gelieve te specificeren).

…………

3.2.Worden grote ondernemingen als begunstigden uitgesloten?



Ja

Neen

4. Noodzaak van de steun

4.1.Wordt in de steunregeling bepaald dat een aanvraag om steun moet zijn ingediend voordat met de uitvoering van een project wordt begonnen?



Ja

Neen

4.2.Zo neen, heeft de lidstaat wettelijke bepalingen vastgesteld waarbij op grond van objectieve criteria een wettelijke aanspraak op steun wordt gevestigd zonder dat de lidstaat nog een discretionaire bevoegdheid uitoefent?



Ja

Neen

DEEL III.12.K

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE TECHNISCHE ONDERSTEUNING IN DE LANDBOUWSECTOR

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van maatregelen inzake staatssteun voor technische ondersteuning in de landbouwsector zoals bedoeld in hoofdstuk IV.K van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (189).

1. Aard van de steun

A. STEUN VOOR PRIMAIRE PRODUCENTEN

1.1.Voor welke van de volgende soorten activiteiten of uitgaven kan in het kader van de steunregeling/individuele maatregel steun worden verleend?

Onderwijs en opleiding voor landbouwers en bedrijfsmedewerkers;

bedrijfsvervangingsdiensten;

door derden verstrekte adviesdiensten;

organisatie van en deelname aan fora voor de uitwisseling van kennis tussen bedrijven, wedstrijden, tentoonstellingen en beurzen;

vulgarisatie van wetenschappelijke kennis;

Kunt u voor deze steun bevestigen dat geen melding wordt gemaakt van het individuele bedrijf of merk of de individuele oorsprong — behalve indien het producten betreft die vallen onder Verordening (EG) nr. 510/2006 (190) en onder de artikelen 54 tot en met 58 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (191), met dien verstande dat de vermeldingen exact overeenstemmen met de vermeldingen die door de Gemeenschap zijn geregistreerd?



Ja

Neen

Feitelijke informatie over voor producten uit andere landen toegankelijke kwaliteitssystemen, over generieke producten, alsmede over de voedingswaarde van generieke producten en tips voor het gebruik ervan.

Kunt u voor deze steun bevestigen dat geen melding wordt gemaakt van het individuele bedrijf of merk of de individuele oorsprong — behalve indien het producten betreft die vallen onder Verordening (EG) nr. 510/2006 en onder de artikelen 54 tot en met 58 van Verordening (EG) nr. 1493/1999, met dien verstande dat de vermeldingen exact overeenstemmen met de vermeldingen die door de Gemeenschap zijn geregistreerd?



Ja

Neen

Publicaties zoals catalogi of websites met feitelijke informatie over de producenten van een bepaald gebied of de producenten van een bepaald product.

Kunt u voor deze steun bevestigen dat de informatie en de presentatie neutraal is en dat alle betrokken producenten gelijke kansen hebben om in de publicatie opgenomen te worden?



Ja

Neen

1.2.Geef een beschrijving van de voorgenomen maatregelen:

…………

…………

1.3.Wordt de steun voor de bovengenoemde maatregelen toegekend aan grote ondernemingen?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij erop dat de Commissie volgens punt 106 van de richtsnoeren niet zal toestaan dat aan grote ondernemingen staatssteun voor de bovengenoemde maatregelen wordt verleend.

B. STEUN VOOR ONDERNEMINGEN DIE LANDBOUWPRODUCTEN VERWERKEN EN AFZETTEN

1.4.Voor welke van de volgende soorten activiteiten of uitgaven kan in het kader van de steunregeling/individuele maatregel steun worden verleend?

Door externe consultants verleende diensten die niet van permanente of periodieke aard zijn en evenmin tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming behoren;

Eerste deelname aan beurzen en tentoonstellingen.

Geef een beschrijving van de voorgenomen maatregelen:

…………

…………

1.5.Wordt de steun voor de bovengenoemde maatregelen toegekend aan grote ondernemingen?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij erop dat de Commissie volgens punt 106 van de richtsnoeren niet zal toestaan dat aan grote ondernemingen staatssteun voor de bovengenoemde maatregelen wordt verleend.

C. STEUN VOOR DE VERSPREIDING VAN NIEUWE TECHNIEKEN, TOEGEKEND AAN PRIMAIRE PRODUCENTEN EN ONDERNEMINGEN DIE LANDBOUWPRODUCTEN VERWERKEN EN AFZETTEN

1.6.Wordt de steun verleend voor andere activiteiten ter verspreiding van nieuwe technieken, zoals redelijke, kleinschalige proef- of demonstratieprojecten?



Ja

Neen

1.7.Zo ja, geef een duidelijke beschrijving van het project, waarin u o.m. toelicht waarin het vernieuwende karakter van het project bestaat en welk algemeen belang door de toekenning van de steun wordt gediend:

…………

…………

1.8.Voldoet het project aan de volgende voorwaarden?

Zijn het aantal deelnemende bedrijven en de duur van het proefproject beperkt tot wat noodzakelijk is voor een degelijke test?



Ja

Neen

Worden de resultaten van het proefproject bekendgemaakt?



Ja

Neen

2. Subsidiabele kosten en steunintensiteit

A. STEUN VOOR PRIMAIRE PRODUCENTEN

2.1.Wat onderwijs en opleiding betreft, omvatten de subsidiabele kosten uitsluitend de werkelijke kosten van het organiseren van het opleidingsprogramma, de reis- en verblijfkosten en de kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de landbouwer of bedrijfsmedewerker?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 104 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie (192), geen steun voor andere kosten kan worden toegestaan.

2.2.Wat bedrijfsvervangingsdiensten betreft, omvatten de subsidiabele kosten uitsluitend de werkelijke kosten van de vervanging van de landbouwer, de partner van de landbouwer of een bedrijfsmedewerker tijdens ziekte of vakantie?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 103 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 geen steun voor andere kosten kan worden toegestaan.

2.3.Wat door derden verstrekte adviesdiensten betreft, omvatten de subsidiabele kosten uitsluitend de kosten van diensten die niet van permanente of periodieke aard zijn en evenmin tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming behoren (zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied of reclame)?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 103 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 geen steun voor kosten van diensten van permanente of periodieke aard of kosten die tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming behoren, kan worden toegestaan.

2.4.Wat betreft de organisatie van en de deelname aan fora voor de uitwisseling van kennis tussen bedrijven, wedstrijden, tentoonstellingen en beurzen, omvatten de subsidiabele kosten uitsluitend: de deelnamekosten, de reiskosten, de kosten van publicaties, de huur van tentoonstellingsruimten en symbolische prijzen die in het kader van wedstrijden worden uitgereikt, met een maximumwaarde van 250 EUR per prijs en per winnaar?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 103 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 geen steun voor andere kosten kan worden toegestaan.

2.5.Hoeveel bedraagt de steunintensiteit? ……………….

2.6.Neemt de steun de vorm aan van rechtstreekse betalingen aan de producent?



Ja

Neen

Gelieve er nota van te nemen dat volgens punt 103 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 de steun niet de vorm mag aannemen van rechtstreekse betalingen aan de producenten.

B. STEUN VOOR ONDERNEMINGEN DIE LANDBOUWPRODUCTEN VERWERKEN EN AFZETTEN

2.7.Wat door externe consultants verleende diensten betreft, omvatten de subsidiabele kosten uitsluitend de kosten van activiteiten die niet van permanente of periodieke aard zijn en niet tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming behoren?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 105 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 5 van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie (of een bepaling ter vervanging daarvan) geen steun kan worden toegestaan voor financiële diensten die van permanente of periodieke aard zijn of tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming behoren, zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied of reclame.

2.8.Wat deelname aan beurzen en tentoonstellingen betreft, omvatten de subsidiabele kosten uitsluitend de extra kosten die worden gemaakt voor het huren, inrichten en gebruiken van een standplaats en komen alleen die kosten in aanmerking die worden gemaakt bij een eerste deelname van een onderneming aan een bepaalde beurs of tentoonstelling?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat steun voor andere kosten dan die welke zijn vermeld in punt 105 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 5 van Verordening (EG) nr. 70/2001 (of een bepaling ter vervanging daarvan) niet kan worden toegestaan.

2.9.Hoeveel bedraagt de steunintensiteit? ………………. (max. 50 %)

Krachtens punt 105 van de richtsnoeren in combinatie met artikel 5 van Verordening (EG) nr. 70/2001 (of een bepaling ter vervanging daarvan) kunnen steunpercentages die hoger zijn dan het hierboven vermelde maximum, niet worden toegestaan.

C. STEUN VOOR DE VERSPREIDING VAN NIEUWE TECHNIEKEN, TOEGEKEND AAN PRIMAIRE PRODUCENTEN EN ONDERNEMINGEN DIE LANDBOUWPRODUCTEN VERWERKEN EN AFZETTEN

2.10.Kunt u in verband met activiteiten voor de verspreiding van nieuwe technieken, zoals redelijke, kleinschalige proef- of demonstratieprojecten, bevestigen dat het totale bedrag van de steun die voor die projecten aan een bedrijf wordt toegekend, niet groter zal zijn dan 100 000 EUR over een periode van drie belastingjaren?



Ja

Neen

2.11.Hoeveel bedraagt de steunintensiteit? ……………….

3. Begunstigden

3.1.Wie zijn de begunstigden van de steun?

Landbouwers;

producentengroeperingen;

andere (gelieve te specificeren).

…………

3.2.Indien landbouwers niet de rechtstreekse begunstigden van de steun zijn:

3.2.1.Is de steun op basis van objectief bepaalde voorwaarden beschikbaar voor alle in aanmerking komende landbouwers in het betrokken gebied?



Ja

Neen

3.2.2.Indien de betrokken technische ondersteuning door producentengroeperingen of andere landbouworganisaties voor onderlinge hulpverlening wordt verricht, is het lidmaatschap van dergelijke groeperingen of organisaties een voorwaarde om toegang tot dergelijke diensten te krijgen?



Ja

Neen

3.2.3.Blijft de bijdrage van niet-leden in de administratieve kosten van de betrokken groepering of organisatie beperkt tot de met de dienstverlening gemoeide kosten?



Ja

Neen

DEEL III.12.L

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUNVERLENING AAN DE SECTOR DIERLIJKE PRODUCTIE

Dit formulier moet door de lidstaten worden gebruikt voor de aanmelding van maatregelen inzake staatssteun als steunverlening aan de sector dierlijke productie zoals bedoeld in hoofdstuk IV.L van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (193).

1. Subsidiabele uitgaven

1.1.Op welke van de volgende subsidiabele uitgaven heeft de steunmaatregel betrekking:

de administratieve kosten die met het opstellen en bijhouden van stamboeken zijn gemoeid?

de kosten van tests om de genetische kwaliteit of het genetische rendement van dieren te bepalen (het gaat om door of voor rekening van derden uitgevoerde tests)?

de subsidiabele kosten voor investeringen voor de invoering op landbouwbedrijven van innovatieve foktechnieken of -methoden?

Mocht de geplande maatregel nog andere subsidiabele uitgaven omvatten, gelieve dan te noteren dat volgens artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie (194) deze steun uitsluitend de bovengenoemde subsidiabele uitgaven mag betreffen. Door de eigenaar van de dieren verrichte controles en de routinematige controles van de melkkwaliteit zijn uitgesloten.

2. Steunbedrag

2.1.Gelieve te vermelden hoe hoog de overheidssteun maximaal kan zijn in procenten van het bedrag van de subsidiabele uitgaven:

—…..……… % van de administratieve kosten die met het opstellen en bijhouden van stamboeken zijn gemoeid (maximaal 100 %),

—………….. % van de kosten van tests om de genetische kwaliteit of het genetische rendement van dieren te bepalen (maximaal 70 %),

—………….. % van de subsidiabele kosten voor investeringen voor de invoering op landbouwbedrijven van innovatieve foktechnieken of -methoden (max. 40 % en uiterlijk tot en met 31 december 2011).

2.2.Welke maatregelen worden genomen om overcompensatie te voorkomen en na te gaan of de bovengenoemde steunintensiteiten in acht worden genomen?

…………

…………

3. Begunstigden

2.1.Is de steun uitsluitend bestemd voor bedrijven die voldoen aan de communautaire definitie van kleine en middelgrote ondernemingen?



Ja

Neen

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat grote ondernemingen krachtens punt 109 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 zijn uitgesloten van staatssteun.

DEEL III.12.M

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR DE ULTRAPERIFERE GEBIEDEN EN DE EILANDEN IN DE EGEÏSCHE ZEE

Dit formulier moet door de lidstaten worden gebruikt voor de aanmelding van staatssteun voor de ultraperifere gebieden en de eilanden in de Egeïsche Zee zoals bedoeld in punt IV.M van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (195).

1.Wijkt de voorgenomen steun voor de ultraperifere gebieden of de eilanden in de Egeïsche Zee af van de andere bepalingen die in de richtsnoeren zijn opgenomen?



Ja

Neen

—Zo neen, gelieve het aanmeldingsformulier voor het betrokken soort steun (investeringssteun, technische ondersteuning, enz.) in te vullen.

