Home

Verordening (EG) n r. 872/2004 van de Raad van 29 april 2004 inzake verdere restrictieve maatregelen ten aanzien van Liberia

Verordening (EG) n r. 872/2004 van de Raad van 29 april 2004 inzake verdere restrictieve maatregelen ten aanzien van Liberia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 60 en 301,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad 2004/487/GBVB inzake de bevriezing van de middelen van de voormalige Liberiaanse president Charles Taylor en personen en entiteiten die met hem in verband worden gebracht(1),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Na de aanneming door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van Resolutie 1521 (2003) houdende vaststelling van herziene maatregelen inzake Liberia ten einde rekening te houden met de veranderde omstandigheden in Liberia, met name het vertrek van de voormalige president Charles Taylor, en de aanneming van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Liberia(2), heeft de Raad Verordening 234/2004 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Liberia(3) aangenomen.

  2. Resolutie 1532 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 12 maart 2004 bepaalt dat de tegoeden en economische middelen die eigendom zijn van of gecontroleerd worden door de voormalige Liberiaanse president Charles Taylor, Jewell Howard Taylor en Charles Taylor Jr., andere naaste familieleden, zijn voormalige hooggeplaatste ambtenaren en andere naaste bondgenoten en medestanders, zoals aangewezen door het krachtens artikel 1 van Resolutie 1521 (2003) opgerichte Comité van de Veiligheidsraad, moeten worden bevroren.

  3. De activiteiten en het beleid van de voormalige Liberiaanse President Charles Taylor en andere personen, met name het uitputten en buiten het land brengen van Liberiaanse hulpbronnen en het heimelijk buiten het land brengen van Liberiaanse tegoeden en eigendommen, hebben de overgang van Liberia naar een democratie en de ordelijke ontwikkeling van de politieke, bestuurlijke en economische instellingen en hulpbronnen ondermijnd.

  4. Gezien het negatieve effect op Liberia van het overbrengen naar het buitenland van onwettig verkregen middelen en activa en het gebruik van dergelijke onwettig verkregen tegoeden door Charles Taylor en zijn medestanders om de vrede en stabiliteit in Liberia en de regio te ondermijnen, is de bevriezing van de middelen van Charles Taylor en zijn medestanders noodzakelijk.

  5. Gemeenschappelijk Standpunt 2004/487/GBVB voorziet in de tenuitvoerlegging van de bevriezing van de tegoeden en economische middelen van de voormalige Liberiaanse president Charles Taylor en zijn naaste familieleden, zijn voormalige hooggeplaatste ambtenaren en andere naaste bondgenoten en medestanders.

  6. Deze maatregelen vallen binnen het toepassingsgebied van het Verdrag en bijgevolg is ter voorkoming van concurrentievervalsing communautaire wetgeving noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan voorzover het de Gemeenschap betreft. Voor de toepassing van deze verordening wordt het grondgebied van de Gemeenschap geacht het gehele grondgebied te omvatten van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in dat Verdrag bepaalde voorwaarden.

  7. Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad 2004/487/GBVB bepaalt tevens dat bepaalde vrijstellingen van de eis tot bevriezing kunnen worden toegekend om humanitaire redenen of om te voldoen aan verplichtingen in verband met onderpanden of gerechtelijke uitspraken die zijn aangegaan vóór de datum van Resolutie 1532 (2004).

  8. De VN-veiligheidsraad heeft uiting gegeven aan zijn voornemen te overwegen of en hoe hij de krachtens Resolutie 1532 (2004) bevroren tegoeden en economische middelen ter beschikking van de regering van Liberia zal stellen zodra deze regering een doorzichtig boekhoud- en controlemechanisme heeft ingevoerd teneinde te garanderen dat de regeringsinkomsten verantwoord worden gebruikt en rechtstreeks ten goede komen aan de bevolking van Liberia.

  9. Willen de maatregelen in deze verordening effectief zijn, dan dient deze verordening op de dag van publicatie ervan van kracht te worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „Sanctiecomité”: het krachtens artikel 21 van Resolutie 1521(2003) ingestelde Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

  2. „tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

    1. contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

    2. deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldo's op rekeningen, schulden en schuldbewijzen,

    3. in het openbaar en ondershands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, met inbegrip van aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

    4. interesten, dividenden of andere inkomsten over of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

    5. krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

    6. kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

    7. bewijsstukken van een belang in fondsen of financiële middelen;

    8. ieder ander exportfinancieringsbewijs;

  3. „bevriezing van tegoeden” het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

  4. „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden vormen, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

  5. „bevriezing van economische middelen” het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, verhuren of verhypothekeren.

Artikel 2

1.

Alle tegoeden en economische middelen die eigendom zijn van of, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks, gecontroleerd worden door de voormalige Liberiaanse president Charles Taylor, Jewell Howard Taylor en Charles Taylor Jr., en de volgende personen en entiteiten, als aangewezen door het Sanctiecomité en opgenomen in bijlage I, worden bevroren:

  1. andere naaste familieleden van de voormalige Liberiaanse president Charles Taylor;

  2. hooggeplaatste ambtenaren van het voormalige regime van Taylor en andere naaste bondgenoten en medestanders;

  3. rechtspersonen, entiteiten of lichamen die eigendom zijn van of direct of indirect onder de zeggenschap staan van personen bedoeld in de punten (a) en (b); en

  4. natuurlijke of rechtspersoon, die optreden namens of in opdracht van personen bedoeld in de punten (a), (b) of (c).

2.

Aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

3.

Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de onder de leden 1 en 2 bedoelde transacties direct of indirect te omzeilen.

Artikel 3

1.

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 kunnen de in bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

  1. noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

  2. uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

  3. uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

mits zij aan het Sanctiecomité kennis heeft gegeven van het voornemen de toegang te verlenen tot dergelijke tegoeden en economische middelen en geen negatief besluit van het Sanctiecomité heeft ontvangen binnen twee werkdagen na een dergelijke kennisgeving.

2.

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 kunnen de in bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen nodig zijn voor buitengewone uitgaven en mits de bevoegde autoriteit kennis heeft gegeven van haar besluit aan het Sanctiecomité en dat besluit door dat Comité is goedgekeurd.

Artikel 4

In afwijking van artikel 2 kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen toestaan indien aan volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de tegoeden of economische middelen zijn vóór 12 maart 2004 in een gerechtelijk, administratief of scheidsrechterlijk onderpand gegeven of er is vóór die datum een gerechtelijke, administratieve of scheidsrechterlijke uitspraak over gedaan;

  2. de tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk onderpand zijn gewaarborgd of door een dergelijke uitspraak geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wetten en reglementen tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

  3. het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam, aangewezen door het Sanctiecomité en opgenomen in bijlage I bij deze verordening;

  4. de erkenning van het onderpand of van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat;

  5. De bevoegde autoriteit heeft het Sanctiecomité in kennis gesteld van het onderpand of de uitspraak.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

BIJLAGE I

BIJLAGE IILijst van de in de artikelen 3, 4, 5, 7 en 10 bedoelde bevoegde autoriteiten