Deze verordening stelt, overeenkomstig de bij Verordening (EG) nr. 178/2002 vastgestelde algemene beginselen, met name de noodzaak een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, geharmoniseerde communautaire bepalingen vast betreffende de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en van dierlijke oorsprong.
Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
HOOFDSTUK I ONDERWERP, WERKINGSSFEER EN DEFINITIES
Artikel 1 Onderwerp
Artikel 2 Werkingssfeer
Deze verordening is van toepassing op alle in bijlage I opgenomen producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong die bestemd zijn om als vers, verwerkt of gemengd levensmiddel of diervoeder te worden gebruikt en waarin of waarop bestrijdingsmiddelenresiduen aanwezig kunnen zijn.
Deze verordening is niet van toepassing op de in bijlage I bedoelde producten indien op afdoende wijze kan worden aangetoond dat deze bestemd zijn:
-
voor de vervaardiging van andere producten dan levensmiddelen of diervoeders; of
-
om te worden ingezaaid of geplant; of
-
voor door het nationaal recht toegestane activiteiten in verband met de controle van werkzame stoffen.
De overeenkomstig deze verordening vastgestelde maximumresidugehalten voor bestrijdingsmiddelen zijn niet van toepassing op de in bijlage I bedoelde producten die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen en vóór de uitvoer behandeld zijn, wanneer op afdoende wijze is aangetoond dat het derde land van bestemming eist of ermee instemt dat de desbetreffende behandeling wordt toegepast om het binnenbrengen van schadelijke organismen op zijn grondgebied te voorkomen.
Artikel 3 Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de bij Verordening (EG) nr. 178/2002 vastgestelde definities en de definities in artikel 2, punten 1 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG.
Voorts wordt in deze richtlijn verstaan onder:
-
goede landbouwpraktijken (GLP): de door een land aanbevolen, toegestane of geregistreerde veilige toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen onder reële omstandigheden in elk stadium van de productie, de opslag, het vervoer, de distributie en de verwerking van levensmiddelen en diervoeders. Zij omvatten eveneens de toepassing overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG van de beginselen van geïntegreerde plagenbestrijding in een bepaalde klimaatzone, alsook het gebruik van een zo gering mogelijke hoeveelheid bestrijdingsmiddelen en vaststelling van MRL's/tijdelijke MRL's op het laagste niveau dat verkrijging van de gewenste gevolgen mogelijk maakt;
-
kritische GLP: ingeval er voor een combinatie werkzame stof/product meer dan één GLP is, de GLP die tot het hoogst aanvaardbaar gehalte aan bestrijdingsmiddelenresiduen in een behandeld gewas leidt en de basis vormt voor het vastgestelde MRL;
-
bestrijdingsmiddelenresiduen: residuen, waaronder werkzame stoffen, metabolieten en/of afbraak- of reactieproducten van werkzame stoffen die thans worden of voorheen werden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen als omschreven in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 91/414/EEG, en die aanwezig zijn in of op de in bijlage I bij deze verordening bedoelde producten, met inbegrip van in het bijzonder de residuen die het gevolg zijn van het gebruik van die stoffen voor gewasbescherming, in de diergeneeskunde of als biocide;
-
maximumresidugehalte (MRL): het hoogste wettelijk toegestane concentratieniveau van een bestrijdingsmiddelenresidu in of op een levensmiddel of diervoeder, overeenkomstig onderhavige verordening vastgesteld op basis van goede landbouwpraktijken en de laagste blootstelling van consumenten die noodzakelijk is met het oog op de bescherming van kwetsbare consumenten;
-
CXL: een door de Commissie van de Codex Alimentarius vastgesteld MRL;
-
aantoonbaarheidsgrens (LOD): de gevalideerde laagste concentratie van een residu die in het kader van routinemonitoring op basis van gevalideerde controlemethoden kan worden gekwantificeerd en gerapporteerd;
-
invoertolerantie: een ten behoeve van de eisen van het internationale handelsverkeer voor ingevoerde producten vastgestelde MRL waarbij:
-
het gebruik van de werkzame stof in een gewasbeschermingsmiddel op een bepaald product in de Gemeenschap niet is toegestaan uit andere dan volksgezondheidsoverwegingen voor het product en het gebruik in kwestie; of
-
een ander niveau moet worden toegepast omdat het bestaand communautair MRL werd vastgesteld uit andere dan volksgezondheidsoverwegingen voor het product en het gebruik in kwestie;
-
-
ringonderzoek: een vergelijkende test waarbij verschillende laboratoria identieke monsters analyseren, zodat de kwaliteit van de door elk laboratorium verrichte analyse kan worden beoordeeld;
-
acute referentiedosis: de geraamde hoeveelheid van een stof in een levensmiddel, uitgedrukt in verhouding tot het lichaamsgewicht, die in korte tijd, meestal in de loop van één dag, mag worden ingenomen zonder merkbaar gezondheidsrisico voor de consument, zulks op basis van door middel van relevant onderzoek verkregen gegevens, en rekening houdend met gevoelige bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld kinderen en foetussen);
-
aanvaardbare dagelijkse inname (ADI): de geraamde hoeveelheid van een stof in een levensmiddel, uitgedrukt in verhouding tot het lichaamsgewicht, die levenslang elke dag mag worden ingenomen zonder merkbaar risico voor de consumenten, zulks op basis van de op het tijdstip van de evaluatie bekende gegevens, rekening houdend met gevoelige bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld kinderen en foetussen).
Artikel 4 Lijst van groepen van producten waarvoor geharmoniseerde MRL's gelden
De in artikel 2, lid 1, bedoelde producten, groepen van producten en/of delen daarvan, waarvoor geharmoniseerde MRL's gelden, worden vastgesteld en behandeld in bijlage I. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 45, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Bijlage I omvat alle producten waarvoor uitdrukkelijk een MRL is vastgesteld, alsmede de andere producten waarvoor het aangewezen is geharmoniseerde MRL's toe te passen, gelet met name op hun aandeel in de voeding van de consument of in de handel. De producten worden zodanig gegroepeerd dat, voor zover mogelijk, één MRL kan worden vastgesteld voor een groep soortgelijke of aanverwante producten.
Bijlage I wordt de eerste keer vastgesteld binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, en wordt, indien nodig, geëvalueerd, in het bijzonder op verzoek van een lidstaat.