—Zo ja, gelieve dit formulier verder in te vullen.

2.Voorziet de maatregel in de toekenning van exploitatiesteun?



Ja

Neen

3.Is de steun bedoeld om de specifieke problemen te verlichten die de landbouw in de ultraperifere gebieden ondervindt in verband met het afgelegen, insulaire en ultraperifere karakter van die gebieden?



Ja

Neen

3.1.Zo ja, geef het bedrag van de meerkosten die deze specifieke problemen met zich brengen, en de wijze van berekening aan:

…………

…………

…………

3.2.Wat is volgens de autoriteiten het verband tussen de meerkosten en de factoren die die meerkosten veroorzaken (zoals afgelegen of ultraperifere ligging)?

…………

…………

4.Is deze steun bedoeld om extra vervoerkosten gedeeltelijk te compenseren?



Ja

Neen

4.1.Zo ja, gelieve het bestaan van deze extra kosten te bewijzen en aan te geven welke methode wordt gebruikt om het bedrag ervan te bepalen (196):

…………

…………

4.2.Zo ja, geef het maximumsteunbedrag aan (op basis van de ratio steun per afgelegde kilometer of op basis van de ratio steun per afgelegde kilometer en steun per gewichtseenheid) en het percentage van de extra kosten dat door de steun wordt gedekt:

…………

5.Is, in het geval van Spanje, de steun bedoeld voor de tabaksproductie op de Canarische Eilanden (197)?



Ja

Neen

5.1.Zo ja, is de steun beperkt tot 2 980,62 EUR per ton voor maximaal 10 t per jaar?



Ja

Neen

5.2.Hoe kunnen de Spaanse autoriteiten garanderen dat de steun niet tot discriminatie zal leiden tussen de producenten op de eilanden?

…………

…………

DEEL III.12.N

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN TER VERGOEDING VAN SCHADE AAN DE LANDBOUWPRODUCTIE OF AAN DE LANDBOUWPRODUCTIEMIDDELEN

Dit formulier moet door de lidstaten worden gebruikt voor de aanmelding van maatregelen inzake staatssteun ter vergoeding van schade aan de landbouwproductie of aan de landbouwproductiemiddelen zoals bedoeld in de punten V.B.2 et V.B.3 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (198).

1. Steun tot herstel van door natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen veroorzaakte schade (punt V.B.2 van de richtsnoeren)

1.1.Welke ramp of buitengewone gebeurtenis is de oorzaak van de te vergoeden schade?

…………

1.2.Wat is de aard van de geleden materiële schade?

…………

1.3.Wat is het beoogde vergoedingspercentage voor de materiële schade?

…………

1.4.Is het de bedoeling de geleden inkomensverliezen te vergoeden? Zo ja, wat is het beoogde vergoedingspercentage en hoe zullen de inkomensverliezen worden berekend?

…………

1.5.Wordt de vergoeding berekend op het niveau van de individuele begunstigde?

…………

1.6.Zullen de in het kader van verzekeringspolissen ontvangen bedragen op de te betalen steun in mindering worden gebracht? Leg uit met welk controlemechanisme kan worden nagegaan of er wel of niet sprake is van uitkeringen door verzekeringsmaatschappijen.

…………

2. Steun om landbouwers (199)te compenseren voor verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden (punt V.B.3 van de richtsnoeren)

2.1.Wat is de gebeurtenis op weergebied die de toekenning van steun rechtvaardigt?

…………

2.2.Meteorologische gegevens die het uitzonderlijke karakter van die gebeurtenis staven.

…………

2.3.Tot welke datum kan de steun worden verleend (200)?

…………

2.4.Vanaf welke verliesdrempel, gerelateerd aan de normale productie van het betrokken gewas (201) in een normaal jaar, zal de landbouwer steun kunnen ontvangen?

…………

Er zij op gewezen dat de Commissie steun voor verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden alleen als verenigbaar met artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag zal aanmerken als het gaat om gebeurtenissen die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie (202). Weersomstandigheden kunnen worden gelijkgesteld met een natuurramp en aanleiding zijn tot het verlenen van steun als zij leiden tot een verlies van meer dan 30 % van de normale productie van het betrokken gewas.

2.5.Kwantificeer de normale productie van elk van de gewassen die door de betrokken gebeurtenis op weergebied zijn beschadigd en in aanmerking komen voor compensatie. Beschrijf de daartoe gebruikte methode (203).

…………

2.6.Gaat het om schade aan productiemiddelen (bijvoorbeeld beschadigde boomgewassen), licht dan toe hoe de verliesdrempel wordt berekend vanaf welke aanspraak op steun kan worden gemaakt.

…………

2.7.Wordt het steunbedrag als volgt berekend: (gemiddelde productie in de normale periode × gemiddelde prijs in diezelfde periode) — (feitelijke productie in het jaar van de gebeurtenis × gemiddelde prijs in dat jaar)?

…………

2.8.Worden de verliezen berekend op het niveau van het individuele landbouwbedrijf of voor een heel gebied? Toon, als dit laatste het geval is, aan dat de gebruikte gemiddelden representatief zijn en niet tot een aanmerkelijke overcompensatie van bepaalde begunstigden zullen leiden.

…………

2.9.Zullen alle eventueel in het kader van een verzekering ontvangen bedragen op de steun in mindering worden gebracht?

…………

2.10.Zal bij de berekening van de steun rekening worden gehouden met normale kosten die de landbouwer nu niet heeft gemaakt (bijvoorbeeld omdat het gewas niet is geoogst)?

…………

2.11.Zal in het geval dat normale kosten hoger uitvallen als gevolg van de betrokken gebeurtenis op weergebied, extra steun worden toegekend om die kostenstijging op te vangen? Zo ja, welk percentage van de kostenstijging zal deze extra steun dekken?

…………

2.12.Is het de bedoeling steun te verlenen om schade aan gebouwen en bedrijfsuitrusting als gevolg van de betrokken gebeurtenis te compenseren? Zo ja, welke percentage van de schade zal deze steun dekken?

…………

2.13.Vermeld de maximale overheidssteun, uitgedrukt als aandeel in de subsidiabele investeringen (204):

……………………….. in probleemgebieden (205) (max. 90 %);

……………………….. in andere gebieden (max. 80 %).

2.14.Zal de steun rechtstreeks aan de landbouwer worden betaald of in voorkomend geval aan de producentenorganisatie waarvan de landbouwer lid is? Welk controlemechanisme zal het in dit laatste geval mogelijk maken om na te gaan of het door de landbouwer ontvangen steunbedrag niet hoger is dan het door hem geleden verlies?

…………

2.15.Zal de toegekende vergoeding vanaf 1 januari 2010 met 50 % worden verminderd als de betrokken landbouwer geen verzekering heeft genomen die minstens 50 % dekt van de gemiddelde jaarlijkse productie of van de aan de productie verbonden inkomsten en die de klimaatrisico's die statistisch het vaakst voorkomen in de betrokken lidstaat of regio dekt?



Ja

Neen

Zo neen, dan zij erop gewezen dat de Commissie krachtens punt 126 van de landbouwrichtsnoeren steun voor verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden alleen als verenigbaar met artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag zal aanmerken als aan alle voorwaarden van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 is voldaan en dat deze voorwaarde uitdrukkelijk in artikel 11 is vermeld. Gelieve tevens aan te tonen dat er op het ogenblik waarop de schade ontstond, ondanks alle redelijke inspanningen geen enkele financieel toegankelijke verzekering beschikbaar was tegen de klimaatrisico's die statistisch het vaakst voorkomen in de betrokken lidstaat of regio.

2.16.Heeft de lidstaat voor de steun die wordt verleend voor verliezen die na 1 januari 2011 door droogte worden geleden, artikel 9 van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (206) volledig omgezet in de landbouwsector:



Ja

Neen

en ziet hij erop toe dat de kosten van aan de landbouw geleverde waterdiensten door die sector worden vergoed (artikel 11, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1857/2006)?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat de Commissie krachtens punt 126 van de richtsnoeren steun ter compensatie van verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden alleen als verenigbaar met artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag kan aanmerken als die steun voldoet aan alle in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 vastgestelde voorwaarden, en dat de twee genoemde voorwaarden uitdrukkelijk in artikel 11 zijn vastgesteld.

DEEL III.12.O

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN TER BESTRIJDING VAN DIER- EN PLANTENZIEKTEN

Dit formulier moet door de lidstaten worden gebruikt voor de aanmelding van maatregelen inzake staatssteun ter vergoeding van schade aan de landbouwproductie of aan de landbouwproductiemiddelen Zoals bedoeld in punt V.B.4 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (207).

1. Dier- en plantenziekten

1.Om welke ziekte gaat het?

…………

2.Is die ziekte vermeld in de door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) opgestelde lijst van dierziekten?



Ja

Neen

Als de ziekte het gevolg is van ongunstige weersomstandigheden

3.Gelieve de in informatieformulier „Deel III.12.N” gestelde vragen te beantwoorden en hier alle informatie te verstrekken die voor de vaststelling van het oorzakelijke verband tussen de betrokken gebeurtenis op weergebied en de ziekte nodig is.

…………

Als de ziekte niet het gevolg is van ongunstige weersomstandigheden

4.Wordt er steun verleend aan bedrijven die landbouwproducten verwerken en afzetten?



Ja

Neen

Zo ja, raadpleeg punt 131 van de richtsnoeren.

5.Is de steunregeling ingesteld binnen drie jaar na het ontstaan van de uitgaven of het verlies?



Ja

Neen

6.Tot welke datum kan de steun worden verleend (208)?

…………

7.Toon aan dat er op communautair of nationaal niveau regelgeving bestaat op grond waarvan de bevoegde autoriteiten de betrokken ziekte moeten aanpakken, hetzij door maatregelen te treffen om de ziekte uit te roeien (vooral via dwingende voorschriften die gepaard gaan met schadevergoeding), hetzij door een alarmsysteem op te zetten dat waar nodig wordt gecombineerd met steunverlening om individuele personen ertoe aan te sporen vrijwillig deel te nemen aan preventieve maatregelen (209).

…………

8.Kruis de doelstellingen aan die met de steunmaatregelen worden nagestreefd:

Doelstellingen die preventief van aard zijn in de zin dat zij betrekking hebben op screenings of analyses, op de uitroeiing van agentia die de ziekte kunnen overbrengen, op preventieve vaccinaties van dieren of behandelingen van gewassen of op het preventief slachten van dieren of vernietigen van gewassen;

Doelstellingen die op compensatie zijn gericht wanneer de getroffen dieren worden geslacht of de aangetaste gewassen worden vernietigd op bevel of aanbeveling van de overheidsinstanties of wanneer er dieren sterven als gevolg van door de bevoegde autoriteiten aanbevolen of bevolen vaccinaties of andere maatregelen;

Doelstellingen die een combinatie daarvan vormen aangezien de steun ter compensatie van de door de ziekte geleden verliezen slechts wordt toegekend op voorwaarde dat de ontvanger zich ertoe verbindt in de toekomst passende, door de overheidsinstanties vastgestelde preventieve maatregelen te zullen nemen.

9.Toon aan dat de steun voor de bestrijding van de ziekte verenigbaar is met de doelstellingen en de specifieke bepalingen van de communautaire veterinaire of fytosanitaire regelgeving.

…………

10.Geef een nauwkeurige beschrijving van de geplande maatregelen voor de bestrijding van de ziekte.

…………

11.Welke kosten of verliezen zullen door de steun worden gedekt?

Kosten van gezondheidscontroles, tests en andere opsporingsmaatregelen, aankoop en toediening van vaccins en geneesmiddelen, gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, slacht en vernietiging van dieren en vernietiging van gewassen;

Kosten van verliezen als gevolg van dier- of plantenziekten of plagen.

Iinkomensverliezen die het gevolg zijn van moeilijkheden bij het herbevolken of heraanplanten van het bedrijf, dan wel van een quarantaine- of wachtperiode die de bevoegde autoriteiten hebben opgelegd of aanbevolen om ervoor te zorgen dat de ziekte volledig is verdwenen voordat nieuwe dieren of nieuwe gewassen op het bedrijf komen.

12.Wordt de steun ter vergoeding van kosten van gezondheidscontroles, tests en andere opsporingsmaatregelen, aankoop en toediening van vaccins en geneesmiddelen, gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, slacht en vernietiging van dieren en vernietiging van gewassen toegekend via gesubsidieerde diensten, zonder dat er rechtstreekse geldelijke betalingen aan de producenten worden verricht?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve artikel 10, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1857/2006 te raadplegen.

13.Wordt het bedrag van de steun voor verliezen als gevolg van dier- of plantenziekten of plagen berekend in verhouding tot:

a)de marktwaarde van de aan de ziekte of plaag gestorven dieren of planten, of van de dieren of planten die op bevel van de overheid worden vernietigd in het kader van een verplicht openbaar preventie- of uitroeiingsprogramma?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve artikel 10, lid 2, onder a), punt i), van Verordening (EG) nr. 1857/2006 te raadplegen.

b)inkomensverliezen ten gevolge van quarantaineverplichtingen en moeilijkheden bij het herbevolken of heraanplanten van het bedrijf?



