Voor de in bijlage II omschreven, tot de groep „Micro-organismen” behorende preparaten wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.
Verordening (EG) n r. 1200/2005 van de Commissie van 26 juli 2005 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen en een voorlopige vergunning voor een nieuwe toepassing van een al toegelaten toevoegingsmiddel in de diervoeding (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) n r. 1200/2005 van de Commissie van 26 juli 2005 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen en een voorlopige vergunning voor een nieuwe toepassing van een al toegelaten toevoegingsmiddel in de diervoeding (Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding(1), en met name op artikel 3, artikel 9.A en artikel 9.D, lid 1,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding(2), en met name op artikel 25,
Overwegende hetgeen volgt:
Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet in de toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.
Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 bevat overgangsmaatregelen voor vergunningaanvragen betreffende toevoegingsmiddelen die vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn ingediend.
De aanvragen voor de in de bijlagen bij deze verordening genoemde toevoegingsmiddelen zijn vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediend.
De eerste opmerkingen betreffende deze aanvragen zijn krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/524/EEG vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 aan de Commissie toegezonden. Die aanvragen moeten dus nog overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG worden behandeld.
Voor het gebruik van de groeibevorderende stof Formi LHS (kaliumdiformiaat) is bij Verordening (EG) nr. 1334/2001 van de Commissie(3) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor biggen en mestvarkens. De persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen van Formi LHS (kaliumdiformiaat) heeft overeenkomstig artikel 4 van die richtlijn een aanvraag ingediend voor een voorlopige vergunning voor een uitbreiding van het gebruik voor vier jaar, als groeibevorderende stof voor zeugen. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft een gunstig advies uitgebracht over de veiligheid van dit preparaat voor mensen, dieren en het milieu, onder de in bijlage I van deze verordening vastgestelde voorwaarden. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 9.A, lid 1, van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Voor het gebruik van dit preparaat, zoals omschreven in bijlage I, moet derhalve een vergunning voor vier jaar worden verleend.
Voor het gebruik van het micro-organisme Bacillus cereus var. toyoi (NCIMB 40112/CNCM I-1012) is bij Verordening (EG) nr. 1411/1999 van de Commissie(4) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor mestkippen en mestkonijnen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit micro-organisme. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.
Voor het gebruik van het micro-organisme Enterococcus faecium (DSM 10663/NCIMB 10415) is bij Verordening (EG) nr. 866/1999 van de Commissie(5) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor zeugen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit micro-organisme. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.
Voor het gebruik van het micro-organisme Enterococcus faecium (DSM 10663/NCIMB 10415) is bij Verordening (EG) nr. 1411/1999 voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor biggen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit micro-organisme. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.
Voor het gebruik van het micro-organisme Saccharomyces cerevisiae (MUCL 39885) is bij Verordening (EG) nr. 1411/1999 voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor biggen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit micro-organisme. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.
Voor het gebruik van het micro-organisme Saccharomyces cerevisiae (CNCM-1077) is bij Verordening (EG) nr. 1436/98 van de Commissie(6) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor melkkoeien en mestrunderen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit micro-organisme. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.
Voor het gebruik van het micro-organisme Pediococcus acidilactici (CNCM MA 18/5M) is bij Verordening (EG) nr. 866/1999 voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor mestkippen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit micro-organisme. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.
Uit de beoordeling van deze aanvragen blijkt dat er bepaalde procedures nodig zijn om werknemers tegen blootstelling aan de in de bijlagen opgenomen toevoegingsmiddelen te beschermen. Die bescherming moet worden gewaarborgd door toepassing van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(7).
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 2
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE II
EG-nr. |
Toevoegingsmiddel |
Chemische formule, beschrijving |
Diersoort of -categorie |
Maximum-leeftijd |
Minimum |
Maximum |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
CFU/kg volledig diervoeder |
||||||||
Micro-organismen | ||||||||
E 1701 |
Bacillus cereus var. toyoi NCIMB 40112/CNCM I-1012 |
Bereiding van Bacillus cereus var. toyoi met ten minste 1 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel |
Mestkonijnen |
— |
0,1 × 109 |
5 × 109 |
In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden. Mag worden gebruikt in mengvoeders die de volgende toegestane coccidiostatica bevatten: robenidine en salinomycine-natrium. |
Onbeperkt |
Mestkippen |
— |
0,2 × 109 |
1 × 109 |
In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden. Mag worden gebruikt in mengvoeders die de volgende toegestane coccidiostatica bevatten: monensin-natrium, lasalocide-natrium, salinomycine-natrium, decoquinaat, robenidine, narasin, halofuginone, diclazuril, narasin/nicarbazine en maduramicine-ammonium. |
Onbeperkt |
|||
E 1705 |
Enterococcus faecium NCIMB 10415 |
Bereiding van Enterococcus faecium met ten minste:
|
Zeugen |
— |
0,7 × 109 |
1,25 × 109 |
In de gebruiksaanwijzing van het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de maximale opslagduur en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden. Zeugen 2 weken vóór het werpen en tijdens de lactatieperiode. |
Onbeperkt |
E 1707 |
Enterococcus faecium DSM 10663/NCIMB 10415 |
Bereiding van Enterococcus faecium met ten minste:
|
Biggen |
— |
1 × 109 |
1 × 1010 |
In de gebruiksaanwijzing van het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de maximale opslagduur en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden. Voor gebruik bij biggen tot ongeveer 35 kg. |
Onbeperkt |
E 1710 |
MUCL 39885 |
Bereiding van Saccharomyces cerevisiae met ten minste:
|
Biggen (gespeend) |
— |
3 × 109 |
3 × 109 |
In de gebruiksaanwijzing van het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de maximale opslagduur en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden. Voor gebruik bij gespeende biggen tot ongeveer 35 kg. |
Onbeperkt |
E 1711 |
Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 |
Bereiding van Saccharomyces cerevisiae met ten minste:
|
Melkkoeien |
— |
4 × 108 |
2 × 10 |
In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden. De hoeveelheid Saccharomyces cerevisiae in het dagrantsoen mag bij een lichaamsgewicht van 100 kg niet groter zijn dan 8,4 × 109 CFU. Voor elke volgende 100 kg lichaamsgewicht wordt dit met 1,8 × 109 CFU verhoogd. |
Onbeperkt |
Mestrunderen |
— |
5 × 108 |
1,6 × 10 |
In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden. De hoeveelheid Saccharomyces cerevisiae in het dagrantsoen mag bij een lichaamsgewicht van 100 kg niet groter zijn dan 4,6 × 109 CFU. Voor elke volgende 100 kg lichaamsgewicht wordt dit met 2 × 109 CFU verhoogd. |
Onbeperkt |
|||
E 1712 |
Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M |
Bereiding van Pediococcus acidilactici met ten minste 1 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel |
Mestkippen |
— |
1 × 109 |
1 × 10 |
In de gebruiksaanwijzing van het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de maximale opslagduur en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden. Mag worden gebruikt in mengvoeders die de volgende toegestane coccidiostatica bevatten: decoquinaat, halofuginone, narasin, salinomycine-natrium, maduramicine-ammonium, diclazuril. |
Onbeperkt |