Home

Beschikking van de Commissie van 13 februari 2006 tot tijdelijke verplichting van de lidstaten om ten aanzien van andere gebieden in Portugal dan die waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) er niet voorkomt, aanvullende maatregelen te nemen teneinde de verspreiding ervan tegen te gaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 345) (2006/133/EG)

Beschikking van de Commissie van 13 februari 2006 tot tijdelijke verplichting van de lidstaten om ten aanzien van andere gebieden in Portugal dan die waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) er niet voorkomt, aanvullende maatregelen te nemen teneinde de verspreiding ervan tegen te gaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 345) (2006/133/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen(1), en met name op artikel 16, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Wanneer een lidstaat van mening is dat er acuut gevaar dreigt dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het „dennenaaltje”) vanuit een andere lidstaat op zijn grondgebied wordt binnengebracht, moet worden toegestaan dat deze lidstaat tijdelijk de nodige aanvullende maatregelen neemt om zich tegen dat gevaar te beschermen.

  2. Portugal heeft de andere lidstaten en de Commissie op 25 juni 1999 meegedeeld dat bij enkele monsters van uit zijn grondgebied afkomstige grove den aantasting door het dennenaaltje is geconstateerd. Bij de Beschikkingen 2000/58/EG(2) en 2001/218/EG(3) heeft de Commissie maatregelen ter bestrijding van het dennenaaltje vastgesteld.

  3. Uit de beoordelingen door het Voedsel- en Veterinair Bureau, met name de laatste beoordeling van november 2004, aanvullende informatie van Portugal en de officiële onderzoeken van andere lidstaten betreffende hout, aparte schors en planten van Abies Mill., Cedrus Trew, Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr. blijkt dat de verspreiding van het dennenaaltje als gevolg van de uitvoering van een uitroeiingsprogramma beperkt blijft tot de afgebakende gebieden in Portugal. In deze gebieden werden bij onderzoeken echter nog steeds bomen gevonden die symptomen van het dennenaaltje vertoonden.

  4. De uitvoering van het Portugese programma voor de uitroeiing van het dennenaaltje op middellange termijn uit februari 2003, dat in juni 2003 is gewijzigd, is tijdens de vergaderingen van het Permanent Plantenziektekundig Comité van juli 2004 en mei 2005 geëvalueerd. Tijdens laatstgenoemde vergadering werd geconcludeerd dat de beoogde verlaging van de infectiegraad in de afgebakende gebieden nog niet volledig was bereikt.

  5. Daarom moet Portugal specifieke maatregelen blijven nemen tegen het vervoer van hout, aparte schors en gastheerplanten binnen afgebakende gebieden in Portugal en vanuit die gebieden naar andere gebieden in Portugal en naar andere lidstaten.

  6. Portugal moet ook maatregelen blijven nemen om verdere verspreiding van het dennenaaltje tegen te gaan met het oog op uitroeiing van dit organisme. Daarom moet een aangepast programma voor de uitroeiing op middellange termijn worden ingediend om verspreiding van het dennenaaltje beter tegen te gaan en de plaag uiteindelijk uit te roeien.

  7. Voor de andere lidstaten moet het mogelijk blijven aanvullende maatregelen te nemen om hun grondgebied tegen het dennenaaltje te beschermen.

  8. De resultaten van de specifieke maatregelen en van de uitvoering van het programma voor de uitroeiing op middellange termijn moeten voortdurend worden beoordeeld, met name op basis van de informatie die Portugal en de andere lidstaten verstrekken.

  9. De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:

  1. „het dennenaaltje”: Bursaphelenchus xylophilus (Steiner & Buhrer) Nickle et al.;

  2. „vatbaar hout en vatbare schors”: hout en aparte schors van Coniferae, met uitzondering van hout en aparte schors van Thuja L.;

  3. „vatbare planten”: planten (met uitzondering van vruchten en zaden) van Abies Mill., Cedrus Trew, Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr.

Artikel 2

Tot en met 31 maart 2012 zorgen Portugal en, in voorkomend geval, Spanje ervoor dat de in de bijlage vastgestelde voorwaarden worden nageleefd ten aanzien van vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten die binnen de overeenkomstig artikel 5 afgebakende gebieden, of vanuit die gebieden naar andere dan de afgebakende gebieden in de lidstaten of naar derde landen worden vervoerd.

Tot en met 31 maart 2012 voert Portugal een uitroeiingprogramma uit om de verspreiding van het dennenaaltje te bestrijden met als doel de plaag uiteindelijk uit te roeien. Dat programma bevat bijzonderheden betreffende het beheer, in het afgebakende gebied, van plantensoorten waarvan bekend is dat zij onder de in Portugal heersende omstandigheden zeer vatbaar voor het dennenaaltje zijn. Dit programma wordt jaarlijks uiterlijk op 31 december opnieuw bekeken.

Artikel 3

Andere lidstaten van bestemming dan Portugal mogen:

  1. uit Portugal afkomstige en naar hun grondgebied vervoerde zendingen vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten testen op de aanwezigheid van het dennenaaltje;

  2. verdere passende maatregelen nemen om dergelijke zendingen aan officieel toezicht te onderwerpen teneinde na te gaan of zij aan de in de bijlage vastgestelde voorwaarden voldoen.

Artikel 4

1.

De lidstaten moeten van hun grondgebied afkomstig vatbaar hout en van hun grondgebied afkomstige vatbare schors en planten eens per jaar officieel onderzoeken op sporen van besmetting met het dennenaaltje.

Onverminderd artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG worden de andere lidstaten en de Commissie jaarlijks vóór 15 december van de resultaten van die onderzoeken in kennis gesteld.

2.

In aanvulling op de in lid 1 bedoelde onderzoeken stellen Portugal en, in voorkomend geval, Spanje jaarlijks een onderzoekprogramma voor de afgebakende gebieden op en leggen dit ter goedkeuring aan de Commissie voor. Het programma is op een risicobeoordeling gebaseerd en houdt rekening met de verspreiding van vatbare planten op hun grondgebied.

De resultaten van de op grond van dat programma uitgevoerde onderzoek worden ter kennis gesteld van de Commissie en de andere lidstaten, zodra zij beschikbaar zijn.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

BIJLAGE