Ja

Neen

14.Vermeld de maximale steunintensiteit, uitgedrukt als percentage van de subsidiabele kosten.

.......……... % van de kosten van gezondheidscontroles, tests en andere opsporingsmaatregelen, aankoop en toediening van vaccins en geneesmiddelen, gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, slacht en vernietiging van dieren en vernietiging van gewassen (de brutosteunintensiteit mag niet meer bedragen dan 100 %.);

…………. % van de verliezen die het gevolg zijn van dier- of plantenziekten (de brutosteunintensiteit mag niet meer bedragen dan 100 %).

15.Als het de bedoeling is steun te verlenen ter compensatie van inkomensverliezen die het gevolg zijn van een quarantaine- of wachtperiode die de bevoegde autoriteiten hebben opgelegd of aanbevolen om ervoor te zorgen dat de ziekte volledig is verdwenen voordat nieuwe dieren of nieuwe gewassen op het bedrijf komen, dan wel van moeilijkheden bij het herbevolken of heraanplanten van het bedrijf, gelieve dan alle gegevens te verstrekken aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of geen overcompensatie van de inkomensverliezen dreigt.

…………

16.Wordt voor dezelfde doeleinden ook communautaire steun toegekend? Zo ja, vermeld de datum en de referentiegegevens van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van die steun.

…………

17.Zullen alle eventueel in het kader van een verzekeringsregeling ontvangen bedragen op de steun in mindering worden gebracht?



Ja

Neen

18.Wordt bij de berekening rekening gehouden met vanwege de ziekte niet gemaakte kosten die zonder de ziekte zouden zijn gemaakt?



Ja

Neen

2. TSE-tests

1.Vermeld de maximale intensiteit van de steun voor TSE-tests, uitgedrukt als percentage van de subsidiabele kosten. Overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 kan steun worden verleend tot ten hoogste 100 % van de werkelijk gemaakte kosten. Alle door de Gemeenschap gedane betalingen in verband met TSE-tests moeten worden beschouwd als verleende steun.

………… %

2.Heeft de maatregel betrekking op de verplichte BSE-test van runderen die worden geslacht voor menselijke consumptie?



Ja

Neen

Gelieve te noteren dat de verplichting om te testen zowel op communautaire als op nationale regelgeving kan berusten.

3.Zo ja, overschrijdt het totaal van de directe en de indirecte steun voor deze tests (inclusief betalingen door de Gemeenschap) 40 EUR per test?



Ja

Neen

4.Zo ja, gelieve artikel 16, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 te raadplegen.

5.Wordt de steun rechtstreeks aan de producenten betaald?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 te raadplegen.

3. Gestorven dieren en slachthuisafval

1.Is de maatregel gekoppeld aan een coherent bewakingsprogramma dat bedoeld is om te controleren en te garanderen dat alle gestorven dieren in de lidstaat op veilige wijze worden verwijderd?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 te raadplegen.

2.Wordt de steun voor gestorven dieren verleend aan marktdeelnemers die producten verwerken en afzetten?



Ja

Neen

Zo ja, raadpleeg punt 137, onder i), van de richtsnoeren.

3.Is het de bedoeling dat de steun de kosten dekt van de verwijdering van slachthuisafval dat wordt geproduceerd na de inwerkingtreding van deze richtsnoeren?



Ja

Neen

Zo ja, raadpleeg punt 137, onder ii), van de richtsnoeren.

4.Wordt de steun rechtstreeks aan de producenten verleend?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 te raadplegen.

5.Zo neen, wordt de steun uitgekeerd aan marktdeelnemers die actief zijn in het economische stadium volgend op dat van de landbouwer en diensten verlenen in verband met het afvoeren en/of vernietigen van gestorven dieren?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 te raadplegen.

6.Vermeld de maximale steunintensiteit, uitgedrukt als percentage van de subsidiabele kosten.

a).......……... % van de kosten van het afvoeren (max. 100 %),

b).........…….. % van de kosten van het vernietigen (max. 75 %).

7.Op grond van artikel 16, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1857/2006 kan bij wijze van alternatief steun tot een overeenkomstig bedrag worden verleend voor de kosten van door landbouwers betaalde premies voor een verzekering ter dekking van de kosten van het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren. Voorziet de aangemelde maatregel in dergelijke betalingen?



Ja

Neen

8.Op grond van artikel 16, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1857/2006 mogen de lidstaten staatssteun verlenen tot 100 % van de kosten voor het afvoeren en vernietigen van kadavers, wanneer de steun wordt gefinancierd uit heffingen of verplichte bijdragen voor de financiering van de vernietiging van dergelijke kadavers, mits die heffingen en bijdragen beperkt blijven tot en rechtstreeks opgelegd worden aan de vleessector. Voorziet de aangemelde maatregel in dergelijke betalingen?



Ja

Neen

9.Op grond van artikel 16, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1857/2006 mogen de lidstaten staatssteun verlenen tot 100 % van de kosten voor het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren in gevallen waarin TSE-tests op de betrokken dieren moeten worden uitgevoerd. Bestaat een dergelijke verplichting?



Ja

Neen

DEEL III.12.P

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN ALS BIJDRAGE IN VERZEKERINGSPREMIES

Dit formulier moet door de lidstaten worden gebruikt voor de aanmelding van maatregelen inzake staatssteun als bijdrage in verzekeringspremies van primaire producenten in de landbouw zoals bedoeld in hoofdstuk V.B.5 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (210).

1.Voorziet de steunmaatregel in een financiële bijdrage in verzekeringspremies van grote ondernemingen en/of bedrijven die landbouwproducten verwerken en afzetten?



Ja

Neen

Zo ja, let wel dat de Commissie volgens punt 142 van de richtsnoeren dergelijke steun niet kan goedkeuren.

2.Geef aan welke verliezen zullen worden gedekt door de verzekering waarvoor de premie gedeeltelijk wordt gefinancierd in het kader van de aangemelde steunmaatregel:

alleen verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, als gedefinieerd in artikel 2, punt 8, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie (211);

de bovengenoemde verliezen en andere verliezen die door weersomstandigheden worden veroorzaakt;

verliezen door dier- en plantenziekten of plagen (al dan niet in combinatie met andere in dit punt vermelde verliezen).

3.Hoe hoog is het voorgestelde steunniveau?

…………

Hierbij wijzen wij erop dat, als alleen de eerste van de bovengenoemde mogelijkheden van toepassing is, het maximale steunpercentage 80 % bedraagt; in alle andere gevallen (d.i. als vakje twee en/of drie zijn aangekruist) bedraagt het 50 %.

4.Heeft de steun betrekking op een herverzekeringsregeling?



Ja

Neen

Zo ja, deel dan alle gegevens mee die nodig zijn opdat de Commissie de mogelijke steuncomponenten kan controleren op de verschillende betrokken niveaus (d.w.z. op het niveau van de verzekeraar en/of herverzekeraar) en kan nagaan of de geplande steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Gelieve met name voldoende informatie te verstrekken om de Commissie in staat te stellen te controleren of de landbouwer de steun daadwerkelijk heeft ontvangen.

5.Wordt de mogelijkheid om in het kader van de regeling risico's te verzekeren tot één enkele maatschappij of groep maatschappijen beperkt?



Ja

Neen

6.Geldt als voorwaarde voor de steun dat het verzekeringscontract moet worden gesloten met een maatschappij die in de betrokken lidstaat is gevestigd?



Ja

Neen

Hierbij wijzen wij erop dat de Commissie op grond van artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 geen steun voor verzekeringspremies kan toestaan die een belemmering vormt voor de werking van de interne markt voor verzekeringsdiensten.

DEEL III.12.Q

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR DE SLUITING VAN PRODUCTIE-, VERWERKINGS- EN AFZETCAPACITEIT

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van regelingen inzake staatssteun ter bevordering van de opheffing van capaciteit zoals bedoeld in hoofdstuk V.C van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (212).

1. Voorwaarden

1.1.Is in de voorgenomen regeling bepaald dat:

—de steun in het algemeen belang van de betrokken sector moet zijn,

—de begunstigde een tegenprestatie moet leveren,

—de mogelijkheid dat het reddings- en herstructureringssteun betreft, moet worden uitgesloten, en

—de verliezen aan kapitaalwaarde en aan toekomstige inkomsten niet mogen worden overgecompenseerd?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens hoofdstuk V.C van de richtsnoeren geen steun mag worden verleend indien deze voorwaarden niet zijn vervuld.

„De steun moet in het algemeen belang van de betrokken sector zijn”.

1.2.Op welke sector of sectoren heeft de regeling betrekking?

…………

…………

1.3.Gelden er voor die sector(en) productiebeperkingen of -quota?



Ja

Neen

Zo ja, gelieve die te beschrijven:

…………

…………

1.4.Kan worden gesteld dat in de betrokken sector(en) sprake is van overcapaciteit op regionaal of nationaal niveau?



Ja

Neen

1.4.1.Zo ja:

1.4.1.1.Is de voorgenomen steunregeling coherent met communautair beleid om de productiecapaciteit te verkleinen?



Ja

Neen

Beschrijf dat beleid en de maatregelen om die coherentie te garanderen:

…………

1.4.1.2.Is de voorgenomen steunregeling een onderdeel van een programma voor de herstructurering van de sector dat een omschrijving van de doelstellingen en een specifiek tijdschema bevat?



Ja

Neen

Zo ja, beschrijf het programma:

…………

1.4.1.3.Wat is de duur van de voorgenomen steunregeling? ……………

Gelieve er nota van te nemen dat de Commissie volgens punt 147, onder b), van de richtsnoeren slechts met dergelijke steun kan instemmen als het om een regeling van beperkte duur gaat. De duur van de regelingen ter beperking van de overcapaciteit moet normaal worden beperkt tot maximaal zes maanden voor het verzamelen van de deelnemingsaanvragen en een aanvullende termijn van twaalf maanden voor de daadwerkelijke sluiting.

1.4.2.Zo neen, wordt de capaciteit om gezondheids- of milieuredenen gesloten?



Ja

Neen

Zo ja, beschrijf die redenen:

…………

1.5.Kan worden gegarandeerd dat geen steun zal worden verleend die de mechanismen van de betrokken gemeenschappelijke marktordeningen (GMO's) zou verstoren?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 147, onder e), van de richtsnoeren niet kan worden ingestemd met steun die de mechanismen van de betrokken GMO's zou verstoren.

1.6.Kunnen alle ondernemers in de betrokken sector onder dezelfde voorwaarden van de steunregeling gebruikmaken en wordt een doorzichtig systeem van oproepen tot het geven van blijken van belangstelling toegepast?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat de Commissie volgens punt 147, onder k), van de richtsnoeren de steunregeling slechts zal toestaan als aan deze voorwaarde is voldaan.

1.7.Komen slechts ondernemingen die de verplichte minimumnormen naleven, voor steun in aanmerking?



Ja

Neen

Hierbij wijzen wij erop dat ondernemingen die niet aan die normen voldoen en hun productie hoe dan ook zouden moeten stopzetten, van de steunregeling worden uitgesloten.

1.8.Welke maatregelen zijn, met betrekking tot cultuurgronden of boomgaarden, genomen om erosie of andere negatieve milieueffecten te voorkomen?

…………

…………

1.9.Welke maatregelen zijn, met betrekking tot installaties die onder Richtlijn 96/61/EG van de Raad (213) vallen, genomen om het gevaar van verontreiniging te voorkomen en het exploitatieterrein weer in een bevredigende toestand te brengen?

…………

…………

„De begunstigde moet een tegenprestatie leveren.”

1.10.Van welke aard is de tegenprestatie die de voorgenomen regeling van de begunstigde verlangt? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

1.11.Bestaat deze tegenprestatie erin dat definitief en onherroepelijk wordt besloten de betrokken productiecapaciteit te slopen of onherroepelijk te sluiten?



Ja

Neen

1.11.1.Zo ja,

—kan worden aangetoond dat het daarbij om een rechtens bindende toezegging van de begunstigde gaat?



Ja

Neen

—Gelieve dit toe te lichten:

—…………

—kan worden gegarandeerd dat deze toezegging ook een eventuele toekomstige koper van de betrokken bedrijfsinrichting zal binden?



Ja

Neen

—Gelieve dit toe te lichten:

—…………

1.11.2.Zo neen, gelieve de aard van de door de begunstigde te leveren tegenprestatie te beschrijven:

…………

Gelieve er nota van te nemen dat volgens punt 147, onder g), van de richtsnoeren in gevallen waarin de productiecapaciteit reeds definitief is gesloten of waarin een dergelijke sluiting onvermijdelijk lijkt, er geen tegenprestatie van de begunstigde is en er geen steun mag worden betaald.

„De mogelijkheid dat het reddings- en herstructureringssteun betreft, moet worden uitgesloten.”

