Home

Verordening (EG) nr. 1763/2004 van de Raad van 11 oktober 2004 tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)

Verordening (EG) nr. 1763/2004 van de Raad van 11 oktober 2004 tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 60, 301 en 308,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB van de Raad van 11 oktober 2004 betreffende aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)(1),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) is opgericht bij de Resoluties nrs. 808 en 827 van de VN-Veiligheidsraad (1993), die zijn gebaseerd op hoofdstuk VII van het VN-Handvest. Het ICTY heeft de bevoegdheid personen te vervolgen die zich na 1991 op het grondgebied van het voormalige Joegoslavië schuldig hebben gemaakt aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht. De Veiligheidsraad heeft geoordeeld dat de wijdverbreide en flagrante schendingen van het humanitair recht op het grondgebied van het voormalige Joegoslavië een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid vormden en dat de oprichting, als maatregel ad hoc, van een internationaal tribunaal en de vervolging van personen die zich aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht schuldig hebben gemaakt, tot het herstel en de handhaving van de vrede zal bijdragen.

  2. Op 28 augustus 2003 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in Resolutie nr. 1503 het ICTY opgeroepen om alle werkzaamheden uiterlijk in 2010 te voltooien, en alle landen verzocht de samenwerking met het ICTY te versterken en het ICTY alle nodige bijstand te verlenen, in het bijzonder om alle voortvluchtige beschuldigden voor het ICTY te brengen.

  3. Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB bepaalt dat sommige tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het ICTY. Deze bijkomende beperkende maatregel heeft tot doel controle uit te oefenen op alle transacties met tegoeden en economische middelen die eigendom zijn van door ICTY in beschuldiging gestelde personen die nog steeds voortvluchtig zijn, en alle steun aan hen vanuit de Gemeenschap te verbieden.

  4. Deze maatregelen vallen binnen het toepassingsgebied van het Verdrag en bijgevolg is er ter voorkoming van concurrentievervalsing communautaire wetgeving nodig voor de tenuitvoerlegging van deze maatregelen voorzover het de Gemeenschap betreft. Voor de toepassing van deze verordening wordt het grondgebied van de Gemeenschap geacht het gehele grondgebied van alle lidstaten te omvatten voorzover daarop het Verdrag van toepassing is en onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden.

  5. Teneinde een snel optreden mogelijk te maken, dient de Commissie te worden gemachtigd de bijlagen bij deze verordening te wijzigen.

  6. Willen de in deze verordening vastgestelde maatregelen doeltreffend zijn, dan dient deze in werking te treden op de dag waarop zij wordt gepubliceerd.

  7. De Raad is krachtens de artikelen 60 en 301 van het Verdrag gemachtigd om, onder bepaalde voorwaarden, maatregelen te nemen die ertoe strekken het betalings- en het kapitaalverkeer alsmede de economische betrekkingen met derde landen te onderbreken of te beperken. De in deze verordening vastgestelde maatregelen, welke gericht zijn tegen individuele personen die niet rechtstreeks aan de regering van een derde land verbonden zijn, zijn noodzakelijk om deze doelstelling van de Gemeenschap te verwezenlijken en de Raad is krachtens artikel 308 van het Verdrag gemachtigd dergelijke maatregelen te nemen indien het Verdrag niet in andere specifieke bevoegdheden voorziet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van maar niet beperkt tot:

    1. contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

    2. deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

    3. in het openbaar en ondershands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, met inbegrip van aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

    4. interesten, dividenden of andere inkomsten over of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

    5. krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

    6. kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

    7. bewijsstukken van een belang in fondsen of financiële middelen;

    8. ieder ander exportfinancieringsbewijs;

  2. „bevriezing van tegoeden”: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van, toegang hebben tot of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

  3. „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden vormen maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

  4. „bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet beperkt tot, het verkopen, verhuren of verhypothekeren daarvan.

Artikel 2

1.

Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van of in het bezit zijn van door het ICTY in beschuldiging gestelde natuurlijke personen die in bijlage I zijn vermeld, worden bevroren.

2.

Er mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect beschikbaar worden gesteld aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke personen.

3.

Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect te omzeilen.

Artikel 3

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

  1. nodig zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare nutsvoorzieningen;

  2. uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

  3. uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

  4. nodig zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de betrokken bevoegde autoriteit de andere bevoegde autoriteiten en de Commissie ten minste twee weken voordat zij de toestemming verleent, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat een specifieke toestemming moet worden verleend.

De betrokken bevoegde autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van dit artikel verleende toestemming.

Artikel 4

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de tegoeden of economische middelen zijn vóór 14 oktober 2004 in een gerechtelijk, administratief of scheidsrechterlijk als onderpand gegeven of er is vóór die datum een gerechtelijke, administratieve of scheidsrechterlijke uitspraak over gedaan;

  2. de tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk onderpand zijn gewaarborgd of door een dergelijke uitspraak geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wetten en reglementen tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

  3. het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam bedoeld in bijlage I bij deze verordening;

  4. de erkenning van het onderpand of van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De betrokken bevoegde autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van dit artikel verleende toestemming.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

BIJLAGE I

BIJLAGE IILijst van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde bevoegde autoriteiten