Home

Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

Artikel 1

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „voertuig”: een motorvoertuig, aanhangwagen, oplegger of samenstel van voertuigen, uitsluitend bestemd voor het goederenvervoer;

  2. „gehuurd voertuig”: elk voertuig dat, ingevolge de overeenkomst met het bedrijf dat het voertuig beschikbaar stelt, tegen vergoeding en voor een bepaalde tijd ter beschikking is gesteld van een onderneming die voor rekening van derden of voor eigen rekening goederenvervoer over de weg verricht.

Artikel 2

1.

Elke lidstaat staat op zijn grondgebied het gebruik toe van voertuigen die zijn gehuurd door op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde ondernemingen, op voorwaarde dat:

  1. het voertuig is ingeschreven of in het verkeer is gebracht overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat en, in voorkomend geval, wordt gebruikt overeenkomstig Verordeningen (EG) nr. 1071/2009(1) en (EG) nr. 1072/2009(2) van het Europees Parlement en de Raad;

  2. de overeenkomst alleen betrekking heeft op de terbeschikkingstelling van een voertuig zonder bestuurder en niet vergezeld gaat van een arbeidsovereenkomst, gesloten met hetzelfde bedrijf inzake een bestuurder of een bijrijder;

  3. het gehuurde voertuig voor de duur van de huurovereenkomst uitsluitend ter beschikking staat van de onderneming die het voertuig gebruikt;

  4. het gehuurde voertuig wordt bestuurd door personeel van de onderneming die het voertuig gebruikt.

2.

Aan de hand van de onderstaande bewijsstukken, die in het voertuig aanwezig moeten zijn en op papier of in elektronische vorm moeten worden getoond, moet worden aangetoond dat aan de in lid 1, punten a) tot en met d), genoemde voorwaarden is voldaan:

  1. de huurovereenkomst, of een voor eensluidend gewaarmerkt uittreksel daaruit, met onder meer de naam van de verhuurder, de naam van de huurder, de datum en de duur van de overeenkomst, alsmede de identificatie van het voertuig;

  2. indien de huurder niet zelf de bestuurder is, de arbeidsovereenkomst van de bestuurder, of een voor eensluidend gewaarmerkt uittreksel daaruit, met onder meer de naam van de werkgever, de naam van de werknemer, de datum en de duur van de arbeidsovereenkomst, dan wel een recent loonstrookje.

In voorkomend geval mogen de onder a) en b) genoemde bewijsstukken worden vervangen door een gelijkwaardig document, dat door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat wordt afgegeven.

Artikel 3

1.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ondernemingen die op hun respectieve grondgebied gevestigd zijn, gehuurde voertuigen voor het vervoer van goederen over de weg onder dezelfde voorwaarden kunnen gebruiken als voertuigen die hun eigendom zijn, mits aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan.

2.

Indien een gehuurd voertuig overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat is ingeschreven of in het verkeer is gebracht, kan de lidstaat waarin de wegvervoeronderneming is gevestigd:

  1. de periode beperken gedurende welke het gehuurde voertuig op zijn grondgebied mag worden gebruikt, mits het gebruik van het gehuurde voertuig door dezelfde wegvervoeronderneming wordt toegestaan gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden per kalenderjaar; in dat geval mag de lidstaat eisen dat dat de geldigheidsduur van de huurovereenkomst de door de lidstaat vastgestelde periode niet overschrijdt;

  2. eisen dat het gehuurde voertuig wordt ingeschreven overeenkomstig zijn nationale registratievoorschriften na een periode van niet minder dan 30 dagen; in dat geval mag de lidstaat eisen dat de geldigheidsduur van de huurovereenkomst de periode in het verkeer voorafgaand aan de registratievereiste niet overschrijdt;

  3. het aantal gehuurde voertuigen dat door een onderneming mag worden gebruikt, beperken, mits het toegestane minimumaantal voertuigen ten minste 25 % bedraagt van het wagenpark waarover de onderneming uit hoofde van artikel 5, lid 1, punt g), van Verordening (EG) nr. 1071/2009 beschikt, hetzij op 31 december van het jaar voorafgaand aan het gebruik van het gehuurde voertuig, hetzij op de door de lidstaat bepaalde dag waarop de onderneming het gehuurde voertuig in gebruik neemt; ingeval de onderneming een wagenpark met meer dan één en minder dan vier voertuigen bezit, wordt echter het gebruik van ten minste één gehuurd voertuig toegestaan; het minimumaantal overeenkomstig dit punt heeft betrekking op het wagenpark waarover de onderneming beschikt op basis van de voertuigen die conform de wetgeving van die lidstaat zijn ingeschreven of in het verkeer gebracht;

  4. het gebruik van dergelijke voertuigen voor vervoer voor eigen rekening beperken.

Artikel 3 bis

1.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat het registratienummer van een gehuurd voertuig dat gebruikt wordt door een onderneming die goederenvervoer over de weg voor rekening van derden verricht, wordt ingevoerd in de nationale elektronische registers als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1071/2009.

2.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken nauw samen en bieden elkaar snel wederzijdse bijstand en relevante informatie teneinde de uitvoering en handhaving van deze richtlijn te vergemakkelijken. Elke lidstaat wijst daartoe een nationaal contactpunt aan dat wordt belast met de uitwisseling van informatie met de andere lidstaten.

3.

De uitwisseling van de in lid 1 bedoelde gegevens vindt plaats via het in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/480 van de Commissie(3) vermelde Europees register van wegvervoerondernemingen (ERRU).

4.

De lidstaten zien erop toe dat de informatie die krachtens dit artikel wordt verstrekt, alleen wordt gebruikt voor de doelen waarvoor deze werd aangevraagd. Persoonsgegevens worden uitsluitend met het oog op de naleving van deze richtlijn en in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(4) verwerkt.

5.

Wederzijdse administratieve samenwerking en bijstand is kosteloos.

6.

Een verzoek om informatie belemmert de bevoegde instanties niet om in overeenstemming met het toepasselijke Unie- en nationale recht onderzoeken in te stellen naar vermeende inbreuken op de regelgeving ter omzetting van deze richtlijn, of om maatregelen te nemen om dergelijke inbreuken te voorkomen.

7.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de verwerking van de in lid 1 van dit artikel bedoelde gegevens voldoet aan de informatievereisten als bedoeld in artikel 16, lid 2, punt g), van Verordening (EG) nr. 1071/2009, als genoemd in artikel 16, lid 2, derde en vijfde alinea, en in artikel 16, leden 3 en 4, van die verordening.

8.

Uiterlijk 14 maanden na de vaststelling van een uitvoeringshandeling tot vaststelling van een gemeenschappelijke formule voor de berekening van de risicoclassificatie als bedoeld in artikel 9, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad(5), stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van minimumvereisten voor de gegevens die in de nationale elektronische registers moeten worden ingevoerd om de koppeling van de registers mogelijk te maken en specificeert zij de functionaliteiten die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten tijdens wegcontroles toegang hebben tot die informatie. Die minimumvereisten en functionaliteiten zijn conform aan de vereisten en functionaliteiten die zijn vastgesteld op grond van artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1071/2009. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 5 ter, lid 2, van deze richtlijn bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

9.

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten tijdens wegcontroles toegang hebben tot de in lid 1 bedoelde gegevens.

Artikel 4

Deze richtlijn laat onverlet de voorschriften van een lidstaat die voor het gebruik van gehuurde voertuigen minder beperkende voorwaarden behelzen dan de in artikel 2 en 3 genoemde.

Artikel 5

Artikel 5 bis

Artikel 5 ter

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

BIJLAGE I

BIJLAGE IIConcordantietabel