1.12.Is in de voorgenomen regeling bepaald dat in het geval dat de begunstigde van de steun in financiële moeilijkheden verkeert, de steun zal worden beoordeeld overeenkomstig de Communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (214)?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 147, onder j), van de richtsnoeren de Commissie niet met steun voor de opheffing van capaciteit van een onderneming in moeilijkheden kan instemmen en de steun in dat geval volgens de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun moet worden beoordeeld.

„De verliezen aan kapitaalwaarde en aan toekomstige inkomsten mogen niet worden overgecompenseerd.”

1.13.Wat is, in het geval dat de regeling erin voorziet, het maximale steunbedrag per begunstigde?

…………

…………

1.14.Wordt het steunbedrag berekend op basis van het verlies aan waarde van activa, vermeerderd met een stimuleringselement dat niet meer dan 20 % van die waarde mag bedragen, en eventueel de verplichte sociale kosten die de uitvoering van de regeling meebrengt?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat volgens punt 147, onder l), van de richtsnoeren het steunbedrag strikt beperkt moet zijn tot de vergoeding voor de genoemde elementen.

1.15.Is in de voorgenomen steunregeling bepaald dat, indien de capaciteit om andere dan gezondheids- of milieuredenen wordt gesloten, ten minste 50 % van de kosten van de steun dient te worden gedekt door de sector zelf, hetzij door vrijwillige bijdragen, hetzij door verplichte heffingen?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat de Commissie overeenkomstig punt 147, onder m), van de richtsnoeren in dat geval niet met de steun kan instemmen.

1.16Is in de voorgenomen regeling bepaald dat jaarlijks een verslag over de tenuitvoerlegging van de regeling moet worden uitgebracht?



Ja

Neen

▼M2

DEEL III.12.R

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR PROMOTIE EN RECLAME VOOR LANDBOUWPRODUCTEN

Dit aanmeldingsformulier moet worden gebruikt voor staatssteun voor reclame voor in bijlage I bij het EG-Verdrag vermelde producten.

Gelieve te noteren dat promotieactiviteiten zoals de verspreiding van wetenschappelijke kennis onder het grote publiek, de organisatie van vakbeurzen of tentoonstellingen, deelneming daaraan, en vergelijkbare PR-evenementen, waaronder marktstudie en -onderzoek, niet als reclame worden beschouwd. Staatssteun voor dergelijke promotie in ruimere zin valt onder de punten IV.J en IV.K van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (215).

1. Reclamecampagnes in de Gemeenschap

1.1.Waar zal de reclamecampagne worden gevoerd?

Op de markt van een andere lidstaat.

Op de binnenlandse markt.

Wie zal de reclamecampagne voeren?

Producentengroeperingen of andere organisaties, ongeacht hun omvang.

Anderen (geef toelichting):

1.2.Kunnen de autoriteiten van uw land monsters of modellen van het reclamemateriaal bezorgen?



Ja

Neen

Zo neen, gelieve uit te leggen waarom niet.

…………

1.3.Gelieve een volledige lijst van de subsidiabele uitgaven te verstrekken.

…………

1.4.Wie zijn de begunstigden van de steun?

Landbouwers;

producentengroeperingen en/of -organisaties;

bedrijven die landbouwproducten verwerken en afzetten;

andere (specificeer):

…………

1.5.Kunnen de autoriteiten van uw land garanderen dat alle producenten van de betrokken producten op dezelfde wijze van de steun kunnen profiteren?



Ja

Neen

1.6.Zal de reclamecampagne betrekking hebben op kwaliteitsproducten, waaronder wordt verstaan producten die voldoen aan de overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (216) vast te stellen criteria?



Ja

Neen

1.7.Zal de reclamecampagne betrekking hebben op door de Europese Unie erkende benamingen die naar de oorsprong van de producten verwijzen?



Ja

Neen

1.8.Zo ja, komen deze verwijzing exact overeen met de verwijzingen die door de Gemeenschap zijn geregistreerd?



Ja

Neen

1.9.Zal de reclamecampagne betrekking hebben op producten met een nationaal of regionaal kwaliteitslabel?



Ja

Neen

1.10.Verwijst het label op enigerlei wijze naar de nationale oorsprong van de betrokken producten?



Ja

Neen

1.11.Zo ja, toon aan dat de verwijzing naar de oorsprong van de producten op het label van ondergeschikt belang zal zijn.

1.12.Is de reclame algemeen van aard en komt zij aan alle producenten van het betrokken type product ten goede?



Ja

Neen

1.13.Zo ja, wordt in de reclame nergens verwezen naar de oorsprong van de producten?



Ja

Neen

Zo neen, dan wijzen wij erop dat krachtens punt VI.D van de richtsnoeren geen steun voor dergelijke campagnes mag worden verleend.

1.14.Zal de campagne er rechtstreeks op gericht zijn reclame te maken voor de producten van specifieke ondernemingen?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij u erop dat krachtens punt VI.D van de richtsnoeren geen steun voor dergelijke campagnes mag worden verleend.

1.15.Zal de reclamecampagne voldoen aan artikel 2 van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (217) en in voorkomend geval aan de specifieke etiketteringsvoorschriften die voor diverse producten (wijn, zuivelproducten, eieren en slachtpluimvee) zijn vastgesteld?



Ja

Neen

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat krachtens punt VI.D van de richtsnoeren geen steun voor dergelijke campagnes mag worden verleend.

1.16.Het steunpercentage bedraagt :

maximaal 50 % (exact percentage vermelden: … %) omdat de sector de rest van de campagne zelf financiert;

maximaal 100 % (exact percentage vermelden: … %) omdat de sector de rest van de campagne financiert door parafiscale heffingen of verplichte bijdragen;

maximaal 100 % (exact percentage vermelden: … %) omdat de reclamecampagne algemeen van aard is en alle producenten van het betrokken type product ten goede komt.

2. Reclamecampagnes in derde landen

2.1Strookt de reclamecampagne met de beginselen van Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad (218)?



Ja

Neen

Zo neen, dan wijzen wij u erop dat krachtens punt VI.D van de richtsnoeren geen steun voor dergelijke campagnes mag worden verleend.

Zo ja, verstrek gegevens waaruit blijkt dat de reclamecampagne in overeenstemming is met de beginselen van Verordening (EG) nr. 2702/1999.

2.2.Heeft de reclamecampagne betrekking op producten van specifieke ondernemingen?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij u erop dat krachtens punt VI.D van de richtsnoeren geen steun voor dergelijke campagnes mag worden verleend.

2.3.Dreigt de reclamecampagne de verkoop van producten uit andere lidstaten in gevaar te brengen of stelt zij producten uit andere lidstaten in een kwaad daglicht?



Ja

Neen

Zo ja, dan wijzen wij u erop dat krachtens punt VI.D van de richtsnoeren geen steun voor dergelijke campagnes mag worden verleend.

DEEL III.12.S

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN MET BETREKKING TOT BELASTINGVRIJSTELLING OP GROND VAN RICHTLIJN 2003/96/EG

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van staatssteun met betrekking tot belastingvrijstelling op grond van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad (219).

1.Wat houdt de geplande maatregel in?

Belastingverlaging in verband met motorbrandstoffen voor gebruik bij primaire landbouwproductie.

Belastingverlaging in verband met energieproducten en elektriciteit voor gebruik bij primaire landbouwproductie.

2.Hoe groot is de voorgenomen verlaging?

3.Op grond van welk artikel van Richtlijn 2003/96/EG wenst u deze vrijstelling toe te passen?

4.Wordt de hoogte van de vrijstelling in de betrokken sector gedifferentieerd?



Ja

Neen

5.Als de Raad de mogelijkheid schrapt om een tot nul verlaagd belastingniveau toe te passen op voor de landbouw gebruikte energieproducten en elektriciteit, zal de beoogde vrijstelling dan beantwoorden aan alle ter zake relevante bepalingen van de richtlijn, zonder belastingdifferentiatie in de betrokken sector?



Ja

Neen

Geef aan welk(e) artikel(en) van de richtlijn zullen worden toegepast.

DEEL III.12.T

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR DE BOSSECTOR

Dit formulier moet worden gebruikt voor de aanmelding van maatregelen inzake staatssteun voor de bossector zoals bedoeld in hoofdstuk VII van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (220).

1. Doel van de maatregel

1.1.Draagt de maatregel bij tot het behoud, het herstel of de verbetering van de ecologische, beschermings- en recreatiefunctie van de bossen, de biodiversiteit en de gezondheid van het bos als ecosysteem of heeft die betrekking op de in de punten 175-181 van hoofdstuk VII van de richtsnoeren vermelde subsidiabele kosten?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat alleen maatregelen die ten minste één van deze doelstellingen of subsidiabele kosten betreffen, krachtens hoofdstuk VII kunnen worden goedgekeurd.

2. Subsidiabiliteitscriteria

2.1.Sluit de maatregel steun uit voor de op bos gebaseerde industrie, de commercieel levensvatbare houtwinning, het vervoeren van hout of de verwerking van hout of andere bosrijkdommen tot producten of tot energiebronnen?



Ja

Neen

Zo neen, let wel dat steun voor de bovengenoemde doelstellingen niet binnen de werkingssfeer van hoofdstuk VII van de richtsnoeren valt. Gelieve voor dergelijke steun andere regels inzake staatssteun te raadplegen.

3. Soort steun

3.1.Omvat de maatregel steun voor het planten, rooien, uitdunnen en snoeien van bomen en andere vegetatie (punt VII.C, onder a))?



Ja

Neen

Zo ja, geef aan of de subsidiabele kosten betrekking hebben op:

planten, rooien en snoeien in het algemeen,

het verwijderen van omgevallen bomen,

het herstellen van door luchtvervuiling, dieren, storm, overstroming, brand of soortgelijke gebeurtenissen veroorzaakte schade aan bossen,

Als een van de bovenstaande doelstellingen wordt beoogd, kunt u dan een beschrijving van de maatregel geven en bevestigen dat de maatregel in hoofdzaak bedoeld is om bij te dragen tot het behoud of het herstel van het bosecosysteem en de biodiversiteit ervan of van het traditionele landschap en dat geen steun wordt verleend voor het kappen van bomen waarvan het hoofddoel commercieel levensvatbare houtwinning is en evenmin voor herbebossing in het geval dat gekapte bomen door soortgelijke exemplaren worden vervangen:

…………

…………

…………

bebossing om de bosbedekking uit te breiden,

Kunt u de milieuredenen vermelden die bebossing ter uitbreiding van de bosbedekking rechtvaardigen en bevestigen dat geen steun zal worden toegekend voor bebossing met soorten die met een korte omloop worden geteeld:

…………

…………

…………

bebossing om de biodiversiteit te bevorderen,

Beschrijf de maatregel en geef aan om welke gebieden het gaat:

…………

…………

…………

bebossing met het oog op de aanleg van beboste gebieden voor recreatiedoeleinden,

Zijn deze beboste gebieden gratis voor het publiek toegankelijk voor recreatiedoeleinden? Zo neen, is de toegang beperkt om kwetsbare gebieden te beschermen:

…………

…………

…………

bebossing om erosie en woestijnvorming tegen te gaan of een vergelijkbare beschermingsfunctie van het bos te creëren,

Geef een beschrijving van de maatregelen, met vermelding van de betrokken gebieden, de beoogde beschermingsfunctie, de aan te planten boomsoorten, en de eventueel te nemen begeleidende en onderhoudsmaatregelen:

…………

…………

…………

…………

…………

andere (gelieve toe te lichten):

…………

…………

3.2.Omvat de maatregel steun voor het onderhouden en verbeteren van de bodemkwaliteit in bossen en/of het zorgen voor een evenwichtige en gezonde boomgroei (punt VII.C, onder b))?



Ja

Neen

Zo ja, geef aan of de subsidiabele kosten betrekking hebben op:

bemesting,

andere bodembehandelingen,

Geef aan om welke soort bemesting en/of andere bodembehandeling het gaat:

…………

…………

uitdunning van te dichte vegetatie,

werkzaamheden om voor voldoende waterbehoud te zorgen en goede drainage.

Kunt u bevestigen dat deze maatregelen er niet toe leiden dat de biodiversiteit achteruit gaat of voedingsstoffen uitspoelen en dat zij geen negatieve invloed hebben op natuurlijke watersystemen of waterbeschermingsgebieden, en beschrijven hoe dit alles in de praktijk zal worden gecontroleerd:

…………

…………

…………

…………

3.3.Omvat de maatregel steun voor de preventie, bestrijding en behandeling van boomziekten, plagen en door plagen veroorzaakte schade, de preventie en behandeling van door dieren aangerichte schade of het nemen van gerichte maatregelen om bosbranden te voorkomen (punt VII.C, onder c))?



Ja

Neen

Zo ja, geef aan of de subsidiabele kosten betrekking hebben op:

preventie en behandeling van boomziekten, plagen en door plagen veroorzaakte schade of de preventie en behandeling van door dieren aangerichte schade,

Geef aan om welke plagen, ziekten of dieren het gaat:

…………

…………

…………

…………

Geef een beschrijving van de preventie- en behandelingsmethoden en vermeld de daarvoor benodigde producten, apparaten en materialen. Wordt bij de toekenning van de steun de voorkeur gegeven aan biologische en mechanische preventie- en behandelingsmethoden? Zo neen, toon aan dat die methoden niet volstaan om de betrokken ziekte of plaag te bestrijden:

…………

…………

…………

…………

gerichte maatregelen om bosbranden te voorkomen.

Geef een beschrijving van de maatregelen:

…………

…………

…………

…………

Wordt er steun verleend als compensatie voor de waarde van de opstanden die worden vernietigd door dieren dan wel op bevel van de overheid om de betrokken ziekte of plaag te bestrijden?



Ja

Neen

Kunt u beschrijven hoe de waarde van de opstanden zal worden berekend en bevestigen dat de compensatie tot de aldus vastgestelde waarde zal worden beperkt:

…………

…………

…………

…………

3.4.Omvat de maatregel steun voor het herstellen en in stand houden van natuurlijke paden, landschapselementen en -kenmerken en de natuurlijke habitat voor dieren (punt VII.C, onder d))?



Ja

Neen

Zo ja, geef een beschrijving van de maatregelen:

…………

…………

…………

…………

…………

3.5.Omvat de maatregel steun voor het aanleggen, verbeteren en onderhouden van boswegen en/of infrastructuur voor bezoekers (punt VII.C, onder e))?



Ja

Neen

Zo ja, geef een beschrijving van de maatregelen:

…………

…………

…………

…………

Zijn het voor recreatiedoeleinden gebruikte bos en de infrastructuur gratis voor het publiek toegankelijk voor deze doeleinden?



Ja

Neen

Zo neen, is de toegang beperkt om kwetsbare gebieden te beschermen of omdat het noodzakelijk is voor een deugdelijk en veilig gebruik van de infrastructuur? Gelieve de beperkingen en de redenen daarvoor te vermelden:

…………

…………

…………

3.6.Omvat de maatregel steun voor de kosten van voorlichtingsmateriaal en -activiteiten (punt VII.C, onder f))?



Ja

Neen

Zo ja, kunt u de maatregelen beschrijven en bevestigen dat de acties en het materiaal waarvoor steun wordt verleend, algemene informatie over bossen ter beschikking stellen en niet verwijzen naar met naam genoemde producten of producenten, en evenmin reclame maken voor binnenlandse producten:

…………

…………

…………

…………

…………

3.7.Omvat de maatregel steun voor de aankoop van als natuurbeschermingsgebied gebruikte of te gebruiken bosgrond (punt VII.C, onder g))?



Ja

Neen

Zo ja, kunt u een gedetailleerde beschrijving geven van het gebruik voor natuurbeschermingsdoeleinden van de betrokken bosgrond en bevestigen dat door middel van een uit regelgeving voortvloeiende of contractuele verplichting is gegarandeerd dat deze bosgrond volledig en permanent voor natuurbeschermingsdoeleinden is bestemd:

…………

…………

…………

…………

…………

3.8.Omvat de maatregel steun voor de bebossing van landbouwgrond of niet-landbouwgrond, voor de totstandbrenging van boslandbouwsystemen op landbouwgrond, voor Natura 2000-betalingen of bosmilieubetalingen, voor het herstel van het bosbouwpotentieel, voor het treffen van preventieve maatregelen of voor niet-productieve investeringen, dit alles in het kader van de artikelen 43 tot en met 49 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (221) of bepalingen ter vervanging daarvan?



Ja

Neen

Zo ja, toon aan dat de maatregel voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 43 tot en met 49 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 of bepalingen ter vervanging daarvan:

…………

…………

…………

…………

…………

3.9.Omvat de maatregel steun voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die het gevolg zijn van de toepassing van milieuvriendelijke bosbouwtechnologie?



Ja

Neen

Zo ja, kunt u de toegepaste technologie gedetailleerd beschrijven en bevestigen dat die verder gaat dan de naleving van de relevante dwingende eisen:

…………

…………

…………

…………

…………

Wordt de vergoeding betaald op basis van een vrijwillige verbintenis die door de betrokken bosbezitter wordt aangegaan en die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 of bepalingen ter vervanging daarvan?



Ja

Neen

Zo neen, dan wijzen wij erop dat de steun niet kan worden toegestaan krachtens hoofdstuk VII van de richtsnoeren. Zo ja, geef een beschrijving van de verbintenissen:

…………

…………

…………

…………

…………

3.10.Omvat de maatregel steun voor de aankoop van bosgrond (andere dan voor milieubeschermingsdoeleinden gebruikte of te gebruiken bosgrond; zie punt 3.7)?



Ja

Neen

Zo ja, beschrijf de maatregel en geef de steunintensiteit aan:

…………

…………

…………

…………

…………

3.11.Omvat de maatregel steun voor opleiding, adviesdiensten, zoals de opstelling van bedrijfsplannen of bosbeheersplannen, haalbaarheidsstudies en deelname aan wedstrijden, tentoonstellingen en beurzen?



Ja

Neen

Zo ja, toon aan dat de maatregel voldoet aan de voorwaarden van artikel 15 van de vrijstellingsverordening:

…………

…………

…………

…………

…………

3.12.Omvat de maatregel steun voor de oprichting van verenigingen van bosbouwers?



Ja

Neen

Zo ja, toon aan dat de maatregel voldoet aan de voorwaarden van artikel 9 van de vrijstellingsverordening:

…………

…………

…………

…………

…………

3.13.Omvat de maatregel steun voor de verspreiding van nieuwe technieken, zoals redelijke, kleinschalige proef- of demonstratieprojecten?



Ja

Neen

Zo ja, beschrijf de maatregelen en toon aan dat zij aan de voorwaarden van punt 107 van de richtsnoeren voldoen:

…………

…………

…………

…………

…………

4. Steunbedrag

4.1.Wordt de steun voor de in de punten 3.1 tot en met 3.7 vermelde maatregelen beperkt tot 100 % van de subsidiabele kosten en is overcompensatie uitgesloten?



Ja

Neen

Beschrijf hoe zal worden gecontroleerd of overcompensatie is uitgesloten:

…………

…………

…………

4.2.Wordt de steun voor de in punt 3.8 vermelde maatregelen beperkt tot de maximumintensiteit of het maximumbedrag zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1698/2005 of bepalingen ter vervanging daarvan?



Ja

Neen

Worden de in punt 3.8 vermelde maatregelen gecofinancierd in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 of bepalingen ter vervanging daarvan, of wordt dergelijke cofinanciering overwogen of is zij mogelijk?



Ja

Neen

Zo ja, beschrijf hoe eventuele dubbele financiering die tot overcompensatie leidt, wordt uitgesloten:

…………

…………

…………

4.3.Kan de vergoeding voor de in punt 3.9 vermelde maatregelen hoger zijn dan het op grond van artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 in de bijlage bij die verordening vastgestelde maximumbedrag, met dien verstande dat de steun in geen geval hoger zal zijn dan de aangetoonde extra kosten en gederfde inkomsten?



Ja

Neen

Vermeld in beide gevallen het steunbedrag en de wijze waarop het is berekend. Als het antwoord ja is, beschrijf dan de specifieke omstandigheden en het milieueffect van de maatregelen en geef berekeningen waaruit blijkt dat de extra steunbedragen beperkt zijn tot de aangetoonde extra kosten en/of gederfde inkomsten:

…………

…………

…………

4.4.Wordt de steun voor de in punt 3.10 vermelde maatregelen beperkt tot de maximale steunintensiteit die voor de aankoop van landbouwland is vastgesteld in artikel 4 van de vrijstellingsverordening?



Ja

Neen

Beschrijf hoe zal worden gecontroleerd of overcompensatie is uitgesloten:

…………

…………

…………

4.5.Wordt de steun voor de in de punten 3.11 tot en met 3.13 vermelde maatregelen beperkt tot de maximale steunintensiteit die is bepaald in de desbetreffende voorschriften van de vrijstellingsverordening of de richtsnoeren?



Ja

Neen

Beschrijf hoe zal worden gecontroleerd of overcompensatie is uitgesloten:

…………

…………

…………

image

image

image

image

image

image

▼C2

DEEL III.14

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE VOOR STEUN IN DE VISSERIJSECTOR

1.Doelstellingen van de regeling (aankruisen wat van toepassing is):

image

Steun voor het definitief uit de vaart nemen van vissersvaartuigen door overbrenging naar een derde land (steun voor uitvoer, steun voor de oprichting van gemengde vennootschappen) (punt 4.2 van de richtsnoeren);

image

Steun voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten (punt 4.3 van de richtsnoeren);

image

Steun voor investeringen in de vloot (steun voor vernieuwing, uitrusting en modernisering van vaartuigen, steun voor de aankoop van tweedehandsvaartuigen) (punt 4.4 van de richtsnoeren);

image

Sociaal-economische maatregelen (punt 4.5 van de richtsnoeren);

image

Steunmaatregelen tot herstel van schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen (punt 4.6 van de richtsnoeren);

image

Andere steun (vermeld met name of de betrokken steun behoort tot de categorieën steun die vallen onder de verordening van de Commissie inzake staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen in de visserijsector).

2.Wanneer de steunregeling voorziet in de definitieve overbrenging van vissersvaartuigen naar ontwikkelingslanden, vermeld dan welke garanties er bestaan dat het internationale recht niet wordt geschonden, met name met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de visbestanden.

3.De lidstaten moeten volledig onderbouwen waarom en op grond van welke bepaling van de richtsnoeren zij de regeling met de gemeenschappelijke markt verenigbaar achten. Daarbij moet gedetailleerd worden aangetoond dat aan alle voorwaarden van de richtsnoeren en, voor zover deze verwijzen naar Verordening (EG) nr. 2792/1999, alle relevante bepalingen en bijlagen van deze verordening is voldaan. Ook moet een samenvatting worden gegeven van de bij de aanmelding ingediende ondersteunende documentatie (d.w.z. sociaal-economische gegevens over de begunstigde gebieden, wetenschappelijke en economische rechtvaardiging).

4.Bij iedere aanmelding dient de betrokken lidstaat zich ertoe te verbinden dat:

—de gefinancierde maatregelen en de gevolgen ervan met het Gemeenschapsrecht in overeenstemming zijn;

—de begunstigden van de steun gedurende de steunverleningsperiode de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven.

▼M3




BIJLAGE II

AANMELDINGSFORMULIER — VEREENVOUDIGDE PROCEDURE

image

▼B




BIJLAGE III A

STANDAARDFORMULIER VOOR RAPPORTAGE OVER BESTAANDE STAATSSTEUN

(Dit formulier geldt voor alle sectoren behalve de landbouwsector)

Met het oog op de vereenvoudiging, stroomlijning en verbetering van het gehele rapportagesysteem voor staatssteun zal de bestaande standaardrapportageprocedure worden vervangen door een jaarlijkse actualisering. De Commissie zal ieder jaar op 1 maart een gepreformatteerd spreadsheet, dat gedetailleerde informatie bevat over alle bestaande steunregelingen en afzonderlijke steunmaatregelen, aan de lidstaten toezenden. De lidstaten dienen het spreadsheet vóór 30 juni van het desbetreffende jaar in elektronisch formaat aan de Commissie terug te zenden. Dit zal het de Commissie mogelijk maken de gegevens inzake staatssteun in het jaar t voor de rapportageperiode t-1 (222) te publiceren.

Het grootste deel van de informatie in het gepreformatteerde spreadsheet zal door de Commissie van tevoren worden ingevuld op basis van de gegevens die op het ogenblik waarop de steun is goedgekeurd zijn verstrekt. Van de lidstaten wordt verlangd dat zij voor iedere regeling of afzonderlijke steunmaatregel de bijzonderheden controleren en deze, waar nodig, wijzigen en tevens de jaarlijkse uitgaven voor het voorgaande jaar (t-1) aangeven. Daarnaast dienen de lidstaten aan te geven welke regelingen niet langer gelden of voor welke regelingen alle betalingen zijn stopgezet en of een regeling al dan niet door communautaire fondsen wordt gecofinancierd.

De gegevens zoals de doelstelling van de steun, de sector waarvoor de steun is bestemd, enz. moeten betrekking hebben op het tijdstip waarop de steun is goedgekeurd en niet op de uiteindelijke begunstigden van de steun. Zo is de primaire doelstelling van een steunregeling die, op het tijdstip waarop de steun wordt goedgekeurd, uitsluitend voor kleine en middelgrote ondernemingen is bestemd steun aan dit soort ondernemingen. Een andere regeling waarvoor alle steun uiteindelijk aan kleine en middelgrote ondernemingen wordt toegekend wordt echter niet als zodanig beschouwd wanneer de regeling, op het ogenblik waarop de steun wordt goedgekeurd, voor alle ondernemingen openstaat.

De volgende parameters moeten in het spreadsheet worden opgenomen. Parameters 1-3 en 6-12 moeten door de Commissie van tevoren worden ingevuld en door de lidstaten worden gecontroleerd. Parameters 4, 5 en 13 moeten door de lidstaten worden ingevuld.

1.Titel

2.Nummer van de steunregeling

3.Nummers van alle vorige steunmaatregelen (b.v. in geval van verlenging van een regeling)

4.Datum waarop de geldigheidsduur verstrijkt

De lidstaten moeten aangeven ten aanzien van welke steunregelingen de geldigheidsduur is verstreken of alle betalingen zijn stopgezet.

5.Cofinanciering

Hoewel communautaire financiering zelf is uitgesloten, moet de totale staatssteun voor iedere lidstaat steunmaatregelen omvatten die met Gemeenschapsmiddelen worden gecofinancierd. Om te kunnen vaststellen welke regelingen worden gecofinancierd en een raming te maken hoeveel deze steun ten opzichte van de totale staatssteun uitmaakt, dienen de lidstaten aan te geven of de regeling al dan niet gecofinancierd wordt en zo ja, welk percentage van de steun wordt gecofinancierd. Indien dit niet mogelijk is, moet een raming worden gegeven van het totale steunbedrag.

6.Sector

De sectorale classificatie dient grotendeels op twee- of driecijferniveau overeenkomstig de NACE-classificatie (223) te zijn gebaseerd.

7.Primaire doelstelling

8.Secundaire doelstelling

Een secundaire doelstelling is een doelstelling waarvoor, naast de primaire doelstelling, de steun (of een bepaald deel daarvan) uitsluitend was bestemd op het ogenblik waarop de steun werd goedgekeurd. Zo kan bijvoorbeeld een steunregeling waarvan de primaire doelstelling onderzoek en ontwikkeling is, als secundaire doelstelling het midden- en kleinbedrijf hebben wanneer de steun uitsluitend voor het midden- en kleinbedrijf is bestemd. Een andere regeling waarvoor de primaire doelstelling het MKB is, kan als secundaire doelstellingen opleiding en werkgelegenheid hebben indien, op het tijdstip waarop de steun is goedgekeurd, deze voor x% opleiding en y% werkgelegenheid is bestemd.

9.Regio('s)

Steun kan, wanneer deze wordt goedgekeurd, uitsluitend worden bestemd voor een specifieke regio of een groep regio's. In voorkomend geval dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de regio's van artikel 87, lid 3, onder a) en de in artikel 87, lid 3, onder c) bedoelde regio's. Indien de steun voor één bepaalde regio is bestemd, moet deze op NUTS-II-niveau (224) worden aangegeven.

10.Categorie steuninstrument(en)

Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen zes categorieën (subsidie, belastingvermindering/-vrijstelling, participatie, zachte lening, belastinguitstel, garantie)

11.Beschrijving van het steuninstrument in de taal van het land

12.Soort steun

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen drie categorieën: regeling, individuele toepassing van een regeling, individuele steun die niet in het kader van een regeling wordt verleend (ad-hocsteun).

13.Uitgaven

Algemeen moeten de cijfers overeenkomen met daadwerkelijke uitgaven (of daadwerkelijke inkomstenderving voor de fiscus). Indien geen gegevens over betalingen beschikbaar zijn, moeten betalingsverplichtingen of begrotingskredieten worden verschaft en als zodanig worden aangeduid. Afzonderlijke cijfers moeten worden verschaft voor ieder steuninstrument in het kader van een regeling of individuele steun (b.v. subsidie, zachte leningen, enz.). De cijfers moeten worden uitgedrukt in de nationale munt die tijdens de verslagperiode werd gebruikt. De uitgaven moeten worden meegedeeld voor t-1, t-2, t-3, t-4 en t-5.




BIJLAGE III B

STANDAARDFORMULIER VOOR RAPPORTAGE OVER BESTAANDE STAATSSTEUN

(Dit formulier geldt voor de landbouwsector)

Met het oog op de vereenvoudiging, stroomlijning en verbetering van het gehele rapportagesysteem voor staatssteun zal de bestaande standaardrapportageprocedure worden vervangen door een jaarlijkse actualisering. De Commissie zal ieder jaar op 1 maart een gepreformatteerd spreadsheet, dat gedetailleerde informatie bevat over alle bestaande steunregelingen en afzonderlijke steunmaatregelen, aan de lidstaten toezenden. De lidstaten dienen het spreadsheet vóór 30 juni van het desbetreffende jaar in elektronisch formaat aan de Commissie terug te zenden. Dit zal het de Commissie mogelijk maken de gegevens inzake staatssteun in het jaar t voor de rapportageperiode t-1 (225) te publiceren.

Het grootste deel van de informatie in het gepreformatteerde spreadsheet zal door de Commissie van tevoren worden ingevuld op basis van de gegevens die op het ogenblik waarop de steun is goedgekeurd zijn verstrekt. Van de lidstaten wordt verlangd dat zij voor iedere regeling of afzonderlijke steunmaatregel de bijzonderheden controleren en deze, waar nodig, wijzigen en tevens de jaarlijkse uitgaven voor het voorgaande jaar (t-1) aangeven. Daarnaast dienen de lidstaten aan te geven welke regelingen niet langer gelden of voor welke regelingen alle betalingen zijn stopgezet en of een regeling al dan niet door communautaire fondsen wordt gecofinancierd.

De gegevens zoals de doelstelling van de steun, de sector waarvoor de steun is bestemd, enz. moeten betrekking hebben op het tijdstip waarop de steun is goedgekeurd en niet op de uiteindelijke begunstigden van de steun. Zo is de primaire doelstelling van een steunregeling die, op het tijdstip waarop de steun wordt goedgekeurd, uitsluitend voor kleine en middelgrote ondernemingen is bestemd steun aan dit soort ondernemingen. Een andere regeling waarvoor alle steun uiteindelijk aan kleine en middelgrote ondernemingen wordt toegekend wordt echter niet als zodanig beschouwd wanneer de regeling, op het ogenblik waarop de steun wordt goedgekeurd, voor alle ondernemingen openstaat.

De volgende parameters moeten in het spreadsheet worden opgenomen. Parameters 1-3 en 6-12 moeten door de Commissie van tevoren worden ingevuld en door de lidstaten worden gecontroleerd. Parameters 4, 5, 13 en 14 moeten door de lidstaten worden ingevuld.

1.Titel

2.Nummer van de steunregeling

3.Nummers van alle vorige steunmaatregelen (b.v. in geval van verlenging van een regeling)

4.Datum waarop de geldigheidsduur verstrijkt

De lidstaten moeten aangeven ten aanzien van welke steunregelingen de geldigheidsduur is verstreken of alle betalingen zijn stopgezet.

5.Cofinanciering

Hoewel communautaire financiering zelf is uitgesloten, moet de totale staatssteun voor iedere lidstaat steunmaatregelen omvatten die met Gemeenschapsmiddelen worden gecofinancierd. Om te kunnen vaststellen welke regelingen worden gecofinancierd en een raming te maken hoeveel deze steun ten opzichte van de totale staatssteun uitmaakt, dienen de lidstaten aan te geven of de regeling al dan niet gecofinancierd wordt en zo ja, welk percentage van de steun wordt gecofinancierd. Indien dit niet mogelijk is, moet een raming worden gegeven van het totale steunbedrag.

6.Sector

De sectorale classificatie dient grotendeels op [driecijferniveau] overeenkomstig de NACE-classificatie (226) te zijn gebaseerd.

7.Primaire doelstelling

8.Secundaire doelstelling

Een secundaire doelstelling is een doelstelling waarvoor, naast de primaire doelstelling, de steun (of een bepaald deel daarvan) uitsluitend was bestemd op het ogenblik waarop de steun werd goedgekeurd. Zo kan bijvoorbeeld een steunregeling waarvan de primaire doelstelling onderzoek en ontwikkeling is, als secundaire doelstelling het midden- en kleinbedrijf hebben wanneer de steun uitsluitend voor het midden- en kleinbedrijf is bestemd. Een andere regeling waarvoor de primaire doelstelling het MKB is, kan als secundaire doelstellingen opleiding en werkgelegenheid hebben indien op het tijdstip waarop de steun is goedgekeurd, deze voor x% opleiding en y% werkgelegenheid is bestemd.

9.Regio(’s)

Steun kan, wanneer deze wordt goedgekeurd, uitsluitend worden bestemd voor een specifieke regio of een groep regio's. In voorkomend geval dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de regio's van doelstelling 1 en probleemgebieden.

10.Categorie steuninstrument(en)

Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen zes categorieën (subsidie, belastingvermindering/-vrijstelling, participatie, zachte lening, belastinguitstel, garantie).

11.Beschrijving van het steuninstrument in de taal van het land

12.Soort steun

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen drie categorieën: regeling, individuele toepassing van een regeling, individuele steun die niet in het kader van een regeling wordt verleend (ad-hocsteun).

13.Uitgaven

Algemeen moeten de cijfers overeenkomen met daadwerkelijke uitgaven (of daadwerkelijke inkomstenderving voor de fiscus). Indien geen gegevens over betalingen beschikbaar zijn, moeten betalingsverplichtingen of begrotingskredieten worden verschaft en als zodanig worden aangeduid. Afzonderlijke cijfers moeten worden verschaft voor ieder steuninstrument in het kader van een regeling of individuele steun (b.v. subsidie, zachte leningen, enz.) De cijfers moeten worden uitgedrukt in de nationale munt die tijdens de verslagperiode werd gebruikt. De uitgaven moeten worden meegedeeld voor t-1, t-2, t-3, t-4 en t-5.

14.Steunintensiteit en begunstigden

De lidstaten dienen aan te geven:

—de reële steunintensiteit van de daadwerkelijk verstrekte middelen, uitgesplitst naar soort steunmaatregel en regio

—het aantal begunstigden

—het gemiddelde steunbedrag per begunstigde.




▼C1

BIJLAGE III C

INHOUD VAN HET BIJ DE COMMISSIE IN TE DIENEN JAARLIJKSE VERSLAG

(In het geval van steun tot visserijactiviteiten)

▼B

De verslagen moeten in elektronische vorm worden ingediend. Zij moeten de volgende gegevens bevatten:

1.

Benaming van de steunregeling, steunnummer van de Commissie en referentie van het besluit van de Commissie.

2.

Uitgaven. De cijfers moeten in euro of in voorkomend geval in de nationale valuta worden uitgedrukt. In het geval van belastingfaciliteiten moeten de jaarlijks gederfde fiscale inkomsten worden opgegeven. Wanneer geen nauwkeurige cijfers voorhanden zijn, mogen de gederfde inkomsten worden geschat. Vermeld voor het beschouwde jaar, voor elke vorm van steun waarin de regeling voorziet (bv. subsidie, zachte lening, waarborg, enz.), afzonderlijk onderstaande gegevens.

2.1.

Vastgelegde bedragen, (geschatte) gederfde fiscale of andere inkomsten, gegevens betreffende de waarborgen, enz. voor nieuwe projecten. In het geval van waarborgregelingen dient het totaalbedrag van de nieuwe verleende waarborgen te worden opgegeven.

2.2.

Vastgelegde bedragen, (geschatte) gederfde fiscale of andere inkomsten, gegevens betreffende de waarborgen, enz. voor nieuwe en lopende projecten. In het geval van waarborgregelingen dienen de volgende gegevens te worden verstrekt: het totaalbedrag van de nog geldende waarborgen, de ontvangen premies, de terugontvangen bedragen, de uit hoofde van de waarborg uitgekeerde bedragen, het resultaat van de werking van de regeling gedurende het beschouwde jaar.

2.3.

Aantal gesteunde projecten en/of ondernemingen.

2.4.

Geschat totaalbedrag aan:

—steun voor het definitief uit de vaart nemen van vissersvaartuigen door overbrenging naar een derde land

—steun voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten

—steun voor de vernieuwing van vissersvaartuigen

—steun voor de modernisering van vissersvaartuigen

—steun voor de aankoop van tweedehandsvaartuigen

—steun aan sociaal-economische maatregelen

—steun tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen

—steun voor ultraperifere gebieden

—steun gefinancierd uit parafiscale heffingen

2.5.

Regionale uitsplitsing van de onder 2.1 bedoelde bedragen naar gebieden van doelstelling 1 en andere gebieden.

3.

Overige informatie en opmerkingen.



(1) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2) PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

(3) PB L 300 van 5.11.2002, blz. 42.

(4) PB C 82 van 1.4.2008, blz. 1. Voor meer informatie over het gebruik van dit formulier in de sectoren landbouw en visserij, zie deel 2.1 (punten 59 en 61) van de richtsnoeren milieusteun.

(5) Opmerking: de delen 4, 7 en 8 hoeven niet ingevuld te worden indien het gaat om verlagingen of vrijstellingen van milieubelasting die onder hoofdstuk 4 van de richtsnoeren milieusteun vallen.

(6) Zie punt 3.1.1 van de richtsnoeren milieusteun.

(7) Steun wordt mogelijk niet verleend wanneer die is bedoeld om ondernemingen zich te laten conformeren aan reeds vastgestelde maar nog niet van toepassing zijnde communautaire normen.

(8) De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 50 % van de in aanmerking komende investeringskosten.

(9) Voor nadere bijzonderheden over de vereiste reële tenderprocedure, zie punt 77 van de richtsnoeren milieusteun.

(10) De steunintensiteit kan worden verhoogd met 10 procentpunt voor middelgrote ondernemingen en 20 procentpunt voor kleine ondernemingen.

(11) Zie voor meer informatie punt 78 van de richtsnoeren milieusteun.

(12) De steunintensiteit kan worden verhoogd met 10 procentpunt.

(13) Zie voor nadere informatie de punten 80 tot en met 84 van de richtsnoeren milieusteun.

(14) De juiste counterfactual wordt gevormd door de kosten van een technisch vergelijkbare investering die het milieu minder goed beschermt (volgens eventueel bestaande bindende communautaire normen) en die waarschijnlijk zou worden gedaan wanneer geen steun zou worden toegekend. Zie punt 81, onder b), van de richtsnoeren milieusteun.

(15) Deze voorwaarde geldt niet wanneer de immateriële activa in technisch opzicht verouderd zijn.

(16) Kosten die verband houden met investeringen om het door communautaire normen vereiste beschermingsniveau te behalen, komen niet voor steun in aanmerking.

(17) Zie punt 3.1.2 van de richtsnoeren milieusteun.

(18) Zie punt 3.1.3 van de richtsnoeren milieusteun.

(19) De maximale steunintensiteit bedraagt 25 % wanneer de investering meer dan drie jaar vóór de datum voor de verplichte omzetting of vóór de datum van inwerkingtreding ten uitvoer wordt gelegd en afgerond, en 20 % wanneer de investering tussen één en drie jaar vóór de datum van verplichte omzetting of van inwerkingtreding ten uitvoer wordt gelegd en wordt afgerond.

(20) De maximale steunintensiteit bedraagt 20 % wanneer de investering meer dan drie jaar vóór de datum voor de verplichte omzetting of vóór de datum van inwerkingtreding ten uitvoer wordt gelegd en afgerond, en 15 % wanneer de investering tussen één en drie jaar vóór de datum van verplichte omzetting of van inwerkingtreding ten uitvoer wordt gelegd en wordt afgerond.

(21) De maximale steunintensiteit bedraagt 15 % wanneer de investering meer dan drie jaar vóór de datum voor de verplichte omzetting of vóór de datum van inwerkingtreding ten uitvoer wordt gelegd en afgerond, en 10 % wanneer de investering tussen één en drie jaar vóór de datum van verplichte omzetting of van inwerkingtreding ten uitvoer wordt gelegd en wordt afgerond.

(22) De juiste counterfactual wordt gevormd door de kosten van een technisch vergelijkbare investering die het milieu minder goed beschermt en die waarschijnlijk zou worden gedaan wanneer geen steun zou worden toegekend. Zie punt 81, onder b), van de richtsnoeren milieusteun.

(23) Deze voorwaarde geldt niet wanneer de immateriële activa in technisch opzicht verouderd zijn.

(24) Zie punt 3.1.4 van de richtsnoeren milieusteun.

(25) De steunintensiteit bedraagt ten hoogste 50 % van de kosten van de studie.

(26) Wanneer de studie ten behoeve van een kmo wordt gemaakt, kan de steunintensiteit worden verhoogd met 10 procentpunt voor middelgrote ondernemingen en 20 procentpunt voor kleine ondernemingen.

(27) Zie punt 3.1.5 van de richtsnoeren milieusteun.

(28) De maximumsteunintensiteit bedraagt 60 % van de in aanmerking komende investeringskosten.

(29) De steunintensiteit kan worden verhoogd met 10 procentpunt voor middelgrote ondernemingen en 20 procentpunt voor kleine ondernemingen.

(30) Voor nadere bijzonderheden over de vereiste reële tenderprocedure, zie punt 97 van de richtsnoeren milieusteun.

(31) Zie voor meer informatie punt 98 van de richtsnoeren milieusteun.

(32) De juiste counterfactual wordt gevormd door de kosten van een technisch vergelijkbare investering die het milieu minder goed beschermt en die waarschijnlijk zou worden gedaan wanneer geen steun zou worden toegekend. Zie punt 81, onder b), van de richtsnoeren milieusteun.

(33) Voor grote ondernemingen kan deze termijn worden ingekort tot de eerste drie jaar van de levensduur van deze investering wanneer kan worden aangetoond dat de afschrijvingsperiode van deze investering niet meer dan drie jaar bedraagt.

(34) Kosten die verband houden met investeringen om het door communautaire normen vereiste beschermingsniveau te behalen, komen niet voor steun in aanmerking.

(35) Deze voorwaarde geldt niet wanneer de immateriële activa in technisch opzicht verouderd zijn.

(36) Zie punt 81, onder b), van de richtsnoeren milieusteun.

(37) De investeringssteun die de onderneming voor de nieuwe installatie verleend krijgt, moet op de productiekosten in mindering worden gebracht.

(38) Deze termijn mag ten hoogste 5 jaar zijn.

(39) De steunintensiteit bedraagt in het eerste jaar niet meer dan 100 % van de extra kosten, maar moet daarna lineair aflopen tot nul aan het eind van het vijfde jaar.

(40) De maximumsteunintensiteit bedraagt 50 % van de extra kosten.

(41) Zie punt 3.1.6 van de richtsnoeren milieusteun.

(42) Zie punt 70, onder 5) tot en met 9), van de richtsnoeren milieusteun.

(43) Investeringssteun en/of exploitatiesteun voor de productie van biobrandstoffen is alleen mogelijk voor duurzame biobrandstoffen.

(44) De maximumsteunintensiteit bedraagt 60 % van de in aanmerking komende investeringskosten.

(45) De steunintensiteit kan worden verhoogd met 10 procentpunt voor middelgrote ondernemingen en 20 procentpunt voor kleine ondernemingen.

(46) Zie voor nadere bijzonderheden over de vereiste reële tenderprocedure punt 104 van de richtsnoeren milieusteun.

(47) Zie voor nadere informatie de punten 105 en 106 van de richtsnoeren milieusteun.

(48) De juiste counterfactual wordt gevormd door de kosten van een technisch vergelijkbare investering die het milieu minder goed beschermt en die waarschijnlijk zou worden gedaan wanneer geen steun zou worden toegekend. Zie punt 81, onder b), van de richtsnoeren milieusteun.

(49) Deze voorwaarde geldt niet wanneer de immateriële activa in technisch opzicht verouderd zijn.

(50) Voor nadere bijzonderheden over optie 1, zie punt 109 van de richtsnoeren milieusteun, voor optie 2, zie punt 110 van de richtsnoeren milieusteun en voor optie 3, zie punt 111 van de richtsnoeren milieusteun.

(51) Voor steunregelingen kunnen de gegevens worden verstrekt in de vorm van een (theoretisch) berekeningsvoorbeeld (bij voorkeur met de bedragen in netto contante waarden). De opwekkingskosten dienen in ieder geval voor elk type hernieuwbare energiebron afzonderlijk te worden vermeld. Specifieke informatie kan voor installaties met verschillende capaciteiten en voor verschillende typen opwekkingsinstallaties ook nuttig zijn wanneer de kostenstructuur aanzienlijk verschilt (bijvoorbeeld voor de opwekking van windenergie energie op het land en voor de kust).

(52) Voor de extra energie die door de installatie wordt geproduceerd, kan geen enkele vorm van steun worden verleend. De steun mag echter wel een normaal rendement op het kapitaal dekken.

(53) De afschrijving dient voor elk type hernieuwbare energiebron altijd afzonderlijk te worden vermeld (bij voorkeur met de bedragen in netto contante waarden). Specifieke informatie kan ook nuttig zijn voor installaties met verschillende capaciteiten en voor de opwekking van windenergie op het land en/of voor de kust.

(54) De Commissie kan deze aangemelde maatregel toestaan voor een periode van 10 jaar.

(55) De lidstaten kunnen exploitatiesteun verlenen op de voorwaarden van punt 100 van de richtsnoeren milieusteun.

(56) Deze termijn mag ten hoogste 5 jaar zijn.

(57) Voor steunregelingen kunnen de gegevens worden verstrekt in de vorm van een (theoretisch) berekeningsvoorbeeld (bij voorkeur met de bedragen in netto contante waarden). De opwekkingskosten dienen in ieder geval voor elk type hernieuwbare energiebron afzonderlijk te worden vermeld. Specifieke informatie kan ook nuttig zijn voor installaties met verschillende capaciteit en voor de opwekking van windenergie op het land en/of voor de kust.

(58) De steunintensiteit bedraagt in het eerste jaar niet meer dan 100 % van de extra kosten, maar moet daarna lineair aflopen tot nul aan het eind van het vijfde jaar.

(59) De maximumsteunintensiteit bedraagt 50 % van de extra kosten.

(60) Zie punt 3.1.7 van de richtsnoeren milieusteun.

(61) PB L 52 van 21.2.2004, blz. 50.

(62) PB L 32 van 6.2.2007, blz. 183.

(63) De maximumsteunintensiteit bedraagt 60 % van de in aanmerking komende investeringskosten.

(64) De steunintensiteit kan worden verhoogd met 10 procentpunt voor middelgrote ondernemingen en 20 procentpunt voor kleine ondernemingen.

(65) Voor nadere bijzonderheden over de vereiste reële tenderprocedure, zie punt 116 van de richtsnoeren milieusteun.

(66) Voor nadere informatie, zie de punten 117 en 118 van de richtsnoeren milieusteun.

(67) De juiste counterfactual wordt gevormd door de kosten van een technisch vergelijkbare investering die het milieu minder goed beschermt en die waarschijnlijk zou worden gedaan wanneer geen steun zou worden toegekend. Zie punt 81, onder b), van de richtsnoeren milieusteun.

(68) Deze voorwaarde geldt niet wanneer de immateriële activa in technisch opzicht verouderd zijn.

(69) Om vast te stellen of de steun noodzakelijk is, zal rekening worden gehouden met de kosten en de baten die het gevolg zijn van de productie en de verkoop van de warmte of de elektriciteit.

(70) De normale rendabiliteit van de installatie mag in de productiekosten vervat zijn, maar de eventuele voordelen die de onderneming uit de warmteproductie haalt, moeten op de productiekosten in mindering worden gebracht.

(71) Voor steunregelingen kan de informatie worden verstrekt in de vorm van een (theoretisch) berekeningsvoorbeeld.

(72) Voor de extra energie die door de installatie wordt geproduceerd, kan geen enkele vorm van steun worden verleend. De steun mag echter wel een normaal rendement op het kapitaal dekken.

(73) De Commissie kan deze aangemelde maatregel toestaan voor een periode van 10 jaar.

(74) Deze termijn mag ten hoogste 5 jaar zijn.

(75) De steunintensiteit bedraagt in het eerste jaar niet meer dan 100 % van de extra kosten, maar moet daarna lineair aflopen tot nul aan het eind van het vijfde jaar.

(76) De maximumsteunintensiteit bedraagt 50 % van de extra kosten.

(77) Zie punt 3.1.8 van de richtsnoeren milieusteun.

(78) De maximumsteunintensiteit bedraagt 50 % van de in aanmerking komende kosten. Indien de steun uitsluitend is bestemd voor het opwekkingsdeel van een stadverwarmingsinstallatie, energie-efficiënte stadverwarmingsinstallaties die hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling gebruiken, bedraagt de maximale steunintensiteit 60 % van de in aanmerking komende kosten.

(79) De steunintensiteit kan worden verhoogd met 10 procentpunt voor middelgrote ondernemingen en 20 procentpunt voor kleine ondernemingen.

(80) Voor nadere bijzonderheden over de vereiste reële tenderprocedure, zie punt 123 van de richtsnoeren milieusteun.

(81) Voor nadere informatie, zie de punten 124 en 125 van de richtsnoeren milieusteun.

(82) De juiste counterfactual situatie is die van kosten van een technisch vergelijkbare investering die een lager niveau van milieubescherming biedt en waarvan aannemelijk is dat zij zonder steun zou worden uitgevoerd. Zie punt 81, onder b), van de richtsnoeren milieusteun.

(83) Deze voorwaarde geldt niet wanneer de immateriële activa in technisch opzicht verouderd zijn.

(84) Zie punt 3.1.9 van de richtsnoeren milieusteun.

(85) Classificatie vastgesteld in de mededeling van de Commissie betreffende de actualisering van de communautaire strategie voor het afvalbeheer, (COM(96) 399 def. van 30.7.1996). Zie voor meer informatie voetnoot 45 van de richtsnoeren milieusteun.

(86) Voor een definitie, zie voetnoot 46 van de richtsnoeren milieusteun.

(87) De maximumsteunintensiteit bedraagt 50 % van de in aanmerking komende kosten.

(88) De steunintensiteit kan worden verhoogd met 10 procentpunt voor middelgrote ondernemingen en 20 procentpunt voor kleine ondernemingen.

(89) Voor nadere informatie, zie de punten 130 en 131 van de richtsnoeren milieusteun.

(90) De juiste counterfactual situatie is die van kosten van een technisch vergelijkbare investering die een lager niveau van milieubescherming biedt en waarvan aannemelijk is dat zij zonder steun zou worden uitgevoerd. Zie punt 81, onder b), van de richtsnoeren milieusteun.

(91) Deze voorwaarde geldt niet wanneer de immateriële activa in technisch opzicht verouderd zijn.

(92) Zie punt 3.1.10 van de richtsnoeren milieusteun.

(93) Het gaat hierbij om aantasting van de kwaliteit van de bodem en het oppervlakte- of grondwater.

(94) In deze context wordt onder „vervuiler” verstaan de persoon die krachtens het in de lidstaten toepasselijke recht aansprakelijk is, onverminderd de vaststelling van communautaire voorschriften ter zake.

(95) Steun kan worden toegekend tot 100 % van de in aanmerking komende kosten.

(96) Voor de sanering van verontreinigde locaties worden alle uitgaven die door een onderneming worden gedaan om haar terreinen te saneren beschouwd als in aanmerking komende investeringen, ongeacht of zij boekhoudkundig als vaste activa kunnen worden geboekt.

(97) Zie punt 3.1.11 van de richtsnoeren milieusteun.

(98) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

(99) Richtlijn 96/82/EG van de Raad betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken PB L 10 van 14.1.1997, blz. 13.

(100) De maximumsteunintensiteit bedraagt 50 % van de in aanmerking komende kosten.

(101) De steunintensiteit kan worden verhoogd met 10 procentpunt voor middelgrote ondernemingen en 20 procentpunt voor kleine ondernemingen.

(102) Zie punt 3.1.12 van de richtsnoeren milieusteun.

(103) Deze criteria zijn niet van toepassing voor de handelsperiode die op 31 december 2012 afloopt voor regelingen inzake verhandelbare vergunningen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(104) Dit onderzoek kan worden gevoerd op basis van schattingen van onder meer de elasticiteit van productprijzen in de betrokken sectoren. Deze ramingen worden gemaakt op de relevante geografische markt. Er kan gebruik worden gemaakt van ramingen van afzetverlies en de effecten daarvan op de winstgevendheid van de onderneming.

(105) Zie punt 3.2 van de richtsnoeren milieusteun.

(106) Zie punt 143 van de richtsnoeren milieusteun.

(107) Hou voldoende rekening met de baten die zouden ontstaan wanneer de investering zonder steun zou plaatsvinden, waaronder het gebruik van verhandelbare vergunningen waarover de betrokken onderneming kan beschikken na de milieu-investering.

(108) De Commissie kan ook een groep projecten samen als één project aanmerken.

(109) De projecten moeten wat dit punt betreft duidelijk worden omschreven.

(110) Het gezamenlijke Europees belang moet in praktische zin worden aangetoond. Zo moet bijvoorbeeld aangetoond worden dat het project aanzienlijke vooruitgang mogelijk maakt bij het behalen van specifieke milieudoelen van de Gemeenschap.

(111) Omdat dit bijvoorbeeld van groot belang is voor de milieustrategie van de Europese Unie.

(112) Het enkele feit dat het project door ondernemingen uit verschillende lidstaten wordt uitgevoerd, is niet voldoende om te concluderen dat het project van gemeenschappelijk belang is.

(113) Het moet een substantiële omvang hebben en belangrijke milieu-effecten hebben.

(114) De Commissie oordeelt gunstiger over een aangemeld project indien er een aanzienlijke eigen bijdrage van de begunstigde aan het project is.

(115) De Commissie oordeelt gunstiger over een aangemeld project indien daarbij ondernemingen uit een groot aantal lidstaten betrokken zijn.

(116) De Commissie kan ruimere steun toestaan dan is vastgelegd in de richtsnoeren milieusteun.

(117) „Communautair minimumbelastingniveau” is het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumbelastingniveau. Voor energieproducten en elektriciteit is het communautaire minimumbelastingniveau het minimumbelastingniveau vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).

(118) Wat energieproducten en elektriciteit betreft, worden energie-intensieve bedrijven in de zin van artikel 17, lid 1, onder a), van Richtlijn 2003/96/EG geacht aan dit criterium te voldoen zolang die bepaling van kracht blijft.

(119) In dat verband kunnen de lidstaten ramingen verstrekken van onder meer de prijselasticiteit van de betrokken sector op de relevante geografische markt en ramingen van omzetverlies en/of winstdaling voor de ondernemingen in de betrokken sector/categorie.

(120) Het effect dat ook zou optreden wanneer in de regeling criteria zouden zijn opgenomen om te waarborgen dat elke individuele begunstigde een deel van de nationale belasting betaalt dat grotendeels equivalent is aan de milieuprestatie van elke individuele begunstigde in vergelijking met de prestatie van de best presterende techniek in de EER, zie punt 159, onder a), van de richtsnoeren.

(121) Tenzij een lager tarief kan worden gerechtvaardigd vanwege een beperkte verstoring van de concurrentie, zie punt 159, onder b), van de richtsnoeren.

(122) Zie punt 5.1 van de richtsnoeren milieusteun.

(123) Steun voor de productie van warmte via warmtekrachtkoppeling zal worden beoordeeld in het kader van de aanmelding, gebaseerd op de elektriciteitscapaciteit.

(124) Zie voor meer informatiepunt 161 van de richtsnoeren milieusteun.

(125) De berekeningsmethode voor de vermeden externe kosten moet internationaal erkend en door de Commissie gevalideerd zijn. In ieder geval moet het deel van het door de producenten ontvangen steunbedrag dat hoger is dan de steun welke wordt verleend in bovenstaande optie 1 (zie punt 109 van de richtsnoeren milieusteun) voor exploitatiesteun voor hernieuwbare energiebronnen door de ondernemingen opnieuw in hernieuwbare energiebronnen worden geïnvesteerd in overeenstemming met deel 3.1.6.1.

(126) Zie punt 5.2 van de richtsnoeren milieusteun.

(127) Meer informatie over de nadere beoordeling en de afweging van voor- en nadelen is te vinden in deel 1.3 en 5.2.1 (punten 166 t/m 174) en in deel 5.2.2 (punten 175 t/m 188).

(128) Zie punt 5.2.1.1 van de richtsnoeren milieusteun.

(129) Zie punt 5.2.1.2 van de richtsnoeren milieusteun.

(130) Zie punt 5.2.1.3 van de richtsnoeren milieusteun.

(131) Bijvoorbeeld een nieuwe investering, een milieuvriendelijker productieproces en/of een nieuw milieuvriendelijker product.

(132) Voor meer informatie over de verschillende soorten voordelen, zie deel 5.2.1.3 (punt 172) van de richtsnoeren milieusteun.

(133) Zie punt 5.2.1.4 van de richtsnoeren milieusteun.

(134) Bijvoorbeeld informatie over de manier waarop wordt gewaarborgd dat het proces niet-discriminerend, transparant en open is.

(135) Voor meer informatie over nadelige effecten van de steunmaatregel, zie punt 5.2.2.

(136) Zie voor meer informatie voetnoot 60 van de richtsnoeren milieusteun.

(137) Zie voor meer informatie punt 177 van de richtsnoeren milieusteun.

(138) Zie voor nadere informatie de punten 178 en 179 van de richtsnoeren milieusteun.

(139) Zie voor meer informatie punt 5.2.2.2 van de richtsnoeren milieusteun.

(140) Zie voor meer informatie punt 5.2.2.3 van de richtsnoeren milieusteun.

(141) Zie voor meer informatie punt 5.2.2.4 van de richtsnoeren milieusteun.

(142) Zie hoofdstuk 6 van de richtsnoeren milieusteun.

(143) Milieusteun mag niet worden gecumuleerd met de-minimissteun met betrekking tot dezelfde voor steun in aanmerking komende kosten, indien een dergelijke cumulering ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger is dan in de richtsnoeren milieusteun is vastgesteld.

(144) Zie punt 7.1, 7.2 en 7.3 van de richtsnoeren milieusteun.

(145) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(146) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(147) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).

(148) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(149) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(150) Verordening (EEG) nr. 2019/93 van de Raad van 19 juli 1993 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 184 van 27.7.1993, blz. 1).

(151) Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1).

(152) Onder „verwerking van landbouwproducten” wordt het volgende verstaan: elke bewerking van een landbouwproduct die een product oplevert dat nog steeds een landbouwproduct is, met uitzondering van activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een plantaardig of dierlijk product voor de eerste verkoop voor te bereiden.

(153) Onder „afzet van landbouwproducten” wordt het volgende verstaan: het in voorraad hebben of uitstallen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen, met uitzondering van de eerste verkoop door een primaire producent aan wederverkopers of verwerkingsbedrijven en alle activiteiten waarmee een product voor een dergelijke eerste verkoop wordt voorbereid; verkoop door een primaire producent aan eindgebruikers geldt als afzet als die plaatsvindt in afzonderlijke lokalen die uitsluitend voor dat doel worden gebruikt.

(154) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(155) Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33).

(156) PB L 302 van 1.11.2006, blz. 29.

(157) PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13.

(158) Verordening (EG) nr 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).

(159) PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13.

(160) PB L 302 van 1.11.2006, blz. 10.

(161) Verordening (EEG) nr. 2019/93 van de Raad (PB L 184 van 27.7.1993, blz. 1).

(162) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(163) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(164) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(165) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(166) Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(167) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

(168) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(169) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(170) Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1).

(171) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(172) Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(173) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(174) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(175) Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80).

(176) Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(177) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(178) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(179) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(180) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(181) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(182) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(183) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(184) Verordening (EG) nr. 1857/2006. van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3).

(185) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(186) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(187) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(188) PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3.

(189) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(190) Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12).

(191) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).

(192) PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3.

(193) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(194) Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3).

(195) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(196) Beschreven dient te worden hoe de autoriteiten willen garanderen dat de steun uitsluitend ter dekking van de extra kosten voor het vervoer van goederen binnen de nationale grenzen wordt verleend, wordt berekend op basis van de goedkoopste vorm van vervoer en de kortste route tussen de plaats van productie of verwerking en de commerciële afzetpunten en niet kan worden toegekend voor het vervoer van producten van ondernemingen die zich niet elders kunnen vestigen.

(197) Deze steun mag worden verleend op grond van artikel 21 van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1).

(198) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(199) Het betreft alleen landbouwers. Bedrijven voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten zijn van deze steun uitgesloten.

(200) Krachtens artikel 11, lid 10, van de vrijstellingsverordening moet de steun binnen vier jaar na het ontstaan van de uitgaven of het verlies worden betaald.

(201) Dat hier over gewassen wordt gesproken, sluit niet uit dat ook voor dieren steun wordt toegekend. De in punt V.B.3 van de richtsnoeren uiteengezette beginselen zullen op overeenkomstige wijze worden toegepast op steun om door ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte verliezen bij dieren te compenseren.

(202) Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3). Krachtens punt 126 van de landbouwrichtsnoeren zal de Commissie steun voor verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden alleen als verenigbaar met artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag aanmerken als aan alle voorwaarden van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 is voldaan.

(203) In beginsel moet de brutoproductie in een normaal jaar worden berekend door uit te gaan van de gemiddelde productie over de voorafgaande drie jaren of van de gemiddelde productie van drie jaren van de laatste vijf jaren, waarbij de hoogste en de laagste productie niet worden meegerekend. Er kunnen echter ook andere methoden voor de berekening van de normale productie, met inbegrip van regionale referentiewaarden, worden geaccepteerd op voorwaarde dat deze methoden representatieve resultaten opleveren en niet zijn gebaseerd op abnormaal hoge fysieke opbrengsten.

(204) Dit percentage geldt voor het volgens de in punt 2.6 omschreven methode berekende steunbedrag, verminderd met alle eventueel in het kader van een verzekering ontvangen bedragen en de normale kosten die de landbouwer nu niet heeft gemaakt, en verhoogd met de extra kosten die de landbouwer heeft als gevolg van de buitengewone gebeurtenis.

(205) Dit percentage geldt voor probleemgebieden of de gebieden zoals bedoeld in artikel 36, onder a), punt i), ii) of iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

(206) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(207) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(208) Krachtens artikel 10, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3) moeten steunregelingen binnen drie jaar na het ontstaan van de uitgaven of het verlies worden ingevoerd. De steun moet binnen vier jaar na die gebeurtenis worden betaald.

(209) Het programma moet een duidelijke omschrijving van de ziekten en plagen bevatten, alsmede een beschrijving van de beoogde maatregelen.

(210) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(211) Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3).

(212) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(213) Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26).

(214) PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(215) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(216) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(217) PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

(218) Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad van 14 december 1999 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen (PB L 327 van 21.12.1999, blz. 7).

(219) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).

(220) PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(221) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(222) t is het jaar waarin de gegevens worden gevraagd

(223) NACE rev.1 is de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap

(224) NUTS is de in de EG voor statistische doeleinden gebruikte nomenclatuur van territoriale eenheden

(225) t is het jaar waarin de gegevens worden gevraagd

(226) NACE rev.1.1 is de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap